7
Vijftien maanden in deAfrikaanschehel
Ervaringen van een landgenoot
WOE N'S D A 'G 10 M A A E T 1937
HAAELE M'S DAGBEAD
In hef Fransche vreemdelingenlegioen
aar 'ergens in de onherbergzame woes-
I tenijen van Fransch Noord-Afrika
sleept zich moeizaam een groepje
mannen voort. Boven hen de meedoo-
genlooze zon, die als een bol van louter vuur
zijn verzengende stralen op deze veriatenen
laat neer komen. Rondom en onder hun voe
ten het gloeiende zand. dat onafgebroken him
vermoeide lichamen uitput, hun weerstands
vermogen ondermijnt, hun energie verlamt.
Een troosteloos landschap zoover men kan
zien, zand en nog eens zand, slechts onder
broken door heuvels en bergen, die het loopen
nog meer bemoeilijken. Geen spoor van ve
getatie, alles is droog en dor. Een aardsche hel:
En in dit inferno marcheeren de mannen, on
herkenbaar door de laag stof, die zich op hun
kleeding of gelaat heeft afgezetde Fran
sche légionnaïres.
Wie zijn zij? Waar komen zij vandaan? Wat
weten wij eigenlijk van hen? Allemaal vragen
die dikwijls gesteld, maar in de meeste geval
len slechts zelden met eenige nauwkeurigheid
beantwoord kunnen worden. Menschen die
meestal door bittere noodzaak gedwongen
werden hun toevlucht tot het uiterste, het
legioen te nemen.
Want dat een dergelijke stap niet anders
dan als het uiterste waartoe men overgaat kan
worden beschouwd, is zoo langzamerhand wel
afdoende bewezen. Wij weten het uit films
waarin het legioenleven tot in details is weer
gegeven. „La Bandéra", „Marocco", „Onder
twee vlaggen". Zij liggen nog verstil in het
geheugen. Ook in romans en autobiografieën
is het „legion" beschreven. Boeken, waarin de
haat tegen en de afschuw van dit stelsel ons
op elke bladzijde in het oog springt. Maar
toch maakt dit alles niet veel indruk op ons,
omdat het drama, zooals wij zeggen, zich „zoo
ver van ons huis" afspeelt. Spreekt men ech
ter eens met iemand, die aan den lijve heeft
ondervonden, wat het beteekent legionnair te
zijn, dan bemerkt men al spoedig, hoe erg het
eigenlijk is en aan welke ontberingen, mis
handelingen en waanzinnige tuchtmaatrege
len, die menschen zijn blootgesteld.
Een dezer dagen spraken wij zoo'n oud-
legionnair, die zich voorstelde als A. Wietse-
ma. Een landgenoot, die ruim vijftien maan
den onder de Fransche vlag in Afrika heeft
gediend en wiens ervaringen en bevindingen
ruim voldoende zijn om er een volumineus
boek over te schrijven.
Dè aanleiding.
Een van de eerste vragen, die wij hem stel
den was natuurlijk hoe hij tot dezen stap ge
komen was.
„Om dezelfde reden, die andere jonge men
schen er toe dreef dienst te nemen. Werkloos,
en zonder uitzicht op eenige betrekking, aldus
vertelde Wietsema. „Op aanraden van een
kennis besloot ik mijn geluk in Afrika te gaan
beproeven. Met tien gulden op zak ging ik
naar de Fransche grensplaats Lille. waar een
bureau van het vreemdelingenlegioen geves
tigd is.
Menschen zonder verleden
Veel omslag werd daar niet gemaakt. Voor
ons verleden er waren nog enkele andere
adspirant-legionnaires betoonde men niet
de minste interesse. Zelfs van ons paspoort
werd geen notitie genomen.
Zoo schoof een ambtenaar mijn pas achte
loos op zij, en vroeg me alleen welken naam ik
op wenschte te geven.
Met de keuring was het nog veel erger ge
steld. Onderzocht werden we niet eens. Al
leen moesten we zeggen of we wel eens ziek
waren geweest of lichaamsgebreken hadden.
