MARTIN
ZONDERLINGE LEVENS
7 9
Omzwervingen over Curacao.
v\ D AN N VC VDI MIE
^preikuren Oct I
I st J
Z/i!
ZATERDAG 25 SEPTEMBER 1937
IT A A R L E M'S DAGBLAD
-4
MUSSOLINI'S WERKKAMER TE BERLIJN. Een der vertrekken van het voor
malige Presidentspaleis in de Wilhelmstrasse is ingericht tot werkkamer en staat
den Duce bij zijn bezoek aan de Duitsche hoofdstad ter beschikking.
Caesare Borgia.
Zeven jaar moet Caesare gee west zijn, toen
hem reeds geestelijke waardigheden werden
verleend; en jong zou hij al den titel van Kar
dinaal van Valencia dragen. Vader Rodriguez
strooide met tronen.en kerkelijke waardighe
den kwistig om zich heen. Zijn tweeden
bastaardzoon Giovanni maakte hij Hertog van
Benevento met het heimelijk voornemen,
hem later op den troon van Napels te plaat
sen. Had Alexander kunnen vermoeden, hoe
noodlottig deze hertogelijke titel voor Giovan
ni zou worden, misschien had hij anders ge
handeld. Caesare's afgunst en haat waren
door deze bevoordeeling van zijn broeder bo
ven hem zoozeer opgewekt, dat al wie zijn
wreed karakter kende het ergste kon vreezen.
En het bleef dan ook niet uit. Op een avond
in den zomer van 1497 kwamen beiden, Gio
vanni en Caesare. van een maaltijd, dien zij
ten huize van moeder Vanozza hadden geno
ten De weg was eenzaam, de nacht duister.
Van de beide ruiters keerde er een huiswaarts:
het was Caesare. Den anderen morgen werd
de muilezel van Giovanni aangetroffen zon
der ruiter. Een kolenbrander wist te verhalen
dat hij. dien nacht, gelijk zoo. vaak, een lijk
had zien werpen in de Tiber. En toen men
de rivier afdregde werd het deerlijk verminkte
lichaam van Giovanni opgehaald. Paus
Alexander, smartelijk getroffen door dit on
verwacht verlies van zijn zoon. sloot zich da
genlang op in zijn kamer, elk voedsel weige
rend en weeklagend, dat hij wel wist, wiens
hand Giovanni in den dood had gedreven.
Wel ontkende hij later zich ooit in dien geest
te heben uitgelaten, maar een ieder wist op
wien hij had gedoeld, al waagde niemand
het, een naam uit te spreken.
Het.scheen, of Alexander door smart tot.
De Verbol gen Schat.
door J. P. BALJé.
HIJGEND en puffend en zich met een
grooten zakdoek onophoudelijk het
vuurroode gezicht afwisschend, stond
meneer Meyer voor Sam, den opkoo-
per van lorren, oud-roest en wat meer van zijn
o-admg was. Sam keek den opgewonden me
neer Meyer nadenkend aan, bracht toen pein
zend z'n rechterwijsvinger naast z'n neus, een
manuaal hèm eigen, en schudde het hoofd.
Winterjasje?" vroeg hij, „gisteren gekocht
in'de P. C. Hooftstraat? 'k Herinner me met
ofehwacht eswacht es
evenis uw vrouw een groote, blonde da
me? Ja? Nou gaat me een lichie op, natuurlijk,
dat jassieja nou weet ik het!"
Meneer Meyer slaakte een zucht van ver
lichting.
„Gelukkig!" zei hij. „He-he. dat is een pak
van m'n hart. Waar hebt u de jas? Ik wou 'm
graag terug hebben. 'k Zal er u twee kwartjes
meer voor geven".
Sam keek z'n klant met een glimlach aan,
welwillend, maar medelijdend. „Jammer", zei
hij spijtig, „jammer'k heb het jassie van
morgen verkocht".
