De Amsterdamsche Schouwburg 300 jaar
De vroegere buitenplaats Meervliet te Velsen
HET REIZEN IN DUITSCHLAND.
ZATERDAG 14 AUGUSTUS 1937
HAARDE M'S DAGBEAD
9
Tooneel en tooneeltoestanden in vroegere eeuwen
PROGRAMMA VAN DE HAARLEMSCHE
RADIO CENTRALE OP ZONDAG 15 AUG.
Progr. III 8.30 Parijs Radio, 9,50 Keulen,
1.20 Ned. Brussel, 1.30 Fransch Brussel, 2.35
Ned. Brussel, 3.20 Parijs Radio, 4.20 London
Regional, 4.50 Ned. Brussel, 5.20 Parijs Radio,
7.20 London Regional, 8.15 Pauze, 8.20 Keulen,
9.20 Fransch Brussel.
Progr. IV: 9.30 Ned. Brussel, 12.50 Droitwich,
5.20 London Regional. 6.35 Droitwich, 9.05
Diversen, 9.25 Droitwich, 10.00 London Regio
nal, 10.20 Droitwich, 11.00 Berlijn.
PROGRAMMA VAN DE HAARLEMSCHE
RADIO-CENTRALE
op Maandag 16 Augustus 1937.
Progr. III 8.00 Keulen. 10.30 Pauze; 10.35
Parijs Radio; 12.05 London Regional; 12.50
Ned. Brussel; 2.20 Keulen; 3.30 Droitwich;
4.20 Keulen; 5.20 Fransch Brussel; 6.20 Pa
rijs Radio; 6.35 Fransch Brussel; 7.20 Parijs
Radio; 11.05 Berlijn.
Progr. IV. 8.00 Ned. Brussel; 9.20 Pauze;
10.35 Droitwich; 1.35 London Regional; 3.05
Parijs Radio; 4.20 London Regional; 5.20
Ned. Brussel; 5.35 Droitwich; 6.50 London
Regional; 7.50 Droitwich; 8.20 London Re
gional; 9.50 Droitwich.
Progr. V. 7.008 Eigen gramofoonplaten.
1 Ouverture Dichter und Bauer, Dajos
Bela; 2 Madame Butterfly, Zonofone Salon
Orkest; 3 Mignon, Helene Cals; 4 Stracathro,
Orgel Solo v. H. Walten; 5 Liebestraum, Ed
ward Isacs; 6 Drei Strause, Dajos Bela; 7
Estudiantina, Sym. orkest; 8 La Boheme
Selection, Salon orkest; 9 Im Prater blühen
wieder die Baume, Richard Tauber; 10 Es-
pana, Sym. Orkest; 11 Frühlingstimmen-
walzer, Helene Cals; 12 Crimond, Covenan-
tes, French, Herbert Walton; 13 Wien, du
Stadt meiner Traume, Richard Tauber.
De derde buitenplaats van de familie Boreel.
b derde buitenplaats, die door de
Boreels is bewoond geweest, huize
Meervliet, bestaat niet meer. Eenige
jaren geleden is het oude witte huis
gesloopt, met het daarbij behoorende koets
huis. Ook van het oude geboomte is veel ver
dwenen en op deze plaats zijn een aantal mo
derne villa's verrezen.
Meervliet was de buitenplaats, die 't dichtst
bij het dorp Velsen was gelegen. Bewoonde
Mr. Cornells Munter omstreeks 1700 huize Wa
terland, in dienzelfden tijd bewoonde Mr, Dirk
Munter, ook een Amsterdamsche regent, huize
Meervliet. Op 17 Juni 1707 verkochten de erf
genamen het landgoed aan de weduwe van
Dirk Munter, vrouwe Catharina Lauren tuis
voor f 11000.
Later is het landgoed in het bezit der Trip's
gekomen. Ei* is een akte van 4 April 1766, be
vattende de voorwaarden, waarop Maria la
Leutre, weduwe van Mr. Cornells Trip, vrij-
vrouwe van Oud- en Nieuw-Goudriaan en
Langerak, zou aanbesteden het uitdiepen van
de vaart in de meerweide tegenover de hof
stede Meervliet.
