De Amsterdamsche Schouwburg 300 jaar De vroegere buitenplaats Meervliet te Velsen HET REIZEN IN DUITSCHLAND. ZATERDAG 14 AUGUSTUS 1937 HAARDE M'S DAGBEAD 9 Tooneel en tooneeltoestanden in vroegere eeuwen PROGRAMMA VAN DE HAARLEMSCHE RADIO CENTRALE OP ZONDAG 15 AUG. Progr. III 8.30 Parijs Radio, 9,50 Keulen, 1.20 Ned. Brussel, 1.30 Fransch Brussel, 2.35 Ned. Brussel, 3.20 Parijs Radio, 4.20 London Regional, 4.50 Ned. Brussel, 5.20 Parijs Radio, 7.20 London Regional, 8.15 Pauze, 8.20 Keulen, 9.20 Fransch Brussel. Progr. IV: 9.30 Ned. Brussel, 12.50 Droitwich, 5.20 London Regional. 6.35 Droitwich, 9.05 Diversen, 9.25 Droitwich, 10.00 London Regio nal, 10.20 Droitwich, 11.00 Berlijn. PROGRAMMA VAN DE HAARLEMSCHE RADIO-CENTRALE op Maandag 16 Augustus 1937. Progr. III 8.00 Keulen. 10.30 Pauze; 10.35 Parijs Radio; 12.05 London Regional; 12.50 Ned. Brussel; 2.20 Keulen; 3.30 Droitwich; 4.20 Keulen; 5.20 Fransch Brussel; 6.20 Pa rijs Radio; 6.35 Fransch Brussel; 7.20 Parijs Radio; 11.05 Berlijn. Progr. IV. 8.00 Ned. Brussel; 9.20 Pauze; 10.35 Droitwich; 1.35 London Regional; 3.05 Parijs Radio; 4.20 London Regional; 5.20 Ned. Brussel; 5.35 Droitwich; 6.50 London Regional; 7.50 Droitwich; 8.20 London Re gional; 9.50 Droitwich. Progr. V. 7.008 Eigen gramofoonplaten. 1 Ouverture Dichter und Bauer, Dajos Bela; 2 Madame Butterfly, Zonofone Salon Orkest; 3 Mignon, Helene Cals; 4 Stracathro, Orgel Solo v. H. Walten; 5 Liebestraum, Ed ward Isacs; 6 Drei Strause, Dajos Bela; 7 Estudiantina, Sym. orkest; 8 La Boheme Selection, Salon orkest; 9 Im Prater blühen wieder die Baume, Richard Tauber; 10 Es- pana, Sym. Orkest; 11 Frühlingstimmen- walzer, Helene Cals; 12 Crimond, Covenan- tes, French, Herbert Walton; 13 Wien, du Stadt meiner Traume, Richard Tauber. De derde buitenplaats van de familie Boreel. b derde buitenplaats, die door de Boreels is bewoond geweest, huize Meervliet, bestaat niet meer. Eenige jaren geleden is het oude witte huis gesloopt, met het daarbij behoorende koets huis. Ook van het oude geboomte is veel ver dwenen en op deze plaats zijn een aantal mo derne villa's verrezen. Meervliet was de buitenplaats, die 't dichtst bij het dorp Velsen was gelegen. Bewoonde Mr. Cornells Munter omstreeks 1700 huize Wa terland, in dienzelfden tijd bewoonde Mr, Dirk Munter, ook een Amsterdamsche regent, huize Meervliet. Op 17 Juni 1707 verkochten de erf genamen het landgoed aan de weduwe van Dirk Munter, vrouwe Catharina Lauren tuis voor f 11000. Later is het landgoed in het bezit der Trip's gekomen. Ei* is een akte van 4 April 1766, be vattende de voorwaarden, waarop Maria la Leutre, weduwe van Mr. Cornells Trip, vrij- vrouwe van Oud- en Nieuw-Goudriaan en Langerak, zou aanbesteden het uitdiepen van de vaart in de meerweide tegenover de hof stede Meervliet. Meervliet is vroeger blijkbaar ook zeer uit gestrekt geweest, daar op 25 Januari 1782 de toenmalige eigenaar, Mr. Willem Boreel echtgenoot van vrouwe Maria Trip een ge deelte verkocht aan Mr. Archibald Hope voor De naam van Meervliet blijft bewaard in Meervlietstraat. de hoofdstraat van het oude moederdorp Velsen. Te hopen is. dat ook de namen van Waterland en Beeckenstein be waard zullen blijven in straatnamen. Zoo ook die van de vele andere buitenplaatsen, welke er vroeger waren en van hunne bewoners. Want de namen van de Trips, Munters, van der Poll's, van der Hoops, Boreels