MARTIN Nagedachtenis van Ir. A. Stoop geeërd. Moderne Brillen Oct. We nUuw& m&kkm Ou&itollan&sche Pyptabak M V R IJ D A G 24 SEPTEMBER 1937 H A A R L E M'S DAGBLAD S Grondlegger van de petroleum-industrie in Ned.-Indie. geboord, die de sterkste van Duitschland was en een van de sterks ten van Europa. De exploitatie van dit water heeft „Wies see" gemaakt tot een badplaats van interna tionale reputatie. Wel zeer interessant is het te constateeren, dat het zoeken naar water nabij Soerabaja, de aanleiding is geweest tot het vestigen van de petroleum-industrie in Ned. Indië, terwijl omgekeerd het boren naar oliën in de nabijheid van Wiessee tot gevolg had, dat daar een bloeiende badplaats ont stond. De heer Stoop was voorts nog oprichter van de Oost-Borneo Maatschappij terwijl verder zijn naam nauw verbonden zal blijven aan het Stoopsbad en het Kennemer Lyceum te Bloemendaal, de M. T. S. in Dordrecht en het Koloniaal Instituut. Spreker verzocht hierna de oudste dochter van den heer Stoop, me vrouw de Clerq het borstbeeld te onthullen. De heer Blok Wybrandi bood het monu ment vervolgens aan het Koloniaal Instituut aan. De heer W. C. Bonebakker, secretaris van den Raad van Beheer van het Koloniaal In stituut zeide dit monument in dank te aan vaarden. Spr. dankte verder allen die aan de totstandkoming van dit beeld hadden mede gewerkt. Zeer gaarne had de Raad van Be heer voor dit beeld van den heer Stoop, die zooveel voor Ned. Indië gedaan heeft, een waardige plaats in de marmeren zaal inge ruimd. Door de kinderen van Ir. A. Stoop, mevrouw de ClerqStoop, en mr. A. Stoop werd een krans aan het monument gehecht. In het voet stuk van het beeld is een oorkonde in een loo- den koker betreffende de gebeurtenis ge plaatst. In de groote hall van het Koloniaal Instituut te Amsterdam werd Donderdag het borstbeeld onthuld ter nagedachtenis aan Ir. A. Stoop, den grondlegger van de Petroleum Industrie in Ned.-Indië. Mevrouw A. M. de ClercqStoop, oudste dochter van wijlen ir. Stoop, die het borstbeeld onthulde, beziet het gedenkteeken Borstbeeld onthuld in het Koloniaal Instituut. IN tegenwoordigheid van zeer vele belangstellenden is gister middag in de groote marmeren hal van het Koloniaal Instituut te Amsterdam een borstbeeld ont huld ter nagedachtenis van wijlen Ir. A. Stoop den grondlegger van de petroleum-industrie in Neder- landsch Indië en directeur-oprichter van de Dordtsclie Petroleum Maat schappij. De heer H. Blok-Wybrandi, oud-directeur van de Dordtsche Petroleum Maatschappij hield een toespraak waarin hij de beteeke- nis schetste die de heer Stoop voor Neder- landsch Indië en Nederland gehad heeft. Spreker heette allen hartelijk welkom en vertelde dat het idee om een borstbeeld van Ir. Stoop te vervaardigen, is uitgegaan van de heeren Steen en Kramer, beiden oud employés van de Dordtsche. Dit idee vond allerwege instemming" en men besloot den bekenden Haagschen beeldhouwer Toon Dupuis opdracht te geven een borstbeeld te vervaardigen. Uitvoerig zette de heer Blok Wybrandi vervolgens uiteen hoe Ir. Stoop de grond legger is geworden van de petroleum-indus trie in Nederlandsch Indië. De heer Stoop werd als mijningenieur van het gouvernement van Ned.