Het geheele onderzoek duurde nog geen
twee minuten. Van selectie was geen sprake.
Zelfs werd er iemand met een glazen oog
onvoorwaardelijk goedgekeurd.
Dat was op 10'=©ctOiber 1935. Van Lille ging
ik met nog twee „volontaires" onder bewa
king van een sergeant en een korporaal naar
de vesting Toul in Lotharingen. Geen oogen-
blik werden we alleen gelaten. Blijkbaar
vreesde men dat ons de lust zou bekruipen
te deserteeren. In Toul kregen wij direct de
order „Burgerkleeding -;:t, militair uniform
aan". Acht dagen hebben -wij daar gewerkt
als slaven, van 's morgens tot 's avonds.
Toch was het leven daar. vergeleken bij het
geen we naderhand ondervonden een para
dijs op aarde.
Vandaar ging de reis naar Marseille, waar
we op het fort St. Jean werden onderge
bracht in afwachting van de transportboot,
die de legionnaires naar de overzijde van de
Middellandsche Zee zou brengen.
Die zeereis is een aaneenschakeling van
verschrikkingen geweest. We zaten opeen
gepakt onder het dek.
Gloeiend heet was het in die gevangenis.
Geen enkelen keer kwamen wij boven, uit
gezonderd 's Zondagsavonds toen wij van vijf
tot zeven uur een luchtje mochten scheppen.
Het dek was voor die gelegenheid geheel af
gezet. opdat wij „paria's" geen contact zou
den krijgen met de geregelde Fransche ko
loniale troepen.
In Afrika.
Van Oran, de havenplaats waar wij debar-
keerden, werden wij naar Sidi Bel Abbes ge
zonden. een stad met een gemengde bevol
king, die ongeveer 300 kilometer van de kust
ligt. Daar kregen wij een injectie voor bloed-
verdiunning. Twee dagen mocht er dan niet
gegeten worden, maar er was niemand die
zich niet clandestien aan dit verbod ont
trok Voor het eerst kregen wij nu geld in
handen. De vastgestelde som was duizend
francs. Niemand kreeg echter meer dan drie
honderd. Waar de rest bleef laat zich ge
makkelijk begrijpen. De ambtenaren konden
dat geld waarschijnlijk beter zelf gebruiken,
aldus onze zegsman. En reclameeren hielp
toch niet.
Onze vaste standplaats tenminste voor
den duur van onze militaire opleiding
was Saida. waar de z.g. „compagnie instruc
tion no. 3" gelegerd was. Wat was daar on
dervonden hebben was meer dan beestach
tig. Voor het minste of geringste vergrijp
werd je zwaar gestraft. Verzet of protest
maakte het nog veel erger en wie de stoute
schoenen durfde aantrekken om zich op den
kapitein te beroepen werd „wegens het in
dienen van een ongemotiveerde klacht" nog
veel strenger gestraft.
Een straf die. aidus vertelde de heer Wiet-
kend kon worden ien dan ook dagelijks
kend kon worden en dan ook dagelijksch
werd toegepast was de volgende: De gestraf
te moest gedurende 8 nachten slechts In een
hemd gekleed, in een tochtige koude ruimte
verblijven. Wanneer men daarbij in aanmer
king neemt dat Saida in de bergen ligt en
daardoor dus een uitgesproken continentaal
klimaat heeft, behoeft het geen verwonde
ring te wekken dat het daar 's nachts hard
vroor en er zelfs sneeuw tot tientallen centi
meters dik viel.
Wat die menschen in de ..prison" dan
moesten doorstaan is eenvoudig ontzettend
Overdag is het natuurlijk tropisch warm.
Ook daarmede zijn de straffen op geraffi
neerde wijze in overeenstemming gebracht.
Gekleed in uniform, zonder puttees met
schoenen waaruit de veters zijn gehaald en
een ransel die met zand is gevuld moet hij
uren achtereen op de gloeiende binnenplaats
marcheeren. Op het commando „cotuchez-
vous" moest de gestrafte zich pardoes laten
vallen, hetgeen natuurlijk ondragelijke pijn
veroorzaakte. En dit bleef niet bij een keer,
maar tot talrijke malen achter elkaar.