Meervliet is vroeger blijkbaar ook zeer uit
gestrekt geweest, daar op 25 Januari 1782 de
toenmalige eigenaar, Mr. Willem Boreel
echtgenoot van vrouwe Maria Trip een ge
deelte verkocht aan Mr. Archibald Hope voor
De naam van Meervliet blijft bewaard in
Meervlietstraat. de hoofdstraat van het oude
moederdorp Velsen. Te hopen is. dat ook de
namen van Waterland en Beeckenstein be
waard zullen blijven in straatnamen. Zoo ook
die van de vele andere buitenplaatsen, welke
er vroeger waren en van hunne bewoners.
Want de namen van de Trips, Munters, van
der Poll's, van der Hoops, Boreels en andere
regenten-geslachten nu ven ook bewaard blij
ven.
■jr nzake Waterland schrijft een belangstel-
- lend lezer te Haarlem ons, dat de indruk,
dien wij gaven, als zou Waterland een heer
lijkheid zijn geweest, niet juist is. De be
kende historicus, de heer W. J. J. C. Bijle-
veld te Leiden, deelde aan dezen lezer het
volgende mede:
De van Persijn's waren heeren van Water
land over het IJ. Er was altijd kwestie over,
want zij beschouwden zich leenmannen van
den Utrechtschen bisschop, die vrijwel ge
durig aan het haspelen was met den Hol-
landschen graaf. Tijdens de minderjarigheid
van Floris V stonden de Waterlanders op
tegen hunnen wettigen Heer, vernielden zijn
slot Zwanenburg te Halfweg en dwongen
hem de belofte af. het nimmer te herstellen
van steen. Toen Floris V meerderjarig was,
heeft hij in 1282 de heerlijkheid van Jan III
van Persijn gekocht. Diens zoon Nicolaas
behield een deel der inkomsten en het recht
Het publiek mocht zich zooals wij in ons
vorig artikel schreven vroeger in den
schouwburg nog al onbehoorlijk en ruw ge
dragen, het repertoire uit die dagen en
vooral van de 17e eeuw geeft ons toch geen
slechte dunk van den smaak onzer voor
ouders. Naast veel kluchten met onmogelijke
namen zooals „Stijve Piet" en „Robert
Leverworst" werden herhaaldelijk werken
van Sophocles, Bredero, P. C. Hooft, Corneille
en Vondel opgevoerd. Dat het publiek in die
dagen heel wat „verduwen" kon, blijkt wel
hieruit, dat oip één avond de 3 Joseph's van
Vondel Joseph in 't Hof, Joseph in Dotham
en Joseph in Egypte werden opgevoerd. Het
publiek van tegenwoordig heeft al moeite om
vijf bedrijven van Vondel rustig aan te
hooren. Hoevelen zouden het 16 bedrijven vol
houden? En alsof dat nog niet genoeg was,
werden er voor de afwisseling nog twee „tus-
schendansen" gegeven. Waar voor zijn geld
kreeg -men dus wel.
Bijzonder tact bezaten de „hoofden" van
den schouwburg blijkbaar niet altijd. Zoo ver
telt dr. Worp in zijn Geschiedenis van den
Amsterdamsche Schouwburg, dat de klucht
■met den titel „De Moffin" werd vertoond bij
het bezoek van twee Duitsche prinsen. Maar
nog veel erger maakte Jan Vos het, die bij een
wagen-optocht ter eere van de Weduwe van
Stadhouder Willem II de dochter van den
Engelschen koning Karei I als een der
„levende beelden" liet vertoonen de onthoof
ding van haar eigen vader op het schavot. Het
is niet te verwonderen, dat de prinses bij deze
familie-voorstelling haar hoofd vol afschuw
afwendde.
In de eerste helft der 17de eeuw werden voor
het eerst ,ySinghende kluchten" vertoond,
stukken, waarin alle personen op bekende wij
zen zongen in plaats van spraken. Zoo waren
geliefde slnghende kluchten voorloopsters
dus van operettes „Mr. Sullemanszoete
Vriagie" en „Pekelharing in de Kist". In 1653
wordt het eerst melding gemaakt van een na
tionale opera en ik geef in zessen te raden,
waar deze eerste „Nederlandsche opera" ge
vestigd wasTe Buiksloot! De burgemees
ters van Amsterdam hadden namelijk, om den
schouwburg geen concurrentie aan te doen,
hun toestemming voor het geven van opera's
in de hoofdstad geweigerd, waarom de uit
voerenden hun eerste opvoering wel in Buik
sloot moesten geven.