en andere regenten-geslachten nu ven ook bewaard blij ven. ■jr nzake Waterland schrijft een belangstel- - lend lezer te Haarlem ons, dat de indruk, dien wij gaven, als zou Waterland een heer lijkheid zijn geweest, niet juist is. De be kende historicus, de heer W. J. J. C. Bijle- veld te Leiden, deelde aan dezen lezer het volgende mede: De van Persijn's waren heeren van Water land over het IJ. Er was altijd kwestie over, want zij beschouwden zich leenmannen van den Utrechtschen bisschop, die vrijwel ge durig aan het haspelen was met den Hol- landschen graaf. Tijdens de minderjarigheid van Floris V stonden de Waterlanders op tegen hunnen wettigen Heer, vernielden zijn slot Zwanenburg te Halfweg en dwongen hem de belofte af. het nimmer te herstellen van steen. Toen Floris V meerderjarig was, heeft hij in 1282 de heerlijkheid van Jan III van Persijn gekocht. Diens zoon Nicolaas behield een deel der inkomsten en het recht Het publiek mocht zich zooals wij in ons vorig artikel schreven vroeger in den schouwburg nog al onbehoorlijk en ruw ge dragen, het repertoire uit die dagen en vooral van de 17e eeuw geeft ons toch geen slechte dunk van den smaak onzer voor ouders. Naast veel kluchten met onmogelijke namen zooals „Stijve Piet" en „Robert Leverworst" werden herhaaldelijk werken van Sophocles, Bredero, P. C. Hooft, Corneille en Vondel opgevoerd. Dat het publiek in die dagen heel wat „verduwen" kon, blijkt wel hieruit, dat oip één avond de 3 Joseph's van Vondel Joseph in 't Hof, Joseph in Dotham en Joseph in Egypte werden opgevoerd. Het publiek van tegenwoordig heeft al moeite om vijf bedrijven van Vondel rustig aan te hooren. Hoevelen zouden het 16 bedrijven vol houden? En alsof dat nog niet genoeg was, werden er voor de afwisseling nog twee „tus- schendansen" gegeven. Waar voor zijn geld kreeg -men dus wel. Bijzonder tact bezaten de „hoofden" van den schouwburg blijkbaar niet altijd. Zoo ver telt dr. Worp in zijn Geschiedenis van den Amsterdamsche Schouwburg, dat de klucht ■met den titel „De Moffin" werd vertoond bij het bezoek van twee Duitsche prinsen. Maar nog veel erger maakte Jan Vos het, die bij een wagen-optocht ter eere van de Weduwe van Stadhouder Willem II de dochter van den Engelschen koning Karei I als een der „levende beelden" liet vertoonen de onthoof ding van haar eigen vader op het schavot. Het is niet te verwonderen, dat de prinses bij deze familie-voorstelling haar hoofd vol afschuw afwendde. In de eerste helft der 17de eeuw werden voor het eerst ,ySinghende kluchten" vertoond, stukken, waarin alle personen op bekende wij zen zongen in plaats van spraken. Zoo waren geliefde slnghende kluchten voorloopsters dus van operettes „Mr. Sullemanszoete Vriagie" en „Pekelharing in de Kist". In 1653 wordt het eerst melding gemaakt van een na tionale opera en ik geef in zessen te raden, waar deze eerste „Nederlandsche opera" ge vestigd wasTe Buiksloot! De burgemees ters van Amsterdam hadden namelijk, om den schouwburg geen concurrentie aan te doen, hun toestemming voor het geven van opera's in de hoofdstad geweigerd, waarom de uit voerenden hun eerste opvoering wel in Buik sloot moesten geven. In het laatste van de tweede helft der 17de eeuw, kwamen de „drama's a grand spectacle" en had men meer belangstelling voor het „kunst en vliegwerk" dan voor het gesproken woord. Maar ook in den tijd van Vondel