Burgemeester Maarschalk nam afscheid.
Dank van den Burgemeester aan zijn
medewerkers en de burgerij.
Hartelijke woorden van de heeren van Liemt
en de Braai.
MAANDAG 14 JUNI 1937
HAARLE M'S DAGBLAD
9
zondering te mogen maken voor een Secre
taris, wiens zeer gewaardeerde voorlichting
en medewerking mij te allen tijde ten dienste
stonden en wiens helder inzicht en rustig
oordeel bij de behandeling van allerlei zaken
mij immer hebben getroffen.
En ten slotte mijn dank aan de burgerij. Ik
ben in den loop van die 18 jaar veel en op
velerlei wijze met de meest verschillende
groepen en personen der burgerij in aanraking
j gekomen en meermalen heb ik voor een of
I ander doel een beroep moeten doen op de
ingezetenen of een deel daarvan. Gaarne
breng ik hier tot uiting dat ik daarvan niet
dan de aangenaamste herinneringen mee
draag.
Ook in dit opzicht heb ik Haarlem in dien
tijd leeren kennen en waardeeren.
Het erkentelijkheid mag ik hier ook ge
wagen van de prettige samenwerking met
mijn collega's uit de omliggende gemeenten.
Zoo de behartiging van de belangen ieder
naar eigen inzicht al aanleiding gaf tot ver
schillen, deze bleven van zakelijken aard en
hadden geen invloed op de persoonlijke ver
houding en samenwerking."'
Zeer geroerd eindigde de burgemeester:
„U dames en heeren en de ingezetenen van
Haarlem in het algemeen geef ik de verzeke
ring, dat Haarlem mijn volle belangstelling
zal blijven behouden, een belangstelling
voortkomende uit de liefde die ik voor deze
gemeente heb verkregen en uit dankbaarheid
voor wat Haarlem voor mijn vrouw en voor
mij, ook in ernstige dagen, is geweest.
Moge ik deze afscheidswoorden besluiten
met den wensch, dat het Haarlem en U allen
met Gods zegen goed zal gaan!
Toespraak van wethouder van Liemt
Hierna was het woord aan den wethouder,
den heer W. J. B. van Liemt, die, na er de
aandacht op te hebben gevestigd, dat de
heer Maarschalk 18 jaar lang de vergaderin
gen van den Haarlemschen Raad heeft geleid
op een aangename en steeds strikt onpartij
dige wijze, als volgt voortging:
Het is mij een behoefte, mede namens mijn
collega's in deze bijeenkomst van leden van
den Haarlemschen Gemeenteraad, door u
voor het laatst geleid, erkentelijkheid te be
tuigen voor de joviale en tevens correcte
wijze, waarop u steeds de vergaderingen van
B. en W. hebt gepresideerd. Het is begrijpelijk
dat ook daar wel eens verschil van meening
was en deze dan niet onder „stoelen of ban
ken" werd geschoven.
Een oplossing kwam er steeds, mede door
de vriendschappelijke verhouding, waaraan
U, Mijnheer de Burgemeester, zeker niet het
minst hebt bijgedragen.
Zooeven heeft U gememoreerd het vele, dat
tijdens uw bestuur in Haarlem is veranderd
en tot stand gekomen. Vele uwer wenschen
zijn vervuld of komen in vervulling. U hebt,
zij het dan niet in eenigszins afdoende mate,
o.a. de uitbreiding van Haarlem zien tot stand
komen tijdens uw bestuur. Bijkans 12 eeuw-
geleden wees Burgemeester Iordens bij zijn
De Burgemeester van Heemstede drukt zijn scheidenden collega de hand.
afscheid er reeds op, hoe allernoodzakelijkst
voor de ontwikkeling van Haarlem het was
uit het keurslijf te komen waarin het ge
perst was.
Ook het perspectief, dat Haarlem, woonstad
van den eersten rang, belangrijke uitbreiding
zal krijgen als industrie-stad door de binnen
kort in te richten, haven en industrie-terrei
nen moet u tot tevredenheid stemmen.
Dit, en datgene door u zelf genoemd, zal
voor u een blijvende en aangename herinne
ring zijn aan uw 18-jarige ambtsvervulling
in Haarlem. Moge deze uitbreiding blijken te
zijn tot heil onzer arbeidende medeburgers
en in 't algemeen tot grooteren bloei der Ge
meente Haarlem, die u lief is geworden. Moge
u beleven de vervulling van uw har te wensch,
dat er een werkelijk Groot-Haarlem komt!