Tusschen half vier en 9 uur.
De dienst op zichzelf is buitengewoon
zwaar, 's Morgens om half vier was het re
veille waarna men op marsch ging tot zeven
uur des avonds. Op elke oefening werd een
afstand varieerende tusschen 70 ien 100 kilo
meter afgelegd. En dit alles in de brandende
zon.
A. Wietsema in zijn legïonnairsuniform.
Een belangrijk onderdeel is natuurlijk het
schieten, dat vier soms vijf mael in de week
op banen van 400 M. wordt beoefend.
's Avonds na zeven uur is uien vrij tot half
negen, tenminste als er geen wacht „geklopt"
moet worden.
Dan gaat men de stad in en zoekt zijn
vertier in de cafés die daar vrijwel „man
netje aan mannetje" staan.
Men mag evenwel het Europeesche deel niet
verlaten en als men nu weet dat dit slechts -uit
een straat bestaat zal het duidelijk zijn dat er
van amusement niet zoo heel veel sprake is.
Vooral niet omdat het salaris zegge en
schrijve tien sous per dag bedraagt, van welk
bedrag de legionnair alle benoodigdheden aan
zijn uniform moet bekostigen. Knoopen, veters
schoenpoets, geweervet, enfin een ieder die in
militairen dienst is geweest weet wat daar nog
bij komt. Waren de uniformen en wapens nu
nog maar in orde wanneer ze werden uitge
reikt, dan was het zoo erg niet. Maar het mee-
rencleel bestaat uit vodden en oud roest, zoo
dat het vrijwel ondoenlijk is de uitrusting naar
behooren te onderhouden,
Barbaarsche straffen.
De taptoe wordt al heel vroeg geblazen,
namelijk om negen uur. Mist men het eerste
appèl dan volgt een straf van 30 dagen „pri
son", waarmede we het Hollandsche ..streng
arrest" eenigermate kunnen vergelijken.
Het mankeeren op het tweede appèl bezorgt
den delinquent 60 dagen en bij d'e derde maal
volgt onvoorwaardelijk overplaatsing naar de
„compagnie dieipline", de straf-conipagnie, in
Colombo Béehard.
.,Gij die hier binnentreedt, laat alle hope
varen". De uitspraak van Dante is volkomen
toepasselijk op deze compagnie.
Officieel wordt de gestrafte tot twee jaar
dienst bij deze afdeeling veroordeeld. Of ze
deserteeren, hetgeen een zekeren dood be
teekent, óf ze bezwijken door de ontberingen
en het moordend klimaat. Nog geen 15 procent
van de gestraften overleeft deze deporta
tie.
Op vier Februari van het vorige jaar, zoo
ging de heer Wietsema voort, was onze
militaire opleiding ten einde. In geforceerde
marschen gingen we naar de hoofdstad van
Marocco, Fez, waar we 32 dagen bleven om
dat het Atlasgebergte was diohtgesneeuwd,
zoodat we niet naar onze plaats van bestem
ming konden.
Toen de weersomstandigheden gunstiger
waren geworden, begaff onze compagnie, die
uit 457 man bestond, zich naar Ksar-es-Souk.
Die tocht zal mij altijd in het geheugen blij
ven.
Een filmopname.
De eenige prettige afwisseling die ik in die
15 maanden heb ondervonden was het be
zoek van een Fransche filmmaatschappij, die
voor haar film „Sergeant X" (die in ons land
nog niet is gedraaid), opnamen noodig had
voor het vreemdelingenlegioen.
Toevallig stond ik bij den hoofdrolspeler
Ivan Mousjoukin. Op zijn verzoek heb ik hem
mijn tweede uniform geleend, zoodat hij voor
den duur der opnamn als een gewone legion
nair gekleed was. Als aandenken kreeg ik een
fraaie „centure bleue". Deze groote zijden band
liet Wietsema ons zien.