wa ren op het tooneel reeds 2 zinkluiken voor de geestverschijningen en was er schrijft Worp een sierlijk geschilderde Hemel, waaruit men van de wolken „verscheyde per- zonaadjes kon doen afdalen en weder opne-. men". Mede zoo lezen wij verder „doet men somtijds eenige personen, vertoo'nende de Faam of het Gerucht, de Winden, Arenden en dergelijke, uyt de lugt neder en vooruyt- schieten, dat de aanschouwers, die zulks on gewoon zijn, de schielickheit doet ver schrikken". Later werd het nog mooier. Toen kon men stranden, zeeën, Hemel en Hel met hun be hoorlijk gezwier van allerley geesten, dieren, vogelen, visschen, etc. soo natuurlijk en al levendig zien". En in de drama's van de 18de eeuw verschenen de Grieksche en Romeinsche goden meestal in de wolken op vurige wa gens, die zich in de lucht voortbewogen en naar den hemel vlogen. Tegelijk met al dat kunst en vliegwerk kwa men de balletten dikwijls met zeer spre kende namen, zooals het Gauwdievenballet en Groot Sottenballet in de mode. Bij de stichting van den Amsterdamschen Schouwburg en dus ook bij de eerste opvoe ring van den Gijsbreght traden nog uit sluitend mannen op het tooneel op. Sommige acteurs waren vermaard als „groote vrouw- vertooners". Adrïana Noozeman was de eerste Hollandsche tooneelspeelster en na haar op treden in 1655 volgden er spoedig meer. In de 17de eeuw verdienden de beste too neelspelers 4— a 4.50 per speelavond, de dames kregen 4.50 „met de kleeren". Maar wij lazen, dat een Engelsche juff in een ballet eens voor „2 maal dansen en draeyen" 126 betaald kreeg. Bijna alle tooneelspelers oefen den over dag nog een ander vak uit. Zoo was de meest vermaarde acteur, De Keyzer, tege lijk portier van de Regulierspoort en leverde hij kaarsen aan den schouwburg, een ander waschte en verstelde met zijn vrouw lin nen van het gebouw. Uit de eerste standen kwamen de acteurs en actrices dus allerminst en dat de tooneelspelersstand ook in de 18de eeuw nog „in een kwaad geruchte" stond, blijkt wel hieruit, dat den regenten van den schouwburg in 1749 op het hart werd gedrukt, zorg te dragen voor de handhaving der regle menten, gemaakt „tegen de quaade zeeden en het gedrag der acteurs". Ook moesten zij wa ken tegen het maken van gebaren, die aan stoot gaven en letten op dubbelzinnige plaat sen in de spelen. Figuranten kregen 60 ets. per avond, maar oude mannetjes uit het Oude Mannenhuis en soldaten moesten het werk voor half geld doen. Nu en dan werd er geklaagd over de figuran ten, die o.a. werden gerecruteerd uit „Vis- ophaalers" en behalve dat zij zoo „stonken", gevaar opleverden, daar zij onder het too neel „tabak gingen smooken en viertjes stoo- ken". De souffleur heette in dien tijd boekhouder en stond altijd tusschen de schermen. Over het spel zijn maar weinig gegevens. Aan kritiek deed men in dien tijd nog wei nig, al bestonden er in het midden van de 18de eeuw dan ook twee tooneelblaadjes. De 18de eeuw schijnt voor het tooneel echter een tijd van verval te zijn geweest. De too- neelisten bulderden om het hardst en hoe onnatuurlijker zij spraken rmen noemde dat den „heldentoon" hoe mooier het door het publiek werd gevonden. Sommige acteurs waren hiervan dan ook volkomen overtuigd en twee tooneelspelers Corver en Starren- berg gingen zelfs eens een weddenschap aan om bij de opvoering van „Faëton" hun lollen „averechts verkeerd en dwars tegen