Nog enkele dagen slechts en u zult zich uit
het ambtelijke leven terugtrekken. Dat u dit
niet gemakkelijk valt. hiervan zijn wij, wet
houders. overtuigd. Ook voor u zal 't zijn:
„Parfcir c'est mourir un peu". Uw vitaliteit en
werklust staan er echter borg voor, dat nog
veel uw belangstelling zal trekken, en uw
hand nog menig werk zal vinden tot nut van
anderen en eigen voldoening.
Van harte wensch ik u toe. dat de Goede
God, na het eindigen van uw ambtelijk le
ven, nog vele jaren moge schenken van aan
gename rust en een goede gezondheid.
Wij, wethouders, bevelen ons in uw blijven
de vriendschap aan, op de onze kunt U bij
voorbaat rekenen."
Het oudste raadslid dankt
den burgemeester.
Vervolgens sprak het oudste raadslid, de
hder M, de B'raal, hartelijke woorden van
afscheid en dank tot den heer Maarschalk.
Spr. gewaagde oa. van de hooge eischen,
die aan een voorzitter van een gemeenteraad
worden gesteld. Haarlem's Gemeenteraad,
aldus spr., heeft een goeden naam in het
land, vooral wat de goede verhouding tus-
schen de leden betreft en de onderlinge waar
deering. Dit is voor een niet gering deel te
danken aan de leiding, die de burgemeester
gaf. De tragiek van het scheiden wordt nu
verzacht door het feit, dat de burgemeester
als rustend burger zal kunnen genieten van
de verdere ontwikkeling der stad, die hem
lief is.
De heer De Braai dankte den burgemeester
voor den arbeid door hem in het belang der
gemeente verricht en zijn vriendschappelijken
omgang met de raadsleden.
„God spare u in goede gezondheid met uw
echtgenoote," zei eindigde spr. „Moge u nog
lang kunnen terugzien op alles, wat ge in 't
belang van onze goede stad hebt mogen ver
richten!"
De gemeentesecretaris aan
het woord.
Namens de ambtenaren in het algemeen
en de ambtenaren ter secretarie in net bij
zonder, voerde tenslotte de gemeentesecreta
ris, mr. Th. A. Wesstra, het woord.
„Wij beschouw uw vertrek als een verlies,"
aldus de heer Wesstra.
oud-hoofdinspecteurs van het L. O.; de heer
George Robert, stadsorganist; jhr. F. Teding
van Berkhout Sr., commissaris, jhr. F. Teding
van Berkhout Jr.. directeur en de heer N. Le
venkamp, oud-directeur van de Twentsche
Bank alhier; drs. Th. B. F. Hoyer, vice-voor
zitter van den Haarl. Journalistenkring; de
heer H. Franken Jr., president-kerkvoogd der
Ned. Herv. Gemeente alhier; mr. P. E. Barbas,
secretaris van den Armenraad; ir. W. G. C.
Gelinck, Hoofdingenieur-directeur van den
Rijkwaterstaat; ir. F. C. Dufour, directeur
van de Haarl. Machinefabriek; rabbijn S. Ph.
de Vries Mzn. en de heer G. Jacobs, secreta
ris der Irs. Gemeente alhier; mej. Ch. J. Far-
ret en mej. J. Berdenis van Berlekom, oud
directrices der Middelbare School voor Meis
jes; majoor A. M. M. van Loon. commandant
van den Motordienst; de heer F. Louman,
voorzitter van den R.K. Blindenbond (met zijn
geleidehond): broeder Stephanus, broeder
overste van het ziekenhuis St. Johannes de
Deo; ir. A. G. de Koningh, chef van de Cen
trale Werkplaats der Ned. Spoorwegen alhier;
dr. Th. Th. Koot, dr. A. G. Land; mr. Julius
Hoog, namens de afd. Haarlem der Ned. Pad-
vinders-Vereeniging en vele andere vereeni-
gingen, waarvan hij voorzitter is: mevr. C. J.
Cohen TervaertKoch, oud-presidente der
afd. Haarlem van de Ned. Vereen, van Huis
vrouwen en bestuursleden dier vereeniging.
en de heer W. A. J. van de Kamp, oud-raadslid.
Voorts vele provinciale hoofdambtenaren, pre
dikanten, advocaten en afgevaardigden van
verschillende corporaties en vereenigingen als:
de Vereeniging „Haerlem"; de Haarl. Speel
tuinfederatie. de Middenstands-Centrale. Kon.
