Rood, wit en blauw de vlaggekleuren. Nog geen beslissing over de Pachtwet, Kunst in Haarlem en daarbuiten. Nieuwe schepen voor de „Zeeland". W OENSDAG 26 M E I 1937 HAAEEEM'S DAGBLAD 3 Wetsontwerp thans ingediend. Een wetsontwerp is ingediend, houdende bepalingen omtrent de vlag van het konink rijk der Nederlanden. Art. 1 van dit wets- intwern luidt als volgt: „De vlag van het koninkrijk dei- Nederlanden is een vlag, bestaande uit drie liggende banen, waarvan de bovenste rood, de middelste wit en de onderste blauw is. De vlag heeft den vorm van een rechthoek, waarvan de lengte zich verhoudt tot de hoogte als drie tot twee. De drie banen zijn van gelijke breedte. Bij algemeenen maatregel van be stuur worden voorzieningen getrof fen tot nadere bepaling van de juiste kleuren en omtrent de duurzame vastlegging daarvan". Aan de memorie van toelichting is het vol- eende ontleend: Het Koninklijk Besluit van 19 Februari 1937, bevat alleen een voorloopige voorziening ten aanzien van de kleuren van de nationale via»-. Omtrent haar verdere kenmerken be paalt het niets. Men kan dus ook thans nog niet volhouden, dat de Nederlandsche vlag rechtens is vastgesteld. Daarbij komt, dat de practyk heeft uit0e wezen, dat behoefte bestaat aan bepalingen tot bescherming van de Nederlandsche vlag tegen handelingen, welke met den eerbied, aan het nationale embleem verschuldigd, met zijn te vereenigen. Uiteraard kunnen derge- liike bepalingen eerst dan worden gemaakt en toegepast, wanneer nauwkeurig is vastge steld, wat onder de Nederlandsche vlag valt teAl deze omstandigheden maken het wen- scheliik. dat vorm, model en kleuren van de Nederlandsche vlag wettelijk worden ge^^ld en wel op zoodanige wijze, dat een systeem wordt verkregen, waarin de verdere voor zieningen, waaraan te dezen behoefte bestaat gevoeelijk kunnen worden gepast. Aangezien daarbij enkele strafbepalingen niet achter wege kunnen blijven, kan deze regeling het beste bil' de wet worden getroffen. Als kleuren worden genoemd rood. wit en blauw De regeering heeft in de omstandig- Eiat'nalntöl landgenooten de voorkeur zou geven aan die kleuren oranje, wit en eventueel lichter blauw, en van oordeel is, dat het van juist inzicht zou getuigen, zoo men een vlag van die kleurcombinatie tot de nationale zou verklaren, allerminst aan leiding kunnen vinden tot het doen van een voorstel van die strekking De door de voor standers van het oranje-blanje-bleu aange voerde argumenten acht zij met steekhou dend. Trouwens, de voorkeur voor het oranje blanie-bleu is reeds, toen zij in de zestiger laren van de vorige eeuw voor het eerst van zich detd hoeren? al dadelijk van zeer ge- zaghebbende zijde bestreden. Het historisch onderzoek omtrent het ont «taan van de Nederlandsche vlag heeft tot dusver nog niet in alle opzichten tot volkomen zekere resultaten geleid. Wat echter wel vaststaat, is het navolgende: driekleur is in ieder geval als nationale vlag gebezi0a sedert den opstand derNederlanden tegen het Spaansche bewind. Aanvankehjk vertoon de zij de kleuren oranje, wit en blauw De oranje-blanje-bleu en de rood-wit-blauwe vlag kunnen niet beschouwd wordenalstwee verschillende vlaggen. Zij moeten geschouwd worden als variëteiten van eenzelfde vla0, die als prinsevlag werd aangeduid. Het verschil kleuren maakte geen verschil in beteeke- nis uit. Langzamerhand is het oranje meer en meer gaan verdringen, sedert on0e veer 1630 krijgt het rood bepaaldelijk de