Voor de diensten die wij als figurant had
den verleend, kregen wij van de maatschappij
een gratificatie. Maar ons soldij werd door
het gouvernement daarvan afgehouden.
Strijd tegen de Touaregh's.
De uiteindelijke standplaatsen van onze com
pagnie was post „Candre neuf", van waaruit
een veldtoehtt gemaakt 'moest worden tegen
een bende van 900 opstandige Touareghs.
Op onze vraag of in het Fransche gebied
clan geen rust heerschte, antwoordde Wietse
ma dat ditt officieel werd wordt beweerd, maar
dat de werkelijkheid het tegendeel bewijst.
Geregeld worden er overvallen door die zwer
vende stammen gepleegd en het lukt maar
zelden ze gevangen te nemen. Ook in dit ge
val zijn zij steeds aan de greep van het
legioen weten te ontkomen.
Twee en een halve maand zijn we aan een
stuk op marsch geweest, leden aan alles ge
brek. vooral aan water, en we moesten dag en
nacht op onze hoede zijn. Van de oorspron
kelijke compagnie die 453 man telde, bleef
maar een klein gedeelte over. De overigen wa
ren gevallen door de nimmer falende schoten
van d-e Touaregh's of door uitputting omgeko
men.
Het is namelijk regel dat uitvallers en
zieken, voor zoover ze niet tot do gegradueer
den behooren .achter gelaten worden, en dan
een onvermijdelijke!! dood tegemoet gaan.
Verdedigen kunnen zij zich niet want alles:
hun geweer, uitrusting en levensmiddelen
wordt hun afgenomen.
De opstandelingen kennen ook geen genade.
Elke gevangene wordt onmiddellijk ter dood
gebracht. Het omgekeerde is eveneens het ge
val. Ook het legioen dat is een bevel
moet zich van de gevangenen ontdoen. Hard
tegen hard, dat is de wet van de woestijn.
Voor het meerendeel zijn deze benden met
eigen gemaakte geweren bewapend, die op
pervlakkig bezien wel overeenkomst met een
lans hebben. Soms echter troffen de legion
naires bij een gevangen genomen Touregh
een modern geweer aan, eenmaal zelfs een
geperfectioneerd machine-geweer. Naar alle
waarschijnlijkheid komen deze door clande-
stienen wapenhandel in hun bezit.
Hoe de inlanders leven.
Over het leven der inlanders deelde onze
zegsman nog aardige bijzonderheden mede.
Hygiène is niet hun sterkste zijde, hetgeen
blijkt uit de gewoonte om een nieuwe bur
nous over de oude versleten aan te trekken.
Die slijt dan verder aan hun lichaam op. Het
is dan ook geen zeldzaamheid dat zij een
laag kleeren (en vodden) aan hebben ter
dikte van bijna 10 c.M.
Het valt dus niette verwonderen dat zij
met allerlei ziekten zijn behept. Zeker 75 pCt.
van hen is niet gezond en, aldus deelde Wiet
sema mede .de kerngezonde, frissche, slanke
figuren, die men dikwijls op films ziet, zijn
m werkelijkheid wel inboorlingen, maar alleen
zij die geciviliseerd zijn en bijv. op reïsbureaux
werken.
Op onze vraag hoe het mogelijk was dat
hij, niettegenstaande zijn schotwonden niet
achtergelaten werd, zeide de ex-legionnair dat
hij toen reeds tot korporaal bevorderd was.
Waaraan hij deze promotie te danken had is
een duidelijk bewijs voor de eischen, die aan
het verleenen van een hoogeren rang zijn ver
bonden.
Wij bevonden ons toen, zei hij, voor een
inlandsche vesting, Caslah Abriham el Kader,
waarin een bezetting van 12000 „Arabes" lag.
.Onze opdracht was. den sheik gevangen te
nemen.
Het kasteel was feitelijk onneembaar. Na
verloop van tijd was de voorraad drinkwater
op. Toen ging het om: „er op of er onder".