Liedertafel Zang en Vriendschap. „Haarlem's
Bloei", Haarl. Reddingsbrigade, „Snelverband",
en vele andere.
Tegen het einde van de receptie kwamen de
vier oud-wethouders minister mr. M. Slingen-
berg, nu. J. N. J. E. Heerkens Thijssen, mr. A.
Bruch en mr. J. B. Bomans en hunne dames
hun opwachting maken. Mr. Heerkens Thijs
sen hield een toespraak, waarin hij herinner
de aan den prettigen tijd, den tijd „toen alles
kon", gedurende welken de genoemde vier
heeren met burgemeester Maarschalk het col
lege van B. en W. vormden. Er kwamen toen
groote voorstellen ter tafel; mr. Bruch deed
zeer veel voor het Haarlemsche onderwijs, mr.
Slingenberg had groote verdienste ten opzich
te der verzorging der Haarlemsche financiën
(ook nog later, toen alles „minder goed kon"
en mr. Slingenberg Haarlem voor veel nood en
ellende bewaard heeft). De burgemeester had
de leiding van dit gezelschap, aldus spr.. die
den heer Maarschalk toewenschte dat hij aan
gename herinneringen zou bewaren aan zijn
bestuur in dien prettigen gelukkigen tijd.
De heer Maarschalk dankte aangedaan voor
deze vriendelijke woorden.
Dit was het einde van de receptie.
Zij nog vermeld dat de hoofden van takken
van dienst den scheidenden burgemeester een
zilveren presenteerblad aanboden en de "heer
Joh. Visser, lid van den Raad. den heer Maar
schalk een door hem vervaardigde teekening
overhandigde, voorstellende den verlichten
Bakenessertoren, met den molen „De Adriaan"
op den voorgrond.
Op de Groote Markt was het den geheelen
middag zeer vol en druk.
,.U verstond het, niet alleen zelf te werken,
maar ook anderen te laten werken en uw op
drachten waren altijd in een vorm gegoten,
die den arbeid tot een genoegen maakte. U
toonde ook steeds warme" belangstelling in de
particuliere belangen van hen. die onder u
werkten en jubileumdagen van ambtenaren
wist u door uw hartelijkheid tot dagen van
bijzondere beteekenis te maken.
U bent nog niet toe aan een levensavond;
u bent nog vol jeugdig vuur en levenslust:
maar wanneer „de oude dag" eens daar zal
zijn. dan hoop ik. dat uw gedachten verle
vendigd mogen worden door de aangename
herinnering aan hen, die in deze jaren met
u, onder u en om u hebben gewerkt: en wan
neer ik, zoo eindigde spr. niet zonder ontroe
ring, in die gedachten een bescheiden plaatsje
mag innemen, dan zal dit voor mij een groote
voldoening zijn."
De burgemeester sprak hierna nog een kort
woord van dank.
Toen klonk de laatste hamertik van burge
meester Maarschalk in de Haarlemsche
Raadszaal....
De afscheidsreceptie.
Na afloop van de Raadszitting, maakten tal
loos velen gebruik van de in de oude Raads
zaal geboden gelegenheid, afscheid van den
heer en mevrouw Maarschalk te nemen.
Tot ongeveer 5 uur hield de stroom van
bezoekers aan.
Van de velen, die hun opwachting kwamen
maken noemen wij: mgr. J. P. Huibers, bis
schop van Haarlem, met zijn twee secreta
rissen; mgr. Th. Picliot, vicaris-generaal van
het bisdom Haarlem; deken H. C. J. Sondaal;
mgr. M. P. J. Möllmann, oud-vicaris-generaal;
de oud-Katholieke bisschop, mgr. van Vlijmen;
de heer J. J. Swens, voorzitter en jhr. dr. J. C.
Mollerus, secretaris van de Kamer van Koop
handel; mevr. wed. W. Roodenburg en haar
oudsten zoon; mevr. wed. mr. J. Gerritsz; jhr.
