De betooverde Villa. In het hoofdgebouw van het Ned. Roode Kruis te Den Haag is Vrijdag de Florence Nightingale-medaille uitgereikt aan Zuster Adri Schippers (x) namens het Comité International de la Croix te Genève voor betoonden moed gedurende haar werkzaamheden tijdens de oorlogen in Zuid-Afrika, den Balkanoorlog en den Wereldoorlog Z. K. H. Prins Bernhard bezocht Vrijdag de Amsterdamsche verkeerspolitie en bezichtigde De Parijsche Wereldtentoonstelling bij avond. Hoog de werking der verkeerslichten op het Leidscheplein in de hoofdstad boven dc P"»>ljoeni der verschillende landen domineert de tiffeltoren Tijdens den autorit welke H. M. de Koning Vrijdagmiddag door Amsterdam-Noord maakte, werden Hare Majesteit bij het passeeren van het dorpje Ransdorp bloemen aangeboden De Geldersche Provinciale Brandweerbond hield Vrijdag te Culemborg zijn jaarvergadering. Een groepfoto van de deelnemers voor het Culemborgsche raadhuis In de nabijheid van 's Hertogenbosch moest een militair vlieger Vrijdag met zijn toestel een Te Nieuwkuik (N.-Br.) zijn een viertal woningen een prooi der vlammen gewor den. Overzicht van de ruïne na den groote brand De heer J. A. Collette, die met ingang van 15 Juni benoemd is tot burge meester der gemeente Brielle FEUILLETON Naar het Engelsch bewerkt door J. R. VAN RIJN. (Nadruk verboden) 4) „Weest u maar niet al te blij, tenminste niet eer u de voorwarden gehoord hebt. Ronduit gezegdmij staan ze niet aan, en ik zou u niet raden er op in te gaan. Ik spreek, zoo als u begrijpt in mijn kwaliteit van vriend en van advocaat". „Wat zijn dan die voorwaarden?" Amabel liep de kamer door en ging in den leunstoel zitten, bij het bureau van den heer Berry. „Wat zijn dan die voorwaarden?", her haalde ze glimlachend. „Daar komen we direct aan. Ik wilde u eerst even zeggen, dat de heer Forsham ze zelf op papier heeft gezet, zonder er zelfs mijn meening over te vragen. Het komt hier op neer: Ten eerste: u moet zes maanden in 't huis blijven wonen, behalve als hij u zelf verzoekt eerder te vertrekken. Ten tweede: In den loop van die zes maan den moogt u niet langer, dan acht en veertig uur achtereen buiten het huis vertoeven. Ten derde: U krijgt twee honderd pond contant uitbetaald. Dat heeft me nogal moeite gekost, maar ik stond erop, omdat ik wist, dat u het geld noodig had. Ik zei dat ik hem anders niet helpen kon en op 't laatst gaf hij toe". Amabel knikte glimlachend. „Ten vierde: U verbindt zich, het geheele bedrag terug te betalen, als u geen volle zes maanden blijft en ten vijfde: de weduwe Brown en haar dochter moeten de beschik king houden over de vertrekken, die haar zijn aangewezen in het sousterrain van de villa". „Wie is die weduwe Brown?", vroeg Ama bel. „De oude kindermeid van mijnheer Fors ham", antwoordde de notaris. „Een famiie- stuk; ze is tegenwoordig bedlegerig en heeft met haar dochter twee kamers in de keuken verdieping. Ze hebben er vrij wonen, vuur en licht en mogen uit den tuin zooveel groenten en fruit gebruiken als ze willen. Als u 't mij vraagt, hoeven we naar 't spook niet ver te zoeken. Het zal wel in het belang van die dames zijn, dat het huis niet verhuurd wordt". „Jawel, dat is zoo, maar tochZij aar zelde en zei toen: „Dat ligt zóó voor de hand, dat de Forsham's er ook wel aan gedacht zul len hebben". „Ik heb er met mijnheer George ronduit over gesproken", vertelde de heer Berry, „maar hij wou er geen woord over hooren, hij deed zelfs erg uit de hoogte". „Echt George", meende Amabel „En nu krijgen we nummer zes", besloot mijnheer Berry, „dat is het ergste van alles. U mag onder geen omstandigheden de hulp inroepen van detectives of politie. Als u zich daar niet aan houdt, verbeurt u die heele tweehonderd pond. Er wordt van u verwacht, dat u die voorwaarde eerlijk en stipt in acht neemt, naar de letter en naar den geest". „Waarom?", vroeg Amabel. „Ja", sprak de heer Berry, schouderopha- end, „het is nu eenmaal zijn huis, 't huis van den heer George Forsham! Hij laat er liever een spook rondwandelen dan zoo'n ordinairen muffelenden detective of een politieagent met mile schoenen. Zoo kan ik zijn uitlatingen on geveer weergeven, ofschoon hij nog veel meer gezegd heeft. Heusch mevrouw Grey, neemt 'i mijn raad aan „Komt me te duur. mijnheer Berry", lachte Amabel. „Dat zou me tweehonderd pond ^ós- ten". Ze stond op en nam afscheid. „Heusch, dat is me te duur". Tien minuten later, toen ze het kantoor ver liet, met de chèque van tweehonderd pond in haar tasch, was zij een en al opwinding en verwachting. Met opgeheven hoofd en schit terende oogen ging ze de stoep af. Op de on- dertigste trede liep ze rakelings langs 'n man, die juist het huis binnenging. Zij keken el kaar niet aan en waren zich van niets an ders