overhand, niet lang daarna is het oranjeDe- heel verdwenen. Wat van dit verschijnsel de oorzaak is geweest, is onzeker. Waarschijnlijk is dat het plaats had om zuiver practische redenen Bepaaldelijk onhoudbaar is de theorie gebleken, dat de verdwijning van het oranje in de vlag een gevolg zou zijn ge wektvan anti-stadhouderlijke gezindheid Hiervan is geen sprake. Van doorslaggevend belang acht de regeering. dat wat er zy van den oorsprong der vlag en haar aanvankelijk t^eWamge kleuren, het rood, wit en blauw gedurende ongeveer 300 jaren practisch de nationale vlag is geweest, en bovendien de vlag der traditie van de thans levende gene- iamj dezen stand van zaken ziet de regering geenerlei aanleiding om voor te stellen de Ne- Xam«kingVvlrdfeX datehêt systeem van het ontwerp is, dat slechts een bepaal[de vtag aio dealgemeene nationale vlag zal oei den. OP alle Nederlandsche vlaggen van by- zonder type. waaronder dus zijn te verstaan vlassen, welke wel vallen onder de vin! van liet eerste lid van artikel 1, doch niet" mede onder die van het tweede lid, zul len toepasselijk zijn de artikelen3 de hand waarvan haar al of niet wettigheid moet worden getoetst. a{_ vioocren welke van de nationale vlag ai wijken0 doch vallen onder de omschrijving van artikel 1, eerste lid. en niet berusten op een regeling, getroffen krachtens artikel 3. zullen niet mogen worden ge™erd of in het openbaar vertoond. Deze bepal:mg k<5ert met name tegen nationale vlaggen, welke tor toevoeging van opschriften worden ont- "üe'bedreigde geldboete bedraagt ten hoog ste 150 gulden. Een halve ton zoek geraakt. Met wedden op paardenrennen ALGEMEENE VERGADERING VAN HET A. C. O. P. Verslagen over 1935 en 1936 goedgekeurd. Dezer dagen kwamen de hoofdbesturen van de bij het comité ter behartiging van de algemeene belangen van overheidspersoneel (A.C.O.P.) aangesloten bonden in algemeene vergadering bijeen. Als leden van de controle-commissie van het A. C. O. P. werden aangewezen de heeren H. C. de Vreede, D. v. d. Laan en J. Siderius. Daarna werden het beleid van het A.C.O.P.- bestuur en de verslagen van secretaris en penningmeester over 1935 en 1936 behandeld en goedgekeurd, waarbij uit de vergadering hulde werd gebracht voor het vele en belang rijke werk, dat het comité in de verslagperiode heeft verricht. Tenslotte werden besprekingen gevoerd over de salarispositie van het overheidsper soneel en de verdere behandeling van een aoor het^comité aan den voorzitter van de rijkscentrale commissie voor georganiseerd overleg in ambtenarenzaken verzonden brief over de bezoldiging van het rijkspersoneel en de onderwijzers. J Twee jaar tegen Alkmaarder geëischt. De stad Alkmaar werd in den herfst van het vorig jaar opgeschrikt door een verduis tering op groote schaal welke gepleegd zou ziin door den bedrijfsleider van de firma J. Eecen Gzn., houthandel te Alkmaar, den 55- jarigen W. N. N. genoot het volle vertrouwen van de firma en was onder meer belast met het innen en het beheeren der gelden van genoemde firma. Op zekeren morgen bleek N. te zijn gevlogen en een uitgebreid onderzoek leidde de Alk- maarsche recherche naar Zeeland, waar men N. vond in een der duinen op Zeeuwsch Vlaanaeren. Hij leefde daar in kommervolle omstandigheden, had geen cent meer bij zich en sliep 's nachts in een zomerhuisje op den grond. Toen men hem vond, waren zijn voe ten half bevroren en N. moest dan ook direct na zijn arrestatie in het ziekenhuis ter