RDAGAVOND
Nog éénmaal»
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
H»D»-V ertelliei
ZATERDAG 27 MAART 1937
HAARLEM'S DAGBLAD
7
Paaschverhaal door Hans Edinsa.
ag ik even passeeren?" vroeg een
heldere innemende stem.
De concertgebouwbezoekers, el
kaar verdringend in één der
nauwe corridors, maakten plaats voor een
kleine grijze dame, die gedecideerd voortstapte
en al spoedig den ingang van de zaal ingleed.
Haar welluidend „dank U" bleef de plotseling
opmerkzaam geworden menschen nog in de
ooren klinken. Een meisje stootte een haar
wildvreemden heer aan: „was dat niet
En tegelijk noemde iemand achter haar den
naam: „Ariette Verbeek."
„Dacht ik het niet gunst, zou ze dan tóch
nog meezingen.
De oude heer schudde mismoedig zijn hoofd.
.,'t Staat duidelijk genoeg op de aanplakbiljet
ten: Ella de Wit zingt de sopraanpartij. Trou
wens, Mevrouw Verbeek ging de zaal in om te
luisteren natuurlijk. Nee meisje, die zijn we
kwijt. Voorgoed. De Matthaus zal nooit meer de
De violen zetten schrijnend in, vol deernis
om wat voorbereid werd, de intrigue der hooge-
priesters en boven verwachting goed schal
de de sopraan „'t Blute nur" de zaal in.
„Het valt mee", moest Ariette zich beken
nen en gaandeweg dacht zij„Technisch was
hierop niets aan te merken een glasheldere
stem, die de meeste menschen ook wel bevre
digen zou doch wie het essentiëele verlang
de te hoor en. het gevoel, het verlichte gevoel,
dat de technische volmaaktheid slechts als
middel noodig had, om den waren zin der tra
giek tot uiting te brengen zou niet ge
roerd worden door Ella's geluid
Zij herinnerde zich hoe eens haar oude leer
meester bij het doornemen van deze aria ge
zegd had: „Als je dit zingt, kind, moet je voor
het kruis staan en je hart moet meebloe-
den".
Deze woorden had zij zich ter harte genomen
en nooit waren de critici in de groote muziek-
Matthaus zijn, zonder haar. Een heel verlies centra moe geween juist aeze ïimemjke kwa-
voor ons....' j liteit te roemen. Het bijna niet te evenaren,
„Ongelooflijk jammer, want ze was toch vlekkeloos reine geluid, op alle hoogten even
allerminst op haar retour vorig seizoen.» j stralend en warm dè groote natuurstem,
n' Zef m?n- ®n, moe^ i gepaard met die helderziendheid van gevoel.
Je voorzichtig zijn. Dan kan je met meer ge- i ..Zii zal het misschien noe lee™» «Jht
regeid optreden.'
„Zou Ella de Wit voldoen?" vroeg ze twijfe
lend.
„Ik heb er wel hoop op. Een prachtig geluld,
wie weet wat 't wordt. In elk geval ben ik
„Zij zal het misschien nog leeren", dacht zij
hoopvol aan Ella, doch onwillekeurig schoten
haar de woorden te binnen: „een klinkend
metaal of een luidende schel."
Het Duet, aan het einde van het Eerste deel
erslond Ella's krachten. Want het koor en de
maar gekomen - de Matthaus Passion kan een Wwant net koor en de
mensch niet ontrouw worden." volle, zware alt overschalden bijwijlen geheel
„Hét evenement van het jaar, nietwaar?» dunner, vertwijfelde! geluid. En twee-
glimlachte het meisje dan groetten zij el- I ?ei zlh ze^te te laat
kaar en zochten hun plaatsen op.
Menschen-met-partituur fronsten verstoord.
Ella's rug boog zich als onder den zwaren
last der haar nagezonden gedachten: „Had
den we Mevrouw Verbeek nog maar
Eenmaal uit het oog der zaal teekenden ook
de ruggen van hen, die volgden, een bedenke-
jke vraag en de dirigent, verbeten, zweeg,
iep gehaast voort zijn voet schoot ballooirg
eikens uit tot een schop, in de lucht.