-Indië in het be gin der 8Qer jaren belast met het onderzoek naar het voorkomen van drinkwater in de buurt van Soerabaya. Deze onderzoekingen leverden echter niet het gewenschte resultaat op, maar zij leer den den heer Stoop de grondformatie kennen van dit gedeélte van de afdeeling Soerabaya. Toen het hem daarna nog bekend werd, dat niet ver van de plaats waar hij naar water zocht en wel in de Dessa Koetie, na tuurlijke vindplaatsen van petroleum voor kwamen bracht de combinatie daarvan hem tot de gedachte, dat in den ondergrond wel grootere hoeveelheden petroleum zouden kunnen voorkomen. Zijn verdere studies hierover versterkten hem in deze overtuiging en wel zoo sterk, dat hij met verlof in Holland zijnde aan den Mi nister van Koloniën voorstelde hem naar Noord-Amerika te zenden teneinde daar de petroleum-winning, raffinage, vervoer, enz. te bestudeeren. Dit verlof werd hem verleend voor den tijd van 4 maanden en zoo vertrok de heer Ir. A. Stoop op 30-jarigen leeftijd naar Noord- Amerika. Niettegenstaande veel tegenwerking, die hij ondervond van de almachtige Standard- Oil Company gelukte het hem in dien kor ten tijd zich volkomen op de hoogte te stel len van alles wat met petroleum-winning, vervoer, enz. in verband staat. Het resultaat van deze studie legde hij neer in een rap port aan de Regeering, dat opgenomen werd in den 171den Jaargang van het Jaarboek van het Mijnwezen 1888. Dit rapport werd en wordt nog geroemd om de zakelijke manier waarop het onder werp „Petroleum" werd behandeld en de grondige studie, die gemaakt was, van alles wat od petooleumgebied interessant is. Toen Ir. A. Stoop weer op Java was terug gekeerd, was na al hetgeen hij gezien en ge hoord had zijn overtuiging, dat op Java pe troleum in groote hoeveelheden aanwezig moest zijn nog versterkt en stelde hij de Regeering voor om door boringen een onder zoek daarnaar in te stellen, De Regeering vond echter, dat dit niet op haar weg lag en raadde den heer Ir. A. Stoop aan dit per soonlijk te doen. Hij volgde dezen raad, hij vroeg verlof buiten bezwaar van den Lande en verkreeg kapitaal tot een bedrag van f 150.000 bij fa milie rd kennissen. De Dordtsche Petroleum Mij. wordt opgericht. In 1887, dus nu 50 jaar geleden, werd opgericht de Dordtsche Maatschappij tot het Exploiteeren van Petroleumbronnen op Java met een kapitaal van f 150.000. Nu werd zoo spoedig mogelijk met de bo ringen begonnen en gelukkig had reeds de eerste boring een dusdanig succes, dat er voldoende petroleum was aangeboord voor het stoken van den stoomketel, waardoor kolen werden gespaard en tevens de aanwe zigheid van petroleum in grootere hoeveel heden werd aangetoond. Er werd nu een kleine raffinaderij opge steld in de buurt van het boorterrein en in 1888 werd de eei-ste geraffineerde petroleum verkocht. Een Chineesche agent zond daartoe eiken morgen een kar met 50 leege blikken Russi sche of Amerikaansche petroleum, daarop werd een etiquet met den naam „Java-pe- troleum" geplakt, de blikken werden gevuld en dicht gesoldeerd en naar Soerabaya ge bracht om te worden verkocht, Dit was het [begin van de nu zoo toelang rijke petroleum-industrie in Ned.-Indië, waaraan de naam van Ir. A. Stoop, als grondlegger ten allen tijde zal verbonden blijven. Het zou mij te ver voeren u verder de ge- heele geschiedenis van de DP.M. (die naam werd aan de maatschappij gegeven in 1890 toen ook het kapitaal op f 350.000 werd ge bracht) in details te vertellen. Ik zal ttiij bepalen tot het vermelden van het feit, dat in 1889 werden verkregen: 8000 kisten a 37 liter, in 1890 28.000 kisten, in 1891 79.000 kisten, en in 1892 248.000 kisten, ter wijl nadat ook de petroleum-terreinen in de residentie Rembang in exploitatie werden gebracht de productie is opgeloopen tot iy2 millioen kisten. In 1897 hebben de toenmalige aandeelhou ders van de DP.M. alle aandeelen dezer maatschappij in een nieuwe maatschappij, de D.P.I.M. met een kapitaal van li5 millioen en een obligatie-leening van 5 millioen in gebracht. In 1911 ruilde ook de D.P.I.M. die f 350.000 aandeelen Dordtsche in aandeelen Konink lijke en Shell; later werd nog eenige malen het kapitaal uitgebreid en op nieuwe emis sies van de Koninklijke ingeschreven, zoo dat nu het bezit van de