alle reden aan" te zeggen. Het werd niet alleen niet opgemerkt, maar zij werden zelfs met veel handgeklap toegejuicht. Aan den zelfden Corver is het te danken, dat de hel dentoon van het tooneel werd verbannen. Ook in de costumeering zag men in de 18e eeuw in navolging van Frankrijk de meest dwaze dingen. Zoo vertelt Worp, dat Karei de Stoute in het stuk van dien naam met zijn gevolg op het tooneel verscheen in gegalonneerde rokken, korte broeken en met staartpruiken. In den Gysbreght drongen 4 grenadiers in hun uniformen en met hun mutsen als „hellebardiers" het klooster der Claerissen binnen en verscheen Rafael op de wolken in een hoepelrok. £eer belangwekkend is ook, wat Worp ver feit over de inrichting van het tooneel in de 16e en 17e eeuw. In het begin der 16e eeuw was het tooneel nog geheel gelijk aan dat der middeleeuwsche drama's. De verschil lende plaatsen, waar de handeling van elk drama gebeurde, waren naast elkaar gelegen. Zoo gaven de tooneelaanwijzingen van „Koning Reynier van Norweghen" aan: „Den Heraut gaat binnen in Norweghen", Den Heraut kyekt in Norweghen", „Den Koninck van Denemarcken comt uit Dene- mareken achter in Norweghen", enz. In den eersten Schouwburg dus in 1637 lagen de tooneelen achter elkander en was er nog geen tooneelgordijn voor afscheiding van de zaal. Eerst eenige jaren later ging men over tot de tooneelschermen, zooals wij ze nu ongeveer kennen. In 1678 betaalden de menschen 6 stuivers om in den schouwburg te komen en moesten dan nog een „loodje" koopen voor de plaatsen, waar zij wilden zitten of staan. Een plaats ifl de „bak" kostte toen ter tijd 70 cent, een op de galerij 40 en een plaats boven 20 cent. Een heele loge huurde men voor f 3.15. In 1T68 wa ren de toegangsprijzen voor voorstellingen, die altijd om 4 uur begonnen, f 1.60, f 1.10, f 0.70 en f 0.50, Voor de opera die om 6 urn: begon waren de prijzen hooger. Voor dien tijd kan men die prijzen niet laag noe men. J. B. SCHUIL. Tentoonstelling „Eigen Tuin". Men schrijft ons: Aan den Zomerweg, het verlengde van de Zomervaart, ligt in het mooie, echt Holland sche, polderlandschap, met de silhouetten van de groote stad aan den gezichtseinder, het tuincomplex „Eigen Tuin". Hier vertoeft men ver van alle stadsgewoel en kan men volop genieten van den weldadigen invloed van de landelijke rust. Geen wonder dan ook, dat in deze omgeving de liefde voor bloe men en planten hoogtij viert. Het kweeken in dit tuincomplex heeft een zoodanige hoogte bereikt, dat deskundigen daarover hun verwondering uitspreken. Reeds bij her haling werden collectieve inzendingen van dezen tuin op de Nationale lathyrustentoon stelling en op dahliatentoonstellingen met hooge onderscheidingen bekroond. Ook dit jaar verwierf deze tuin voor de lathyrus de kleine gouden medaille. Op de tentoonstelling van a.s. Zondag, 15 Augustus, zal de bezoeker kunnen genieten van prachtige grooitbloemige zinnea's met hun mooie, bijzondere kleuren, van buiten gewoon groote exemplaren van de bij velen zoozeer gewilde bladbegonia's, van mooie coleusplanten enz. Zoowel op de tentoonstel ling als in den tuin zal de bezoeker de dahlia's in verschillende kleuren kunneni bewonderen. De tentoonstelling is ondergebracht in een groote tent en in het gebouwtje van den tuin. Wij kunnen bloemenliefhebbers sterk aan raden a.s. Zondag eens een kijkje te gaan nemen. Men wandelt