In de pauze, onwillekeurig gestuwd door het
Op de voorste rij zat Ariette Verbeek ver
moeid in elkaar gedoken. Haar fronsende blik
zwierf, over koor en orkest, naar den nok van
het podium ontoegankelijk voor het vrien
delijk pogen der langsloopende menschen om
haar te groeten en voor de genegen blikken
van het podium af, die de hare probeerden te
vangen. Een jaar geleden was de Matthaus
Passion de laatste uitvoering geweest, waaraan
zij meegewerkt had al dien tijd, 't lange besef van waar ze thuis hoorde, koerste Ariet-
werklooze seizoen, was voor haar één lange ce naar de solistenkamer,
kwelling geweest, één pijnlijk terugverlangen Het vervelende aangapen der koffiedrinken-
naar de oude geliefde wereld; en nu zat zij de menigte aldus vermijdend, zag zij zich thans
hier als bezoekster, en 't was haar vreemd te geplaatst voor den plicht Ella wat op te beu-
.ren. Enkele passen van haar doel verwijderd
Wat haar gedreven had naar dit concert,drong al tot haar door een snikken, dat telkens
vergeefs trachtte zij uit de warreling van hoo°--opschrilde
e".h?ilder Zif «'Ud Wnnen. Wat's dat nu - zit me daar
antwoord te voorschijn te halen Zij wist alleen 0nze prima donna in tranen. Overweldigd door
n?~ K-t mxnt Welnu, dat is te begrijpen."
had kunnen weerstaan. Zij was gegaan en
Het voorspel
Ariette genoot! Uit de stilte kwam het aan
zwellen, zwaar en gedragen. In de steeds hoo-
ger gestuwde klanken zong een wereld van
gevoelens: En wijde smart, die, gelouterd, zich
vreugdevol verhief naar een onaardsche hoog
te stemmen, die het groote offer beweenden
en bezongen, die in deemoed berustten en op
standing niet aanvaardden die een klagend
„waarom" opzonden tot den hemel. En het
antwoord, dat door en over alles heenklonk,
dat wees naar het prille licht van den Paasch-
ochtend. Licht, dat groeien zou. Ariette voelde
zich mee-opgeheven. Al wat haar in het afge-
loopen jaar gekweld en 's levens kleuren ver
grijsd had het viel van haar af. In menge
ling van vreugde en smart zong zij in gedach
ten het mee: „Kommt ihr Töchter, helft mir
klagen
Haar aandacht zwierf naar het verre land,
waar zij zag: De Heilige Stad onder den wij
den Oosterschen hemel. En het Lamm Gcttes,
waarom zich al strakker spande het net van
onmeedoogend willen verderven. Hoog erboven
uit zong het jongenskoor het cantus firmus:
„allzeit erfund'n geduldig
wiewohl du warest verachtet
Bij het naderen der eerste Sopraanaria be
ving haar uit gewoonte het gevoel v&n: stralp
zingen. Het ongeduld anderen en zichzelf te
ontroeren door haar zang, klopte door haar
lichaam. Doch direct kwam zij tot zichzelf en
glimlachte om deze oude symptomen. Zij
schrok toen na de woorden van den Evange
list: „dasz er ihn verriete" Ella de Wit oprees.
Een gevoel van verwarring „er gaat iets ver
keerd, er gebeurt iets onnatuurlijks er ha
pert ietsMaar er haperde niets. Iedereen
zat kalm en stil te luisteren. Ariette herstelde
„Maak je geen muizenissen je zong uitste
kend," iets zette Ariette tot deze comedie aan
,,'t Was heel goed. Heusch."
zong het altijd honderd maal beter."