D.P.I.M. bestaat uit 36.459 aandeelen Koninklijke en haar kapi taal bedraagt f 12 millioen preferente- en f 24 millioen gewone aandeelen. Een tweede onderneming. \7 ervolgens gaf spreker nog een i korte uit- eenzetting vaneen tweede onderneming van den heer Stoop namelijk het Jod en Schefelbad „Wiessee" te Wiessee aan de Tegern-See in het Beiersche Hoogland. Reeds lang was bekend, dat op en nabij dit meer petroleumsporen voorkwamen. De heer Stoop, hierop attent gemaakt, vond reden om door boringen het terrein daar nader te on derzoeken en richtte met de D. P. I. M., ieder voor de helft, de „Erste Bayerische Petro- leum-Gesellschaft" op. De boringen in dit terrein waren zeer moeilijk en kostbaar, re den waarom de D. P. I. M. in 1911, toen zij haar aandeelen D. P. M. verkocht, ook haar aandeel in de „Erste Bayerische Petroleum Gesellsehaft" aan den heer Stoop verkocht. Ir. Stoop zette toen het onderzoek verder voort en vestigde vooral zijn attentie op wa ter, dat was aangeboord en vergezeld ging van uitstroomingen van zwavel-waterstofgas. En laboratorium-onderzoek wees uit, dat met dit water een Jood- en zwavelbron was aan- ARROND. RECHTBANK Rijwieldiefstal Op 21 Augustus zette iemand, die het post kantoor te Purmerend wilde bezoeken, zijn rijwiel voor dat gebouw. Toen hij er weer uit kwam was zijn fiets verdwenen, doch hij meende te zien, dat op eenigen afstand een man op zijn fiets reed. Hij waarschuwde de politie en per auto ging men den vluchteling zoeken. Lr Ilpendam werd hij ingehaald en toen bleek de fie1»s, waarop de man reed, wer kelijk de ontvreemde te zijn. De man, die aangehouden was, stond thans wegens diefstal terecht; hij bekende het feit. Hij was uit Amsterdam gekomen met de be doeling een rijwiel te stelen, omdat hij zon der middelen was; Uit zijn strafblad bleek, dat hij niet minder dan 17 maal in Duitschland en Nederland was veroordeeld, in verband waarmede de Of ficier een gevangenisstraf van een jaar eischte met aftrek van het voorarrest. Aanrijding met de tram Een bestuurder van de tram Haarlem-Leiden was in appèl gekomen van een vonnis van den bij: OPTICIENS ENDENBURG Zn. RIJKSSTRAATWEG 6 HAARLEM. Leverancier van alle Ziekenfondsen. (Adv. Ingez. Med.) w. DANS ACADEMIE l °gft»-/?2n5chr^9 Haarlem Amsterdam Hilversum Bussum (Adv. Ingez. Med.) met &gé oude. itempeJL vak kwcièteit/ SCHOUT. .- 15 ct. COOPVAERT 10 PER 'L ONS (Adv. Ingez. Med.) Kantonrechter, waarbij hij veroordeeld was tot 10 boete, omdat hij op 5 Mei te Hillegom een aanrijding had veroorzaakt met een vrachtwagen. De inspecteur van politie te Hillegom ver klaarde van het bureau uit het ongeval te hebben gezien. Hij werd te voren door lang durig gefluit van de tram er op attent ge maakt, dat er iets bijzonders was. Hij zag toen uit de richting Leiden een tram naderen en tevens, dat. zich op de tramrails een vracht wagen tractor met oplegger bevond, die uit de Meerbeekstraat kwam en in de richting Leiden draaide. Getuige was van meening, dat de bestuurder van de tram met de vaart, welke zijn wag'en had, had kunnen stoppen, voordat hij de auto bereikte. Hij had wel een zeer geringe vaart, toen hij de a*üto was gena derd, maar niettemin was de botsing vrij ern stig, zoodat de inhoud van den vrachtwagen over den weg terecht kwam. De wagenbestuurder was van meening, dat liij slechts 20 M. van de auto verwijderd was, toen hij het voorste gedeelte uit de Meerbeek straat zag komen. Een volgende getuige verklaarde echter dat, toen de auto reeds op de trambaan reed, de tram pas op de brug was wel 100 M. afstand en ook deze getuige was van meening, dat de tram tot stilstand gebracht had kunnen worden, voor ze de auto bereikte. Hetzelfde verklaarde een persoon, die naast den