De commandant vroeg vrijwilligers om een
stuk uit den muur te laten springen, teneinde
door deze bres in de vesting te kunnen komen.
Alleen ik meldde mij in uiterste noodzaak
aan. Gelukkig was het een stik donkere nacht,
zoodat ik ongezien, gewapend met 12
staven dynamiet naar den muur kon kruipen.
In een spleet stopte ik de ontplofbare stof,
maar juist toen ik die lont wilde bevestigen
kwam de maan door, waardoor de wachters
op den muur mij in het oog 'kregen. De opzet
scheen te mislukken. Ik liep echter haastig
terug tot ongeveer 12 M. van den muur en
schoot toen mijm revolver op die lading af.
Met een oorverdoovend lawaai sprong de
muur uit elkaar. Mij vonden zij later op 30
mieter afstand van de -plaats met een hersen
schudding, weggeslingerd door den luchtdruk.
Door dit feit werd Wietsema bevorderd.
Na 15 maanden
Tengevolge van een zenuwcrisis, ontstaan
door het sloopende militaire leven en de
eeuwige ondragelijke spanning, werd hij naar
Casablanca overgeplaatst. Tijdens het genees
kundig onderzoek gaf hij voor incapabel te
zijn voor den dienst en werd hij, na zeer
strenge keuring, ongeschikt voor den dienst
verklaard en uit het legioen ontslagen.
Den zestienden Februari van dit jaar verliet
Wietsema Afrika, stak naar Frankrijk over
en werd op kosten van de Fransche regeering
naar de grens vervoerd.
Door België is hij weer in Holland gekomen,
nu enkele dagen geleden.
Aldus het verhaal van den Hollandschen
ex-legionnair, die op ons een zeer rust-igen.
betrouwbaren indruk maakte Tegenover de
talrijke geschiedenissen in boek en beeld, die
het „Légion" maai' al te dikwijls met- een waas
van onwerkelijke romantiek omgeven, leek
het ons goed eens iemand aan het woord te
laten, die aan den lijve ondervonden heeft wat
het beteekent in het „legioen der uitigeworpe
nen' te dienen.
„JANTJE UIT INDIc" IN HAARLEM.
Het Nedei'landsch-Indisch Tooneel Dir.
Cor Ruys, zal op Zaterdag 13 en Zondag 14
Maart in den Stadsschouwburg alhier,
slechts twee voorstellingen geven van het
enorme laeh-succes: „Jantje uit Indië",
verlofgangers-blijspel in drie bedrijven van
M. H. du Croo.
De rol van Jan van Berg, Controleur B. B.
met verlof wordt vervuld door Cor Ruys.
Verder treden in deze voorstelling op: Gusta
ChrispijnMulder, Jan C. Vos, Francis May.
Joh. Bouwmeester, Gerard Hartkamp en Jet
ty Kremer.
LOUIS DE BREE EN JOHAN KAART IN
HET GEM. CONCERTGEBOUW
Zondagavond 14 Maart zal in het Gem.
Concertgebouw een zeer populaire voorstel
ling gegeven worden van het geestige Fran
sche blijspel van Louis Verneuil „Liefde...
gros!!" De hoofdrollen worden vervuld
door Louis de Bree en Johan Kaart. Ver
dere medespelenden zijn: Marie van Steke-
De aftrek van inkomsten op
den werkloozensteun.
Kan er wijziging in worden gebracht?
Men schrijft ons:
Wanneer wij gaan overwegen of er wijzi
ging moet worden gebracht in den aftrek
voor inkomsten uit arbeid bij ondersteuning
aan crisis-werkloozen, is het in de eerste
plaats noodig aan te toonen, dat het bestaan
de systeem bezwaren heeft.
Volgens de huidige regeling wordt bij ver
diensten der gezinsleden 2 3 in mindering ge
bracht op de ondersteuning.
Nu hoort men de belanghebbenden kla
gen. dat zij er niet beter van worden wanneer
er inkomsten zijn, want het huishouden geeft
bij verdiensten meer kosten aan voedsel en
kleeding, waarmee veelal de geheele vermeer
dering van inkomsten, n.l. met 1/3 van het
verkregen loon gemoeid is.