ver pleging worden opgenomen. N. die een goeden naam had in Alkmaar en die een heel normaal leven leidde althans voor zijn familie en het publiek had in den Ipop der jaren kennis gemaakt met bookmakers en begon toen te wedden, hoofd zakelijk op Fransche wedrennen. Toen hij voortdurend verloor en zijn eigen bezit tot nul was gereduceerd, gebruikte hij gelden van zijn firma en spoedig steeg het bedrag, dat hij zich van zijn firma toe-eigende, onrustbarend en bedroeg toen de fraude ontdekt werd meer dan 60.000 gulden. N. stond gisteren terecht voor de Alkmaar- sche rechtbank. De officier eischte twee jaar gevangenisstraf. Botsing tusschen vrachtauto en autobus. Chauffeur om het leven gekomen. Omstreeks vij uur Dinsdagmiddag is op den rijksweg in het gehucht Tjamsweer (gem. Ap- pingedam) bij het passeeren een autobus van de Damster Auto Maatschappij te Appingedam. waarin behalve de chauffeur zes personen waren gezeten, onder wie enkele kinderen, in botsing gekomen met een vrachtauto uit Gro ningen, bestuurd door den heer M. Jager, vrachtrijder te Overschild. De autobus kwam door de botsing aan den rechterkant van den weg terecht, waar zij tegen een boom reed. De inzittenden werden allen aan de schouders gewond. De chauffeur, de 30-jarige S. Mengedoth uit Appingedam. was er evenwel het ergst aan toe. In hopeloo- zen toestand werd de man naar het Acade misch ziekenhuis te Groningen vervoerd. On derweg is hij echter overleden. De zes andere gewonden zijn, na door drie geneesheeren te zijn verbonden, naar hun woningen getransporteerd. EERSTE KAMER. Vergadering Dinsdagmiddag verdaagd. Spoorwegreorgariisafie aanvaard. DEN HAAG Dinsdag. Met 298 (vier der socialisten en alle libe ralen, wier woordvoerder Mr. Knottenbelt namens zijn fractie het wetsontwerp niet noo- dig noemde en 't tevens veroordeelde omdat het onzekerheden zou scheppen), nam de Ka mer het voorstel inzake betere verdeeling van den beschikbaren arbeid aan. Hierna kwam de reorganisatie van het spoorwegbedrijf aan de orde, dat den heer v. Citters (a.r.) en den heer Moltmaker (s.d.) een aantal opmer kingen ontlokte, waarop de Minister van Wa terstaat er allereerst op wees dat de Regee ring op aandrang van de Staten-Generaal maatregelen onder handen was gaan nemen om het groote spoorweg-tekort weg te kun nen werken. Een van de middelen nu was een einde te maken aan de overkapitaliseering. Het tekort kon men op ongeveer 229 millioen ra men; 130 millooen vindt men door overneming van obligaties door den Staat en voor de over schietende 100 millioen krijgt de Staat voor 10 millioen aandeelen, zijnde de reëele waarde van de aan den staat behoorende lijnen. De becijfering van het voorshands blijvende te kort is momenteel 20 millioen, doch dit zal dank zij allerlei factoren hopelijk op den duur aanmerkelijk dalen. De wetgever heeft volko men de bevoegdheid tot controle op het bedrijf en tot het ter verantwoording roepen van de Regeering, al zal het uit den aard der zaak voor de Staten-Generaal niet zoo eenvoudig zijn alles tot in onderdeelen te kunnen nagaan. De Minister meent, dat de huidige vorm te verkiezen valt boven staatsexploitatie, wat ner gens met uitzondering van Duitschland voorkomt. Dat de overheid zich intusschen zoo intensief bezig houdt met het beheer van 't bedrijf, vloeit voort uit het algemeen verkeers- belang, dat hier in het spel is. Met betrekking tot het budgetrecht treedt er tenslotte geen verandering in: dit ter