De betooverde Villa. FEUILLETON Naar het Engelsch bewerkt door J. R. VAN RIJN. (Nadruk verboden) 16) „Deze kamers en de hall en de keuken, voor zoover ik weet. De eetkamer en de salon zijn in ieder geval van vrij jongen datum". Zijn er daarom geen kelders?", informeerde Amabel. „Mijnheer Bronson zei, dat het wel droger zou zijn, als er kelders waren". „O, er zijn wel kelders", verklaarde Julian beslist. „Maar ze zijn in gen jaren gebruikt, want ze zijn niet veilig, geloof ik. George en ik hebben als kleine jongens tenminste dik wijls op onze huid gehad, omdat we er rovertje gespeeld hadden. Ik meen, dat alleen de twee kelders onder de keuken nog in ge bruik zijn". „Mevrouw King heeft me in 't oor gebla zen. dat 't hier spokte", vertelde Agaath. „Mevrouw Moreland. als u alles gaat ge- looven, wat mevrouw King u inblaast, kunt u het aardig druk krijgen!", spotte Julian ,Mij heeft ze trachten uit te leggen, dat het toch zoo lief van sommige menschen was om valsch bankpapier te maken, want dan kwam er meer geld voor de menschen, die het krap hebben!" Ze lachten allen. .Maar zegt u me nu eens eerlijk zijn er hier spoken?", drong Agaath aan. „Als ze er zijn, kan ik er u niet over in lichten". De wenk was duidelijk genoeg om Agaath Moreland te doen begrijpen, dat Julian geen lust had. haar nieuwsgierigheid te bevredi gen. Ze koos dus een ander onderwerp. Amabel wist heel stellig, dat ze dien avond de knip op de gangdeur had gedaan, maar of ze ook de knip op de tusschendeur ge schoven had, kon ze niet met evenveel zeker heid zeggen. Ze dacht van wel; ze sliep on gestoord en toen Jenny 's morgens kwam, ging ze naar Agaath's kamer om goeden morgen te zeggen. Toen was de knip in ieder geval niet op de deur. „Ik wou maar, dat je niet wegging, Agaaht", zei ze. „Ik vond het erg prettig je hier te hebben". „Zie dan iemand anders te krijgen! Je mocht in de tegenwoordige omstandigheden best een chaperonne hebben. Kind, wat bloos je gauw! .Maar ik moet zeggen, het staat je best. Ik moet in ieder geval weg. Cyril kan ieder oogenblik thuiskomen". Ze keek een anderen kant uit en haar gezicht betrok. „Hij heeft naturulijk massa's vrien den en ik kan niet eischen, dat hij die loi- laat. omdat hij getrouwd is". Amabel wist hier niets op te zeggen. Ze nam Agaath's kopje aan, zette het neer en wou naar haar eigen kamer gaan, toen haar zuster plotseling zei: „Zeg Amy, die dienstbode van jou is een raar schepsel". Amabel keerde zich om. „Neen, niet Ellen, maar dat zielige, uitge teerde schepsel, dat hier woont, hoe heet ze ook weer .Jenny? Hoezoo?" „Ik vind het nogal gek, dat ze hier mid den in den nacht binnenwandelt!" Jenny? Midden in den nacht?" „Ja, ik weet niet hoe laat het was. Ik slaap iltijd met een nachtlichtje aan en toen ik wakker werd, stond jouw deur open. Die zon derlinge jongejuffrouw kwam een eindje de kamer in enging daraop weer terug. Wat moest ze in je kamer? Had je har geroe pen?" Amabel schudde het hoofd. „Neen", zei ze, „neen. Misschien.... mis schien heeft ze last van slaapwandelen. Wat had ze aan?" „Ik geloof een zwarte japon, maar geen schort". Amabel dwong zich tot een glimlach. „Het is gek, ik zal er haar over spreken. Had je je deur op de knip?" „Ja, ik moest vanmorgen uit mijn bed om Jenny binnen te laten met de thee". „Dus daar is ze niet doorgegaan", merkte Amabel op. „Verbluffend logisch geredeneerd", beves tigde Agaath, een tikje ironisch. Amabel ging naar haar kamer terug en sloot de deur. Ellen wachtte haar om haar met de kamer te helpen en de goede ziel was, als gewoonlijk een en al spraakzaamheid maar Amabel gaf slechts vage antwoorden. Zij piekerde over het verhaal van Agaath. Ook op haar eigen deur was de knip ge weest; zij had eveneens op moeten staan, om Jenny met de thee binnen te laten. Als Jenny werkelijk in de kamer was geweest vannacht, hoe was ze er dan uitgekomen? Ze hoorde Ellen iets, dat ze verteld had, besluiten met de woorden: „Ik dacht, dat u het wel aardig zoudt vinden „Neem me niet kwalijk, Ellen", zei Amabel als uit een droom opschrikkend. „Wat moet ik aardig vinden?" „U hoeft niets aardig te vinden". Er was geraaktheid in Ellen's stem. „Kom, niet zoo gauw op je teentjes ge trapt zijn, Ellen, ik was met mijn gedachten ergens anders: ik kan in geen geval iets aar dig vinden, ais ik niet weet, wat het is". „Als u wilt, dat ik spreek, zal ik het na- uurlijk doen", pruilde Ellen. En in een feilen beleedigden uitval voegde ze erbij ..Ik ben niet