Deze klagers vergeten echter, dat bij de
vaststelling van de steunregeling, uitgegaan
is van het allernoodzakelijkste levensonder
houd, terwijl op grond hiervan de aftrek van
inkomsten alclus gesteld werd, dat het gezin,
indien er verdiensten waren niet achteruit
zou gaan.
Daar de Steunregeling in groote lijnen op
de basis staat van het allernoodzakelijkste
levensonderhoud, kon het ook niet de bedoe
ling zijn. een gezin met inkomsten in abso
luut betere situatie te brengen, dan een gezin
zonder inkomsten.
Li werkelijkheid geeft het echter toch wel
eenige verbetering wanneer één of meer der
gezinsleden verdiensten hebben: moreel om
dat het gevoel van nutteloosheid bij de be
trokkenen zal afnemen; financieel, omdat
nog wel eens een deel der meerdere inkomsten
voor een extra aanschaffing overblijft en
physiek omdat tenslotte wel meer geld be
steed moet worden voor voedsel en kleeding.
maar deze uitgaven den gezinsleden in het
algemeen toch ten goede komen.
Echter zijn er zeer groote bezwaren in de
tegenwoordige regeling van deze 'materie aan
te wijzen.
In de eerste plaats geeft het feit. dat men
in financieel opzicht zoo weinig vooruit gaat,
zooals boven reeds vermeld, het gezin de sen
satie van een weinig bekocht te zijn. Ei* is
de geheele week gewerkt, en de vooruitgang
in inkomsten is zeer gering.
Hieruit vloeit een tweede bezwaar voort,
namelijk dat de neiging om werk te zoeken in
veel ondersteunde gezinnen weinig stimulans
ondervindt.
Een eigenaardige reflex heeft het feit, dat
een tamelijk groote aftrek op de verdiensten
plaats vindt ook op een deel van het werk-
gevend publiek. Indien men verneemt, dat
2 3 van het loon op de ondersteuning in min
dering wordt gebracht, voelt men dit menig
maal als eenigszins onbillijk aan. En het
moge onjuist zijn, vaak wordt om die reden
medegewerkt aan het verzwijgen of fraudu
leus opgeven van verdiensten.
Een volgend nadeel is, dat het voor zoons
en dochters die in de toekomst een huwelijk
wenschen aan te gaan, onmogelijk is ook
maar in de geringste mate iets weg te leggen.
Voorbeelden dat meisjes en jongens uit ge
steunde gezinnen, na lang wachten tenslotte
in de meest behoeftige omstandigheden toch
een huwelijk sluiten, zijn er thans reeds vele
aan te wijzen.
Van den eersten huwelijksdag af. verkeeren
deze jonge gezinnen met hun vele behoeften
in de grootste zorgen.
Voorts zij nog gewezen op de droevige ver
standhouding die veelal ontstaat, waar
ouders verplicht zijn van dikwijls reeds vol
wassen zoons en dochters nagenoeg het ge
heele loon op te eischen.
In gezinnen, waai' de kindei'en onvoldoende
doordrongen zijn van hun kinderplichten,
heeft deze situatie reeds menigmaal tot een
onherstelbare scheuring geleid.
Is aan de bezwaren tegemoet te komen?
De vraag rijst nu: Is met een ander systeem
eenigermate aan al deze bezwaren tegemoet
te komen.
In dit verband zij hier een voorstel gedaan:
Laat de Steunregeling gewijzigd worden in
dien zin, dat de aftrek van tweederde worde
teruggebracht op de helft van de inkomsten
die door de onderscheidene gezinsleden
wordt genoten.
Het gevoel van bijna voor niets gewerkt
te hebben, zal daardoor in belangrijke mate
afnemen.
iFien gevolg hiervan is dat de stimulans om
werk te zoeken automatisch veel grooter
wordt.
