Wat Amsterdam den vacantieganger biedt Onze Indische Luchtpostbrief. 'ii GERMAAN ZATERDAG 31 JULI 1937 HAARLEM'S DAGBLAD T Altijd stipt op tijd, nooit opge houden door pech, nooit te moe voor 'n vriendelijk woord, altijd bereid om nog even te komen, ook al is 't een verre klant. Hij rijdt een Germaan, daar kan hij staat op maken, 'n Germaan beteekent niet alleen minder on- kosten, maar ook meer inkomsten, 'n Germaan, daar heb je wat aan! Zcndmij geheel vrijblijvend Uw laatste prijscourant van Germaan-driewielers en motor-driewielers. Naam:- Woonplaats: Deze coupon in opeD enveloppe met l'/j cents postzegel vandaag nog sturen aan De val van een ratnpokker. De verleiding der contanten. Het spook der over bevolking. Nieuws van de Frobenius- Onze Indische correspondent schrijft ons d.d. 21 Juli van Batavia uit: Hoewel men in den laatsten tijd heel dat minder hoort over de rampok- partijen in west-Java, blijkt toch uit de telkens door druppelende be richten, dat marechaussees en veldpo litie niet stil zitten en telkens opruiming kunnen houden onder het gespuis, dat de bevolking langen tijd heeft geterroriseerd. In zekeren zin speculeert de politie hier op de ijdelheid dezer inlanders, die. wan neer ze een misdaad begaan hebben, tel kens weer in hun oorspronkelijke woon plaats terugkomen en daar den grooten meneer uithangen om zoo door te gaan voor iemand, die „brani" genoeg is om het gezag te trotseeren. In tegenstelling met den Europeaan, die met zijn buit zoo gauw moge lijk over de grenzen zal trekken Het is daarom, dat de politie voornamelijk op spionnenberichten moet afgaan en op deze manier de geestelijke leiders der uiteengesla gen rampokbenden in hun eigen dessa's op het spoor moet komen. Zoo liep tot voor kort de bekende bandiet Ilias what is a name! in Depok, Mr. Cornelis en Buitenzorg vrij rond, niet meer zooals vroeger zijn over vallen en knevelarijen bij het volle daglicht be drijvend maar nu in het vallend duister de afgelegen kampongs brandschattend. Onver moeid werd hij opgejaagd, tot dat een spion nen bericht binnenkwam, dat Ilias op een Zondagmorgen bezoek zou brengen aan één zijner vier vrouwen. De politie verschool zich in de woning en bij het tikken op de deur, vloog de agent met de revolver naar buiten. Ilias wilde woedend zijn mes trekken, maar een scherpe knal velde den roover neer. Na zijn verpleging in het hospitaal zal de lange lijst van misdaden hem kunnen voorgehouden worden Zeer onlangs trof de marechaussee te Pasar Minggoe een Van de gevaarlijkste knapen, die reeds vroeger in een vuurgevecht was ge wikkeld geweest, op de markt aan, waar hij kalm zat te eten. Ook hier verzet en een schot, waarna bleek, dat de bandiet een revol ver met 24 patronen op zak had en van plan was geweest zijn leven duur te verkoopen. Door deze successen keeren de rust en het vertrouwen langzamerhand weer terug en de arme boer kan weer zijn eigen rijst volledig in de schuur brengen, instede van een wreede contributie aan den rampokleider te moeten afdragenals hij den oogst reeds niet langen tijd geleden heeft voorverkocht! De Javaansche tani (boer) kan immers in den regel geen weerstand bieden aan de ver leiding om zij: product geheel of voor een groot deel te velde reeds te verhandelen tegen contanten. Men ziet reeds maanden van te voren de kaboels (opkoopers) het platteland met dat doel doorkruisen en overal con tracten afsluiten. Nu tevens onder allerlei maatregelen tot verhooging van de inheem- sche