geruststelling van den heer v. Citters. In ons land heeft het spoorwegbedrijf heel wat meer concurrentie ondervonden en niet temin was het zuivere exploitatie-resultaat bepaald gur "tiger dan waar ter wereld ook. Dit bewijst ch wel, dat de exploitatie van onze spoorwegen, alles te zamen genomen, tot geenszins slechte resultaten heeft geleid. De Regeering zal in het bestuur der maatschappij" sterk vertegenwoordigd zijn, zoodat in geval van slecht beheersbeleid het Parlement zich zal kunnen doen gelden, door de betreffende Ministers ter verantwoording te roepen. Ove-| rigens verzekerde minister Lidth de Jeu- d e, dat het niet de bedoeling is, dat de spoor-1 wegen hun bemoeiingen veel verder zullen' uitbreiden. Persoonlijk kan de Minister niet de neiging bewonderen om van spoorwegzijde ook „neven-bedrijven", zooals garage-bedrij ven, op touw te zetten. De Regeering zal ten dezen aanzien de noodige waakzaamheid aan den dag leggen. Een vertegenwoordiger van het personeel dit nog aan den heer Moltmaker zou niet passen in den Raad van Commissarissen, die gezag jegens de Directie uitoefent. Een hier toe strekkende motie-Moltmaker werd met 2514 verworpen: met de sociaal-democraten stemden Mr. Werker (v.d.) en 3 Katholieken, n.l. de heeren Andriessen, Nivard en Serrarens voor Nadat de spoorweg-reorganisatie er z.h.st. was doorgegaan kwam de Pachtwet weer op de proppen. De heer 011 e n (v.d.) noemt het on juist, dat de pachter het slachtoffer van den tyranieken verpachter zou zijn. De pacht is geenszins een slechte gebruiksvorm. Toch ver keert de pachter altijd in één opzicht in 'n ongunstige positie: de vraag naar grond is steeds heel wat grooter dan het aanbod. Die wanverhouding drijft telkens weer de pacht prijzen omhoog. Sinds 1927 daalden de pachten en insgelijks de bruto-opbrengst tot 57 pet., doch het beeld verandert bij vergelijking met de netto-op brengst; deze is n.l. meer gedaald. Te hooge pacht is voor alle bij de pacht betrokken par tijen een nadeel. Spr. gelooft, dat de pachtprijzen en de koop prijzen tenslotte weinig zullen veranderen na aanneming van de nieuwe pachtwet. Binnen afzienbaren tijd zal de vraag waarschijnlijk nog, steeds veel grooter blijven dan het aan bod. Zeer onwaarschijnlijk komt het spr. voor dat de eigenaren zich op grooten schaal van hun grond zullen gaan ontdoen, al kan mis schien geleidelijk grondbezit iets minder aan trekkelijk worden als beleggingsobject. Ook de v. d. woordvoerder betreurde het, dat de Re geering het Engelsche stelsel van schadeloos stelling in geval van onredelijke pachtbeëin- diging niet had nagevolgd. Maar een werkelijk continuatierecht wat spr. zeer bedenkelijk gevonden zou hebben bevat de wet niet, en de nu gemaakte regeling inzake continuatie kan hij aanvaarden. Ondanks het feit, dat hij in het ontwerp lang niet alles kan bewonde ren, zou hij er, nu geen andere keuze mogelijk was, genoegen mee nemen. President de Vos v. Steenwijk verdaagde tot aller verrassing reeds om kwart over een de bijeenkomst. E. v. R. WIELRIJDER WILDE NOG JUIST VÓÓR DE TRAM OVERSTEKEN. ..Dinsdagmiddag omstreeks kwart over vier is een 51-jarige wielrijder, die op den hoek van de Weteringschans en de nieuwe Vijzelstraat te Amsterdam nog juist voor de tram wilde oversteken, geslipt en onder den wagen van lijn 6 geraakt. Met een schedelfractuur is hij naar het Wilhelminagasthuis overgebracht. Edvard Munch. Het zou van een gering kunstbegrip getui gen zoo wij in