De Frans Hals Tentoonstelling.
Door Minister Prof. Dr. J. R. Slotemaker
de Bruine geopend.
Boekhandel H. de Vries
FRANS HALS
Nieuwe Uitgaven
INGEZONDEN
/TUKKEN
DONDERDAG 1 JUL'I 1937
HAARLEM'S DAGBLAD
7
Minister Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine bezichtigt de Frans Hals-tentoon
stelling. Achter hem Mr. J. B. Bomans, waarnemend Commissaris der Koningin.
Geheel links de heer W. J. B. van Liemt, loco-burgemeester. Naast hem de heer
G. D. Gratama, directeur van het museum.
Wethouder A. C. Boes spreekt
namens het Gemeentebestuur.
Rede van den heer C. D. Crafama.
Onder zeer groote belangstelling is Woens
dagmiddag drie uur de Frans Hals-tentoon
stelling ter gelegenheid van het 75-jarig
bestaan van het Frans Hals Museum op
plechtige wijze geopend.
Een blijk van belangstelling werd o.a. ge
geven door den minister van Onderwijs,,
Kunsten en Wetenschappen, Prof. Dr. J. R.
Slotemaker de Bruine; Jhr. Mr. G. C. J. van
Reenen als vertegenwoordiger van Minister
Dr. H. Colijn; de Engelsche en Duitsehe ge
zant en de Belgische zaakgelastigde: de
Fürst Zu Bentheim und Steinfurt met echt-
genoote en dochter; Mr. J. B. Bomans, waar
nemend Commissaris der Koningin; Me
vrouw Baronesse A. A. RöellIDe Vos van
Steenwijk (de Commissaris der Koningin kon
niet aanwezig zijn); de heer W. J. B. van
Liemt, waarnemend burgemeester van Haar
lem; de wethouders A. G. Boes, M. A. Rei-
nalda en E. van der Wall; Mr. Th. A. Wes-
stra, gemeentesecretaris; vele raadsleden;
de heer H. van Borsen Buisman, directeur
van Teyler's Stichting; Prof. Martin, directeur
van het Mauritshuis in Den Haag: de heer
J. G. Schmidt Degener, directeur van het
Rijksmuseum te Amsterdam; Jhr. B. W. F.
van Riemsdijk, oud-directeur van dat museum
Prof. Dr. W. Vogelsang uit Utrecht; de heer
H. Franken Jr., president-kerkvoogd der
Ned. Herv. Kerk. Verder vele vooraanstaan
de personen uit de kunstwereld.
Rede wethouder A. G. Boes.
Toen alle genoodigden hun plaatsen had
den ingenomen sprak de heer A. G. Boes,
wethouder van Onderwijs, namens het ge
meentebestuur een rede uit. Hij dankte allen
voor hun aanwezigheid en wendde zich ver
volgens tot mevrouw Baronesse Röell'De
Vos van Steenwijk. Hij sprak als volgt:
„Wij willen gaarne in u zien de vertegen
woordigster van Baron Röell, uw echtgenoot,
den geachten Commissaris der Koningin in
dit gewest, die tot onze spijt verhinderd is
hier aanwezig te zijn.
U en u allen, die ertoe hebt willen bijdra
gen om deze tentoonstelling te doen slagen
en alle andere genoodigden en belangstellen
den heet ik van harte welkom in dezen
Haarlemschen tempel der kunst.
Ofschoon ons oud. eerbiedwaardig en mooi
Stadhuis zich voor de ontvangst van een zoo
illuster gezelschap als wij de eer hebben hier
tegenwoordig te zien, beter zou leenen, heeft
het Gemeentebestuur van Haarlem er toch
de voorkeur aan gegeven, u hier te ontvan
gen. Deze eenvoudige zaal, eertijds de eet
zaal van ouden van dagen en van weezen.
leidt onze gedachten in de richting van den
tijd, waarin de man, die het middelpunt be
hoort te zijn van deze feestelijke samen
komst, zijn kunst met zoo groot succes be
oefende. Zij is onveranderd bewaard geble
ven, zooals trouwens aan dit geheele oude
gebouw voorzoover dat in verband met de
tegenwoordige bestemming mogelijk was
uit piëteit en bewondering voor wat onze
voorouders wrochten, zijn oude gedaante en
indeeling is gelaten.