bestuurder van de auto had gezeten en die van meening was, dat de tram onvoldoende vaart had geminderd. Hij zei, dat toen de trac tor uit de Meerbeekstraat kwam, hij de tram nog niet kon zien en deze eerst gewaar werd, toen de tractor reeds op de trambaan was. Een wegwerker, die in de nabijheid aan het stratenmaken was, aangezien het spoor was opgebroken, heeft het fluitsignaal gehoord, wat hij als voor hem bestemd beschouwde; even later zag hij de auto, die uit de Meer beekstraat kwam; hij meent, dat de tram toen niet ver meer van de auto was. HJX De Telefoon IJNHEER Van Doorn was pas ge trouwd, heel pas getrouwd zelfs. Veertien dagen geleden was het gebeurd en hij voelde zich heel gelukkig. Hij had het .liefste vrouwtje, dat hij zich maar bedenken kon; zij kon heerlijk koken, was huiselijk, zette 's avonds als hij thuis kwam zijn pantoffels klaar en legde de krant voor hem neer. Werkelijk, zij was een voortreffelijk vrouwtje, alleen Hij had het haar al willen zeggen, maar ze was altijd zoo hartelijk, als hij thuis kwam, dat hij het maar niet over zijn hart kon ver krijgen het haar te zeggen. Mijnheer Van Doorn was boekhouder bij de Fa. Knoflook Bloemkool, in haarnetjes en werkte daar na bijna tien jaar, tot volle tevredenheid van zijn chef. Zelfs zoo, dat hij opslag had gekregen, toen hij het vroeg, omdat hij wilde trouwen. Maar nu de laatste dagen, had zijn chef hem af en toe aangekeken en afkeurend zijn hoofd geschud. En mijnheer Van Doorn kon het zoo goed begrijpen. Ja, het was ook wel wat erg steeds die telefoon Dat was nu veertien dagen geleden begon nen. Den dag na zijn huwelijk, was hij weer op kantoor gekomen, werd hartelijk geluk- gewenscht door het personeel en was weer als gewoonlijk aan zijn werk begonnen. Om tien uur ging de telefoon en juffrouw van Drost had gezegd: „Mijnheer Van Doorn, daar is uw vrouw aan de telefoon!" De anderen hadden elkaar veelbeteekend aangekeken en medelijdend geglimlacht. Hij had den hoorn opgenomen en hoorde de stem van zijn gloednieuwe vrouw: „O Fred dy, ben jij het? Als je vanmiddag van kan toor naar huis loopt, ga dan even bij den slager aan, wil je? En breng dan even twee ons biefstuk mee, doe je het even? Ja? Graag hoor!" Ze hadden hem allemaal aangekeken en hij had alleen maar „ja" en nog eens „ja, goed" geantwoord. Maar den volgenden morgen, werd er weer opgebeld voor hem en alweer was het zijn vrouw, die nu vroeg, of hij het niet verve lend vond om even langs den kruidenier te loopen; ze had heelemaal geen bloem in buis. het was zoo lastig. En mijnheer Van Doorn was weer naar zijn bureau gegaan en de spottende uitdruk kingen op de verschillende gezichten, waren hem niet ontgaan. Zoo was het vijf dagen na elkaar gegaan en den zesden dag, toen de telefoon weer ging, was hij zelf al opgestaan; hij wist het al izoo'n beetje: 't Was natuurlijk Ellen. Maar toen hij den haak van het toestel had genomen, ontdekte hij, dat het Ellen niet was en toen hadden ze allen zoo uitbundig gelachen, dat hij met hoogrooden kleur, stil letjes achter zijn bureau was gekropen, zich voornemend, EÜen nu toch maar eens te zeg gen, dat hij liever had, dat zij niet zoo vaak opbelde. Maar ook dien avond was er niets van ge komen. Ze hadden zoo gezellig ibij elkaar ge zeten, en Ellen had zooveel te vertellen, dat hij het maar had uitgesteld, zoodat hij den volgenden dag weer angstig naar de tele foon had gekeken, totdat hij weer werd ge waarschuwd, dat zijn vrouw aan 't toestel was. Hij had zijn chef ernstig boven zijn bril zien kijken en nerveus had hij wederom den hoorn opgenomen. Tot nog toe, had hij al leen maar „ja" en nog eens „ja" gezegd, maar dezen keer was dat niet voldoende. Ellen be gon een heel verhaal te vertellen en