deze kroniekjes de zeer belang rijke verschijning van den thans 74-jarigen Noorschen schilder Munch in het Hollandsch tentoonstellingsleven, onbesproken lieten. Al zou men, met mij van meening zijn dat de in het Gemeentemuseum te Amsterdam thans gehouden en tot 20 Juni geopende expositie, voor ons land wel wat laat komt en een twintigtal jaren geleden zeker veel meer rumoer zou verwekt hebbendan is dat nog geen reden er thans ongeroerd voor te blijven en te verzuimen er kennis van te nemen, nu men een zestigtal origineele schil derijen en bij de honderd grafische bladen kan confronteeren met wat men in den loop der jaren in de tijdschriften gereproduceerd gezien heeft. Want Edvard Munch is ongetwijfeld de kunstenaar, die in het moderne kunstschep pen absoluut Scandinavië representeert, die als figuur veel belangrijker is dan de popu lairder Zorn en bovendien op de schilderkunst in Scandinavië, maar vooral ook in Duitsch land, een enormen invloed heeft gehad. In een kort artikeltje zal het moeilijk zijn den lezer een beeld van Munch's leven en kunst te geven, zoo zeer zijn beide in elkaar verwikkeld en van het algemeene type af wijkend. Maar ik wil onzen lezers aanraden die zestig schilderijen, die een idee geven van een productie die over de laatste vijftig jaar loopt, eens rustig'te gaan bekijken de grafiek is niet minder interessant, maar men neme niet dadelijk te veel hooi op de vork! Men zal vermoedelijk dra bemerken dat men met een gekwelde, gepijnigde menschelijk heid te doen heeft voor wien het schilderen niet zoozeer een mooi handwerk, dan wel een uitingswijze der gekwelde ziel was. Wat niet wegneemt, dat hij ook een verbazend knap schilder is. In de wijze waarop hij zich, als schilder, tegenover de wereld stelt valt eenige verwantschap met Van Gogh te ontdekken. Men moet inderdaad bij som mig werk van Munch aan onzen landgenoot denken al lijkt de Noor nog veel verbitterder, verbetener dan Vincent-, die toch altijd nog iets van den verheerlijker uit zijn predik- jaren behield. Als Munch voor het eerst naar Parijs komt (in 1885) is daar juist gisting in de kunst inzichten. Gauguin heeft met zijn nieuwe ideeën een zekeren aanhang verworven, men weet hoe ook Van Gogh tot op zekere hoogte met Gauguin sympathiseerde en de jonge Noor ondergaat den invleod van wat men toen revolutionair achtte, in sterke mate. Het moet een moeilijke, over-ernstige jonge man geweest zijn, die in dat milieu, uit het Noorden aan kwam zetten. Blijheid kende hij niet, die is in zijn later werk ook steeds uit zondering gebleven. Hij heeft niet als Gauguin de bevredigende schoonheid gevonden door zich van de wereld af te zonderen, zooals deze, die naar Tahiti uitweek. Noch als Van Gogh een schoonheidsroes zich gedronken aan den verzengenden gloed van Aries' zonnelicht. En even weinig heeft Munch tegenover de wereld kunnen staan als Lautrec, die de leelijkheid ervan met een houtaine grimas in een paar snijdende contouren vereeuwigde en zijn eigen leed in een prachtig lied op de •triestheid van het vroolijke leven verdonkere maande. Wel zal men deze drie kunstenaar cie een na den ander physiek ten onder gingen, a'ls de ovens hebben te beschouwen waarin de van huis uit geniale Noor geroosterd werd, maar deze bleek toch weer anders, toch weer meer eigen-grondsch te zijn dan zij. Munch, als oer-Germaan, kon de charmes van een Gauguin of Lautrec op den duur niet volgen en retireerde in het pathos en een