Niet altijd zijn de Haarlemsche kunst
schatten in dit gebouw vereenigd geweest.
Zelfs waren ze vóór 1802 over verschillende
gebouwen verspreid. Eerst in dat jaar werd
alles bijeengevoegd in eenige zalen van het
Stadhuis en werd op 30 Juni, 's middags 3
uur, het Gemeentelijk Museum voor schil
derijen, oudheden en Costeriana door Burge
meester Fock geopend. Een van de zalen kreeg
den naam van Frans Halszaal.
Het Stadhuis eigende zich weinig voor
geregeld museumbezoek. Door de enkelvoudige
bekapping was het er in den zomer on
draaglijk warm en in den winter bar koud:
wat ook aan de doeken niet ten goede kwam.
En toen nu de verzameling kunstwerken zich
door zeer belangrijke schenkingen van stad-
genooten geleidelijk uitbreidde, werd het een
dringende eïsch om uit te zien naar een
betere huisvesting, waar tevens elk stuk
beter tot zijn recht zou komen.
In 1908 kocht de gemeente het Ned. Herv.
Weeshuis, voormalig Oude Mannenhuis, (dat
in 1608 gebouwd is door Hals' tijdgenoot, den
beroemden bouwmeester Lieven de Keij), met
de bedoeling het tot Museum in te richten.
Enkele jaren later kwam de verbouwing on
der leiding van den toenmaligen Directeur
van Openbare Werken, Ir. Dumont, tot stand
en op 1 Mei 1913 kon het nieuwe stedelijk
museum, thans herdoopt in Frans Hals-
museum, zijn deuren voor de belangstellende
bezoekers openen.
Dat het museum zich altijd in de belang
stelling van Haarlem's ingezetenen heeft
mogen verheugen, blijkt o.a. uit het groot
aantal schenkingen van instellingen en stad-
genooten, als Fabricius van Leijenburg, Van
den Burch, Gerlings, Krol, Gonnet en vele
anderen. Aan den plicht der dankbaarheid
zou worden tekort gedaan, als hier onvermeld
bleef de „Vereeniging tot Uitbreiding der
verzameling van Kunst en oudheden op het
gemeentelijk museum".
En thans herdenken wij het 75-jarig be
staan van onze in binnen- en buitenland
zoo gunstig bekende instelling.
Het gemeentebestuur van Haarlem heeft
gemeend dit niet beter en waardigr te kun
nen vieren, dan door een tentoonstelling van
werken van den grooten meester en grooten
Haarlemmer.
Wij zijn allen, die ons in staat gesteld
hebben, een zoo schitterende verzameling
bijeen te brengen, hartelijk dankbaar voor
hun medewerking. Geheel Haarlem neemt
aan deze feestelijke herdenking deel, niet
alleen omdat zijn museum één van zijn
meest waardevolle bezittingen Is geworden,
maar vooral omdat Frans Hals, ofschoon in
Vlaanderen geboren, te Haarlem is opgegroeid
en gevormd, te Haarlem heeft geleefd en ge
werkt en ook in zijn kunstuitingen is ge
weest Haarlemmer in hart en nieren.
Haarlem is trotsch op zijn 17e-eeuwschen
burger en het deelt in diens roem".
Dezen dank richtte spreker ook tot de
Engelsche. Duitsehe en Fransche genoodig
den, die hij op vriendelijke wijze in hun taal
toesprak.
Tenslotte dankte de heer Boes den heer
Gratama voor de groote moeite, die hij zich
voor den tentoonstelling getroost heeft.
Herinneringsmedaille.
De heer C. J. Begeer uit Utrecht bood
met eenige vriendelijke woorden aan den
waarnemend burgemeester het eerste exem
plaar aan van een fraaien legpenning, dien
zijn fabriek ter herinnering aan deze tentoon
stelling geslagen heeft.
De heer Boes aanvaardde den penning na
mens het gemeentebestuur en betuigde zijn
dank voor de vriendelijke attentie.
Rede G. D. Gratama.