volkswelvaart ook die voorkomen tot een redelijke verhooging van den rijstprijs bijvoorbeeld door het weren van buitenland- schen import brengt deze zwakheid van (Adv. Ingez. Med.) Agnietenkapel. Zonder ook in 't minst iets te kort te willen doen aan de beteekenis van sierlijke toiletten voor het vrouwelijk welzijn en zonder iets te willen afdingen op de belangrijkheid van Am sterdam's modepaleizen en andere uitstal lingen, zouden we willen aanraden: mevrouw, matig u! Toef niet te lang in de Dam-omge- ving, maar ga even voor het Spui rechtsaf en ge zult genieten van de intieme rust van het Begijnenhof, waar geen stadsgedruisch door dringt en ge u in een vorige eeuw terug waant. Langs het Spui verlaat ge het, tegen over het Maagdenhuis, een R.K. weeshuis, een mooi, forsch, doch sober gebouw met fraai beeldhouwwerk in den geveltop. Ga dan naar Singel, even links om en ge bevindt u voor een gebouw, de Militiezaal geheeten, eertijds Stads- tuighüis of Arsenaal, welks fraaie gevel in dertijd met een pleisterlaag was bedekt, maar door de goede zorgen van wijlen burgemees ter Teilegen in zijn ouden toestand is terug gebracht en nu een sieraad is van den Singel bij het Koningsplein. Daar ziet ge ter linker zijde het Munttorentje, overblijfsel van een de vroegere stadspoorten, de Regulierspoort. Daar was dus eens de grens van Amsterdam, nu is het het hart der stad. Besteed nu eens een uurtje aan het bewon deren van de imposante patriciërshuizen op Heeren- en Keizersgracht, welke wel voor een goed deel aan hun eigenlijke bestemming als woonhuis zijn onttrokken en kantoorge bouwen zijn, maar dat schaadt het uiterlijk niet erg en trouwens zijn er nog heel wat be woond. Als ge daar eens binnen kondt ko men, dan zoudt ge verbaasd staan over de prachtige trappenhuizen, de muur- en pla fondschilderingen en de schitterend aangeleg de tuinen, ware lusthoven. Enkele huizen zijn wel te betreden, maar dat zijn geen woonhui zen meer, zoo b.v. het huis waar Banning Cock heeft gewoond, de hoofdfiguur van Rembrandt's Nachtwacht. Dat is op den Singel bij de Torensluis en thans kantoor en maga zijn van de firma Zeiander. Dan is er het Huis met de hoofden op dé Keizersgracht bij de Leliegracht, waar tot voor kort het conservatorium was gevestigd. Er gaat een griezelig verhaal omtrent die hoofden, maar dat is fantasie. Dan bezit Amsterdam nog een huis, dat mede op het lijstje staat van de touringcar geleiders, n.l. het huis aan de drie grachten: O.Z. Voorburgwal, Achterburgwal en Grim- bürgwal. 't Ligt dus bij het Binnengasthuis en ziet er met zijn drie gevels nog echt Oud-Hol- landsch uit. Daar vlak bij is de Oude-mannenhuispoort, waar een paar beelden aan de oorspronkelijke bestemming herinneren, maar de oude man nen zetelen daar niet meer; men heeft er juist de spes patriae, want 't is de toegang naar de Hoogeschool. Daar in die buurt is nog wel wat te zien: 't Stadhuis, de Bank van leening, 't Hoofd bureau van politie, voorts heerenhuizen, die wijzen op vroegere glorie, maar daar, bij voor- enAchterburgwal met hunne enge stegen en sloppen, vindt men ook krotwoningen en men komt daar, in wat men noemt „Donker Am Achter die trieste zone is echter een mo dern Amsterdam verrezen ten bewijze, dat Amsterdam's gemeentebestuur weer oog heeft gekregen voor stadsschoon. Een wandeling- van den Amstel langs Noorder Amstellaan en Apollolaan naar het Stadion kan u ervan overtuigen. Behalve uit de touringcar kan men Amster dam ook zien uit een