In het laatste van de tweede helft der 17de
eeuw, kwamen de „drama's a grand spectacle"
en had men meer belangstelling voor het
„kunst en vliegwerk" dan voor het gesproken
woord. Maar ook in den tijd van Vondel wa
ren op het tooneel reeds 2 zinkluiken voor de
geestverschijningen en was er schrijft
Worp een sierlijk geschilderde Hemel,
waaruit men van de wolken „verscheyde per-
zonaadjes kon doen afdalen en weder opne-.
men". Mede zoo lezen wij verder „doet
men somtijds eenige personen, vertoo'nende
de Faam of het Gerucht, de Winden, Arenden
en dergelijke, uyt de lugt neder en vooruyt-
schieten, dat de aanschouwers, die zulks on
gewoon zijn, de schielickheit doet ver
schrikken".
Later werd het nog mooier. Toen kon men
stranden, zeeën, Hemel en Hel met hun be
hoorlijk gezwier van allerley geesten, dieren,
vogelen, visschen, etc. soo natuurlijk en al
levendig zien". En in de drama's van de 18de
eeuw verschenen de Grieksche en Romeinsche
goden meestal in de wolken op vurige wa
gens, die zich in de lucht voortbewogen en
naar den hemel vlogen.
Tegelijk met al dat kunst en vliegwerk kwa
men de balletten dikwijls met zeer spre
kende namen, zooals het Gauwdievenballet en
Groot Sottenballet in de mode.
Bij de stichting van den Amsterdamschen
Schouwburg en dus ook bij de eerste opvoe
ring van den Gijsbreght traden nog uit
sluitend mannen op het tooneel op. Sommige
acteurs waren vermaard als „groote vrouw-
vertooners". Adrïana Noozeman was de eerste
Hollandsche tooneelspeelster en na haar op
treden in 1655 volgden er spoedig meer.
In de 17de eeuw verdienden de beste too
neelspelers 4— a 4.50 per speelavond, de
dames kregen 4.50 „met de kleeren". Maar
wij lazen, dat een Engelsche juff in een ballet
eens voor „2 maal dansen en draeyen" 126
betaald kreeg. Bijna alle tooneelspelers oefen
den over dag nog een ander vak uit. Zoo was
de meest vermaarde acteur, De Keyzer, tege
lijk portier van de Regulierspoort en leverde
hij kaarsen aan den schouwburg, een ander
waschte en verstelde met zijn vrouw lin
nen van het gebouw. Uit de eerste standen
kwamen de acteurs en actrices dus allerminst
en dat de tooneelspelersstand ook in de 18de
eeuw nog „in een kwaad geruchte" stond,
blijkt wel hieruit, dat den regenten van den
schouwburg in 1749 op het hart werd gedrukt,
zorg te dragen voor de handhaving der regle
menten, gemaakt „tegen de quaade zeeden en
het gedrag der acteurs". Ook moesten zij wa
ken tegen het maken van gebaren, die aan
stoot gaven en letten op dubbelzinnige plaat
sen in de spelen.
Figuranten kregen 60 ets. per avond, maar
oude mannetjes uit het Oude Mannenhuis en
soldaten moesten het werk voor half geld doen.
Nu en dan werd er geklaagd over de figuran
ten, die o.a. werden gerecruteerd uit „Vis-
ophaalers" en behalve dat zij zoo „stonken",
gevaar opleverden, daar zij onder het too
neel „tabak gingen smooken en viertjes stoo-
ken".
De souffleur heette in dien tijd boekhouder
en stond altijd tusschen de schermen.
Over het spel zijn maar weinig gegevens.