„Duizendmaal. Minstens," grapte Ariette
door, doch in het algemeene zwijgen bleven
haar woorden vreemd en doelloos hangen. Zij
zocht de gezichten af van haar collega's, die
in een beklemming haar maar bleven aanzien
en, ontroerd, begreep zemaar dan hun be
zorgdheid om het welslagen der uitvoering,
sprak uit hun oogen de gehechheid aan hun
jarenlange gezellin hun betreurend, dat
zij, om een lichaam dat onwillig werd. hen in
den steek had moeten laten.
„Treur niet om mij", lachte zij dwaas-
Jangzamerhand, terwijl de al bekende geluiden i-nmpnp oneelooviV aan
haar ineens weer plantten midden in het oude nl
leven, besefte zij dat dit alles haar, alle hechte necie.n ^ue Pen
gebondenheid van haar trouw nooit loslatend
hart ten spijt, op eenmaal toch zeer ver was
komen te staan. Alsof zijja, dat was het:
alsof zij eindelijk berusten kon. Geheel en
al....?
't Scheen zoo. Geen wrok en geen vertwijfe
ling was er meer in haar, geen onvrede en geen
opstandigheid. Alleen maar een intens gevoel
van rust.
Zij ademde bevrijd op en meteen wist zij
ook wat haar gedreven had naar deze uitvoe
ring, die haar altijd het liefste geweest was,
dè groote rol:
Om de Paaschgedachte te gaan beleven, om
intuïtief haar stilgeworden smart over eigen
strijd te richten naar grooter tragedie: het
lijden op Golgotha. En daaruit te putten de
kracht zich in zwakke momenten te houden
op den wijzen weg, dien het leven van haai
vroeg. Den fakkel over te reiken aan de jon
gere generatie en dit te doen met vertrouwen
en zonder afgunst.
En het gezicht waarmee zij de opkomende
solisten een stillen groet toezond sprak van dit
vertrouwen. „Heb de kunst even lief als ik"
schenen haar blauwe oogen hen tegemoet te
stralen.
Ella de Wit, de jonge blonde sopraan, voelde
haar nervositeit bedaren toen zij den bemoedi
genden blik ontmoette doch tijdens het
voorspel voelde zij weer de kille vijandigheid
van de zaal, die haar wegkeek en steeds de
andere zag, de éénige waardig deze plaats te
bezetten. En in een wanhoop dacht ze: „Al
had ook dit bereikte haar een soort hoogtepunt
in haar carrière geleken, het was haar teveel
de groote traditie voort te zetten zij moest
wel te kort schieten."
Ella staarde door haar tranen de binnenge-
,Zong ik dan niet be-
pathetisch, maar het leek wel of er een traan
doorheen gleed „treur niet om mij, want ik
heb zoo zielsgenoegelijk zitten luisteren
dat is veel gemakkelijker heb ik ontdekt."
Ze lieten zich niet misleiden. „We begrijpen
het wel." zei Eugène Vredeman, die de Chris
tuspartij zong en hij deed alsof er een hard
nekkig vuiltje in zijn oog dreef.
„Neen. in ernst, ik schijn er over heen te zijn
vandaag is me dat duidelijk geworden
en jij", vervolgde zij tegen Ella, „zing zooals
je gewend bent en wees niet zoo belachelijk
nerveus, daar is geen reden voor. Je hoeft nog
maar die eene groote aria en die korte regel
op 't end nu, zal je flink zijn?"
Ella knikte en verkropte haar tranen. Het
afleidend gepraat had haar goed gedaan. Ze
had weer hoop. zei ze het zou wel gaan.
Weggaande door de deur hoorde Ariette hoe
de dirigent Ella nog vermaande: „Je hebt den
fakkel van haar overgenomen nu moet je
hem dragen ook. En waardig! En vooral wéten
wat je zingt
„Was hat er denn Uebels getan?" zong Pi-
latus.
Ella rees op. viel meteen met klare hooge
stem in, zonder een enkele trilling: „Er hat
uns allen wohlgetan!"