De heer G. D. Gratama sprak de volgende
rede uit:
„Eindelijk is een lang gekoesterde wensch
in vervulling gegaan, nl. een uitgebreide ten
toonstelling te houden van de werken van den
grootmeester der Haarlemsche school.
Vroeger gesmede plannen gingen niet
door wegens te hooge kosten.
Na Rembrandt, Jan Steen en Vermeer is
thans eindelijk de beurt gekomen aan Frans
Hals.
Deze werd omstreeks 1580 te Mechelen of
Antwerpen geboren, als zoon van den
droochscheerder en lakenbereider Francois
Hals en Adriaentgen van Geertenrijck, af
komstig uit Mechelen. Karei van Mander was
zijn leermeester. De romanistische opvattin
gen in die dagen hadden op Hals geen in
vloed, hij ging zijn eigen weg en werd de voor
naamste der nationalistische kunstenaars.
Eerst trouwde hij met Anneke Hermans en
later met Lysbeth Reijniers, uit welke echt
verbintenissen 7 jongens en drie meisjes
sproten. Vijf der zoons kozen het vak van den
vader en werden schilder. Hoewel hij veel
bestellingen kreeg, ging het den meester niet
naar den vleeze. Steeds vervolgden hem de
schuldeischers. Gelukkig hebben de huiselijke
zorgen geen invloed op gehad op zijn werk,
dat in twee perioden te verdeelen is. De eer
ste, waarin hij de uiterlijkheden van het
leven op ongeëvenaarde wijze uitbeeldde, en
de tweede, waarin gezocht werd naar wat
achter dit uiterliijk verborgen ligt, waarbij
hij het psychologische portret schilderde.
Ouder geworden verminderde de waardeering
voor zijn werk en werden hem weinig op
drachten meer gegeven. Op 82-jarigen leeftijd
kreeg Hals van de stad een jaargeld van
f 200 en 3 kruiwagens turf. Op 29 Augustus
1666 stierf de meester 86 jaar oud en werd
van de armen begraven in de Groote Kerk.
Om de tentoonstelling mogelijk te maken
moest een waarborgfonds worden bijeenge
bracht. Het is hier de plaats om nogmaals
allen te danken die inteekenden op dit fonds
en daardoor alle kunstliefhebbers aan zich
verplichtten.
Bij het samenstellen van deze tentoonstel
ling is er naar gestreefd, een zoo volledig mo
gelijk beeld van het oeuvre van den kunste
naar te geven.
Een kern vormen de prachtige schutters-
en regentenstukken, het kostbare bezit van
de Spaarnestad. Genrestukken van den schil
der ontbreken in het museum en zijn slechts
in beperkt aantal in Holland aanwezig.
Getracht is hieraan tegemoet te komen
door afbeeldingen van volkstypen als vlsschers
en strandjutters, zangers en luitspelers, drin
kers en vechtersbazen, mulatten, deernen en
heksen uit den vreemde te betrekken, welke
modellen Frans Hals met verbluffende zeker
heid, van het oog in de hand, als momentop
namen, aan het wachtende doek heeft toever
trouwd. Ook van de lachende kinderen wer
den conterfeitsels bijeengebracht, van jon
gens en meisjes, naar wie zijn hart uitging en
die hij in al hun uitbundige vroolijkheid. als
rake instantanés schilderde. Hals wordt u
hier als meester van den lach getoond.
Naast zijn genrestukken is een voorname
plaats toebedeeld aan portretten van schrij
vers en geestelijken, koopliedenen magistra
ten, uit alle tijdperken van zijn leven.
In den catalogus zijn alle schilderijen ge
reproduceerd, waardoor een waardevol plaat
werk ontstond, dat de herinnering aan deze
tentoonstelling voortreffelijk zal bewaren.
Dat zooveel kunstwerken konden worden
verzameld is in de eerste plaats te danken
aan de eigenaars der schilderijen, die het tij
delijk afstaan van hun schatten en het risico
van het vervoer er voor over hadden om een
belangrijk overzicht van zijn werk mogelijk te
maken.