plezierbootje, dat bij het Centraal Station meert; bij de Munt kan men er trouwens ook een nemen. Zoo'n boottochtje brengt u niet alleen langs de grachten, waar ook de touringscar kan komen, maar ook op plaatsen, voor het rijtuig onbereikbaar: de havens. Een vaart langs silo's, werven, dok ken en oceaanstoomers is onvergetelijk. Wilt ge nog een ander boottochtje? Stap dan in op den Amstel bij de Hoogesluis in de buurt van 't Frederinksplein en vaar naar 't Kalfje, een bescheiden ontspanningsoord, maar doe het niet om 't Kalfje, waar men een schommel heeft, een wip en een dwaaltuin, maar doe het om de prachtige Amsteloevers te zien, die eenige gelijkenis vertoonen met het Buiten Spaarne, maar grootscher zijn. Wie Amsterdam in vogelvlucht wil zien, kan op de Nassaukade in een bus stappen, die hem naar Schiphol brengt en vanwaar een vlieg tuig hem hoog boven de stad voert. Er zijn natuurlijk vacantiegangers, die dol zijn op musea en oude kerken. Zij kunnen hun hart ophalen. Men kan de Oude en de Nieuwe kerk bezichtigen, het Paleis op den Dam, het Rijksmuseum, het Stedelijk museum en het Koloniaal museum, maar ook minder beken de musea: Fodor, Keizersgracht 609, Willet- Holthuysen, Heerengracht 605, 't Schoolmu seum, Prinsengracht 151, het kerkelijk mu seum „Het Haantje", een oude schuilkerk O.Z. Voorburgwal, het Persmuseum in het typische Korenmetershuis op de N. Z. Kolk bij den N.Z. Voorburgwal, het historisch museum in de vroegere Anthoniepoort of Waaggebouw, het Rembrandtmuseum in de Jodenbreestraat en het Scheepvaartmuseum. Dit laatste moet men niet aan den waterkant zoeken, zooals men wellicht zou denken, maar zoo ver moge lijk daar vandaan, bij het Stadion bijna, in de Cornelis Schuytstraat. Wel aan 't water ligt het Scheepvaarthuis, maar dat is geen museum. In dit gebouw, dat in zijn versiering zee en handel symboliseert, tronen de heeren van de groote scheepvaartmaatschappijen en die zijn gelukkig springlevend, al is er wel eens een schip gekapseisd. Hoe minder het Scheepvaarthuis aan een museum doet den ken, hoe beter, want handel en scheepvaart beteekenen welvaart voor de stad. Misschien heeft men bij rondvaart of rondrit met zekere verbazing gelezen: Blauwhoeden-, Groenhoe- den-, Purperhoedenveem en zich afgevraagd of de pakhuizen, waarop die woorden prijken, vol waren met blauwe, groene en roode hoe den. Zoo is 't niet. De menschen, die daar vroeger werkten, droegen ter onderscheiding hoeden in die kleuren. Een veem is een bank van leening voor den handel. Openbare leeszalen en bibliotheken zijn niets voor vacantiegangers, daar gaan we maar voorbij, maar Artis en Hortus Botanicus in de Plantage zeer zeker wel,; we behoeven daar verder niets van te zeggen; ieder kent ze. Tenslotte moeten we nog iets zeggen van de plaatsen, waar men genot en verstrooiing zoekt. Die zijn er vele: Wie kent niet Tuschinsky en de vele andere bioscopen, den Stadsschouwburg, het Concertgebouw, de tallooze cafés met strijkjes, het Carltonhotel en de meer bescheiden collega's. Ieder zoeke daar maar van uit, waar hij zijn avonden wil doorbrengen en ieder zal wel in de twee groo te vermaakscentra: het Rembrandtplein en het Leidscheplein een kijkje gaan nemen. Amsterdam biedt den vacantieganger veel aan, we konden het in dit kort bestek slechts aanstippen'en willen tot slot nog de aandacht vestigen op groote openbare instellingen als de vuilverbranding over het IJ, het Abattoir aan Zeeburg, de groentemarkt in 't noordwes ten