Gelukkig, dacht Ariette, haar woorden had
den iets uitgericht. Dit was aanmerkelijk beter
maar gaandeweg trof haar: wat klonk het
vreemd, net alsof Ella's innerlijke aandacht ge
spannen was op iets dat zij vreesdeAlsof
het mechanisme doorzong in jachtige haast
en de mensch verschrikt, iets naderen voelde.
Wat hééft ze toch, vroeg Ariette zich bezorgd
af. zou zeoh. daar had je 't al
't Recitatief verstierf. Als een kinderlijke
klacht stierf het uitElla zakte scheef
achterover op haar stoel in een onmacht
haar hoofd knakte langzaam voorover op haar
borst
De eerste violist, opgevlogen, behoedde het
afglijdende lichaam voor vallen
De hobo's zwegen beduusd
„Wat ellendig", kwam Ariette half overeind.
Achter haar gonsden stemmen zitbankjes
klepperden in het orkest, de orde verstoord,
boog alles zich schots en scheef naar voren:
het beklemd heen en weer geroep zwol allengs
tot een onheilspellend koor
Er werd gehandeld. Meisjes uit het koor
droegen de zangeres snel en handig van het
front weg de dirigent volgde.
Nu in de algemeene ontreddering, ontstelde
stemmen, in vollen omvang opklaterden en
men overal staan ging, sloeg niemand acht op
een kleine grijze dame, die op het podium aan
geland was. Ariette in deze nood stond tus-
schen de haren, in onmiddelijke saamhoorig-
heid. Eenmaal hier, terwijl de anderen opge
wonden en luid den toestand bepraatten,
kiemde er een plan in haar brein een mo
gelijkheid van verbijsterende zaligheid.
En toen de dirigent, teruggekeerd, de zaal
kort inlichtte over den onschuldigen aard van
Ella's flauwte en zijn verwilderde blik opeens
opklarend Ariette ontwaarde, kwam zij snel op
hem toe.
„Ik zal dit zingen," zei ze stil.
Hij stónd even en had geen woord. Dit was
plotseling zoo ongedacht heerlijk de uitvoe
ring gered en z ij zou weer zingen
Bezwaren maken over haar gezondheid
hij zag het in het zou niets uitrichten. Dit
was geen offer voor haar.
„Dank je", zei hij eindelijk jij zoudt ons
nooit in den -steek laten. Dat weten we."
In de zaal herkende men in ontroerende
verbazing zag men wie tusschen de solisten
was gaan zitten een fluistering deinde door
de rijen:
„Ariette Verbeek."
En allen wachtten ademloos op het Wonder
de toegift, die het Lot hen beschoor.
In de rij der solisten stond ze in het oude
verband, alles zooals het jaren geweest was
en wachtte het teeken
Het kwam
En nog éénmaal in de oude omgeving klonk
óp haar wonderbaarlijke stem. Het stralend
geluid, alle techniek ontstegen, dat zong met
een gloed van mededoogen uit den glanzenden
rijkdom van haar hart. En verrukkelijk helder
dien eenen zin, als de bazuin van een engel:
„Sonst hat mein Jesus nichts getan
In de zaal hing zwaar een ademloosheid
een geluk en ontroering te groot haast en
velen dachten het zoo vaak gedachte: een en
gel zingt.
Tijdens het tusschenspel der fluiten, dat was
als van jubelende leeuweriken, opstijgend in
den blauwen hemel, stond Ariette's figuur on
beweeglijk stil het kleine blanke gezichtje
van grijs haar overkruld, roerloos.
Dan zong zij de groote aria „Aus Liebe will
mein Heiland sterben." In wijde rustige smart
het steeds weerkeerende pleit „von einer
Sünde weisz er nichts."
Terwijl zij de volle aangrijpende tonen uit
zong moest zij terugdenken aan datgene wat zij
in haar jeugd, lang voor haar studie eens aan
haar moeder gezegd had: „er leeft zoo'n groote
vreugde en zóó'n groote smart in me, dat ik
het onmogelijk alleen bevatten kan ik moet
het meedeelen aan een gansche menschheid."