Aan kritiek deed men in dien tijd nog wei
nig, al bestonden er in het midden van de
18de eeuw dan ook twee tooneelblaadjes. De
18de eeuw schijnt voor het tooneel echter
een tijd van verval te zijn geweest. De too-
neelisten bulderden om het hardst en hoe
onnatuurlijker zij spraken rmen noemde
dat den „heldentoon" hoe mooier het door
het publiek werd gevonden. Sommige acteurs
waren hiervan dan ook volkomen overtuigd
en twee tooneelspelers Corver en Starren-
berg gingen zelfs eens een weddenschap
aan om bij de opvoering van „Faëton" hun
lollen „averechts verkeerd en dwars tegen
alle reden aan" te zeggen. Het werd niet
alleen niet opgemerkt, maar zij werden zelfs
met veel handgeklap toegejuicht. Aan den
zelfden Corver is het te danken, dat de hel
dentoon van het tooneel werd verbannen.
Ook in de costumeering zag men in de 18e
eeuw in navolging van Frankrijk de
meest dwaze dingen. Zoo vertelt Worp, dat
Karei de Stoute in het stuk van dien naam
met zijn gevolg op het tooneel verscheen in
gegalonneerde rokken, korte broeken en met
staartpruiken. In den Gysbreght drongen 4
grenadiers in hun uniformen en met hun
mutsen als „hellebardiers" het klooster der
Claerissen binnen en verscheen Rafael op
de wolken in een hoepelrok.
£eer belangwekkend is ook, wat Worp ver
feit over de inrichting van het tooneel in de
16e en 17e eeuw. In het begin der 16e eeuw
was het tooneel nog geheel gelijk aan dat
der middeleeuwsche drama's. De verschil
lende plaatsen, waar de handeling van elk
drama gebeurde, waren naast elkaar
gelegen. Zoo gaven de tooneelaanwijzingen
van „Koning Reynier van Norweghen" aan:
„Den Heraut gaat binnen in Norweghen",
Den Heraut kyekt in Norweghen", „Den
Koninck van Denemarcken comt uit Dene-
mareken achter in Norweghen", enz.
In den eersten Schouwburg dus in 1637
lagen de tooneelen achter elkander en was
er nog geen tooneelgordijn voor afscheiding
van de zaal. Eerst eenige jaren later ging
men over tot de tooneelschermen, zooals wij
ze nu ongeveer kennen.
In 1678 betaalden de menschen 6 stuivers
om in den schouwburg te komen en moesten
dan nog een „loodje" koopen voor de plaatsen,
waar zij wilden zitten of staan. Een plaats ifl
de „bak" kostte toen ter tijd 70 cent, een op
de galerij 40 en een plaats boven 20 cent. Een
heele loge huurde men voor f 3.15. In 1T68 wa
ren de toegangsprijzen voor voorstellingen,
die altijd om 4 uur begonnen, f 1.60, f 1.10,
f 0.70 en f 0.50, Voor de opera die om 6
urn: begon waren de prijzen hooger. Voor
dien tijd kan men die prijzen niet laag noe
men.
J. B. SCHUIL.
Tentoonstelling „Eigen Tuin".
Men schrijft ons:
Aan den Zomerweg, het verlengde van de
Zomervaart, ligt in het mooie, echt Holland
sche, polderlandschap, met de silhouetten
van de groote stad aan den gezichtseinder,
het tuincomplex „Eigen Tuin". Hier vertoeft
men ver van alle stadsgewoel en kan men
volop genieten van den weldadigen invloed
van de landelijke rust. Geen wonder dan ook,
dat in deze omgeving de liefde voor bloe
men en planten hoogtij viert. Het kweeken
in dit tuincomplex heeft een zoodanige
hoogte bereikt, dat deskundigen daarover
hun verwondering uitspreken. Reeds bij her
haling werden collectieve inzendingen van
dezen tuin op de Nationale lathyrustentoon
stelling en op dahliatentoonstellingen met
hooge onderscheidingen bekroond. Ook dit
jaar verwierf deze tuin voor de lathyrus de
kleine gouden medaille.
Op de tentoonstelling van a.s. Zondag, 15
Augustus, zal de bezoeker kunnen genieten
van prachtige grooitbloemige zinnea's met
hun mooie, bijzondere kleuren, van buiten
gewoon groote exemplaren van de bij velen
zoozeer gewilde bladbegonia's, van mooie
coleusplanten enz. Zoowel op de tentoonstel
ling als in den tuin zal de bezoeker de dahlia's
in verschillende kleuren kunneni bewonderen.