J. P. W. van Doorn, burgemeester en de heer
N. Vos secretaris der gemeente Heemstede: de
heeren A. J. Prinsenberg loco-burgemeester en
mr. dr. J. F. Veeren secretaris der gemeente
Bloemendaal; mr. A. Slob. burgemeester van
Haarlemmermeer; de heer C. L. Becking, com
mandant van de Haarlemsche Burgerwacht;
de garnizoenscommandant, overste H. J. van
Steenzei gezegd van der A;
mr. L. H. Roeters v. Lennep. Officier van Justi
tie; mr. G. Sluis, president van de Arr. Recht
bank; cnr. W. G. Del Baere. oud-Kantonrech
ter; mr. P. H. F. Bijl de Vroe, Kantonrechter;
de heeren Dr. A. J. Verhage en H. J. Voors,
voorzitter en secretaris der Alg. Vereen, voor
Bloembollencultuur; de heer J. H. T. Pfaff. di
recteur van het Postkantoor, mr. A. Beets,
voorzitter van de H. O. V.; de heeren Robert
Peereboom, hoofdredacteur-directeur en P. W.
Peereboom, directeur van Haarlem's Dagblad;
de heer H. J. van Oosten, hoofdredacteur der
Nieuwe Haarl. Courant; de heer J. van Olden-
borgh, directeur van het Prov. Waterleidings-
en Electriciteitsbedrijf van Noord-Holland;
mr. D. A. E. Immink, secretaris der N. Z. H. T.
M.; Dr. J. F. M. Sterck en de heer K. Brants,
Na afloop van de laatste Raadsvergadering onder leiding van den heer C. Maarschalk poseerde de scheidende burgemeester met mevr.
Maarschalk, te midden van de wethouders en de leden van den Raad, voor onzen fotograaf.
Vier ouu-uecnouders op de afscheidsreceptie van den ourgemeester. Van links
naar rechts minister Mr. M. Slingenberg, burgemeester C. Maarschalk, Mr. Th.
A. Wesstra (gemeente-secretaris), Mr. J. N. J. E. Heerkens Thijssen, Mr. A. Bruch,
Mr. J. B. Bomans.
neeskundigen Dienst en binnen zeer korten
tijd den aanbouw van een nieuwen vleugel
aan het Stadhuis.
Er mogen dan in de afgeloopen 8 jaar hier
geen monumenten gewrocht zijn, die de
eeuwen door van dezen tijd zullen blijven ge
tuigen, ik ben er van overtuigd, dat in het be
lang der gemeenschap even groot en nuttig
werk is verricht. Dat ik daaraan met mijn be
scheiden krachten heb mogen medewerken
stemt mij tot groote voldoening en dankbaar
heid en het is mij een behoefte hieraan uiting
te geven".
Wie den Raad ontvielen.
Spr. herinnerde vervolgens aan hen, dien den
Raad tijdens hun raadslidmaatschap door den
dood ontvielen:
„Nadat reeds kort na mijn installatie de
heer Van der Veldt overleed, werden wij
achtereenvolgens getroffen door het verlies
van mevrouw Willekes-Macdonald, de heeren
Loosjes, Adrian en Joosten, mevrouw Elzinga
Berlijn en de heeren Gerritsz en Rooden
burg. De herinnering aan hen allen blijft in
mij voortleven. In het bijzonder aan de heeren
Gerritsz en Roodenburg, die zoo langen tijd
mijn trouwe medewerkers waren in het college
van B. en W. en van wier grooten ijver, toe
wijding en werkkracht in het belang der ge
meente ik een onuitwischbare herinnering in
mij zal blijven meedragen. Het stemt mij
droevig, dat ik dien dank en die waardeering
slechts kan brengen aan hun nagedachtenis".
Dank aan medewerkers.
Voorts gaat mijn dank uit naar u, dames
en heeren, leden van den Gemeenteraad. Ik
aarzel niet te zeggen, dat ik als uw voorzitter
van u als College en. waar dat te pas kwam
van uw leden afzonderlijke ruime medewer
king heb ontvangen, een medewerking, die
mijn taak als 's Raads voorzitter niet weinig
heeft vergemakkelijkt. De welwillendheid die
ik van u zoo vaak .en op zoo velerlei wijze
heb ondervonden zou ik niet kunnen vergeten
en zal mij in het vervolg steeds een aange
name herinnering blijven.
Zeer in het bijzonder geldt dit wel u mijne
heeren leden van het dagelijksch bestuur, met
wie ik zooveel jaren en in zulk een nauw
heb mogen samenwerken.
Dat ik dit heb mogen doen en dat dit kon
geschieden zooals dit steeds het geval is ge
weest, beschouw ik als een voorrecht en naast
mijn oprechte waardeering voor de wijze
waarop gij naar ik heb ervaren, uw taak ver
vult, kan ik u niet genoegzaam dank zeggen
voor de medewerking die gij dag aan dag aan
mij hebt willen schenken.