Dat was het begin geweest, en dit werd het
einde, het schoone. eenig denkbare einde
Het laatste getuigenis, het stille „weisz er
nichts" verkleed in het naspel der fluiten en
deze schenen hartstochtelijk te herhalen de
bede de heerlijke stem wéér te hooren al
hooger stijgend wilden zij krampachtig bewa
ren de echo van een onaardsch geluid.
Toen eindelijk ook de fluiten zwegen, gebeur
de er iets wonderlijks. In de zware stilte
ruischte zacht en overweldigend het bewegen
van kleeren.
Ariette, steeds nog onbeweeglijk rechtop,
zag het in verwarring:
Van hun zetels verhieven zich de menschen.
Zij stónden. Allen. En uit hen steeg een stille
hulde tot haar op, een koor van zwijgende
dankbaarheid.
Er waren er die naar haar opstaarden, ont
roerd glimlachend en er waren er die het hoofd
bogen en over die honderden hoofden
dwaalde haar blik, die hen allen dankte.
Dan liet zij zich langzaam neer op een soel
- en terwijl vóór haar de zaal eveneens terug
zonk, zag zij óp met nietsziende oogen naar
een blinkend verschiet, en zond er een niet
eindigenden stroom van dank heen.
Vóór het slotkoor, als laatste der solisten,
zong zij nog den regel: ..Habt lebenslang für
euer Leiden tausend Dank en al wat haar
gegeven was in een lang vruchtbaar leven,
stond op en brak zich baan in dit eene dank
woord.
Wat het leven nog brengen zou, het zou
goed zijn, want het zou verband houden met
d i t moment.
Maart 1937.
VOOR ONZE LUCHTVAART -
ENTHOUSIASTEN
EEN VLIEGENDE KEUKEN OP 3000 METER
Lunchen in de lucht.
Een keuken op 3000 meter? Ja zeker, niet
op de Mont Blanc, maar in de lucht. Geen
keuken van een Palace hotel, met zilveren
borden en menu's als gedichten, geen gebra
den pauwenlevertjes, geen oesters met cham
pagne en kilo's caviar, maar toch een keu
ken. Eenvoudig. Een servies van steenen
koppen met het blauw KL.M.-embleem. bor
den van bakeliet en metaal glanzende thee
potten. melkkannen, botervlootjes, bouillon
koppen. enz. enz.
Wij noemden de K. L. M. reeds en wij had
den het over de lucht, dus begrijp je, dat het
hier gaat over de keukens der K. L. M.-vlieg-
tuigen.
Maken we eens een uitstapje naar de han
gars op Schiphol, en laten we daar eens de
keuken aan boord van een der groote vo-
Per Telefoon.
door J. P. BAL Jé
Schril snerpte de telefoon door het stille
vertrek. Verwonderd legde Leo Verhoog zijn
pen neer en hij keek op zijn polshorloge. Ne
gen uur! Wie kon er Vrijdagsavonds om negen
uur nog opbellen. In normale tijden zou er
toch niemand meer aanwezig zijn. Nu zijn
secretaresse hem plotseling in den steek gela
ten had, moest hij zelf zijn correspondentie
nog afwerken.
Opnieuw rinkelde de telefoon. Met een ver
moeid gebaar nam hij den hoorn van den
haak.
„Hallo!"
„Hallo", klonk een opgewekte meisjesstem
aan den anderen kant, „zeg, ouwe jongen,
kom je straks dansen in de „Caveau"?"
Leo Verhoog trok de wenkbrauwen op. „Met
wie heb ik het genoegen?"
„Hè, jasses, Bennie, doe nu niet, of je dat
niet weet. Dat is niets aardig van je".
Verhoog lachte kort. „In de eerste plaats,
heet ik niet Bennie, dus meen ik dat u zich
vergist, en in de tweede plaats heb ik geen
lust om te komen dansen".
Even was het stil. Verhoog hoorde alleen het
ruischen in den hoorn. Toen klonk er een
helder lachje.