De tentoonstelling is ondergebracht in
een groote tent en in het gebouwtje van den
tuin.
Wij kunnen bloemenliefhebbers sterk aan
raden a.s. Zondag eens een kijkje te gaan
nemen. Men wandelt langs de Zomervaart en
den Zomerweg naar het eerste groote witte
hek. De vlag van „Eigen Tuin" wappert in
top. De toegang tot de tentoonstelling is vrij.
Tevens bestaat de gelegenheid het geheele
tuincomplex in oogenschouw te nemen.
Het doel van de tentoonstelling is den bloe
menliefhebbers te laten zien, wat de volks
tuinder vermag te kweeken.
Het bestuur en de tentoonstellingscommis
sie van „Eigen Tuin" zullen een bezoek van
belangstellenden zeer op prijs stellen.
Ten slotte memoreeren wij nog, dat de
Augustus-tentoonstelling in den tuin in 1936
door ongeveer 1000 belangstellenden werd
bezocht.
Verschillende menschen wenschen niet
te reizen in het Duitschland van
vandaag, omdat ze het niet met de
politieke richting die daar gevolgd
wordt, eens zijn. Een standpunt dat ik voor
mij nooit heb kunnen begrijpen, want een
landschap is er voor mij niet minder mooi
om, wanneer de bewoners een politieke rich
ting volgen die niet met de mijne overeen
komt. Er wordt wel eens beweerd dat men in
Duitschland hinder zou ondervinden van het
daar heerschende régime, dat men er onaan
genaamheden zou hebben en dat men er on-
heusch zou worden behandeld. Ik persoonlijk
heb daar nooit iets van ondervonden, hoewel
ik toch veel in Duitschland reis in verschillen
de streken en meen land en volk tamelijk
goed te kennen. Er zal altijd wel iemand zijn
die grof en onhebbelijk is, daar zijn voor
beelden genoeg van. Een ober in Bonn gedroeg
zich onbehoorlijk, maar het was heel vol en
ondragelijk warm; onder zulke omstandighe
den heb ik ook wel eens een Hollandschen
ober gezien, die even de controle over zich
zelf verloor. Een winkeljuffrouw in Keulen
antwoordde me, toen ik vroeg naar een betere
kwaliteit dan zij in voorraad had, „men moet
tegenwoordig tevreden zijn met wat men kan
krijgen, men moet zijn eischen maar wat lager
stellen". Een grof antwoord, maar nog altijd
niet zoo grof als de Haarlemsche winkelier die
mij het pondsgewicht naar het hoofd wilde
gooien, toen ik hem vroeg om aardbeien uit
een andere mand, omdat bij diegene die hij
had afgewogen veel rotte waren.
Op een station kwam op een heel warmen
dag een dienstmeisje aanzeulen met een zwa-
ren koffer dien zij ternauwernood tegen de
trap kon opdragen. Achter haar kwam een
„heer", die er rustig achter aan wandelde en
haar, toen ze den koffer op het perron had
neergezet, een fooitje overhandigde. Ik geef
toe, dat men bij ons zooiets niet zou zien,
maar daar moet dan ook bij aangeteekend
worden dat de op het station aanwezige Duit-
schers zeer openlijk hun afkeuring toonden.
Wanneer men de zaken niet objectief be
kijkt, kan men deze drie voorbeelden aanhalen
en zeggen „zie je, dat is nu typisch Duitsch",
maar het is juister om te zeggen „wat is het
toch jammer dat er overal in de wereld nog
menschen zijn, die door hun korzeligheid,
hun egoïsme, hun onverstand, dergelijke on
aangename indrukken wekken". Ik ben ervan
overtuigd, om nu maar bij bovenaangehaalde
voorbeelden te blijven, dat de drie betreffen
de personen heel onaangename opmerkingen
en terechtwijzingen te hooren zouden krijgen,
wanneer de „Behörde" er op opmerkzaam zou
worden gemaakt.