der stad, maar och, die dingen vindt men overal, al is 't in kleiner formaat en vacantie gangers gaan ze niet zien. De Oude Zijds Kolk. Tante Amelie. ante Amelie was over 't algeme wat men zoo onder ons pleegt te noemen I een „gezellige oude tante". Sedert jaren leefde ze als weduwe zonder kinderen in een klein-knus-huisje in een der buitenwijken van de stad, met als eenige huisgenoot een takshondje. Het klinkt heel eenvoudig, bijna nietig, een takshondje, doch voor tante Amelie was het beestje, zooaLs meestal in dergelijke gevallen, „haar eenige De Oude Manspoorfc, Over tante's middelen van bestaan kon niemand met eenige zekerheid iets vertellen. In dat opzicht was zij als een gesloten bus. Wel ging ze op regelmatige tijden naar de stad en booze tongen beweerden dan, dat ze „coupon netjes knipte", doch voor deze beschuldiging was geen enkel bewijs voorhanden. Dus bleven diegenen, die in dit opzicht wel graag wat wijzer wilden worden, volkomen in het duis ter tasten. Tante's leefwijze bewees echter wel, lat haar bron van inkomsten nog lang niet was droog-gelegd. Veel aanloop was er niet in het kleine huis je. Bezoekers werden vriendelijk ontvangen, maar zélf iemand uitnoodigen, daaraan scheen tante geen behoefte te hebben. De eenige uitzondering hierop maakte blijk baar haar neef Frank. Och, misschien was het omdat deze schuin tegenover haar woonde en zijn vrouw nog al eens aanwipte om met het een of ander behulpzaam te zijn. Dit was althans voor de buitenwereld een zeer aan nemelijke reden, Frank wist echter, dat de hoofdzaak wel was, dat hij volgens tante altijd „zoo lief en vriendelijk" met Tonny om kon gaan. Om mis verstand te voorkomen zij hier vermeld, dat Tonny het takshondje was. Frank's werkelijke genegenheid tpt het be wuste taksje was echter het beste weer te geven door de verklaring, dat hij het beest niet kon „luchten of zien". Zijn edele houding ten opzichte van Tonny verdedigde hij tegen over kennissen met een: „Och, als je zoo'n oud menschje daar nu een plezier mee kan dóen". Maar voor zichzelf dacht hij er het zijne van en dat ging anderen niet aan. Frank was niet bepaald gierig of hebzuchtig, maar om een taks-hondje wilde hij tenslotte toch geen risico loopen. Als hij op een mieserig- kouden dag eens bij tante aanliep en vereerd werd met het verzoek „het lieve beestje even aan den riem uit te laten", weigerde hij dit nooit. Integendeel, met een enthousiasme dat hij dan van zichzelf bewonderde, antwoordde hij„Nou maar natuurlijk, tantetje, dat spreekt toch vanzelf!" Het triestige weer was dan niet aanlokkelijk, maar met mooi weer ging tante zelf. Frank werd echter van wraak- en moordgedachten jegens zijn beschermeling vervuld, als hem bovendien nog gevraagd werd: Neem je dan een stokje mee Frank? Daar kan Tonny zoo lekker achteraan rennen, als je het dan steeds weer een eindje weg gooit". „En ik het mormel zoo lekker achterna", dacht Frank, maar hij antwoordde prompt: „Ja, wat doet-ie dat altijd reuze leuk, hè tan te?" waarna hij vertrok met de taks aan een riem en een verheerlijkt gezicht tegen tante zettend. Toch nog onverwacht kwam de dag, dat tante ziek werd en wel in die mate. dat de dokter weinig hoop meer gaf. Tonny moest op een stoel voor haar bed liggen en dan sprak tante Amelie tegen hem alsof hij allees ver staan kon. Toen Frank in die dagen veel op bezoek kwam, zei tante eens: „Tonny is toch zoo'n schat van een beest,' hè Frank. Hij is zoo aanhankelijk. Zoo'n hond is een bezit, dat