Ik mag niet nalaten daarin ook te betrekken
de wethouders, die in den loop der jaren het
college hebben verlaten, de heeren Bomans,
Bruch, Heerkens Thijssen en Slingenberg en
die in dat bestuur zulk een waardige plaats
hebben ingenomen.
Grooten dank ook ben ik verschuldigd aan
de ambtenaren der gemeente, voornamelijk
aan de ambtenaren ter Secretarie en de hoof
den van diensten en bedrijven met velen van
wie ik voortdurend in aanraking kwam. Met
hun groote kennis van zaken en volle toe
wijding zijn zij mij bij de vervulling van mijn
taak een groote steun geweest
De verhouding van de ambtenaren tot de
overheid, zoowel bij hoofden van dienst als
bij lager geplaatsten heeft bij mij immer
zeer groote waardeering gewekt en ik acht die
voor het belang van de gemeente van de
grootste waarde.
Het zou mij te ver voeren hier bepaalde
personen te noemen, maar ik meen een uit
In een bijna voltallige buitengewone
zitting van den Haarlemschen Ge
meenteraad nam burgemeester C.
Maarschalk Zaterdag afscheid van
lijn ambt en zijn medewerkers. Met
krachtige stem sprak de scheidende
burgemeester zijn laatste rede in den
Raad uit, alleen op het laatst, toen hij
gewaagde van wat Haarlem en de bur
gerij voor hem en zijn vrouw geweest
is, ook in moeilijke dagen, kon de
heer Maarschalk zijn ontroering nauwe
lijks bedwingen.
Deze laatste raadszitting, die burgemeester
Maarschalk presideerde, werd o.a. bijge
woond door de burgemeesters van Zandvoort
en Velsen, vele hoofdambtenaren en ambtena
ren ter secretarie, de hoofden van takkien
van dienst, directeuren van gemeentebedrij
ven en onderwijsinrichtingen en jhr. dr. J. C.
Mollerus, secretaris der Kamer van Koop
handel en Fabrieken in dit district.
Rede van den burgemeester.
Nadat de heer Maarschalk en mevrouw (aan
wie bij haar aankomst bloemen waren aan
geboden, vóór de tafel van B. en W. prijkte
ook een fraai bloemstuk van de journalisten
die de zittingen van den gemeenteraad plegen
bij te wonen) hadden plaats genomen, opende
de burgemeester voor het laatst de zitting van
den Haarlemschen Raad en sprak een rede uit
waarin hij in de eerste plaats de aanwezigen
dankte voor hun aanwezigheid.
„Het kan niet anders", zoo vervolgde spre
ker, „en ik behoef dat nauwelijks te zeggen
aan u allen, die u in zooveel opzichten aan
allerlei belangen geeft, of dat gedurende vele
jaren dagelijks gebonden zijn aan en gewik
keld zijn in de meest verschillende aangele
genheden van publiek belang, heeft mij op
zulk een intense wijze aan de gemeente ver
bonden, dat ik mij nog moeilijk een absolute
scheiding tusschen mijn persoon en mijn
ambt kan voorstellen en dat ik mij in het
vooruitzicht van dat feit niet behaaglijk ge
voel.
In die, in jaren gerekend, betrekkelijk lan
gen duur van mijn ambtsvervulling in Haar
lem, die, nu ik er op terug zie, toch zoo kort
is en snel vervlogen, zijn mij de werkzaamhe
den een vreugde en voldoening geworden, de
aan mijn ambt verbonden pliclf^n een be
hoefte en de onvermijdelijke somtijds groote
moeilijkheden, een prikkel.
Terwijl ik volkomen begrijp en aanvaard,
dat persoonlijke gevoelens en verlangens on
dergeschikt zijn aan algemeen werkende
maatregelen, zal het u verklaarbaar zijn, dat
het moeilijk valt, de vele banden, die mij
aan het gemeentelijk leven binden, zoo plotse
ling te verbreken.
Bij die gevoelens, die thans in mij opkomen
overheerscht wel het gevoel van groote dank
baarheid en erkentelijkheid.
Dankbaar moet ik zijn en dankbaar ben ik,
dat het mij gegeven is geweest, gedurende een
reeks van jaren mijn bescheiden krachten
te mogen wijden aan deze gemeente in een
periode, die voor de ontwikkeling en de ge
schiedenis van Haarlem van zeer'groote be
teekenis was; een periode waarin het leven,
het openbaar leven, niet veel over effen pa
den ging, maar een tijd met vele en sterke
spanningen, met hoogten en diepten, die, ook
gij weet daarvan mede te spreken, de bestuur
ders voor vele en moeilijke problemen stelde.