Bij de werkgevers zal minder neiging meer
bestaan op onjuiste wijze aan het gevoel van
medelijden toe te geven, en, omdat die arme
menschen bijna voor niets arbeiden, aan on
zuivere opgaven mede te werken.
Indien slechts de helft van de verdiensten
wordt afgetrokken, wordt het mogelijk, dat
oppassende jongelui een deel van hun loon
behouden en bij zuinig beheer nog iets weg
leggen of aankoopen voor een eventueelen
trouwdag.
Natuurlijk za.1 de verstandhouding door
deze verbetering in menig gezin veel gezon
der worden.
De groote drang, die er tegenwoordig be
staat onder verdienende jongelui, om het in
zorgelijken toestand verkcerende gezin te
verlaten en liever de groote uitgaven van ka
merhuur en kostgeld te riskeeren, zal hier
door ook sterk afnemen.
Door de autoriteiten zal tegen dit alles
worden ingebracht, dat de reeds zoo hooge
lasten van ondersteuning geen verzwaring
meer toelaten.
Want inderdaad, in veel gevallen zal het
steunbedrag verhoogd moeten worden. Ech
ter zijn uit het vorenstaande reeds aanstonds
eenige punten aan te wijzen, die er op duiden,
dat tegenover deze reëele gevallen van steun-
verhooging andere zullen komen te staan die
de schaal weer meer in balans brengen.
Deze debetposten ten gunste van de nieuwe
regeling zijn b.v. gelegen in de grootere sti
mulans om werk te zoeken; in de geringere
neigingen tot fraudeeren.
Tevens zal ae drang onder verdienende ge
zinsleden om het ouderlijk tehuis te verla
ten (waartegen in de steunreling wel strenge,
doch geenszins afdoende maatregelen zijn
voorgeschreven) belangrijk afnemen.
Hoewel deze voordeelen van de nieuw-
voorgestelde regeling bezwaarlijk in reëele
bedragen tot uitdrukking kunnen worden
gebracht, is het vermoeden gewettigd, dat
zij nagenoeg de verhooging van uitgaven
weer teniet zullen doen.
Teneinde te voorkomen, dat nog ondersteu
ning wordt gegeven in gevallen, waar het
gezin geacht moet worden ruimschoots van
de gezamenlijke inkomsten te kunnen be
staan, is het bovendien mogelijk, de bestaan
de maxima ten aanzien van ondersteuning
plus inkomsten (de z.g. V2 x norm-bepaling)
te handhaven, of er slechts geringe wijziging
in aan te brengen.
De conclusie uit bovenstaande beschouwin
gen te trekken is, dat het mogelijk aanbe
veling verdient een wijziging van den aftrek
op inkomsten in overweging te nemen.
Hiermede wordt de mogelijkheid geopend,
vele moreele en sociale voordeelen te ver
krijgen, zonder ten aanzien van het steun-
verleenings-budget al te groote risico's te
nemen.
H A ARLEMSCHE AMATEUR - FOTO G AFEN-
VEREENIGIN G.
De lezingavond, welke de Haarlemsche Ama
teur Fotografen Vereeniging Donderdag 11
Maart a.s. in het Vereenigingslokaal Ged.
Oude Gracht 104 zal houden, belooft zeer
belangrijk te worden.
Dien avond zal nl. door den heer Dr. K.
Heynaerickx, hoofdvertegenwoordiger der
Ihagee-Werke te Den Haag, voor de H.A.F.V.
een voordracht met projectie worden ge
houden over: ,De Èxacta. haar voordeelen
en haar wording in de eenige Nederlandsch-
Duitsche onderneming ter wereld op 't gebied
van de camera-industrie".
Gezien de groote belangstelling welke ook
in de klingen der H.A.F.V.'ers voor de klein-
beeldcamera bestaat behoeft het geen be
toog dat men met spanning deze lezing tege
moet ziet.
Het bestuur heeft besloten belangstel
lende Haarlemsche amateur-fotografen in
de gelegenheid te stellen deze belangrijke
lezing bij te wonen. Aanvang 8.15 uur.
Ziekenhuis St. Joannes de Deo.