Mevr. Lili Bouwmeester, die in de
Nederlandsche film „Pygmalion'"
zoo'n prachtige creatie gaf van Liesje
Doeluttel, woonde Vrijdagavond de
voorstelling in het Rembrandt Thea
ter te Haarlem bij. Mevr, Bouwmees
ter (tweede van rechts) wordt op hei
station te Haarlem verwelkomd door
den heer Bakker (geheel rechts), di
recteur van het Rembrandt-Theater.
Wat men ook mag zeggen van den hul
digen regeeringsvorm, er wordt van alle
kanten alles in het werk gesteld om bezoe
kers vriendelijk en behulpzaam te ontvan
gen. Alle mogelijke faciliteiten worden er
verleend, overal verwelkomt u een vriende
lijk gezicht, niet alleen in de hotels, maar
ook in pensions en bij particulieren. Men is
er op uit om voor uw gemak te zorgen, men
vermijdt gesprekken over politiek, kortom
men doet alles om uw verblijf aangenaam
te maken. Kan men nog meer verlangen?
Een mooi land, betrekkelijk goedkoop te be
reizen door de reischèues, vriendelijke men
schen en het gevoel dat men welkom is!
Natuurlijk staat er tegenover zooveel goeds
ook wel iets dat stuitend is. Wanneer je op
een mooi oud marktplein boven een reclame
zuil ziet staan „Der Jude ist unser Staats-
feind" dan knijpt dat je wel even de keel
dicht en als je in een dorpje op de deur van
de synagoge geschreven vindt „Juden sind
hier unerwünscht", dan verbaas je je over
zoo'n gebrek aan menschelijkheid, over zoo'n
gemis aan fijngevoeligheid. Maar dan be
denk je weer dat die spreuk daar op de zuil
nu eenmaal een propagandaspreuk is van
het huidige stelsel en dat het schrift op de
deur van de synagoge geschreven werd door
een bewoner van een klein plaatsje, waar ze
met dergelijke dingen meestal veel scherper
zijn dan in een stad, waar het leven te snel
gaat voor dergelijke dingen en waar schild
jes als op de reclamezuil alleen maar wor
den gelezen door buitenlanders die tijd en
rust hebben om alles op hun gemak te bekij
ken. Het wordt er niet beter door, maar
ieder volk heeft nu eenmaal zijn eigen men
taliteit. zijn eigenaardigheden die soms pret
tig aandoen, soms weer in onze oogen
stootend zijn. Alles zien, alles trachten te
begrijpen, dat Is toch eigenlijk de zin van het
reizen, dat is toch eigenlijk het verruimen
van onzen geest, wat we bewust of onbewust
met reizen beoogen.
Hij die objectief wil kijken, die wil trach
ten te begrijpen ook wat bij de eigen men
taliteit niet past; die niet komt met de be
doeling zich op te winden over dingen waar
hij het niet mee eens is, doch die komt om
te genieten van de rijkdommen der natuur
in Duitschland, die zal een heerlijken tijd
hebben en warm gaan voelen voor het volk
dat het meeste geleden heeft van alle West-
Europeesche volken en dat nog lang niet tot
den bodem van den beker heeft gedronken.
HELEN DE BALBIAN VERSTER.
f 16.155, terwijl op denzelfden dag nog een
ander gedeelte werd verkocht aan Hendrik
Kromhout, regeerend schepen te Velsen, voor
f 10.000.
De heer Kromhout bleek daarmede een
goeden koop te hebben gedaan, want hij ver
kocht dat gedeelte korten tijd daarna op
30 Maart aan Mr. Jian Cornelis van der
Hoop, raad en advocaat-fiscaal van het colle-
gie ter admiraliteit te Amsterdam, voor
f 16.000 en verdiende dus mét dezen koop
f 6000. Wij hebben reeds gemeld, dat Jhr.
Jacob Boreel van Hogelanden in 1800 ook
Meervliet bezat, omdat hij in dat jaar een
stuk boschgrond van Meervliet verkocht aan
den heer J. Clifford te Amsterdam voor
f 2000.
Van Meervliet dichtte de zanger der Hol
landsche arcadia de volgende regelen:
Nu ga ik Meervliet zien, om nieuw
vermaak t' ontdekken,
O, kleurlijk hofgezicht, gij komt mijn
aandacht wekken
Door uw bekoorlijkheid, om onzen
Burgerheer,
De wakk're Trip, die 't roer van staat
met zooveel eer
En schranderheid bestuurt, op uwen grond
t' ontmoeten.