volmaakte ontevredenheid met zichzelf. Van zijn eenzaamheid op zijn buiten bij Oslo, stuurt hij maar zelden zijn werk de wereld in, werk dat hoe langer hoe meer sa menvattend, samenpersend en tenslotte haast monosylabisch wordt, maar waarin de ken ners de gecomprimeerde kundigheid zien. Des ondanks breidt zijn faam zich uit onder de jongere Duitsche kunstenaars uit. Het was is 1912 dat ik voor het eerst een groep werken van Munch op de Keulsche Sonderbund tentoonstelling zag.Naar men wil heeft dat werk een grooten invloed op 't ty- pisch-Duitsehe expressionisme uitgeoefend. In ieder geval is het voor de vóór-oorlogsche ge neratie van artisten van groote beteekenis ge weest. Door kunsthandelaren als Cassirer en Flechtheim sterk gepousseerd, werden zelfs zijn prenten heel duur betaald. Munch was mode geworden. Hij zelf trok zich daarvan, geloof ik niet veel aan, en leefde grimmig en teruggetrokken in zijn Noorsche land, beantwoordde nimmer brieven en liet het exposeeren aan anderen over. Zoo schijnt het nog te zijn, al is in het tegenwoordige Duitschland voor het expressio nisme geen plaats meer. Al is het dan wat laat, men moet het toch waardeeren, dat men er in geslaagd is, zulk een waarlijk imponee- rende verzameling werken thans naar Hol land te krijgen. Voor het grootste deel eigen dom van den heer Rolf Stenersen te Oslo, die het levenswerk van Munch verzameld heeft. Wij reproduceeren hierbij een schilderij uit 1927 „Drie meisjes op een brug". Het is heel bijzonder, maar prachtig van kleur, waarover men echter alleen voor het origineel staande zal kunnen oordeelen. Maar aan compositie en lijnenspel zal men reeds zien dat hier een niet alledaagsche geest aan het woord is. Er gaat iets van verbeten angst uit van dit doek, ondanks de bijna onschuldige voorstelling. Doch tegelijk voelt men, dat men door een machtigen greep geboeid wordt en dat het geen tweeaehandsch aandoening is, die hier vertolkt wordt. Men gevoelt, in één woord, dat het „echt" is en geen namaak, of aan stellerij. Hoe vreemd Munch's werk ook hiel en daar schijnen mag, dien indruk maakt het nergens. Het is noch blij noch vroolijk, maar diep ernstig, een ernst waarvan we alleen maar worden afgeleid door de prachtige kun digheid der voordracht. Zelfs als wij Munch in de wereld-schilder kunst niet zoo hoog aanslaan als onze Ooster buren deden en zijn landgenooten nog doen, dan zal men toch in hem den bijzonderen figuur kunnen zien, waarin de geestelijke geaardheid der negentiger jaren een weer apart afge stemde voortzetting vindt. Wie zich voor kunst interesseert zal deze gelegenheid niet onbenut laten zich daarvan te overtuigen. We zouden de bezoekers attent willen ma ken op den groei van den kunstenaar zoo- ais die hier gemakkelijk te volgen is. In het werk uit de jaren tachtig vindt ge al verbin ding met iemand als Bonnard (in het inte rieur met moeder en zuster van den schilder) hoewel Munch toen nog niet in Parijs- ge weest was. De „tooneelscène in Tivoli" doet vermoeden, dat hij toen al met Lautrec's werk bekend geraakt was. In de „Militaire muziek in Oslo" uit 1889 komt al het heel aparte ac cent van den Noor te voorschijn. Een „Boule- bard te Parijs" uit 1896, brengt dan weer her innering aan Gauguin en Bonnard, tot in de reeks portretten, uit 1900 ongeveer, de Pa- rijsche sfeer eenigszins losgelaten schijnt. Wij moeten het hierbij laten (al zou over deze expositie nog veel meer te zeggen zijn. Men zal soms een