niet met geld te vergelijken is, vind je ook niet?" „Dat vind ik beslist, tante", antwoordde Frank, werkelijk uit den grond van zijn hart. Hij kon dat doen, omdat hij er precies zoo over dacht, allen op tegenovergestelde wijze. Tante was overleden. Een stoet van familie leden, was meegeewest naar de begrafenis. Waar ze ineens allemaal vandaan waren ge komen, was haast onbegrijpelijk. In die dagen werd Frank een dichtgelakte brief ter hand gesteld. Van tante Amelie. Frank verschoot er van. Dat had hij niet meer verwacht, temeer daar alle familieleden met stille trom den aftocht geblazen hadden. Ze nuwachtig peuterde hij den brief open, Deze was een paar dagen voor tante's dood geda teerd. Het papier trilde in Franks handen, zoo beverig en zenuwachtig was hij nog nooit ge weest. Hij las: „Beste Frank, „Als ik er niet meer ben, zal je deze brief ontvangen. Frank, ik dank je, dat je altijd zoo lief voor Tonny was, want ik heb altijd heel veel van hem gehouden. Op geld was ik nooit zoo erg gesteld, dat weet je. Je oom heeft in dertijd een verzekering voor" mij afgesloten, waarvan ik na zijn dood ruimschoots leven kon en zelfs een sommetje heb kunnen over sparen. Niet veel, hoor. Niet de moeite waard om te verdeelen, Daarom besloot ik dit bedrag te schenken aan de Plaatselijke Vereeniging voor Dierenbescherming waarvan ik eere voorzitster was. Jou wilde ik echter ook niet vergeten, Frank en besloot daaromdat Tonny voortaan van jou zal zijn. Ik weet, dat je altijd veel om hem gegeven hebt en ik ben dan ook blij jou dit plezier te kunnen doen. terwijl. De deur van Frank's kamer werd openge duwd, en stil-schuchter kwam de erfenis, het „niet met geld te vergelijken bezit", zachtjes- kwispelend den erfgenaam begroeten. v. y. MARKTBERICHTEN VAN BAKNEVELD. Pluimveemarkt. Oude kippen 0.250.70; Oude kippen per K G. 0.3D0.35Oude hanen 0.400,75: ionge hanen 0.30—0.65; jonge hanen ner K.G. 0 40 —0.48; N.H. Blauwen oer K.G. 0.750.85: jonge hennen 0.75—1.50: duiven, -er oaar 0.30—0.35; tamme eenden 0.15—0.65. Ganzen 1.00—1.60: kalkoenen per K.G. 0.50— 0.65; tamme konijnen 0.75—1.25: wilde konij nen 0.200.30; Piepkuikens 0.10—0.25- Aan voer 39100: handel kalm. Eeiermarkt. Veemarkt. Zeugen f 55—85; dr. zeugen f 65100" schrammen f 24—35: biggen f 19- -26" zware varkens 28—30 ct. per pond zouters 26—30 ct. per pond; vette kalveren 30—28 ct. per pond; nuchtere kalveren f 6—12. expeditie en van den Volksraad. Daar blijven nog vele afgelegen streken de romantiek geven, die wij zoo gaarne aan de tropen willen toekennen. Zoo maakte de Frobenius-expeditie onlangs kennis met zeer interessante bijzonderheden op Ceram. Ook na het binnendringen van het Christendom is daar op bepaalde plaatsen nog veel van het oude bewaard, of weet men althans nog veel van wat vroeger geschiedde. Een van de bergen wordt door een deel van de Wemale Alfoeren beschouwd als de verblijfplaats van de zielen der afgestorvenen. Moeten zij daar om een of andere reden vertoeven dan nemen zij een diep stilzwijgen in acht en durven nauwelijks in het rond te kijken. De eerste Alfoer, die zich had laten doopen. sliep eens op dien berg en vertelde den volgenden dag, dat hij door zware droomen gekweld was en bezoek had gehad van zijn gestorven oom, die, hem zijn overgang naar het christen dom en naar de „Kompenie" (het gouverne ment) had verweten, en hem met een mes bedreigde om hem afvallig te maken.... De expeditie wijdt bijzondere aandacht aan de verschillende