dan hoorde hij haar vragen: „Wat vind jij nu? Wat zal ik doen?" En toen had hij niets eens geweten, wat ze allemaal gezegd had; 't was ook zoo veel! En hij had geantwoord: „Wat zei je ook al weer? Waar had.je (het over?" „Maar jongen, luister je nu of luister (je niet? Ik had het toch over je kleermaker; hij heeft je pak gebracht en staat hier nu nog te wachten. Ik heb het goed nagekeken, maar vind de pantalon niet goed en het vestEn ze had hem een heele beschrij ving" gegeven van wat goed qn wat er niet goed aan was en zei eindigde met: „Wat zal ik nu doen?" „Nou, laat het hem dan maar veranderen!" had hij gezegd en gehoopt er dan van af te zijn. „Wat moet dan veranderd worden? Je zegt zoo weinig; 't is toch jouw pak!" „Nou ja, ehik bedoel ehde panta lon „En het vest dan, moet dat dan niet ver anderd worden?" „O ja, dat is goed, laat dat ook maar in orde makenmaar ik ga nu gauw weer aan 't werk hoor! Dag!" En hij had gauw den hoorn op het toestel gegooid en ze hadden hem zoo spottend aan gekeken en de baas had zoo z'n hoofd ge schud, dat hij het er benauwd van had ge kregen. De dagen daarop waren de gesprekken steeds langer geworden en toch was hij steeds niet in de gelegenheid geweest, het Ellen te zeggen. En nu zou het komen! Juffrouw Van Drost kwam zoo juist uit het privékantoor van mijnheer Knoflook, met de mededeeling, of hij even bij hem wilde komen. Ze had het natuurlijk expres zoo hardop gezegd, dat iedereen het kon hooren en ze keken hem aan, de een medelijdend, de an der spottend. Hij stond op, zijn handen beefden en alle kleur week uit zijn gezicht. Hij wist al precies, hoe de baas zou toegin- „Beste Van Doorn, het spijt me geweldig voor je, maar zoo gaat het niet langer. Dan klopte hij op de deur van het privé kantoor en even later stond hij tégenover zijn chef. „Ga zitten, Van Doorn, ga zitten", begon hij. 't Was echt iets voor mijnheer Knoflook, om hem eerst op zijn gemak te stellen, voor dat hij zijn ontslag kreeg. „Ja", begon hij dan, „u hebt misschien ook wel gemerkt, dat het zoo niet langer gaat, ehdat wil zeggen „Ja mijnheer, ik toegrijp het, ziet u, ik had het al willen zeggen. „Zoo, zoo dus je ziet het zelf ook al in? Dat vind ik prachtig", dan schieten we al een heel stuk op!" De arme mijnheer Van Doorn wist niet, wat te zeggen. Wat moest hij beginnen? Pas getrouwd en dan al zonder werkHad hij het Ellen ook maar gezegd; 't was eigenlijk z'n eigen schuld. „En wat had je nu gedacht?" hoort hij dan weer de stem van zijn chef. „Ik, ehik weet het niet, ik.... eh wat had u gedacht?" „Ik.ja ik zou denken een maand naai de Rivièra of zoo; rust hè, een beetje rust, dat is 't hem!" „Maar mijnheer, dat gaat toch niet; u be grijpt, ik ben pas getrouwd en dat kost „Kerel, wat klets je toch? Jij hoeft het toch niet te betalen, als ik een maand naai de Rivièra wil! En jij neemt dan in dien tijd mijn plaats in, zou je dat kunnen, denk je? En als ik dan terug kom en 't is dan nog niet heelemaal in ordeenfin, dat zullen we nog wel zien! Doe je best maar!" 't Was een heele andere mijnheer Van Doorn, die een half uur later het kantoor binnenstapte: en toen de telefoon ging, liep hij met opgeheven hoofd naar het toestel, nam den hoorn op en vijf paar verbaasde ooren hoorden: „Ja vrouwtje, ik kom straks heel gauw thuis: ik heb een heerliik nieuwtje voor je!" Dit was de eerste maal, dat hij na zijn te lefoongesprek geen spottende en lachende gezichten zag BEP CHOUFOUR. PHILIPS OSRAM SPLENDOR GLOEILAMPEN koopt U het voordeeligst bij „AL BA" GROOTE HOUTSTRAAT 158 (Adv. Ingez. Med.) De Officier was van oordeel dat de tram bestuurder gedacht heeft: „Ik zal de tram maar uit laten loopen; intusschen zal de tractor met aanhangwagen wel over de rails