voorganger van Herman Kruy- der meenen te zien, en van andere navrante voorstellingen zich misschien even afwenden om het troostelooze dat er in schuilt. Maar dan telkens weer voor heel sterke en animee- rende stukken schilderkunst komen te staan als de „Sneeuwruimers" of de eenden en gan zen stukken om van de portretten nog te zwij gen (Rathenau, of Schlittgen of den dokter met zijn patiënt, den kunstcriticus Jappe Nilssen). Op het graphisch werk kom ik graag later nog eens terug. Om Munch te verstaan, moet men het werk een paar malen zien. J. H. DE BOLS. Regeering wil hulp verleenen. Wetsontwerp bij Tweede Kamer ingediend. Zooals bekend is, zag de stoomvaartmaat schappij „Zeeland", die gedurende den we reldoorlog op uitdrukkelijk verlangen der re geering zoolang mogelijk haar dienst op En geland was blijven onderhouden en daarr door vier van haar schepen verloor, zich ge noopt in de dure jaren na den oorlog twee nieuwe schepen te doen bouwen. De ruim 9 millioen gulden, welke daarmede gemoeid bleken, ondermijnden de financieele positie der maatschappij dermate, dat haar schul denlast einde i922 f 5.100.000 bedroeg, ter wijl dat jaar sloot met een verlies van rond f 500.000. Ondanks de tegenslagen, welke der maat schappij' ook sedert dien niet zijn gespaard gebleven (het Engelsche invoerverbod van versch vleesch in 1926. waardoor een zeer belangrijke bron van inkomsten voor de maatschappij verviel, de devaluatie van het pond sterling en daarna van den Belgischen franc, enz.! aldus schrijft de Regeering aan de Tweede Kamer, heeft zij niettemin in de sedert verstreken 15 jaren al haar schulden kunnen delgen en zooveel ter zijde kunnen leggen, dat zij thans over een kassaldo van bijna f 1.500.000 beschikt. Al heeft de maatschappij met de beide bovenbedoelde schepen en het van voor den oorlog dateerende stoomschip „Oranje Nas sau" haar dienst op alleszins bevredigende wijze ikunnen onderhouden en haar sedert lange jaren gevestigden goeden naam kun nen handhaven, niettemin is zij reeds gerui- men tijd er op bedacht, in navolging van haar beide machtige buren, de Hoek- en de Ostende-route. die beide sedert 1930 haar ge- heele vloot vernieuwden, haar schepen door moderner en voor haar huidigen dienst pas sender materieel te vervangen. Intusschen bleek het tot voor kort uiterst moeilijk de voor vlootvernieuwing benoodig- de middelen te vinden. Dank zij de sedert den vorigen herfst zoozeer gewijzigde om standigheden. ziet de maatschappij nu ech ter kans tot plaatsing van een 4 pet. op an nuïteitsbasis en 20 jaren af te lossen leening van f 2.000.000 onder hypothecair verband der te bouwen schepen, terwijl zij voorts de beschikking kan krijgen over f 500.000 door middel van de uitgifte van inkomstobligaties. Daar voor den bouw van de benoodigde twee nieuwe schepen ongeveer f 6.000.000 zijn ver- eischt en de maatschappij t.z.t. zelf f 2.000.000 beschikbaar kan stellen, heeft zij zich tot de regeering gewend met het ver zoek voor de resteerende anderhalf millioen gulden den staat nevens zijn reeds bestaan de aandeelenbezit te doen deelnemen in een te creëeren AVz pet. (niet cumulatief) pre ferent aandeelenkapitaal van f 2.000.000. Het komt der regeering voor, dat alleszins termen aanwezig zijn om de maatschappij op deze voor haar balanspositie minst be zwarende wijze te helpen haar dienst tot currentie in staat te houden. Een wetsontwerp tot verhooging van de uitgaven van het verkeersfonds is