Opnieuw begon meneer Meyer met z'n zak
doek z'n hoofd te bewerken. „Verkocht?" vroeg
hij ontzet, „verkocht? Aan wie? Vertel me
tenminste aan wie?"
Sam haalde z'n schouders op. „Weet ik niet,
meneer, 'k Krijg zooveel klanten hier, dat kan
ik me werkelijk niet herinneren. Waar wou
u het voor terug hebben?"
„Eh?" vroeg meneer Meyer. „Terug heb
ben? Welehnou't is nog veel te
koud om nu al een winterjas te verkoopen.
Veel te koudDus, je weet niet aan wie je
de jas verkocht? Denk eens goed na, Sam!"
Sam legde opnieuw z'n rechterwijsvinger
naast zijn neus. „Misschien was het meneer
Verheul uit de Jan van der Heydenstraat,
maar 't kan ook meneer de Klerk uit de Pie-
ter van der Doesstraat geweest zijn. Tja, ik
onthou dat allemaal niet zoo, begrijpt u".
„Verheul uit de Jan van der Heydenstraat,
of de Klerk uit de Pieter van der Doesstraat",
herhaalde meneer Meyer. „Nou, enfin, dank je
Sam". En zoo vlug z'n kleine beentjes hem
dragen konden verdween meneer Meyer.
Sam keekt hem na, z'n slimme oogen op
spleetjes. Daar zat wat achter, dat had Sam
zóó door. Jawel, je kocht me daar een oud
jassie terug, alleen omdat het nog geen lente
zou worden. Nee, meneer Meyer, daar néém
je Sam niet mee.
Haastig dribbelde Sam naar binnen. Uit
een bundeltje kleeren haalde hij het grijze
jasje te voorschijn, dat hij gisteren gekocht
had. Dus dit was het? Nieuwsgierig bekeek
hij het kleedingstuk. Nagezien had hij het nog
niet. Ieder kleedingstuk werd altijd nauwkeu
rig onderzocht, voor het bij Sam de deur uit
ging. Bijna altijd vond hij er wel iets in. Een
dubbeltje, een kwartje, soms zelfs wel eens een
gulden, geldstukjes, die door een kapotte voe
ring waren weggeraakt. Maar hiér zat meer
ait- nieuwe misdrijf een daad van zelfverde
diging genoemd. Alexander ging zelfs zoover
om te verklaren, dat gezien Caesare's vurig
temperament, men kon aannemen dat in
dien hij zooiets deed, het wel verdiend zou
zijn geweest. Misschien besefte deze vader,
met het hoofd in de handen, dat men nu een
maal storm verwachten kan, als men wind
heeft gezaaid. Geen klacht kwam zelfs over
zijn lippen, toen Caesare een van Alexander's
trouwste dienaren, dien hij beschermend in
de armen sloot, doorstak.
Onvervaard trekt Caesare, rijkelijk voor
zien van woeste huurlingen en enorme geld
sommen, naar welker herkomst men niet be
hoeft te raden, door de Italiaansche landen,
dood en verderf zaaiend met een wreedheid
die elke beschrijving tart. Men was sinds de
plunderingen der Aragonesen heel wat gewoon
doch bij elk gerucht omtrent de nadering
van Caesare Borgia maakte zich een panische
schrik van het zwaar beproefde volk meester.
Stroomen bloeds waren de prijs van den laxxd-
roof, waarmede hij Pesaro en Rimini aan zijn
bezit toevoegde. Hertog van Romagna werd
hij zelfs, opperveldheer der Kerk. Maar ver
zadigd is hij nog in genen deele: verder trekt
hijer is geen kwaad waarvoor hij terugschrikt
geen leven dat hij eerbiedigt. Heerschers, van
wier nobel karakter hij niet het flauwste be
grip heeft, verdrijft of vermoordt hij. Paleizen
voorzien van de kostbaarste kunstwerken .en
zeldzame boekerijen worden door hem ver
woest of geplunderd. Verder, nóg verder: Ko
ning van Centraal Italië wil hij met behulp
van zijn vader worden; en heel in stilte
droomt hij van de tiara.