„Wat doet het er toe. hoe u heet, en wat hin
dert het wie ik ben! Hebt u dan héélemaal
geen gevoel voor romantiek? Dan zou ik er
spijt van moeten hebben, den eersten den
besten uit het telefoonboek te hebben opge
beld
,DusU kent me niet, en toch vraagt
II....?"
„De charme van het ongewone, de attractie
van het onbekende. Het leven is zoo banaal,
men moet eens iets anders, iets ongewoons
hebben". Weer was er even stilte, Toen klonk
het, een tikje ongeduldig: „Komt u?"
Een oogenblik dacht Leo Verhoog na. Eigen-
ijk had hij er voor vanavond genoeg van, en
et avontuurtje trok hem aan.
„Goed", zei hij, „ik kom!"
Een lachje schalde langs de draad. „Fijn
n de „Caveau" om tien uur eerste tafeltje
•iks als je binnenkomt. Dag, tot straks!"
Een beetje onthutst bleef Leo met den
.oorn in zijn hand zitten. Dan legde hij hem
zich. „Onnoozele gans" smaalde zii in zelfspot, j ^er, ruimde met glimlachend gelaat z'n bureau
op. en hij betrapte er zich op, dat een licht
gevoel van opwinding zich van hem meester
maakte.
Half tien precies stapte hij de dancmg bin
nen. Muziek en leven golfden op hem toe. te
gelijk met tabakswalm. Hij keek onmiddellijk
links, en aarzelend trad hij op het tafeltje toe,
waaraan een jong meisje zat. Ze had donkere
oogen, die helder in haar gezichtje stonden,
dat door donkere, bijna zwarte krullen omlijst
werd. Haar welkomstlachje ontblootte een rij
frissche, regelmatige tanden.
„Bennie?" vroeg ze.
„Niet Bennie, maar Leo!" stelde hij zich
voor. „Leo Verhoog. En hoe heet U?"
„Willy Berksma. Vind u me erg excentriek?"
Leo keek haar een oogenblik aan. Dan haal
de hij de schouders op. „In ieder geval wèl
erg aantrekkelijk", stelde hij vast. Het ver
wonderde hem, dat ze zoo sterk bloosde. Een
meisje met een dergelijk initiatief zou zoo'n
compliment toch niet verlegen maken?
„Zullen we dansen?" vroeg ze.
Leo Verhoog vond de situatie niet onaange
naam. Ze danste goed, en ze wist een prettig
gesprek gaande te houden. Ze had origineele
ideeën, en wat voor hem den avond het aan
trekkelijkste maakte: ze had een verbazend
lief gezichtje en een leuke stem.
Hij vroeg zich af, waarom ze hem had op
gebeld. Het kon natuurlijk waar zijn, dat het
zoomaar een gril van haar was geweest, een
dwaze gedachte, en dat ze het eerste het beste
telefoonnummer had aangeslagen. De meisjes
van tegenwoordig durfden alles. Maar d i t
meisje was toch niet, wat hij verwacht had.
't Was geen type, dat het om een gezellig
avondje te doen was, geen type, dat er op uit
was. te zijnen koste een vroolijken avond te
hebben. Ze dronk zeer matig en ze had zelfs
vooraf bepaald, dat ze alles beslist zelf wilde
betalen. Daar kwam natuurlijk niets van in,
maar ze had wel erg gedecideerd gekeken, toen
ze dat zei.
Half één was het al, en Leo Verhoog vond,
dat de tijd voorbijgevlogen was.
„Willy", zei hij. en hij noemde haar voor
het eerst bij den voornaam, „Willy, zeg nu
eens eerlijk.
Haar lachje onderbrak hem. „Waarom ik je
nu eigenlijk heb opgebeld vulde ze aan.
Ze plantte haar ellebogen op het tafeltje en
ze liet haar wangen in de handpalmen rus
ten. In haar oogen waren lichtjes en haar
mond vertrok spottend.