langs de Zomervaart en den Zomerweg naar het eerste groote witte hek. De vlag van „Eigen Tuin" wappert in top. De toegang tot de tentoonstelling is vrij. Tevens bestaat de gelegenheid het geheele tuincomplex in oogenschouw te nemen. Het doel van de tentoonstelling is den bloe menliefhebbers te laten zien, wat de volks tuinder vermag te kweeken. Het bestuur en de tentoonstellingscommis sie van „Eigen Tuin" zullen een bezoek van belangstellenden zeer op prijs stellen. Ten slotte memoreeren wij nog, dat de Augustus-tentoonstelling in den tuin in 1936 door ongeveer 1000 belangstellenden werd bezocht. Verschillende menschen wenschen niet te reizen in het Duitschland van vandaag, omdat ze het niet met de politieke richting die daar gevolgd wordt, eens zijn. Een standpunt dat ik voor mij nooit heb kunnen begrijpen, want een landschap is er voor mij niet minder mooi om, wanneer de bewoners een politieke rich ting volgen die niet met de mijne overeen komt. Er wordt wel eens beweerd dat men in Duitschland hinder zou ondervinden van het daar heerschende régime, dat men er onaan genaamheden zou hebben en dat men er on- heusch zou worden behandeld. Ik persoonlijk heb daar nooit iets van ondervonden, hoewel ik toch veel in Duitschland reis in verschillen de streken en meen land en volk tamelijk goed te kennen. Er zal altijd wel iemand zijn die grof en onhebbelijk is, daar zijn voor beelden genoeg van. Een ober in Bonn gedroeg zich onbehoorlijk, maar het was heel vol en ondragelijk warm; onder zulke omstandighe den heb ik ook wel eens een Hollandschen ober gezien, die even de controle over zich zelf verloor. Een winkeljuffrouw in Keulen antwoordde me, toen ik vroeg naar een betere kwaliteit dan zij in voorraad had, „men moet tegenwoordig tevreden zijn met wat men kan krijgen, men moet zijn eischen maar wat lager stellen". Een grof antwoord, maar nog altijd niet zoo grof als de Haarlemsche winkelier die mij het pondsgewicht naar het hoofd wilde gooien, toen ik hem vroeg om aardbeien uit een andere mand, omdat bij diegene die hij had afgewogen veel rotte waren. Op een station kwam op een heel warmen dag een dienstmeisje aanzeulen met een zwa- ren koffer dien zij ternauwernood tegen de trap kon opdragen. Achter haar kwam een „heer", die er rustig achter aan wandelde en haar, toen ze den koffer op het perron had neergezet, een fooitje overhandigde. Ik geef toe, dat men bij ons zooiets niet zou zien, maar daar moet dan ook bij aangeteekend worden dat de op het station aanwezige Duit- schers zeer openlijk hun afkeuring toonden. Wanneer men de zaken niet objectief be kijkt, kan men deze drie voorbeelden aanhalen en zeggen „zie je, dat is nu typisch Duitsch", maar het is juister om te zeggen „wat is het toch jammer dat er overal in de wereld nog menschen zijn, die door hun korzeligheid, hun egoïsme, hun onverstand, dergelijke on aangename indrukken wekken". Ik ben ervan overtuigd, om nu maar bij bovenaangehaalde voorbeelden te blijven, dat de drie betreffen de personen heel onaangename opmerkingen en terechtwijzingen te hooren zouden krijgen, wanneer de „Behörde" er op opmerkzaam zou worden gemaakt. Mevr. Lili Bouwmeester, die in de Nederlandsche film „Pygmalion'" zoo'n prachtige creatie gaf van Liesje Doeluttel, woonde Vrijdagavond de voorstelling in het Rembrandt Thea ter te Haarlem bij. Mevr, Bouwmees ter (tweede van rechts) wordt