Het vroolijk Meervliet juicht, als het u ziet
genaken,
Het geurig bloemperk pronkt met schooner
verf en glans,
't Geboomte buigt zijn kruin tot eenen
ronden krans,
Om U, Eerwaarde Heer, op 't landvermaak
t' ontvangen,
De Velserweg weergalmt dan door de
blijde zangen
Van duizend vogeltjes, die duizend tonen
slaan,
Een naar zijn eigen aard, dus biedt u
ieder aan
Zijn vreugde en blijdschap, om uw
waardigheid te toonen,
O, Meervliet! met wat roem zal ik u kronen,
Daar gij zoo prachtig u vertoont voor het
gezicht?
Uw huis en heining, in een halve maan
gesticht,
Beletten 't oog om meer van dezen weg
t' aanschouwen;
Het keurig Huis, een van de schoonste
hofgebouwen,
Pronkt boven op het dak met zijne galerij,
Vanwaar 't gezicht zich kan verkwikken
't allerzijt,
Door 't uitgestrekt verhoog van velden,
landen, hoven
En schoone lanen, die het zonnelicht
verdooven
Door 't lomm'rend zomergroen; daar lokt
mij 't bloemperk weer
Door zijn sieraad en klein-, elk ijvert hier
om d' eer
Der schoonheid en den roem der netheid
weg te dragen,
Daar poogt de Taxisstam mij weder te
behagen,
Die langs de Leining pronkt en steekt zijn
spits omhoog
O, Meervliet! gij verstrekt een Paradijs
voor 't oog,
Om d' ed'len Trip in al zijn zorgen te
verkwikken.
Die nooit geen dag, ja, geen der weinige
oogenblikken
Verslijt,, dan in de zorg tot welzijn van
den Staat!
Wij kunnen er zeker van zijn, dat deze
dichter schrikkelijk overdreven heeft. De
Trips zullen 't er zeker wel van genomen heb
ben en zij leefden niet in zulk een jachtigen
tijd als wij. Wanneer de bewoners der buiten
plaatsen van Amsterdam naar hunne eigen
dommen kwamen, om zich daar te vermaken,
kwamen ze niet per auto of electrische trein,
maar met hunne koetsen over Haarlem of oer
schip langs het U.
zich van Persijn van Waterland te noemen.
Door huwelijk met een zuster van Gerard
van Velsen vestigde hij zich te Velsen en
noemde zijn nieuwe huis aldaar Waterland.
In 1409 stierf die tak van Persijn uit en alle
rechten vervielen dus voor goed aan de gra
felijkheid. Zij hadden zich gedurende een
eeuw vaak van Velsen genoemd. Het buiten
goed is echter nooit een heerlijkheid ge
weest, het is ontzettend veel verhandeld".
INfaar aanleiding van deze regelen willen
wij het volgende opmerken: Deze Nicolaas
van Persijn blijkt dus verre van een sympa
thieke persoonlijkheid te zijn geweest. Hij
was getrouwd met een zuster van Gerard
van Velsen, maar hij heeft niet aan den
kant van zijn zwager gestaan. Dat is onbe
grijpelijk, omdat vast staat, dat Graaf Floris
V tegenover Gerard van Velsen zeer laag en
verraderlijk heeft gehandeld. Eerst, nadat
Floris V een broer van Gerard fen dus ook
een zwager van Nicolaas Persijn) had ge
dood en Gerard een tijd gevangen heeft ge
houden, wiens onschuld echter bleek, heeft
de Graaf Gerard van Velsen hoog verheven
en hem tot zijn raad en geheim secretaris
gemaakt. Omdat Gerard van Velsen niet
wilde voldoen aan den wensch van Floris V,
om diens bijzit te huwen, zond de Graaf
hem naar verre landen. Vermoedelijk in dien
tijd heeft Floris V het Huis te Velsen aan
Nicolaas van Persijn geschonken. Dit ge
schiedde bij akte van 25 Juni 1290 (register
Maximiliaan 14821483 fol. 8 V), dus 6 jaren
voor den dood van Floris V.
