Onweer boven Scheveningen. De betooverde Villa. Aan jhr. L. C. van Panhuys is op zijn verzoek eervol ontslag verleend als burgemeester der gemeente Vuren en als lid der werkcommissie voor Het streekplan in de Neder-Betuwe Een interessante actie foto tijdens den bekenden Engelschen cricketwedstrijd Gentlemen-Players op de „Lords" terreinen De parasols op de terrassen te Scheveningen moesten Donderdag tijdens de hevige onweersbui ijlings geborgen worden, hetgeen onzen fotograaf gelegenheid gaf tot het maken van bovenstaande fantastische opname De nieuwe burgemeester van Wolfaartsdijk (Z.), de heer J. van Oeveren, wiens installatie Donderdag plaats vond, luistert met zijn echtgenoote op het bordes van het stadhuis naar de zanghulde, welke hem door de schooljeugd werd gebracht FEUILLETON Naar het Engelsch bewerkt door J. R. VAN RIJN. (Nadruk verboden), 33) Met een wee gevoel van doodelijken schrik bemerkte Amabel, dat het de kastdeur achter haar openging en dat er iemand door kwam. Ze probeerde te roepen, zich om te keeren; maar reeds viel er iets zwaars en zachts over haar hoofd en schouders, en ze werd met zooveel kracht aangegrepen, dat ze zich niet meer bewegen kon. Ze voelde dat ze werd op getild en wist niets meer De bewusteloosheid duurde maar heel kort haar eerste gewaarwordingen waren echter buitengewoon verward. Duisternis, iets dat op hara drukte; een beklemming van haar adem haling, iets zachts en wits over haar heele gezicht; schokkende bewegingen en de stem van een man. Weer probeerde ze te schreeuwen maar ze kon het niet. Opeens werd ze neer gezet. Ze voelde de leuningen van een stoel onder haar armen, rukken en trekken rond om haar beenen; toen werd de doek van haar gezicht weggetrokken. Ze haalde diep adem en opende haar oogen. Ze was in een kelder, waar electrisch licht brandde. Het was een groote kelder met ge witte muren en een steenen vloer, maar helder verlicht. Drie lampen lieten alle voorwerpen met groqote duidelijkheid zien. Amabel keek verbijsetrd naar die voorwerpen, die haar aan den inventaris van een kleine drukkerij deden denken. Zij hoorde de stem van een man zegen: „Leg het op het bureautje, vooraan, dan ziet hij het zeker, en zorg vooral, dat jij niet gezien wordt". Er volgde een lach en geritsel van vrouwen - kleeren, het geluid van een deur, die werd dicht gedaan achter haar. Ze probeerde op te staan, maar bemerkte, dat iets haar aan den stoel vasthield. „Doet u maar geen moeite". Het was dezelfde mannenstem, die sprak. Ongelooflijk, de stem van Bronson! Nu kwam hij zelf te voorschijn-. Hij stond een paar meter van haar af en keek haar ernstig aan. „Het spijt me zeer, dat dit noodig was, mevrouw Grey", vervolgde hij. „U zult mij wel op mijn woord gelooven, als ik dit zeg". .Mijnheer Bronson, u moet gek zijn!", hijgde Amabel. Haar geest weigerde normaal te functio- neeren; ze kon alleen Bronson maar aan staren en zich afvragen, of dit een booze droom was. Gek is iedereen op z'n tijd", verklaarde Bronson, „maar sommigen van ons hebben methode in hun dwaasheid. Het was heel onaangenaam, dat u dien doorgang in de kast vanmiddag ontdekte, des te onaangenamer, omdat we op het punt stonden onze pogingen om u uit het huis te verdrijven, op te geven'.' „Uw pogingen?" „Ja, het werd te gevaarlijk. We hadden niet gedacht dat het zooveel meoite zou kos ten om u weg te krijgen. En toen mijnheer Forsham zich er mee begon te bemoeien, besloten wij het maar op te geven. U had verder rustig een half jaar kunnen blijven, als u niet per ongeluk die gang had ont dekt. Ik veronderstel tenminste, dat het een toeval was?" „Ja het was een toeval". Bronson slaakte een zucht van verlichting. ,Dus mijnheer Forsham weet er niets xn?" Amabel schudde het hoofd. „Mijnheer Bronson, ik begrijp niet ,3este mevrouw Grey", antwoordde Bron son, „ik wou dat u niet hoefde te begrijpen. Ik kon geen bewoners in de villa hebben, omdat ik de kelders voor zaken gebruik". „Mijnheer Forsham is in de kelders ge weest", viel Amabel in. „Niet in deze kelders, mevrouw. De gewone toegang er heen moet jaren en jaren geleden al dichtgemetseld zijn, waarschijnlijk omdat ze in tijden van geloofs- en politieke vervol ging dienden om vluchtelingen te herbergen ze waren niet andei\s te bereiken dan door dien geheimen doorgang in de kast en door een tunnel, die op het kasteel uitkomt. Al leen maar enkele ingewijden kenden het be staan daarvan. Ik heb de kelders en de ver borgen toegangen in orde laten