Buitengewoon dankbaar ben ik voor de hulp
van de Nederlandsche Regeering, voor de
medewerking van de Buitenlandsche Verte
genwoordigers hier te lande en van Harer Ma-
jesteits Gezanten in den vreemde, die met
groote bereidwilligheid mij ter zijde stonden
bij het aanvragen der schilderijen".
De heer Gratama wendde zich in de Fran
sche taal tot de gezanten om hen te danken
voor hun tusschenkomst bij de autoritei
ten, waardoor het mogelijk was. deze uitge
breide tentoonstelling te organiseeren. Hij
vervolgde daarna:
„Voorts gaat mijn dank uit naar de collega's
van buiten en binnenlandsche musea, wien
geen moeite te veel was om mijn verzoek te
steunen en die door hun medewerking er toe
hebben bijgedragen, deze tentoonstelling te
doen slagen.
Zeer erkentelijk ben ik Jhr. Dr. J. L. A. A.
M. van Rijckevorsel, voor de hulp verleend bij
het samenstellen van den catalogus; Dr. W.
R. Valentiner, Dr. A. M. de Wild en den heer
N. Katz, voor hun bemoeiingen inzake het
verkrijgen van schilderijen in Amerika en
Engeland; Dr. H. Schaeffer, voor de zorg in
Amerika besteed bij het verzamelen en ver
zenden der kunstwerken; den heer F. Brunt,
voor de hulp bewezen bij het voorbereiden
der tentoonstelling, en de Directies van de
Holland-Amerika Lijn en de Hollandsche
Stoomboot Maatschappij voor het kosteloos
verzenden der schilderijen. Aan mej. C. A. van
Hees, mijn assistente, aan het personeel van
het museum en aan allen, die verder mede
hielpen, mijn oprechten dank.
Moge het publiek in even groote getale
blijk geven van zijn belangstelling voor het
werk van Frans Hals, als het dat gedaan
heeft voor de exposities van de schilderijen
zijner tijdgenooten, welke nog versch in het
geheugen liggen.
Moge velen genieten van wat de grootste
rasschilder, die ooit voor den ezel zat, ons aan
schoonheid heeft nagelaten."
Spreker verzocht aan minister Slotemaker
de Bruine, de tentoonstelling te willen
openen.
Minister Prof. Dr. J. R. Slotemaker
de Bruïne spreekt.
„Toen het mij mogelijk bleek", zei de mi
nister, „vandaag hier aanwezig te zijn, verge
zeld van den chef van mijn departement, was
ik gaarne bereid gevolg te geven aan de
uitnoodiging, deze tentoonstelling te openen.
Hieruit mag u blijken, dat wij belangstel
ling hebben in en waardeering voor het stre
ven, dat ons hier samenbrengt, namelijk een
tentoonstelling, die niet alleen van locale,
maar ook van internationale beteekenis is.
Vooral echter voor Haarlem, waar nu de man
geëerd wordt, wiens naam aan deze stad ver
bonden is. Toch mogen wij niet te eng den
ken, want het is een nationale gebeurtenis.
Ik zal niet spreken over dit fraaie gebouw,
ook niet over de schatten die hier nu te vin
den zijn en evenmin over de beteekenis van
Frans Hals voor Haarlem en voor ons land,
want dat is zooeven reeds op voortreffelijke
wijze gedaan. En niemand wil immers graag
hetzelfde hooren, al ben ik er van overtuigd,
dat u wel zoo beleefd zou zijn. er naar te luis
teren. (Gelach). Ik ben dankbaar voor de in
ternationale samenwerking, die op deze ten
toonstelling tot uiting komt. Alle Halsen zijn
niet in ons land en daar moeten we eigenlijk
tevreden over zijn, want nu worden ze ge
zien en genoten tot ver buiten onze grenzen.
Ged. Oude Exposeert Boeken over
Internationaal denkende, wordt toch ons
eigen nationaal besef gestreeld. Dit loopt niet
altijd parallel. Ik ben er dankbaar voor. dat
dit wel op het terrein van de kunst mogelijk
is en ik hoop dat het zoo blijven mag.".
