Het Roode Kenteeken
De voorbereidende werkzaamheden op het landgoed Vogelenzang, waar van 1-TU Augustus a.f.
de Wereld-jamboree wordt gehouden, zijn thans in vollen gang
Mr. W. G. F. Jongejan is tot voorzitter
van den Ondernemersraad voor Ned.
Indië benoemd als opvolger van den
heer Ch. J. I. M. Weiter
De generale repe
titie voor het jaar-
lijksch Taptoe-feest
te Aldershot had
Donderdag plaats.
Een historisch
tafr eeltje
De Koning en de Koningin van Engeland hebben met Prinses Elizabeth het groot militair
feest in Olympia Hall te Londen bijgewoond
De voorzitter der buitengewone Volkenbondsvergadering
over de toelating van Egypte, Aras (Turkije) in gesprek
met Vasconcellos (rechts) in de wandelgangen van het
Volkenbondspaleis te Genève
Amsterdam in feestkleedij voor het aanstaand koninklijk bezoek. In de
versiering der straten nabij den Dam begint reeds teekening te komen
Anthony Eden tijdens de Volkenbondsvergadering ta
Genève over de toelating van Egypte
FEUILLETON
OTTWELL BINNS.
(Nadruk verboden)
50)
HOOFDSTUK XVI.
De man op het eilandje.
Er was niets aan te doen. Babbage was ver
dwenen en de manier, waarop was niet moei
lijk te raden. Dat korte berichtje aan den
muur bracht de geheele waarheid aan het
licht, bevestigde vermoedens, die zich nog
slechts gedeeltelijk gevormd hadden en ver
klaarde meteen, hoe het kwam, dat de melaat-
sche bij het onderhoud van een week geleden
zijn plannen kant en klaar kon hebben. Kapi
tein Amos Smith had den man toen al ge
sproken, het plan met hem beraamd en den
datum gegeven van den eersten absoluut
maanloozen nacht. Hierdoor werden vele din
gen verklaard, maar niet de huichelarij van
den man om met anderen 'n tweede ontsnap
pingsplan te beramen. Wat het alleen maar
een in gemeene grap geweest, of had de me-
laatsche, door een alles overheerschend ver
langen om uit dit verschrikkelijke oord weg
te komen, een tweede pijl op zijn boog willen
hebben?
Hij wist het niet. Bij een als Babbage waren
beide alternatieven mogelijk, maar het was nu
niet het geschikte oogenblik om het probleem
om te lossen. Seabright en de anderen zouden
op hem staan te wachten en nu de melaat-
schen kolonie ontwaakt was, kqn uitstel de
grootste moeilijkheden veroorzaken. Boven
dien dit dfong plotseling tot hem door
was alles nog niet verloren. Het schip was er
ook nog, dat Borlase gezien had de „Dusty
Miller", daar wijs hij nu vast van overtuigd
en het kon nog niet meer dan een halve
mijl ver zijn. Het was mogelijk om het te
volgen, in te halen, te dwingen
Hij maakte zijn gedachten niet af. Blinde
lings rende hij de besmette hut uit, met zoo'n
haast, dat hij tegen een man aanbotste, die
den anderen kant op holde. De schok was zoo
hevig dat beiden er van wankelden en de
andere man op den grond viel, maar met een
gemompelde vloek sprong hij vliegensvlug
weer overeind. In het licht, dat door het raam
naar buiten viel, kon Terry den man duidelijk
zien. Hij had een enorm groot hoofd. Een oor
was verdwenen en zijn neus het gezicht was
een afzichtelijk plat masker, verschrikkelijker
dan eenig gargouille ooit door een artist ont
worpen, die zijn verbeelding den vrijen
loop gelaten heeft. Terry week huiverend
achteruit en rende zoo hard hij kon verder
de beschuttende duisternis in, terwijl de
ramp-zalige stumperd achter hem jankte als
een hond.
Terwijl hij voortholde, werd hij er zich vaag
van bewust, dat het geraas, dat hij achter de
wilde guaven boschjes in de richting van de
zee gehoord had, minder erg en van karakter
veranderd was. Het deed nu meer aan opwin
ding dan aan strijd denken en het drong tot
hem door, dat het minder ver weg was, of
liever gezegd, dat het naderbij kwam. De
man, dien hij omvergeloopen had, jankte nog
steeds en de vrees, dat hij de terugkeerende
bewoners van de nederzetting zou ontmoeten
en door onreine handen gegrepen zou worden,
deed hem kalmer zijn en voorzichtiger voort
gaan dan hij tot dusverre op zijn overhaaste
vlucht gedaan had. Hij ging langzamer loopen,
en bleef zooveel mogelijk in de schaduw, daar
bij de verlichte ramen van de hutten ver
mijdend.
Hij had het laatste huis achter zich gelaten
en de grens van de guaven bereikt, toen tot
zijn groote ontzetting een man recht in zijn
armen liep. De man hijgde naar adem, jam
merde in pure doodsangst en gilde toen bijna:
„God zij me genadig!"
Iets in die verschrikte stem maakte een
herinnering bij Terry wakker. Hij was er zeker
van dat hij haar meer gehoord had, nog niet
zoo heel lang geleden en terwijl hij den kerel
vast bleef houden, vroeg hij kortaf:
„Wie ben je, man?"
Hij voelde den man opschrikken, hoorde
hem diep ademhalen en toen riep hij met ge
broken stem uit:
„Jij Jij bent Terry Domville of zijn
geest!"