Van den tijd der liquidatie van de mobili
satie-jaren, die m vollen gang was toen ik
mijn ambt in Haarlem aanvaardde, zijn wij
gekomen in een tijd van hoogconjunctuur,
van groote welvaart en daarna langzamer-
hancfin den zoo uitermate pijnlijken crisistijd,
met zijn schier onoverkomenlijke moeilijk
heden.
Indien de teekenen niet bedriegen is de
grootste druk thans geweken en mogen wij
vaststellen dat Haarlem, niettegenstaande de
zorgen waarin onze gemeente nog verkeert,
dezen zwaren tijd heeft doorstaan en niet
tot een lager plan is teruggevallen.
Ik wil hier niet. zelfs maar een globaal over-
zich geven van hetgeen in de laatste achttien
jaar m Haarlem is tot stand gebracht, maar
slechts wijzen oo enkele dingene die, gezien
in het licht der omstandigheden, waaronder
zij plaats grepen, spreken voor de levens
kracht van Haarlem en zijn burgerij en den
ernst en de toewijding van hen. die geroepen
waren het algemeen belang te behartigen.
Dc grenswijziging van 1927.
Het voornaamste feit, zoowel voor de ge
schiedenis van Haarlem als voor wat betreft
de gevolgen voor zijn ontwikkeling, is wel ge
weest de grenswijziging in 1927.
Wie nagaat, op welke wijze Haarlem op
deze grenswijziging heeft gereageerd zal tot de
overtuiging moeten komen, dat deze uitbrei
ding van het grondgebied, die eerst ten koste
van groote inspanning en zware offers einde
lijk werd verkregen hoogst noodzakelijk was,
ofschoon onvoldoende en dat zich reeds
thans na 10 jaar de noodzakelijkheid van
een nieuwe en meer rationeele uitbreiding op
dringt.
Ik wijs hierbij op de groote uitbreiding van
de bebouwing, die Haarlem in dien tijd onder
gaan heeft, een uitbreiding die zich nog steeds
^voortgezet.
Indien wij bedenken, dat Schoten 'bij de
annexatie een bevolking had van rond 17.000
zielen en wij schatten het aantal zielen, dat
dat gedeelte thans bevolkt op 4)0.000, dan
bewijst dat wel zeer krachtig de toen bestaan
de urgentie van toevoeging aan Haarlem,
maar daaruit blijks tevens, dat dit uitermate
snel tempo, waarin de bevolking van dat
stadsdeel in minder dan 10 jaar meer dan
verdubbelde, wel zeer groote eischen moest
stellen aan het bestuur der gemeente.
Verheugend is het, dat bij die uitbreiding
niettegenstaande het snelle verloop en den
belemmerenden invloed van de tijdsomstan
digheden, een vaste lijn is gevolgd om het ka
rakter van Haarlem als open stad met laag
bouw te handhaven, zoodat in het Noorden
van Haarlem zooals ook in de andere gedeel
ten een stadswijk is ontstaan van een zeer
aantrekkelijk uiterlijk.
In het uiterlijk van Haarlem zelf is overi
gens mede een groote wijziging gekomen en ik
denk daarbij vooral aan de verandering in
het verkeer, waarbij de tram goeddeels heeft
plaats gemaakt voor het autobusverkeer, aan
de vernieuwing op groote schaal van de be
strating, den aanleg van de nieuwe begraaf
plaats en het Noorder Sportpark en den bouw
van verschillende bruggen en de tunnel, die
aan het Noorden een directen toegang zal
geven naar Bloemendaal.
Dat deze uitbreiding allerwege van grooten
invloed is geweest op den omvang en de werk
zaamheden van de verschillende gemeente
lijke diensten en bedrijven spreekt wel van
zelf en het is een vraagstuk op zich zelf ge
weest die aanpassing aan de nieuwe omstan
digheden geleidelijk te doen plaats vinden,
zonder die diensten op een voor de toekomst
te groot plan te plaatsen of door niet tijdige
voorziening hen in een richtige uitvoering van
hun taak te belemmeren.
Voor sommige diensten heeft deze uitbrei
ding geleid tot het stichten van nieuwe ge
bouwen zooals voor de Brandweer en den Ge