Spreker uitte zijn blijdschap, dat hij reeds
vele malen in de gelegenheid is gesteld, van
zijn belangstelling in dergelijke tentoonstel
lingen te doen blijken, o.a, van de schilder
stukken van Jan Steen, Rembrandt. Vermeer,
Jeroen Bosch, de Marissen en nu die van
Frans Hals.
Deze tentoonstellingen zijn hem zeer sym
pathiek, omdat ze het volk verrijken en ver
diepen en samenbinden. Ze trekken niet al
leen de fijnproevers, die meenen dat zij er
alleen verstand van hebben, maar ook de
breede kringen van ons volk. Het volk leert op
die manier, hoe groot de schatten zyn. die
we in deze schilderstukken bezitten. Die er
varing zal ook bij deze Frans Hals tentoon
stelling worden opgedaan.
De minister uitte de beste wenschen voor het
welslagen van deze expositie en verklaarde
haar hiermee voor geopend lapplaus).
De genoodigden maakten daarna een rond
gang door de verschillende zalen.
MUZIEK
EN ZIJN TIJDGENOOTEN
(Adv. ingez. MedJ
BEIAARDCONCERT.
„Dan zal de beiaard klinken" zoo zong
verleden jaar op de Groote Markt het duizend
stemmige koor onder leiding van Jos. de Klerk
bij de openluchtuitvoering van „Benoit's „Ru
benscantate". ..Dan zal het koud zijn. of re
genen of waaien of alle drie, om het. even of
er al dan niet een r in de maand is" zou men
geneigd zijn er achter te voegen.
Toen. naar ik meen ook door de zorgen
van den N. Haarlemschen Kunstkring het
eerste beiaardconcert op den toren der
Groote Kerk gegeven werd, vonden we in den
tuin van het gemeentelijk concertgebouw een
luister- en schuilplaats.
Bij de uitvoering der „Rubenscantate" za
ten we, zooveel mogelijk in den kraag van
overjas of mantel weggedoken, tegen het
stadhuis.
En nu Woensdagavond 30 Juni liepen we
rond over Oude Groenmarkt en Klokhuisplein
en Groote Markt, en overal drupte en drens
de de regen, en overal was het miezerig en
ongezellig en naargeestig. Hier en daar scho
len kleine groepjes mensohen in beschutten
de portieken; een paar dozijn maakten van
de zitplaatsen onder de boomen van de Oude
Groenmarkt gebruikt. Maar er waren over 't
geheel zeer weinig belangstellenden voor het
beiaardconcert, dat daar hoog boven ons ge
geven werd.
Kan men anders verwachten met zulk
weer? Een beiaard moet zijn tinkelende to
nen over ons uitgieten onder een helderen
hemel en m zoele zomerlucht. Dan kunnen
we iets gevoelen van de poëzie, die van dit
klankenspel kan uitgaan: dan kunnen de
oude zingende torens onze verbeelding terug
voeren naar de oude tijden, die ook nog door
de architectuur van enkele gevels in de om
geving der Groote Kerk vertegenwoordigd
worden. De beiaard past daarbij; in onzen tijd
zal hij sommigen misschien een anachronisme
lijken. De electrische klokken en tijdseinen
hebbenden steden overdaverenden uurslag
met het daarop voorbereidende carillonprae-
ludium even overbodig gemaakt, als de hoorn
en den luiden roep waarmee elders de nacht
wakers het verstrijken van het uur uitgalm
den. Men heeft in latere tijden zulke ver
storingen der nachtelijke stilte zelfs als hin
derlijk ondervonden.