daarom thans ingediend. Het is de bedoeling, dat op de AVz pet. in komstobligaties (niet cumulatief) over eenig jaar slechts rente verschuldigd zal zijn, in dien en voor zoover de exploitatierekening over dat jaar een overschot zal aanwijzen na aftrek van een bedrag van f 325.000 (te weten f 150.000 wegens de 20-jarige annuï teit der hypothecaire leening en f 175.000 wegens afschrijvingen). De uitkomsten van het bedrijf wettigen de verwachtingen vooral ook met het oog op de sedert den herfst ingetreden belangrijke verbetering, dat een uitkeering op de pre ferente aandeelen. wel als verzekerd mag worden beschouwd. J£. Munch: Drie meisjes op een brug 1927. Onze stroomtarieven zijn te liooj*. Praeadvics van ir. K. Haga. Op het 34e nationaal middenstandscongres, dat de Koninklijke Nederlandsche Midden standsbond op 6 en 7 Juli a.s. te Zwolle zal houden, zal de electrotechnisch adviseur van den bond, ir. K. H. Haga, te Overveen. een prae-advies uitbrengen over „de electrici- teitstarieven in Nederland en de noodzake lijkheid hunner grondige herziening ten be hoeve van de welvaart van het midden- standsbedrijf". In dit prae-advles, dat dezer dagen is ver sohenen. zet ir. Haga allereerst uiteen de ge schiedenis der electriciteitstarieven, waaruit blijkt, dat de ontwikkeling van het electrici- teitsbedrijf, dat aanvankelijk een avond- en nachtbedrijf was en naar emplooi zocht ook in de daguren. oorzaak is van de zoo zeer uit- eenloopende tarieven voor de verschillende soorten van verbruikers, welke in geen enkel reëel verband staan met den kostprijs. Bij de vaststelling van den leveringsprijs was de vraag niet: voor welken prijs kan het elec- triciteitsbedrijf eventueel nog leveren, maar: voor welken prijs denkt de afnemer zelf zijn stroom te kunnen opwekken. Vandaar de groote variaties in de tarieven. De schrijver zet uiteen, dat in de centrale aan grondstof fen nog niet voor 1/2 cent aan het KWU ten koste wordt gelegd, zoodat. wanneer de ka pitaal- en exploitatiekosten medeberekend worden, voor l 1/2 cent geleverd kan wor den. Doordat de overheid groote winstbe dragen aan het electriciteitsbedrijf onttrekt, wordt de kostprijs hooger, doch varieert dan nog van 34 cent. Een bedrag, waar de ver koopsprijs ontoelaatbaar ver boven ligt. De conclusies, waartoe ir. Haga komt zijn: 1. Totstandkoming van de eenheid van distributiespanning en stroomsoort voor ons geheele land, waardoor de tegenwoordige onzekerheid der bruikbaarheid van appara ten. machines, toestellen en lampen voor ver schillende gebieden verdwijnen zal. 2. Opheffing der plaatselijke belastingen op de electriciteit. dus terugbrenging van het. beheer der overheid tot zijn oorspronke lijke bedoeling. '3. Realiseering van de eenheid van het ta rief wezen en daardoor terugkeer van het vol ledig vertrouwen in de overheidstarieven. 4 Totstandbrenging van de werkelijke een heid der electriciteitsbedrijven in technisch, economisch en administratief opzicht, daar de unificatie van inzicht tot de grootste be sparingen zal leiden. 5. Teruggave van den handel in electrische apparaten en toestellen aan den particulie ren handel, onder toezicht der overheid aan gaande kwaliteit, gevaarloosheid en norma- lisatie-eischen. De overheid bepale zich der halve tot haar uitsluitende taak. de electri- ficatie van Nederland op de meest ratio- neele, economische en hoogstaande wijze te verwerkelijken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 5