bewust dan van een vluchtige aanraking met een vreemde. Amabel Grey betrad de schemerige straat, op het oogenblik, dat Julian Forsham aan belde aan het kantoor van den notaris. „Dus u bent niet in Italië", constateerde de advocaat. „Och neen, maar die reporters verveelden me; ik heb den een verteld, dat ik naar Jericho ging, den ander naar Timboektoe en weer een ander, heeft er Italië van gemaakt. In werkelijkheid ga ik naar Forsham om er te luieren. Wat is dat voor een onzin van George met de villa? Hij zei zooiets. Is die scht verhuurd?' „Ja", bevestigde de heer Berry, „aan een zekere mevrouw Grey, de weduwe van een ouden vriend van me". „De stakker!" rep Julian. „Wat heeft het arme mensch je gedaan? 1-Ieb je haar verteld, dat ze er met geen geld of goede woorden personeel heen krijgt?" „Mevrouw Grey isehop zekere moeilijkheden voorbereid", deelde de notaris mede. „Wat personeel betreft, ik meen, dat ze een oude, vertrouwde meid heeft, die haar aooit in den steek laat en Jenny Brown zou :en handje helpen, geloof ik. Julian haalde de schouders op. „Ik had er mezelf al zooveel van voorgesteld >m op de spokenjacht te gaan", zei hij. „En- :'in, ze zal het er wel niet langer uithouden ïan de anderen. Ik trek in de boschwachters woning en wacht af. George heeft de bosch- wachterswoning toch zeker niet verhuurd?" „Niet, dat ik weet. Maar mijnheer Julian. „Ja?" „Zou u dat wel doen, nu de villa verhuurd is?" Och wat, ze zal denken, dat ik de tuin man ben. Ik heb nog weg een oud jasje". „Het spijt me, dat ik u nog met andere zaken moet lastig vallen", zei de heer Berry, terwijl hij hem een stuk ter teekening voor legde. Toen Julian geteekend had, keek hij met een ontevreden gezicht naar buiten. De regen druilde neer, de ruiten waren er streperig van. „Ik had om drie uur hier willen zijn", zei hij, „maar ik liep toevallig den eenigen man in Londen tegen het lijf, dien ik graag eens wilde ontmoeten, mijn neef Le Mesurier. Hebt u wel eens kennis met hem gemaakt?" „Sir Gerald Le Mesurier, de chef van de centrale recherche?" Julian knikte. „Hij liep zich te ergeren over die interpel latie in 't Parlement, gisteravond. „Een interpellatie?" „Niet gelezen? Het was geweldig! Is het juist, dat de Fransche regeering scherpe op merkingen heeft gemaakt over het onrustba rend aantal valsche bankbiljetten, dat uit ons land in Frankrijk wordt ingevoerd? Is het de regeering bekend, dat die biljetten in Enge land gedrukt zijn? Waar is Scotland, Yard?, luidde de interpelatie verder. Hebben we een recherche of hebben we er geen? Is de re geering tevreden over de door haar bereikte resultaten? Enzoovoort. Gerald was gewoon woest! Ik heb bijna een uur werk gehad om hem te kalmeeren. Vanavond dineer ik met hem, dan begint hij natuurlijk weer. Ik snak er naar me in de eenzaamheid terug te trek ken. Als er soms iemand naar me vraagt, zeg dan maar, dat ik een voorhistorischen tempel aan 't uitgraven ben op de Zuidelijke helling van den Popocatepetl". „Maar mijnheer Julian, ik geloof werke- •ijk. „Van het weer trek ik me geen steek aan". viel Julian hem in de rede. „Ik veeg den vloer en braad saucijsjes en ik flirt een beetje met lady Susan en 's avonds heb ik mijn lectuur. Tot ziens, mijnheer Berry". Hij stond al op den drempel en wuifde den notaris toe. Toen keerde hij zich om. „Wat ik zeggen wil, als u soms aan die mevrouw Grey schrijft, vertel haar dan, dat de tuinman een volkomen betrouwbaar individu is!" HOOFDSTUK H. Een week later, op een Maandag-middag, reed Amabel Grey in een ouderwetsch rij tuigje van de halte Forham weg. Ze had dan arm om den nek van Marmaduke, een niat meer jongen takshond met een eenlgsstaf onberekenbaar humeur. Tegenover haar zat d« trouwe Ellen. Zij zou voor haar meesteres door het vuur zijn gegaan, als het noodig waa» maar aan overmatige vroolijkheid leed ®s niet; ze droeg ook ditmaal zwarte hand schoenen en trok een echt begrafenisge- zicht. Amabel keek uit het raampje, toen het vehikel de oude steenen brug passeerde. Zij was in een opgewekte, bijna avontuurlijke stemming. Haar huis was verhuurd en Daphne was opgetogen vertrokken. En zij, Amabel keek met schitterende oogen naar de dingen, die ze in geen twintig jaar had gezien. Er viel een miezerige regen. De bermen waren nat en donker. Toen ze hier den laat- sten keer was geweest, was de hemel blauw en de heggen bloeiden. Hier, op dezelfde plek, was Julian van den berm gesprongen, toen ze vertrok; het rijtuig had even stilgestaan en ze hadden elkaar met vochtige oogen aange zien. Nog hoorde ze zijn stem: „Amabel! Be loof jeWas dat werkelijk twintig jaar geleden? Het leek Met een blos op haar gezicht trok Amabel rich van het raampje terug. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 16