Wij vermoedden echter, dat Nicolaas van
Persijn het Huis te Velsen wel nipt bewoond
zal hebben. Had hij daar in 1296 gewoond,
dan zou het volk zéker niet het kasteel ver
woest hebben. Dus heeft Persijn daarom ze
ker huize Waterland gesticht.
Het zou heel wat begrijpelijker zijn ge
weest, indien Nicolaas van Persijn gestaan
had aan den kant van zijn zwager, gelijk
aan de zijde van Gerard van Velsen stonden
diens schoonvader. Herman van Woerden en
zijns vrouws oom. Gijsbrecht van Amstel en
zoovele andere edelen. Maar voor velen was
vorstengunst meer waard dan eer en ridder
lijkheid. En waar Floris V een zoo slecht
voorbeeld gaf van ridderlijkheid, kan men
het verraad van Velsen's zwager ook wel be
grijpen. Maar ook begrijpelijk is. dat Jan van
Persijn, de zoon van Nicolaas, een vicarie in
de kerk te Velsen stichtte. Wanneer hij meer
onbevooroordeeld de historie nagegaan heeft
en heeft beseft, welk een ontzettend kwaad
men zijn oom, Gerard van Velsen en diens
nazaten heeft aangedaan en heeft door
grond, dat zijn vader daartoe heeft medege
werkt, dan zal hij vermoedelijk tot inkeer
zijn gekomen en gemeend hebben, dat er
wat viel goed te maken. En dat deed men
dan, door met God een koopmanschap aan
te gaan en een vicarie te stichten. Misschien
heeft Jan van Persijn nog m'èer goed willen
doen, want volgens een akte van 10 Novem
ber 1326 schonk hij de tienden en smaltien-
den van Petten en Groeden (Groet) en Hem
en de vlastienden van Velsen aan Hendrik,
zoon van Heer Gerrit van Heemskerk, ridder,
die er een lijftocht (jaargeld) op vestigde
voor zijne vrouw, Beatrix van Haarlem.
G. VOET.
IJmuiden.
SPEELTUINVEREENIGING
„HET OOSTERKWARTIER".
Bovengenoemde vereeniging houdt op Za
terdag 14 en Zondag 15 Augustus, beide
dagen van 2 tot 11 uur haar jaarlijksche
Zomerfeest, ten bate voor het aanschaffen
van nieuwe toestellen op haar tuincomplex
voor de kinderen. Hieraan zijn verschillende
wedstrijden, attracties en kinderspelen ver
bonden, waarvoor fraaie prijzen zijn uitge
loofd. Ook is er gelegenheid tot Dansen
voor personen boven 16 jaar van 8 tot 11
uur.
In verband met het goede doel waarvoor
dit feest wordt georganiseerd, is een bezoek
aan dezen tpin zeer aan te bevelen.
GOUDEN JUBILEUM.
Het was Vrijdag 50 jaar geleden dat de
heer J. W. van der Meer, facteur bij Joh.
Enschedé en Zonen Grafische Inrichting N.V.
bij genoemde firma in dienst trad.
De jubilaris, die per auto van zijn wo
ning werd gehaald, werd aan de zaak waar-
deerend toegesproken door de heeren W. F.
H. van der Eist en G. J. B. Bontje. Eerstge
noemde sprak namens de administratie en de
hoofden der afdeelingen en bood den heer
v. d. Meer een enveloppe met inhoud en een
bloemstuk aan; de heer Bontje voerde het
woord, namens het Mannenkoor „Johez",
waarvan de heer v. d. Meer een trouw lid is
en overhandigde den jubilaris een sigaren
koker.
Ten kantore der N.V. wenschte mr. H. J.
D.D. Enschedé den heer v. d. Meer geluk,
prees zijn ijver en toewijding en schonk hem
namens de firma, van wie ook een bloem
stuk aanwezig was, een lederen portefeuille
met inhoud. Tevéns deelde mr, Enschedé den
jubilaris mede, dat de Koningin hem de aan
de orde van Oranje Nassau verbonden eere
medaille in brons had verleend.
De heer v. d. Meer dankte voor de ge
schenken en de onderscheiding.
Alles wordt gedaan om het den
toeristen aangenaam te maken.