tegenstellingen onder de stam men en zal eind Juli naar Nieuw-Guinea vertrekken met uitzondering van dr. Jensen, die naar Duitschland terugkeert. Ondertusschen luisteren wij hier op Java kalm naar hetgeen de Volksraad te vertellen heeft. Helaas handelen niet alle leden naar de door den heer Abdul Rasjid geciteerde Oostersche zegswijze, dat „wanneer men iets kan zeggen zonder te spreken, het beter is te zwijgen". Over de verhouding Holland- Indië wordt echter in veel gematigder termen gesproken dan voorheen; men heeft het ver der over de lage loonen en over de wensche- lijkheid van meerdere lastenverlaging; men heeft het buitenlandsch verlofreslement in tweede lezing aangenomen en wil ten slotte voorloopig t.a.v. de ..in hooge mate onrede lijke rechten van het Philipsconcern" een motie in dienen. Zoo leeft de politiek naast de romantiek. 'Nadruk verboden). N.V. Rijwielindustrie F. J. van Werven, Mcppel. daar heb je wat aan I den Javaan een nog grooter nadeel, want door de rijstprijsstijging worden de kosten van eerste levensonderhoud tezamen met die van het geheele productie-apparaat voor die men schen ook duurder. Maar het grootste nadeel is nog. dat die menschen met de contanten in handen het geld aan allerlei onnutte zaken besteden. Eenerzijds beproeft men aan dit euvel tege moet te komen door kleine desabankjes in het leven te roepen om de bevolking aan contan ten te helpen zonder volledige verkooping. Anderzijds oppert Aen het practische denk beeld om maar zoo spoedig mogelijk met de in ning van de landrente te beginnen, zoodat als dan tenminste'een deel der oogstgelden goed besteed wordt! Door verschillende onderzoekingen is echter wel gebleken,», dat door deze mentaliteit van vóórverkoopen de tani nog slechts voor een zeer klein deel de vrije beschikking heeft over de inkomsten van zijn eigen aanplant-. Zelfs wordt niet zelden geconstateerd, dat de ge heele opbrengst vaak voor een lange reeks van jaren aan geldschieters verbonden is, zoodat in dergelijke gevallen de landbouwer practisch uit zijn eigendomsrecht is gestooten. Zorgwek kend is daarbij dat dit geen incidenteele ge vallen zijn, maar zooals het verslag van de Algemeene Volkscredietbank zegt, groote groe pen der bevolking daarbij betrokken zijn. De schuldenlast ten plattelande heeft enorme af metingen aangenomen en daarom kan van een algemeene volkswelvaartvenneerdering als gevolg van den conjunctuuromslag voor loopig nog geen sprake zijn. Een scherp on derscheid blijft hierbij te maken tusschen ge bieden waar handelsgewassen een voorname rol spelen met hun hoogere exportprijzen, en die streken, waar men in eerste instantie af hankelijk is van de inkomsten uit de rijst oogsten. Daarbij moet nog geconstateerd worden, dat een verhooging. van de welvaart door uitbreiding van bebouwde gronden op Java nog slechts in zeer beperkte mate kan plaats vinden. Wanneer men in gedachten houdt, dat een aanzienlijk deel van de bergstreken althans moet gereserveerd blijven voor bebossching, wil men de wa tervoorziening niet geheel in de war bren gen en daardoor ook de voedeslvoorziening. Er zijn misschien, aldus de rede van den directeur van Economische Zaken op het houtvesterscongres te Bandoeng, nog rond 300.000 H.A. ontginbare vrije gron den op Java, terwijl de bevolking jaarlijks met minstens 500.000 zielen aangroeit. De opbrengst van den grond zal moeilijk nog verder kunnen worden opgevoerd .terwijl ook voor de ondernemingscultures geen verdere