zijn". De bestuurder heeft zich daarin ver gist, doch hij had zijn tram tot stilstand kun nen en moeten brengen. Daarom was de Offi cier van meening, dat verdachte schuldig was aan de aanrijding, zoodat hij bevestiging van het vonnis eischte. De verdediger Mr. Witlox zei, dat het hier niet gaat over het bedrag der boete, maar om het principe, zooals gewoonlijk in derge lijke gevallen. Pleiter wees er op, dat chauffeurs dikwijls foutief in de meening verkeer en, dat zij, van rechts komende, ook ten opzichte van de tram voorrang hebben. De tram staat buiten die verkeersbepalingen, doch heeft een bevoor rechte positie. Men mag niet de trambaan oversteken, als er een tram nadert, zoodat de tram eenigszins in haar loop belemmerd zou kunnen worden. Pleiter meende, dat de bestuurder van den tractor niet meer had mogen oversteken en dat hier den trambestuurder geen verwijt kan treffen, waarom hij op vrijspraak aandrong. Vervolgens stond in appèl terecht de be stuurder van den tractor, die door den kan tonrechter veroordeeld was tot f 6 boete, aan gezien hij zich met zijn voertuig op de tram baan had bevonden, toen een tram naderde, waai" do or hij de vrijheid en veiligheid van het verkeer in gevaar had gebracht. De bestuurder van den tractor verklaarde evenals de persoon, die naast hem gezeten had, dat hij, toen hij uit de Meerbeekstraat kwam, nóg geen tram kon zien, doch deze eerst zag, toen hij zich met zijn tractor reeds op de trambaan bevond, zoodat hij niets anders kon doen dan voortgaan, hetgeen niet snel kon geschieden. De Officier van justitie van meening, gelet mede op de getuigenverklaringen in de vorige zaak, dat de tractor bestuur der geen schuld had, waarom hij vrijspraak vroeg. De verdedi ger Mr. Th, Folkers, sloot zich hierbij aan. De wolfsangel. Een lid van de N.S.B. had zich voor het Kan tongerecht moeten verantwoorden wegens het dragen van een „wolfsangel", hetgeen be schouwd werd als een uiting van een bepaald staatkundig streven. De kantonrechter had een vrijsprekend von nis gewezen, waartegen de Ambtenaar in appèl was gegaan, zoodat de zaak nu voor de rechtbank diende. De Officier achtte overtreding van het be treffende wetsartikel aanwezig en vroeg, aan gezien het een principieele zaak betreft, een boete van f 1. Mr. de Rijke, de verdediger, betoogde ook nu weer, dat het teeken, dat gedragen was, in het geheel niet opzichtig was en dat oorspron kelijk de wolfsangel een teeken was, waarmee men waarschuwde, dat er wolven in de buurt waren. Pleiter gaf toe, dat een dergelijk teeken door een bepaalde politieke partij gebruikt zou kunnen worden, om uiting te geven aan haar politieke gedachte, maar dat wil nog niet zeg gen, dat het dragen er van strafbaar zou moeten zijn. Pleiter achtte zijn cliënt dan ook niet strafbaar en vroeg ontslag van rechts vervolging. Teeltvergunning. Een kweeker was in appèl gekomen van een vonnis, waarbij hij veroordeeld was tot f 180 boete wegens het telen van bloembollen zonder- vergunning. Mr. Stomps, de verdediger lichtte de zaak toe, evenals de voorzitter van de Kweekers- vereeniging, waaruit bleek, dat de veroordeel de goeddeels het slachtoffer was van vergis singen. Hij was indertijd aangesloten geweest bij de Kweekerscentrale en had zoo automa tisch bij de Sierteeltcentrale moeten komen, maar administratief is hij verdwenen en hij heeft het toen maar laten loopen. Hij bleef telen, maar betaalde geen kosten, In den haak was dit van zijn kant dus niet geweest, maai de voorzitter der vereeniging verzekerde, dat alles in orde was gekomen en dat de achter stallige schuld betaald was, waarom de Offi cier vrijspraak vroeg. Uitspraak in alle zaken 7. October,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 10