„Het is nu half één en de slag zal wel al ge
slagen zijn", verklaarde ze rustig. „Ik denk.
meneer Leo Verhoog, dat de loonen. die je op
Vrijdagavond altijd in je brandkast hebt, van
eigenaar verwisseld zijn. Ik belde je op, om
te weten of je thuis was. Toen dat zoo was,
moest je weggelokt worden. Mijn vrienden heb
ben nu het veld vrij". Ze lachte kort.
Bij haar eerste woorden had Leo Verhoog
het een ruk zijn stoel achteruit geschoven, en
doodsbleek stond hij nu op. Hij vloekte zacht
voor zich heen.
Toen snelde hij als de wind het lokaal uit.
Hij vloog door de straten, zag geen taxi, en
zijn opwinding steeg met de minuut. Hij had
zoo'n ellendig ouderwetsch brandkastje, dat
ding zou gemakkelijk te openen zijn. Stomme
ling, dat hij op die idiote afspraak was inge
gaan. Hij had moeten begrijpen dat er iets
achter zat. Nu had hij er bovendien spijt van
dat hij haar niet had laten arresteeren, en
meteen weggesneld was. Maar misschien had
hij toch niets tegen haar kunnen beginnen.
Tenslotte kon men haar niets bewijzen.
Ginds was eindelijk zijn huis. Donker lag
het in de sombere straat. De huissleutel beef
de in zijn vingers, en het duurde even, voor
hij het slot open had. Hij ijlde naar de kamer,
waar zijn brandkast stond. Alles leek onaange
roerd. Hij opende de kaster ontbrak niets!
Met een zucht van verlichting zakte hij op een
stoel neer.
Toen schrok hij van het telefoonbelletje. Hij
nam den hoorn op: „Wel te rusten!" klonk
haar welluidend stemmetje.
„Hallohallohallogilde hij in
den hoorn.
Maar er kwam niets meer
„Waarom?" peinsde hij, „waarom dit alles?"
Verbaasd staarde hij op, toen ze den vol
genden morgen in een eenvoudig japonnetje
plotseling op zijn kantoor voor hem stond. Ze
hield den blik neergeslagen en vermeed in zijn
oogen te kijken.
„Ik begreep er niets van, juffrouw Willy", zei
hij koel, „u hebt me wel heel erg voor den
gek gehouden".
„Ik zal het u verklaren, meneer Verhoog.
Ik had gehoord, dat uw secretaresse plotseling
was weggegaan. Ik zelf ben zonder betrekking.
Ik heb al zooveel gesolliciteerd, maar altijd
verzink je dan in de grauwe massa. Daarom
verzon ik iets anders. Ik wilde persoonlijke
kennismaking. Ik hoopte u te overtuigen, dat
ik initiatief bezat en fantasie. Maar misschien
ben ik wat te ver gegaan".
Ze zweeg en keek hem aan. Haar stem had
een beetje dof geklonken, maar er twinkelde
toch iets in haar oogen. „Wilt u me aanne
men als secretaresse?" vroeg ze.
Hij kuchte gewichtig.
„U bent inderdaad een beetje te ver gegaan"
zei hij op bestraffenden toon. „Maar ik ben
niet haatdragend. Ik neem u aan voor-
1 o o p i g als secretaresse.
Om beider mond was een glimlach....
gels bekijken. De groote vraag is natuurlijk:
hoe berg je in een zoo klein mogelijke ruimte,
een zoo groot mogelijke verscheidenheid aan
spijzen en dranken, die echter bovendien geen
kilo's en kilo's mogen wegen. Maar ook dit
probleem is al opgelost.
Het domein van den steward is vooruin,
vlak achter de cockpit. Rechts en links heeft
hij twee smalle, hooge kasten van aluminium
Rechts onderaan is een ijskast je met droog
ijs voor het koel houden van spijzen en dran
ken. daarboven is een kastje, waarin het ser
vies opgeborgen is. Links bevinden zich in één
kastje de verschillende dranken en in het
ander de overige eetwaren. Voorts heeft hij
rechts een klein tafeltje en een bak met ver
schillende thermosflesschen. Het geheele
restaurant weegt, de steward inbegrepen, 225
K.G,; voor de materialen en spijzen blijft dus
ongeveer 160 K.G.