Er ging Terry een licht op, toen de man
die woorden uitt. Hij keek hem recht in zijn
gezicht en riep op zijn beurt uit:
„Wel allemachtig, Parry!"
„Ja, ik ben hetIk kan wel raden waar
voor u hier benten u moet me helpen
In Godsnaam, laat me niet in den steek".
„Wat is er gebeurd?" beet Terry hem toe.
„We kwamen om Babbage te halen. Dat
zal u ook wel weten. Een van die melaatsche
kerels kreeg ons in de gaten en maakte de
boel aan den gang. Een heel stel kwam te
voorschijn, voordat we met Babbage weg
konden komen. Het was een vervloekte herrie
Bah! Ik voel het nog, dat schilferige
vleesch de man hield op en rilde 'van af
schuw. „Ze zeggen dat het besmettelijk is en
ze hebben me aangeraakt. Ik heb een krab op
mijn pols, waar een van die beesten zich aan
me vastgeklauwd heeft en ik durf het niet uit
te zuigen want ik ben bang dat
,JS jouw stel met Babbage weggekomen!"
„En of. Maar mij hebben ze achter gelaten
-de gemeente rotkerels!
De man werd weer bijna hysterisch van
angst. „U bent een heer, Mr. Domville. U moet
me heipen. U kunt me hier niet alleen achter
laten. Een nacht in dit pestgat en ik ben
een verloren man. En u en ik zijn in hetzelfde
schuitje
„Dat zullen wij zien!" viel Terry hem grim
mig in de rede. „Daar zal ik wel voor zorgen.
Houd op met dat lawaai en ga mee, vlug
wat".
Hij ging voor door de guaven boschjes, door
den doodelijk verschrikten stuurman als een
trouwen hond op de hielen gevolgd. Hij raakte
een oogenblik de richting kwijt, stond stil en
floot. Zijn fluitje werd van rechts beantwoord
en Seabright's stem vroeg bezorgd:
„Ben jij dat Terry?"
„Ja", antwoordde hij en ging op het geluid
af en bereikte zijn vrienden met Parry vlak
achter zich aan.
„Wat is er gebeurd?"
„Ze hebben Babbage".
„Wie?"
„Dat stel van de „Dusty Miller". Ze waren
even voor ons, maar zijn in moeilijkheden ge
raakt. Dit is Parry, de stuurman.
Ze hebben hem achter gelaten. Hij gaat met
ons mee en als hij ons niet alles vertelt
wat hij weet dan zweer ik je dan ik hem
hierheen terug zal brengen en tusschen de
melaatschen los laten
„Ik zal je alles vertellen begon de stuur
man, hield weer op en schudde zijn vuist in de
richting van de duisternis. „Ik zal het ze wel
betaald zetten, die kerels!Daar zijn ze!
Ik hoop waarachtig, dat ze op een rif te
pletter varen en door kruipend ongedierte
opgevreten worden
Terry negeerde het laatste gedeelte van de
tirade. Verweg in de duisternis zag hij een
licht glimmen.
„Daar gaat het schip Seabright. We
moeten vlug zijn. Misschien kunnen wij haar
rook volgen en op die manier recht
streeks naar de plek geleid worden waar we
heen willen".
Ze holden naar de boot en toen ze in het
schuimende water gelaten werd zei Seabright
„Ben jij aan branding gewend, Parry? Pak dan
het roer vast en breng ons er door -heen. Maar
geen grapjes, begrepen?"
„Grapjes! Denk u nog, dat ik naar dat
levende doodenhuis terug wil? Ik zou de
boot nog liever door de poorten van de hel
voeren, dan in die vuiligheid terug te
gaan",
Hij bracht de boot veilig door de branding
heen en toen Seabright met een zaklantaarn
tje zwaaide, werden op de „Kestrel" de lichten
ontstoken, om haar ligging duidelijk te maken,
maar Parry's oogen dwaalden af door de
duisternis, waar af en toe een glimp te zien
kwam van een ander licht.
„Naar het Zuiden", bromde hij tegen Terry.
„Dat zei Babbage".
Terry's hoop leefde weer op. „Heeft. Babbage
je de plaats verteld?"
„Nee, hoor. Zoo'n ezel is hij niet. De schip
per heeft geprobeerd hem te dwingen het
te zeggen, maar hij dacht er niet over. „Niet
voordat ik aan boord van die ouwe tank van
je ben, Amos, zag ik het je" zegt ie. Je moet
koers zetten naar 't Zuiden en als we goed
en wel een eind van dit stinkgat weg zijn,
dan zag ik je misschien wat ik weet". De
schipper heeft geprobeerd hem te overdonde
ren, maar Babbage was als een rots. „Je ken
doen wat je wilt Amos zegt ie grijnzend. „Ik
heb nog een pijl op mijn boog en ik ben niet
van plan hier achter gelaten te worden om
te verrotten, terwijl jullie vroolijk wegvaren
om een fortuin in te pikkenIk zal doen.
wat ik beloofd heb, maar ik mag gehangen
worden als ik me laat beduvelen en achter
gelaten word. De koers, die je hebben moet is
naar het Zuiden en ik zal je de plaats op
de kaart aanwijzen als we in de buurt
komen".
„Zou Amos hem achter gelaten hebben, als
hij het verteld had?"
„Vast en zeker. Maar al kan ik u niet meer
vertellen, kunt u er wel op rekenen dat u
naar het Zuiden moet varen".
„Dat is tenminste beter dan niets", zei
Seabright.
„Ja", viel Borlase in, ofschoon de term
heel wat inhoudt ongeveer een halfrond,
laten we zeggen".
(Wordt vervolgd)