gewend dingen achter te houden; ik sluip niet en ik spionneer niet. zooals anderen, die geen honderd kilometer hier vandaan zijn! Als ik ergens het land aan heb, is het aan rood haar en aan kruipen en Sluipen", „Waar heb je het toch over?", vroeg Amabel. „Het is die Jenny", vervolgde Ellen, met nijdige rukken het bed afhalend. „Juffrouw Moorshed zei tegen me: die Jenny is zoo'n achterbaksche als ik nog nooit gezien heb. Nou en mijn eigen nicht zal me toch niet voorliegen". „Is juffrouw Moorshed een nicht van je? Wist je dat vóór je er die kamer huurde?" „Ik wist wel, dat een nicht van mijn grootvader met een Moorshed getrouwd was en zoo kwamen we er gisteravond, voor we naar bed gingen, over te spreken en haar grootmoeder is die eigen nicht van mijn grootvader. Ik dacht, dat u dat wel aardig zou vinden". „Ik vind het heel prettig voor je", ver klaarde Amabel. ,Hn mijn nicht, die de menschen hier van haver tot gort kent", nam Ellen haar chapiter weer op, „weet heusch wel wat ze zegt. Het eenige, dat er aan dit huis mankeert, zijn de Brown's. Let u maar op mijn woorden!" Amabel voelde zich er moe van worden. „Hoor eens, Ellen", verzocht ze, „houd als jeblieft vrede met Jenny, dan ben je een bovenstebeste. Het is een stakker, maar ze doet geen mensch kwaad, daar wil ik mijn hoofd onder verwedden". „Een mensch heeft maar één hoofd", waarschuwde Ellen met de somberheid van een ongeluksprofetes. HOOFDSTUK XVI. In den middag vertrok mevrouw More land. Amabel had haar naar den trein ge bracht en wandelde door de vochtige lanen terug. Op de brug ontmoette zij den heer Miller. Tot haar verwondering bleef hij staan en begon een gesprek over koetjes en kalfjes. Toen het bleek, dat zij geen lust had zich op te houden, liep hij met haar mee in de rich ting van de villa. „Het is een geluk, dat ik u heb getroffen",. zei hij. „Ik had nog een boodschap van mijn zuster voor lady Susan en die zou ik glad vergeten hebben, als ik u niet was tegen gekomen. Blijft uw zuster lang bij u geeren?" „Ik heb haar juist naar het station ge bracht". Zijn matte oogen zagen haar aan. „Dan zult u het nogal eenzaam hebben op de villa", meende hij. „Ik ben gewend alleen te zijn", antwoord de Amabel. „O, ja? Maar eenzaamheid valt toch nooit mee. Overdag gaat het, maar in de lange, donkere avonden kan men zich van alles verbeelden, vooral in zoo'n oud huis als de villa". Amabel voelde een wrevel in zich opkomen, maar die week voor iets droefgeestig-vrien- delijks in de manieren en de stem van haar metgezel. „U spreekt als een echte stedeling, glim lachte ze. „Ja, ik héb vrijwel altijd in steden ge woond", bevestigde Miller. „Ik kon nooit goed tegen het buitenleven, tenminste 's winters niet. Ik ben hier om mijn zster, ziet u". Juist vóór het afscheid kwam de vraag die Amabel langzamerhand was gaan verwach ten. ,J)us u woont werkelijk naar uw genoegen op de villa?" „O ja, waarom zou ik niet?" „Ik weet nietDe menschen schijnen het nooit lang uit te houden. Er loopen ge ruchten, dat het er stfookt". „Dat zeggen ze, ja, maar niemand weet er bij te vertellen, wie er dan eigenlijk spookt". .Heen", beaamde Miller op zijn droomerige manier, „dat meen ik ook te hebben opge merkt". (Wordt vervolgd). Het nieuwe Kabinet Colijn hield Vrijdag een plenaire zitting. V.l.n.r.mr. J. A. de Wilde, J. J. C. van Dijk, prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruïne, ir. H. van Boeijen, mr. dr. ir. J. A. M. van Buuren, mr. C. M. i. F. Goseling, dr. H. Colijn minister president, Chr. J. I. M. Welter, mr. M. P. L. Steenberghe en prof. mr. C. P. M. Romme Burgemeester dr. W. de Vlugt en de Senaat van het Amsterdamsche Stu dentencorps tijdens de officieele ontvangst van de reünisten op het stadhuis, ter gelegenheid van het 61ste lustrum der Amsterdamsche Universiteit den vooravond der l.T.-races op het bekende circuit van Drente. Van Hamersveld fotografeert zijn machine Koningin Elizabeth als geestdriftig toeschouwster bij het internationaal concours hippique in Olympia Hall te Lon den De stadhuisbouw te Leiden. De dakspanten zijn gezet, dus is de vlag in top geheschen Wolkenschrijvers. Engelsche militaire vliegtuigen leggen een rookgordijn tijdens de generale repetitie voor de demonstraties der Britsche luchtmacht te Hendon De nieuwste aanwinst van het Scheep vaartmuseum te Amsterdam. Schilderij van admiraal Tromp in een gebeeld houwde lijst, dateerende uit de 17de eeuw

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 16