op hei station te Haarlem verwelkomd door den heer Bakker (geheel rechts), di recteur van het Rembrandt-Theater. Wat men ook mag zeggen van den hul digen regeeringsvorm, er wordt van alle kanten alles in het werk gesteld om bezoe kers vriendelijk en behulpzaam te ontvan gen. Alle mogelijke faciliteiten worden er verleend, overal verwelkomt u een vriende lijk gezicht, niet alleen in de hotels, maar ook in pensions en bij particulieren. Men is er op uit om voor uw gemak te zorgen, men vermijdt gesprekken over politiek, kortom men doet alles om uw verblijf aangenaam te maken. Kan men nog meer verlangen? Een mooi land, betrekkelijk goedkoop te be reizen door de reischèues, vriendelijke men schen en het gevoel dat men welkom is! Natuurlijk staat er tegenover zooveel goeds ook wel iets dat stuitend is. Wanneer je op een mooi oud marktplein boven een reclame zuil ziet staan „Der Jude ist unser Staats- feind" dan knijpt dat je wel even de keel dicht en als je in een dorpje op de deur van de synagoge geschreven vindt „Juden sind hier unerwünscht", dan verbaas je je over zoo'n gebrek aan menschelijkheid, over zoo'n gemis aan fijngevoeligheid. Maar dan be denk je weer dat die spreuk daar op de zuil nu eenmaal een propagandaspreuk is van het huidige stelsel en dat het schrift op de deur van de synagoge geschreven werd door een bewoner van een klein plaatsje, waar ze met dergelijke dingen meestal veel scherper zijn dan in een stad, waar het leven te snel gaat voor dergelijke dingen en waar schild jes als op de reclamezuil alleen maar wor den gelezen door buitenlanders die tijd en rust hebben om alles op hun gemak te bekij ken. Het wordt er niet beter door, maar ieder volk heeft nu eenmaal zijn eigen men taliteit. zijn eigenaardigheden die soms pret tig aandoen, soms weer in onze oogen stootend zijn. Alles zien, alles trachten te begrijpen, dat Is toch eigenlijk de zin van het reizen, dat is toch eigenlijk het verruimen van onzen geest, wat we bewust of onbewust met reizen beoogen. Hij die objectief wil kijken, die wil trach ten te begrijpen ook wat bij de eigen men taliteit niet past; die niet komt met de be doeling zich op te winden over dingen waar hij het niet mee eens is, doch die komt om te genieten van de rijkdommen der natuur in Duitschland, die zal een heerlijken tijd hebben en warm gaan voelen voor het volk dat het meeste geleden heeft van alle West- Europeesche volken en dat nog lang niet tot den bodem van den beker heeft gedronken. HELEN DE BALBIAN VERSTER. f 16.155, terwijl op denzelfden dag nog een ander gedeelte werd verkocht aan Hendrik Kromhout, regeerend schepen te Velsen, voor f 10.000. De heer Kromhout bleek daarmede een goeden koop te hebben gedaan, want hij ver kocht dat gedeelte korten tijd daarna op 30 Maart aan Mr. Jian Cornelis van der Hoop, raad en advocaat-fiscaal van het colle- gie ter admiraliteit te Amsterdam, voor f 16.000 en verdiende dus mét dezen koop f 6000. Wij hebben reeds gemeld, dat Jhr. Jacob Boreel van Hogelanden in 1800 ook Meervliet bezat, omdat hij in dat jaar een stuk boschgrond van Meervliet verkocht aan den heer J. Clifford te Amsterdam voor f 2000. Van Meervliet dichtte de zanger der Hol landsche arcadia de volgende regelen: Nu ga ik Meervliet zien, om nieuw vermaak t' ontdekken, O, kleurlijk hofgezicht, gij komt mijn aandacht wekken Door uw bekoorlijkheid, om onzen