Het Roode Kenteeken De .Mar Caspio", komend van Newcastle met een lading van 2000 ton steenkool, werd in het gezicht van Capbreton door twee Spaansche nationalistische schepen aangevallen. De kapitein wist zijn schip aan den grond te zetten De noodige formaliteiten worden vervuld door de Spaansche vluchtelingen, die Dinsdag in Nederland eerste van de 4000 palen voor het r; r> nieuwe kantoorgebouw der Rijksver- arr.veerden. - Een snapshot te Roosendaal zekeringsbankte Amsterdam is Dinsdag geheid De Spaansche non-interventie in practijk. De inspectie van een detachement der garde mobile te Santa Julia de Loria ter speciale bewaking van de Fransch- Spaansche grens De opperofficieren van de Koninklijke Nederlandsche Landmacht hebben den scheidenden commandant van het veldleger, luitenant-generaal jhr. W. Röell (midden zittend), Dinsdag te den Haag een afscheidsdiner aangeboden Onder moeders paraplu. Een veilige bescherming langs het lijntje op een regenachtigen Paasch- vacantie-dag De pasgeboren Prins Haraid van Noorwegen met zijn zusjes, de Prinsessen Ragnhild en Astrid^ Haraid, Ragnhild en Astrid zijn de kinderen van Kroonprins Olav en Prinses Martha De Spaansche vluchtelingen, die in het gebouw van de Nederlandsche Legatie te Madrid asyl hadden gevonden, zijn Dinsdag in Nederland aangekomen. Een kijkje in de wachtkamer te FEUILLETON OTTWELL BINNS. (Nadruk verboden) HOOFDSTUK L l) Begin van het avontuur. De uitlooper van een typhoon, die plotse ling door de straten van Kowloon raasde, was de oorzaak van Terry Domvilli's onver wacht avontuur. De wind kreeg den hoed van een meisje te pakken, rukte hem van haar hoofd en wierp hem met volle kracht tegen Terry's borst. Instinctief greep hij hem met beide handen beet en hield hem vast, terwijl zijn eigen hoofddeksel door den razenden wind van zijn hoofd gelicht werd en üi de richting van de haven rolde, waarin het ver dween. Hij had echter geen tijd om dit ver lies te betreuren, want de eigenaresse van den hoed, dien hij nog steeds tegen zich aange klemd hield, werd werd als een hoopje wap perende rokken en fladderende haren regel recht in zijn armen geblazen. Ook haar greep hij beet en hield haar stevig vast, met den hoed als een vormeloos ding tusschen hen in, terwijl hij onder de verwarde massa haar een zeldzaam mooi gezichtje ontdekte, met bruine oogen die in de zijne lachten, alsof de bezit ster ervan het ongeluk nogal amusant vond. Nog een paar meter van hen af was een Chinees druk bezig de luiken van zijn thee huis te sluiten. Snel duwde Terry het meisje door de openstaande deur naar binnen, als door de poort van 't een of andere toevluchts oord, waar de wreker op den drempel moet blijven staan. Daarna liet hij haar tegelijk met den hoed los, haalde diep adem en „Ik had geen tijd om op de vormen te letten", zei hij half verontschuldigend. „Ik hoop niet, dat ik te ruw geweest ben". „Natuurlijk niet!" Het meisje lachte een beetje hijgend. „Als u er niet geweest was, zou ik een bad in de haven genomen hebben. Het is heelemaal niet noodig, dat u uw veront schuldigingen aanbiedt". „Maar uw hoed? zei hij een beetje be zorgd, terwijl hij zich bukte om hem op te rapen. „Ik ben wel bang, dat hij heelemaal bedorven is". „Dat geeft niets", lachte het meisje. „Ik heb hem toch nooit echt mooi gevonden. Maar wat is er met de uwe gebeurd?" „Dien heeft de wind meegenomen", zei. hij. „Als een blad in den storm is hij wegge waaid". „Maar de wind heeft uw haar niet zoo in de war gebracht als het mijne", lacht het meisje, terwijl ze met haar handen in haar kastanje bruine haren woelde om te con troleeren, of er nog wat spelden en kamme tjes in waren blijven zitten. Ze vond drie koperkleurige haarspelden en hield die tus schen haar tanden, terwijl ze wonderen ver richtte met haar lange lokken, wonderen, die Terry met verrukte blikken aanzag, terwijl hij tegelijkertijd haar sierlijke figuurtje in zich opnam. Toen elke speld een geheim plaatsje gevonden had. waar zij het beste dienst deed, liet zij haar lenige jonge armen zakken, trok haar rok recht en een beetje blozend, lachte ze vr ooi ijk. „Ik zie er zeker verschrikkelijk uit". Ze sprak zonder eenige coquetterie, zonder naar een voor de hand liggend compliment te visschen. Haar opmerking was geheel oprecht en natuurlijk en Terry vatte haar ook als zoo danig op en lachte terug. „Zoo erg is het niet. Een klem beetje slor dig maar. anders niet". En daar de eigenaar van het theehuis, die de luiken voor de ramen gedaan had, haastig naar binnen kwam en de deur achter zich sloot ging Terry verder: „We zullen hier maar thee drinken, niet? We moeten voor de beschutting dié ons geboden wordt, betalen. Ik hoop, dat u er niets op tegen hebt. Het is alles erg onconventioneel, maar als een typhoon de leiding neemt „Dan moeten we doen wat die wind wil". Het meisje lachte vroolijk. „Dus zullen we maar thee drinken. Maar we kunnen dat toch niet in donker doen". Inderdaad was de kamer bijna donker, nu de luiken en de deur tegen den wind ge sloten waren; maar terwijl het meisje nog sprak, kwam de eigenaar met een kaars te voorschijn, waarmee hij twee reusachtige, met zwarte en