Toch zit in het beiaardgeklingel iets ge
moedelijks en iets wat we als typisch Neder-
landsch aanvoelen. Inderdaad schijnen ons
land en België de meeste torenspeelwerken
te bezitten. In Berlijn kende ik er destijds één
en dat was van Nederlandsche makelij. Rie-
mann's lexicon vermeldt dat de Hollanders de
idee van het carillon wellicht van de Chinee-
zen hebben overgenomen, maar het is wel
zeker dat we niet daaraan ons Europeesch-
Chineesch eereburgerschap te danken hebben
Doch laat ik op het beiaardconcert van
Woensdagavond terugkomen. De Zwolsche
beiaardier Willem Créman speelde een aantal
stukken en gaf daarbij bewijzen van een ab
soluut zekere techniek, ook in dynamisch op
zicht. Hij volgt blijkbaar de Mechelsche
school van Jef Denyn, die o.a. door een zacht
tremolo de verlenging der tonen zoekt te be
werkstelligen. Hoewel dit laatste door de
traagheid en stugheid van het materiaal
niet volkomen verwezenlijkt wordt, geeft het
toch effecten, dat vaak niet zonder bekoor
lijkheid zijn. Niet alle uitgevoerde stuk
ken leken door hun aard even geschikt voor
beiaard-interpretatie. Mij persoonlijk bevie
len het beste de aardige bewerkingen van
Oud-Nederlandsche liederen en de speciaal
voor den beiaard geschreven stukken. Bij
„Een Middagslaapje" en „Wiegedeuntje"
moest ik er onwillekeurig even aan terugden
ken hoeveel menschen in den loop der tijden
's nachts uit hun rechtvaardigen slaap ge
houden zijn door het carillon mijner geboor
teplaats. Maar ik wil er direct bijvoegen, dat
Créman die stukjes heel delicaat voordroeg.
Ik vernam dat deze beiaardier het gezichts
vermogen mist. Des te meer respect past ons
voor de zekerheid, waarmee hij het voor hem
vreemde instrument bespeelde.
Op verschillende punten in de omgeving
der Groote Kerk hebben we geluisterd. Het
beste klonk de beiaard op de Oude Groen
markt. Op de Groote Markt galmde het spel
veel meer; bij de Groote Houtstraat was het
aanmerkelijk zwakker hoorbaar.
Tegen half tien waren bijna alle luisteren
den verdwenen. Het spel was toen nog lang
niet geëindigd, doch men borg de leege, natte
stoelen maar op. Triest besluit van dit goed
bedoelde en goed uitgevoerde beiaardconcert!
K. DE JONG.
DE BLEEKERIJ-GEHRELS.
Naar de Msb. meldt, dcelen B. en W. van
Arnhem den raad mede, dat het bestuur van
het Nederlandsche Openluchtmuseum er in
geslaagd is, de hand te leggen op een oude
bleekerij te Bloemendaal. welke in verband
met wegenaanleg in die gemeente moet wor
den afgebroken. Aangezien dat gebouw het
eenige nog in Nederland bestaande exemplaar
is van een ouderwetsche bleekinrichting, is
het van groot belang als het gebouw ge
spaard kan blijven door het een plaats te ge
ven op het terrein van het Openluchtmuseum.
Door samenwerking van velen is het gelukt
de overbrenging en wederopbouw te verzeke
ren. Het afbreken zal in Bloemendaal in
werkverschaffing plaats vinden en het weder-
opbouwen zou hier op gelijke wijze kunnen
geschieden. Volgens de overgelegde begroo
ting opgemaakt door den directeur van Ge
meentewerken zullen de kosten van wederop
bouw bedragen f 6000.— aan loon, welke voor
rekening der gemeente komen en f 5000 aan
overige kosten welke door het Openluchtmu
seum zullen worden gedragen.
B. en W. stellen den raad voor beschik
baar te stellen een bedrag van f 11000 voor het
wederopbouwen van een bleekerjj uit Bloe
mendaal op het terrein van het Openlucht
museum.
Bij den uitgever .T. C. Boucher te Den
Haag verscheen een boekje van F. M. Huebner
„De Opmarsch naar het Onbekende. Het
boekje is bedoeld als een gids hoe wij ons lot
moeten anvaarden en beheerschen. De voor
treffelijke vertaling is van Aletta Meyer..
Christiaan Pfeiffer schreef „Het Pel
grimspad", een symbolisch spel in Arcadië.
Het werkje verscheen bij de Uitgeversmaat
schappij P. den Boer te Utrecht
De Nederlandsche Vereeniging Waarde
vast geld te 's Gravenhage liet bij H. D.
Tjeenk Willink en Zoon N.V. te Haarlem een
werkje het licht zien van Prof. Dr. Ir. J.
Goudriaan. dat tot titel heeft ..Waardevast
Geld", de eerste voorwaarde voor het behoud
van welvaart, vrijheid en cultuur.