Burgerheer, De wakk're Trip, die 't roer van staat met zooveel eer En schranderheid bestuurt, op uwen grond t' ontmoeten. Het vroolijk Meervliet juicht, als het u ziet genaken, Het geurig bloemperk pronkt met schooner verf en glans, 't Geboomte buigt zijn kruin tot eenen ronden krans, Om U, Eerwaarde Heer, op 't landvermaak t' ontvangen, De Velserweg weergalmt dan door de blijde zangen Van duizend vogeltjes, die duizend tonen slaan, Een naar zijn eigen aard, dus biedt u ieder aan Zijn vreugde en blijdschap, om uw waardigheid te toonen, O, Meervliet! met wat roem zal ik u kronen, Daar gij zoo prachtig u vertoont voor het gezicht? Uw huis en heining, in een halve maan gesticht, Beletten 't oog om meer van dezen weg t' aanschouwen; Het keurig Huis, een van de schoonste hofgebouwen, Pronkt boven op het dak met zijne galerij, Vanwaar 't gezicht zich kan verkwikken 't allerzijt, Door 't uitgestrekt verhoog van velden, landen, hoven En schoone lanen, die het zonnelicht verdooven Door 't lomm'rend zomergroen; daar lokt mij 't bloemperk weer Door zijn sieraad en klein-, elk ijvert hier om d' eer Der schoonheid en den roem der netheid weg te dragen, Daar poogt de Taxisstam mij weder te behagen, Die langs de Leining pronkt en steekt zijn spits omhoog O, Meervliet! gij verstrekt een Paradijs voor 't oog, Om d' ed'len Trip in al zijn zorgen te verkwikken. Die nooit geen dag, ja, geen der weinige oogenblikken Verslijt,, dan in de zorg tot welzijn van den Staat! Wij kunnen er zeker van zijn, dat deze dichter schrikkelijk overdreven heeft. De Trips zullen 't er zeker wel van genomen heb ben en zij leefden niet in zulk een jachtigen tijd als wij. Wanneer de bewoners der buiten plaatsen van Amsterdam naar hunne eigen dommen kwamen, om zich daar te vermaken, kwamen ze niet per auto of electrische trein, maar met hunne koetsen over Haarlem of oer schip langs het U. zich van Persijn van Waterland te noemen. Door huwelijk met een zuster van Gerard van Velsen vestigde hij zich te Velsen en noemde zijn nieuwe huis aldaar Waterland. In 1409 stierf die tak van Persijn uit en alle rechten vervielen dus voor goed aan de gra felijkheid. Zij hadden zich gedurende een eeuw vaak van Velsen genoemd. Het buiten goed is echter nooit een heerlijkheid ge weest, het is ontzettend veel verhandeld". INfaar aanleiding van deze regelen willen wij het volgende opmerken: Deze Nicolaas van Persijn blijkt dus verre van een sympa thieke persoonlijkheid te zijn geweest. Hij was getrouwd met een zuster van Gerard van Velsen, maar hij heeft niet aan den kant van zijn zwager gestaan. Dat is onbe grijpelijk, omdat vast staat, dat Graaf Floris V tegenover Gerard van Velsen zeer laag en verraderlijk heeft gehandeld. Eerst, nadat Floris V een broer van Gerard fen dus ook een zwager van Nicolaas Persijn) had ge dood en Gerard een tijd gevangen heeft ge houden, wiens onschuld echter bleek, heeft de Graaf Gerard van Velsen hoog verheven en hem tot zijn raad en geheim secretaris gemaakt. Omdat Gerard van Velsen niet wilde voldoen aan den wensch van Floris V, om diens bijzit te huwen, zond de Graaf hem naar verre landen. Vermoedelijk in dien tijd heeft Floris V het Huis te Velsen aan Nicolaas van Persijn geschonken. Dit ge schiedde bij akte van 25 Juni 1290 (register Maximiliaan 14821483 fol. 8 V), dus 6 jaren voor den dood van Floris V. Wij vermoedden echter, dat