Li de thermosflesschen wordt koffie en
heet water meegenomen; bouillon en thee
worden aan boord bereid, de laatste met thee-
ballen en heet water. Wijnen, enz. worden
meegenomen in aluminium flesschen. Brood,
boter, biscuits, cake. fruit, drie soorten vleesch
koude kip, compote, zalm, kreeft, verschil
lende kaassoorten als Gouda. Camembert,
Roquefort, Gervais en Rigi worden dagelijks
versch mee aan boord genomen. Men kan dus
een vrij uitgebreid middagmaal in het restau
ratievliegtuig gebruiken.
Voor geregelde gasten is het vliegen op
zichzelf dagelijksch werk geworden, doch een
kopje thee drinken op 2000 meter boven de
Elbe en te lunchen boven de Zweedsche me
ren, is toch altijd iets aparts en wellicht zelfs
een sensatie.
Alzijdige lichaamsoefening is voor het In
stand houden van ieder lichaam noodig. Or
ganen en lichaamsdeelen, die niet regeimatig
geoefend worden, gaan achteruit, degeneree-
ren en oefenen hun slechten invloed ook op
andere deelen uit. Het moderne leven geeft
geen alzijdige bezigheid meer. geeft meestal
überhaupt geen arbeid meer. Voor allen, die
een zittend leven leiden, maar ook voor het
grootste deel van hen, die geen zittend werk
hebben en die toch meestal óók niet alzijdig
bezig zijn, is lichaamscultuur onontbeerlijk.
Vandaar onze wekelijksphe serie! Begin nü
nog mee te doen! U zult er niets dan voordeel
vaii hebben.
Oefening 81 is een gemakkelijke oefening,
voor ieder geschikt. Het doel is, de spieren
aan de voorzijde van het lichaam te verster
ken. We beginnen liggend op den rug. Nu ge
strekt een been optillen tot nagenoeg verti
caal en dan weer zacht neerleggen. Daarna
met het andere been. Twintig maal herhalen,
waarbij U er steeds op moet letten, regelmatig
en diep adem te halen. „Persen" is verkeerd,
voor oudere menschen zelfs niet zonder ge
vaar.
Iets moeilijker wordt het, als beide beenen
tegelijk in actie zijn, dus als het eene been al
omhoog gaat, nog vóór het andere terug is.
(Oefening 81a).
Oefening 82 is een lenigmakende oefening
voor den rug, die hier prachtig achter aan
kan sluiten. Een gunstige bijkomende omstan
digheid is, dat tegelijkertijd de steunkracht
van de armen geoefend wordt.
Gaat U eens voorover plat op den grond
liggen; de handen worden (met gebogen ar
men) naast de schouders neergezet. Nu de
borst en het hoofd zoo hoog mogelijk van den
grond tillen. De knieën bleven in ieder geval
op den grond, maar als 't kan de heupen óók.
De rug wordt dus geweldig hol getrokken.
Tien maal herhalen in een regelmatig tempo
is genoeg. Diepe ademhalingen en, ais U niet
al te grieperig bent, alleen door den neus.
Oefening 83 is een tamelijk zware oefening.
De beenen worden zoo diep
mogelijk gebogen, zoodat we
in gehurkte houding komen
te zitten. De handen kunnen
als steun voor ons neergezet
worden. Zonder overeind te
komen het linker been zij
waarts uitstrekken. Weer
terug en dan precies hetzelf
de rechts Twintig maal her
halen.
Voor de wat meer gevor-
I derden volgt Oefening 84 als
I I toegift, (zie teekening). Pro-
1/ beert U eens met één been
R over Uw gevouwen handen
7"^ - - heen te stappen, zonder ze
los te laten
JULES KAMMEIJER,
Leeraar Lich. Opv. M.O.