Onder den titel „Het boek van gene
zijde" verscheen bij den uitgever L. J. C.
Boucher, te Den Haag een werk van den
schrijver Bo Yen Ra. Dit boek kan als reis
gids worden beschouwd voor een werelddeel
van den geest, dat voor sommigen niet be
staat, door anderen wel wordt vermoed en
maar voor zeer weinigen iets reëels is. De
De vertaling werd verzorgd door M. Ter
Bij den uitgever Van Gorcum en Comp.
te Assen, verscheen een boekje van de hand
van Mr. B. W. Kranenburg, „Het toezicht op
den gulden". Dit werkje is no. 25 van de serie
„Vragen van Nu". Het geschriftje bedoelt
een overzicht te geven van de directe en
indirecte overheidscontrole op de wisselkoers
van den gulden.
Voor den inhoud dezer rubriek stelt
Redactie zich niet verantwoordelijk.
Van ingezonden stukken, ge-plaatst oj niet
geplaatst, wordt de kopij den inzender niet
teruggegeven.
Fürst zum Bentheim und Steinfurt, een neef van H. M. de Koningin, bracht
Woensdag in gezelschap van zijn dochter een bezoek aan de Frans Hals-tentoon
stelling te Haarlem. Jhr. dr. J. L. A. A. M. van Ryckevorsel begroet den
hoogen gast.
Vacaiitiebezigliedeii.
Vacantie, hoera! Nog eenige dagen en dit
blij geroep zal weer overal weerklinken.
Moeder, hoera, vacantie! met dezen juich
kreet zullen ze komen binnenstormen. En nu
zullen de vele plannen en plannetjes, die
reeds dagen en weken te voren zijn beraamd,
worden uitgevoerd. De koffers gepakt en dan
vooruit, het schoone Zwitserland bezocht, een
tochtje langs den Rijn, naar Valkenburg, naar
de Veluwe, kampeeren, naar onze eilanden,
ja, waar al niet heen!
Hoe heerlijk is toch die vacantie! En toch
voor hoeveel kinderen is juist die vacantie
een vervelende tijd: voor hoeveel ouders een
bedroevende tijd. O, hoe gaarne zouden ook zij
hun kinderen eens een uitstapje gunnen;
hoe goed zou het voor vele moeders zjjn als
ook zij eens een paar daagjes de huiselijke
beslommeringen op zij konden zetten. Maar
juist die vacantie is voor vele moeders een
zwaardere tijd; hier een moeder met zes kin
deren; drie gaan er gelukkig naar school,
wat lucht dat op, als die 's morgens de deur
uitgaan en nu vier, vijf weken lang ook die
thuis. Ja, waarheen anders, de straat op met
al die auto's! en diep zucht ze, was die tijd
maar weer om. Het is slechts één enkel voor
beeld, zoo zijn er honderden.
Om ook die vele kinderen een eenigszins
prettige vacantie te bezorgen hebben eenige
dames en heeren zich reeds eenige jaren lang
vereenigd tot een commissie.
Het gemeentebestuur is zoo .welwillend het
sportterrein aan de Kleverlaan beschikbaar
te stellen, waardoor de vereeniging in staat
wordt gesteld eiken zomer eenige honderden
kinderen onder deskundige leiding gedurende
drie weken bezig te houden.
Ook dit jaar hebben zich weder pl.m. 600
kinderen voor dit doel aangemeld.
Maar dit alles kost geld. meer geld. dan wij
door allerlei middelen hebben verkregen; de
gemeente geeft eenige subsidie, enkele dames
en heeren zijn lid of donateur, ook enkele
ouders geven een bijdrage, maar dat alles is
nog niet voldoende Gij die dit leest en voor
u en de uwen een prettige vacantie hoopt te
hebben, bedenkt dat het genot nog grooter
zal zijn, als ge ook ons steunt met een gave.
Gedeelde vreugd is dubbele vreugd! Het adres
van den penningmeester, den heer W. Barne-
veld is Dusartstraat 3, gironummer 154315. U
en de uwen zulk een vreugdevolle vacantie van
harte toewenschende, verblijf ik gaarne,
J. H. W. HABERMEHL