maken". De deur achter haar ging weer open en er kwam iemand binnen. „Ls 't gelukt?", vroeg Bronson scherp. Het aantwoord werd gegeven dcor een stem die Amabel kende en toch niet kende. .Natuurlijk, er was immers niets aan". Het was de stem van Jenny, maar dieper en beschaafder. „Wat nu?", vroeg ze. De vrouw, die gesproken had, kwam naar voren en nam Bronson bij den arm. Amabel staarde haar aan. Het- was Jenny en toch weer niet. Jenny, op het eerste ge zicht zou niemand verschil gezien hebben, maar bij nadere beschouwing waren er hon derd verschillen. De gelijkenis school in het haar, de matte, witte huid. De verschillen waren talrijk. Wie was het? Bronson gaf antwoord op de vraag van de vrouw. „Ga maar naar het kasteel en wacht daar. Als Forsham haar niet vindt, zal hij wel daar heen komen. Laat hem in de huiskamer en zorg, dat hij daar wacht, terwijl je men op belt". ,Dan ga ik maar direct. Ik zal me eerst ?ven toonbaar maken". Het feit, dat zij zich niets aantrokken van haar tegenwoordigheid, deed Amabel beseffen in hoe groot gevaar zij verkeerde. Ze zouden niet spreken, alsof zij er niet bij was en in haar tegenwoordigheid plannen maken om Julian om den tuin te leiden als zij niet, in de overtuiging van deze menschen, reeds vol komen onschadelijk was. Zij zag de vrouw de kamer doorloopen en stilstaan voor een spie gel, die aan den tegenovergestelden muur hing. Onder den spiegel stond een tafeltje, met allerlei toiletbenoodigdheden beladen. De vrouw ging onbekommerd haar uiterlijk verzorgen. Eerst hield ze zich met haar ge zicht bezig; toen borstelde zij het roode haar weg van haar voorhoofd, ooren en hals, spel de het tegen haar hoofd; eindelijk zette zij een zwarte pruik op en schikte die zorgvul dig. Het was mademoiselle Lemoine, die zich om keerde! Ze leek niets meer op Jenny. De ver dwijning van het roode haar had die gelijke nis te niet gedaan en zwarte wenkbrauwen en wimpers verdonkerden de oogen zoo, dat de overeenkomst met de lichte oogen van Jenny niet meer opvil. U zoudt me niet herkend hebben, wel, me vrouw Grey?", vroeg mademoiselle Lemoine, weer met de trillende „r" en het Fransch ac cent. Zonder op antwoord te wachten ging zij door een deur in den rechtschen muur. Vluch tig zag Amabel daar een smalle gang. Toen ging de deur dicht en zij was weer met Bron son alleen. .Mijnheer Bronson", begon ze „,u zult u toch niet verbeelden, dat er niet naar mij gezocht zal worden?" „O, neen", zei Bronson", „ik heb mijn maat regelen natuurlijk genomen". Hij sprak vol komen kalm, met zijn gewone stem. Toch waren het niet meer de heer Bronson en mevrouw Grey, buren die vriendschappelijk met elkaar omgingen, maar een gevaarüjk man, een misdadiger, en een vrouw, die hem als een bezwarende getuige in den weg stond. „Wanneer mijnheer Forsham. nog niet terug is, komt hij toch zeker om half zeven", ging Amabel voort. „Hij is nog niet terug", vertelde Bronson. „Dat dacht u misschien, omdat de telefoon ging, maar daar zorgden wij voor, dat was een klein kunstje om u in de slaapkamer te krijgen. Als mijnheer Forsham komt, zal hij een beverig briefje van u vinden met de bood schap, dat u het niet langer kunt uithouden en niet nalaten zijn conclusie uit die mede- deeling te trekken". Amabel liet een scherpen kreet hooren. Weer zag ze zichzelf, niets kwaads vermoedend de woorden neerschijven, met niet al te vaste hand en ze stelde zich voor, hoe Julian ze lezen zou. De gedachte deed haar alle kalmte verliezen en met plotseling opkomende woede viel ze uit: „Ik begrijp niet, dat u zich niet schaamt om uw dochter over te leveren aan het gezelschap van iemand als mademoiselle Lemoine!" Het bloed schoot den man naar het gezicht. Een oogenblik dacht Amabel, dat hij haar slaan zou. Ze zag, dat hij zich met geweld beheerschen moest. Eindelijk beet hij haar toe: „Pas op uw woorden. Ik kan dergelijke uitlatingen niet dulden. Mademoiselle Lemoine is mijn vrouw". HOOFDSTUK XXXIII Julian Forsham legde den hoorn weer op het toestel. De naam „Miller" klonk hem nog in ae ooren. Dus Miller, dien hij het meest van allen verdacht had, was een inspecteur van Scotland Yard! Als hij het niet uit Char ley's eigen mond had gehoord zou hij het niet geloofd hebben; maar nu was iedere twijfel buitengesloten. Hij moest zich onmiddellijk met Miller in verbidding stellen. De detective had geen telefoon in „Brugzicht", maar Ed ward Berkeley zou een briefje laten brengen. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 13