uitbreiding- mogelijk is. Aldus ma terialiseert zich het spook der overbevol king thans van jaar tot jaar meer tot een wezenlijke dreiging. Waren de oogsten niet vele jaren achter een zeer gunstig uitgèvallen, dan zouden nu reeds de gevolgen niet te overzien zijn geweest. Een betrekkelijk geringe mindere opbrengst van 20 pet. zou voor het gouver nement reeds tot een extra-uitgave voor im port-rijst moeten leiden van f 40 millioen. In dat bedrag zou de 'bevolking met haar vele schulden niet- kunnen bijdra gen. Volgens mr. Hart is deze dreigende over bevolking toch niet geheel ontmoedigend, omdat het noopt om het bevolkingsvraag stuk krachtig in beschouwing te nemen in verband met de emigratie naar de Buiten gewesten. Door een intensieve propaganda zal deze emigratie wellicht het tienvoudige gaan bereiken van thans en zal daardoor de bevolkingsaanwas van Java tot belangrijk kleinere proporties zijn terug te brengen. Dat is wel erg algemeen uitgedrukt, als men nagaat, dat de vacantiegangers veelsoortig zijn en alleen hierin over een komen, dat zij hun dagelijksche sleur hebben losgelaten, om ergens anders wat nieuwe indrukken op te doen, zonder aan plaats of tijd gebonden te zijn. Maar ten op zichte van de nieuwe indrukken hebben zij heel verschillende verlangens en daar wij een heel beknopt overzicht der aantrekkelijkheden willen geven, doen wij die met de bedoeling ieder vrij te laten in de keuze. We kunnen ons voorstellen, dat, als iemand met zijn vrouw in Amsterdam is aangeko men, hij het voorloopig niet verder brengt dan de Dam, want zijn daar niet in de omgeving vele magazijnen, die op de dames een wonder bare aantrekkingskracht uitoefenen? sterdam. Maak u niet bang hoor, ge kunt er gerust loopen en 't is nog wel eens interessant om te zien, hoe de kleine man zich moest be helpen. Ge ziet er de deur, die in drieën ge vouwen moet worden, anders kan ze niet open en dan staat ge voor een trap met smalle uitgesleten treedjes,haast loodrecht en langs een vettig touw moet ge u erbij ophijsehen. Doch, dat is nog het ergste niet, maar weer naar beneden komen, dat vereischt acroba tiek. We zijn daar in de buurt van de Nieuwmarkt waar een soort middeleeuwsch kasteel staat; 't is de vroegere Sint Anthoniepoort, ook een der stadspoorten, nu een klein historisch mu seum. Vlak erbij op den Kloveniersburgwal is het Trippenhuis, zoo genaamd omdat de hee ren Trip, waarvan een burgemeester was, het hebben laten zetten als dubbele villa, 't Is la ter museum geworden voor het Rijksmuseum er was; de aanwezigheid ter plaatse bewijst wel, dat de Kloveniersburgwal vroeger van den eersten stand was; nu zou men dat niet zeggen. We deden maar een greep; wie wat meer van de stad wil zien, kan dagelijks voor het Paleis op den Dam een touringcar vinden en die brengt je overal heen; er is natuurlijk een ge leider bij, die in alle talen vertelt wat er te zien is met allerlei bijzonderheden, die je op 't eind van den tocht weer vergeten bent. Maar men komt dan zoowat overal en ziet buiten de eigenlijke oude stad, d.i. achter de Buiten Singelgracht eerst eenige wooncom plexen die uit een schoonheidsoogpunt het aankijken niet waard zijn: lange, rechte stra ten met eindelooze woonkazernes, drie étages hoog, maar één ding is zeker, dat de woningen als zoodanig heel wat beter zijn dan die rnet het vette touw in de oude stad, al mogen die geveltjes schilderachtig zijn. JMe hon«lt y.'ii klantjes!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 13