Nicolaas van Persijn het Huis te Velsen wel nipt bewoond zal hebben. Had hij daar in 1296 gewoond, dan zou het volk zéker niet het kasteel ver woest hebben. Dus heeft Persijn daarom ze ker huize Waterland gesticht. Het zou heel wat begrijpelijker zijn ge weest, indien Nicolaas van Persijn gestaan had aan den kant van zijn zwager, gelijk aan de zijde van Gerard van Velsen stonden diens schoonvader. Herman van Woerden en zijns vrouws oom. Gijsbrecht van Amstel en zoovele andere edelen. Maar voor velen was vorstengunst meer waard dan eer en ridder lijkheid. En waar Floris V een zoo slecht voorbeeld gaf van ridderlijkheid, kan men het verraad van Velsen's zwager ook wel be grijpen. Maar ook begrijpelijk is. dat Jan van Persijn, de zoon van Nicolaas, een vicarie in de kerk te Velsen stichtte. Wanneer hij meer onbevooroordeeld de historie nagegaan heeft en heeft beseft, welk een ontzettend kwaad men zijn oom, Gerard van Velsen en diens nazaten heeft aangedaan en heeft door grond, dat zijn vader daartoe heeft medege werkt, dan zal hij vermoedelijk tot inkeer zijn gekomen en gemeend hebben, dat er wat viel goed te maken. En dat deed men dan, door met God een koopmanschap aan te gaan en een vicarie te stichten. Misschien heeft Jan van Persijn nog m'èer goed willen doen, want volgens een akte van 10 Novem ber 1326 schonk hij de tienden en smaltien- den van Petten en Groeden (Groet) en Hem en de vlastienden van Velsen aan Hendrik, zoon van Heer Gerrit van Heemskerk, ridder, die er een lijftocht (jaargeld) op vestigde voor zijne vrouw, Beatrix van Haarlem. G. VOET. IJmuiden. SPEELTUINVEREENIGING „HET OOSTERKWARTIER". Bovengenoemde vereeniging houdt op Za terdag 14 en Zondag 15 Augustus, beide dagen van 2 tot 11 uur haar jaarlijksche Zomerfeest, ten bate voor het aanschaffen van nieuwe toestellen op haar tuincomplex voor de kinderen. Hieraan zijn verschillende wedstrijden, attracties en kinderspelen ver bonden, waarvoor fraaie prijzen zijn uitge loofd. Ook is er gelegenheid tot Dansen voor personen boven 16 jaar van 8 tot 11 uur. In verband met het goede doel waarvoor dit feest wordt georganiseerd, is een bezoek aan dezen tpin zeer aan te bevelen. GOUDEN JUBILEUM. Het was Vrijdag 50 jaar geleden dat de heer J. W. van der Meer, facteur bij Joh. Enschedé en Zonen Grafische Inrichting N.V. bij genoemde firma in dienst trad. De jubilaris, die per auto van zijn wo ning werd gehaald, werd aan de zaak waar- deerend toegesproken door de heeren W. F. H. van der Eist en G. J. B. Bontje. Eerstge noemde sprak namens de administratie en de hoofden der afdeelingen en bood den heer v. d. Meer een enveloppe met inhoud en een bloemstuk aan; de heer Bontje voerde het woord, namens het Mannenkoor „Johez", waarvan de heer v. d. Meer een trouw lid is en overhandigde den jubilaris een sigaren koker. Ten kantore der N.V. wenschte mr. H. J. D.D. Enschedé den heer v. d. Meer geluk, prees zijn ijver en toewijding en schonk hem namens de firma, van wie ook een bloem stuk aanwezig was, een lederen portefeuille met inhoud. Tevéns deelde mr, Enschedé den jubilaris mede, dat de Koningin hem de aan de orde van Oranje Nassau verbonden eere medaille in brons had verleend. De heer v. d. Meer dankte voor de ge schenken en de onderscheiding. Alles wordt gedaan om het den toeristen aangenaam te maken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 9