Bestaat 16 Maart 50 jaar.
In 1887, den l&den Maart, arriveerden 3
Broeders n.l. de Overste Broeder Rabanus,
Broeder Michaël en Broeder Marcus te Haar
lem, om heel bescheiden hun zegenrijk werk
van barmhartigheid te beginnen, waardoor ze
velen van Haarlem en omstreken troost en
verlichting hebben gebracht in smart en
lijden.
Niet lang daarna breidde hun getal zich met
2 Broeders uit.
Hun eerste woning was het St. Nicolaasge-
sticht in de Jansstraat, waar ouden van dagen
werden verpleegd. 1 Mei 1887 deden de eerste
twee patiënten hun intrede in het St. Nico-
laas-gesticht. Het aantal verpleegden kwam
spoedig tot 14 en dit was dan ook het aantal,
dat in het gebouw kon worden ondergebracht.
Bij verhuizing naar de Maertcn van Heems
kerkstraat volgden ae patiënten de Broeders.
In 1891 was het nieuwe gebouw, nu bekend on
der de naam van „hoofdgebouw", gereed.
Al spoedig werd diit gebouw te klein „de
Deo" moest zijn vleugels uitslaan, het Broe
derhuis moest worden gebouwd en in 1899 ver
rees een geheel nieuwe vleugel, het tegenwoor
dige ziekenhuis.
En nu, na 50 jaren is er een modern, in som
mige opzichten zelfs zeer modern geoutilleerd
ziekenhuis, met 125 bedden. 33 Broeders wer
ken op de een of andere wijze mee aan de ver
zorging der lijdenden menschheid. Het heeft
een inwonend geneesheer, een Inwonend Rec
tor en herbergt een bevolking van ongeveer
175 zielen.
Omdat de eigenlijke datum in de „Vasten"
valt is de datum van het feest bepaald op
Woensdag' 14 April a.s.
De Atlantique, het machtige Fransche passa
giersschip, dat eenige jaren geleden in het
Kanaal door een catastrofale vuurzee uit-
lenburg, Annie van Duyn, Louis van Domme- brandde, slijt thans zijn laatste roemlooze
len. I dagen bij den slooper te Glasgow.
De sneeuw in Heemstede.
Veroorzaakt een autobotsing.
De jeugd genoot.
Dinsdagmiddag omstreeks vier uur had op
den Bronsteeweg een botsing plaats tusschen
een luxe en een vrachtauto.
De luxe auto kwam uit de Pieter Aertslaan
en wilde de Adr. Pauwlaan inrijden. Door de
sneeuwstorm was het rechterzijraam met
sneeuw bedekt, waardoor het uitzicht naai'
rechts belemmerd was.
Op hetzelfde oogenblik naderde een vracht
auto uit de richting Haarlem. Hoewel de be
stuurder van de luxe auto signalen gaf, meen
de de andere bestuurder dat hem voorrang
verleend zou worden.
De luxe auto botste tegen de vrachtauto
op, met als gevolg dat de vrachtauto vrij ern
stig aan de linkerzijde werd beschadigd, ter
wijl de voorzijde van de luxe auto geheel werd
vernield, zoodat deze door de garage Elpeca
moest weggesleept worden.
De bestuurders bekwamen geen letsel.
Toen in den laten middag de sneeuwval was
opgehouden, trokken vele belangstellenden
naar Groenendaal, om even te genieten van
de winterpracht.
Vooral aan de hoogte van de Belverdère was
het een onvergetelijk gezicht. De sparren en
dennen, diep gebogen onder den sneeuwlost,
de lage heesters als in een kleed van witte
bloesem.
Ook de jeugd was na de schooluren goed
vertegenwoordigd en elke hoogte werd ver
overd voor de geliefde sleesport.
Om half zes trok het personeel van Open
bare Werken er op uit met sneeuwschuivers
en schoppen en de zoutstrooiers.
Vanmorgen zouden speciale sneeuwploegen
uittrekken om de sneeuw meer afdoende op te
ruimen.