roode hiëroglyphen versierde lantarens aanstak, die, toen ze brandden, eruit zagen als glinsterende ballonnen, die opgelaten waren om met de sterren den spot te drijven. Ze verspreidden weinig licht, net genoeg echter om aan te toonen, dat het thee huis niet alleen voor Ohineesche klanten was en dat er zeven blanken thee zaten te drin ken en vreemdsoortige Chineesche taartjes te eten. .Terry wees onmiddellijk een klein ge lakt tafeltje aan, dat vlak naast hem stond en waarnaast twee krukjes stonden. „Laten we hier maar gaan zitten", zei hij opgewekt, „dan kunnen we een beetje praten totdat de typhoon uitgeraasd is". Het meisje nam een van de krukjes en Terry het andere. De eigenaar, die klaar was met de lampen aansteken, naderde ernstig en eerbiedig hun tafel, nam Terry's bestelling in ontvangst en verdween. Toen zei het meisje, een beetje bezorgd: .Hoe lang denkt u. dat de storm kan duren?" Terry schudde zijn hoofd. „Geen idee", zei hij. „Ik hoop niet zoo heel lang. Het kan uren duren, of als we boffen, in een oogenblik voorbij zijn". Het meisje hield haar hoofd scheef opzij om naar het. gebulder van den storm te luisteren en de bezorgde blik in haar oogen werd dieper. „Ik hoop maar, dat het gauw voorbij is. Ik moet daar zelf ook heen", zei hij, „maar de pont loopt zeker niet met dezen storm en een sampan, die den overtocht zou wagen, zou onmiddellijk volslaan. Ik ben bang, dat we geduld moeten hebben". Toen deed hij een poging om iets meer van haar te weten te komen en vroeg: „U woont in Hong-Kong?" „Neen", antwoordde het meisje vlug. „Ik ben hier gelogeerd. Ik ben een soort trekvogel. Zoo zie je me. zoo zie je me niet". „Werkelijk?" vroeg hij. „Werkelijk", antwoordde het meisje glim lachend. „Morgen vertrek ik weer". Het speet Terry, dat te moeten hooren en hij was nieuwsgierig te weten waar heen ze zou gaan, maar was zoo verstandig daar niet naar te vragen. Vertrouwen schenken, be dacht hij bij zichzelf doet vertrouwen ont vangen en dus begon hij haar onmiddellijk over zichzelf te vertellen. „Ik blijf hier langer een heele week minstens. Ben hier gisteren met een jacht van een vriend aangekomen. Van hieruit willen we naar Shanghai gaan en vandaar over steken naar Japan". Het meisje was geïnteresseerd en toen een Chineesche bediende met de thee kwam, zei ze vlug: „Dat moet dan wel een geweldig jacht zijn". .Hen privé lijnschip", lachte hij. „Seabright is de zoon van een schatrijken reeder. Heeft de liefde voor de zee in zijn bloed en geeft geens snars om bestuurskamers en dergelijke vervelende plaatsen, waar andere lieden hun kapitaal zitten te vermeerderen. Ik zelf ben ook een soort zeeman gewezen luitenant ter-zee. niets meer en niets minder!" Hij lachte weer en voegde er aan toe: „Op de naam- en ranglijst van zeeofficieren sta ik in geschreven als Terence Ashley Domville, maar in mijn gewone leven is me dat te deftig en ben ik voor mijn vrienden Terry". Hij wachtte in de hoop, dat het meisje op haar beurt vertrouwelijk zou worden, maar dat deed ze niet onmiddellijk, want er kwam een onderbreking. De deur, die zoo zorgvuldig door den eigenaar gesloten was, werd haastig opengesmeten, waarbij een windvlaag de ka mer instoof, een scherm omverwoei en de lantarens hevig aan het slingeren bracht. Drie mannen kwamen binnen en, terwijl de eige naar toeschoot om de deur weer achter hen te sluiten, stonden ze een oogenblik bij elkaar en keken rond of er nog een tafeltje onbezet was. Zooals ze daar stonden in het licht van een van de lantarens, vormden zij een trio, dat door zijn verscheidenheid wel een ieders aandacht moest trekken want de eerste was een gebochelde Chinees, ongeveer ter grootte van een dwerg, de tweede was een dikke, gebronsde man met een kortgeknipten baard en het onmiskenbaar karakter van een zeeman en de derde was een groote, elegant gekleede heer. Hij had een mager, gladge schoren gezicht, een neus die veel weg had van een snavel en de scherpe oogen van een roofvogel. Terry Domville bekeek ze met eenige ver bazing, want hoewel het meermalen voor komt, dat mannen, die van het eene einde van de aarde naar het andere zwerven, zich in vreemdsoortig gezelschap bevinden, wekte deze eigenaardige combinatie toch zijn nieuwsgierigheid op en hij vroeg zich af, wat ze met elkaar gemeen konden hebben. Een oogenblik later werd zijn nieuwsgierigheid nog meer geprikkeld, want de blik van den Chi nees, die de geheele kamer doorgezworven had, oereikte tenslotte ook hun tafeltje en onmiddellijk draaide de man zich om en zei iets tegen zijn metgezellen. Domville bleef kijken en zag dat de groote man een snellen blik wierp in de richting van het meisje en hemzelf, maar zijn oogen weer even snel af wendde, toen ze de zijne onderzoekend op zich gevestigd zagen. Een oogenblik later werd het trio met ernstige hoffelijkheid door den eigenaar naar een tafeltje geleid, dat een eindje verder in de kamer stond, maar toch in zicht van datgene, waaraan Domville en het meisje gezeten waren. ZIJ had eveneens belangstelling naar de komst van de drie mannen en riep tenslotte uit: „Wat een eigenaardig trio!" (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 9