np och .kwam het het volk voor, of de
JL elementen zich -wreken wilden en de voor
spellingen van een Savonarola bewaarheid
werden. Om het Vaticaan loeiden de stormen
met een heftigheid, dat het paleis op zijn
grondvesten schudde en muren instortten;
angstwekkend voer de bliksem door het lucht
ruim en trof bij herhaling torens. Kon het
kwaad ook ongestraft blijven? Men kan zich
inuenken hoezeer de plotselinge ziekte van
vader en zoon na een banket ten paleize van
den kardinaal Adriano tot de volksverbeel
ding sprak. Dat „zoetsmakende, witte poe
der", dat in de hand van Caesare zelfs ge
leerden in de eenzame studeercel had weten
te bereiken, was zonder twijfel de oorzaak van
deze doodelijke ongesteldheid.. Men vertelde
dat de. vergiftigde wijn bestemd was geweest
voor den gastheer Adriano, maar door een
noodlottige vergissing de bokalen vulde van
Paus Alexander en zijn bastaardzoon Caesare.
Alexander overleed. Al herstelde Caesare,
die beweerd had op alle eventualiteiten voor
bereid te zijn behalve op een ernstige ziekte,
heel langzaam, met zijn geweldsheerschappij
was het gedaan. Zijn tegenstanders benutten
deze uitgelezen kans om zijn macht grondig te
breken. Nadat hij in het kasteel van S. Angelo
belegerd was, moest het hem wel duidelijk
zijn, dat hij zich zoo spoedig mogelijk uit de
voeten diende te maken. Langs omwegen be
reikte hij Napels, waar de Spaansehe vice-
Koning hem met de grootste voorkomendheid
ontving, echter alleen om hem onmiddellijk
daarna gevangen te nemen. Wel wist hij na
zijn overbrenging naar Spanje naar Frankrijk
te ontvluchten, maar Ceasare's jaren waren
geteld.
Deze heerscher-zonder-moraal, deze sata
nische geweldenaar, aan wiens scepter bloed
en tranen kleefden als schier aan geen ander
in dit tijdvak, heeft, heeft mirabïle dictu
tot model gediend vanden idealen vorst.
In zijn geschrift II PrincipeDe Vorst) schets
te Macchiavelli het beeld van een tyran,
wiens ongebonden heerschappij de doeltref
fendste regeeringsvorm zou waarborgen en.
Caesare Borgia diende hem daarbij tot voor
beeld.
In 1507 viel hij in een veldslag waaraan hij
in dienst van den Koning van Navarre deel
nam. De aarde telde tenminste één satan-in-
menschengedaante (minder.
C. J. E. DINAUX.
Wanneer men per auto op het eiland Cura-
gao rondrijdt, zijn er twee planten, die onze
aandacht trekken: de cactussen en de divi-
divi-boomen. Zij geven het geheele landschap
een bijzonder voorkomen.
De heerschende N.O.-passaat op Curacao heeft
naast den weldadiger invloed op den mensch,
de dividivi-boomen dusdanig onderhanden ge
nomen, dat deze alle met hun platte kruinen
één richting uitwijzen. Hoogstwaarschijnlijk
is deze boom op Curacao inheerasch, al zijn er
ook die meenen. dat hij is ingevoerd en ten
slotte verwilderd. De peulen, welke hij voort
brengt, kenmerken zich mits in rijpen toe
stand door een hoog looistofgehalte. De
vruchtzetting is over het algemeen gering bij
die exemplaren, die den bekenden ..windvorm"
hebben aangenomen. De geheele kroon be
vindt zich dan aan de westzijde van den stam.
als een dikke, platte pannekoek, in hoofdzaak
bestaande uit takken, waaronder een betrek
kelijk groot aantal doode, die evenwel niet af
vallen, omdat ze in het binnenste van de kroon
beschermd zijn. Van een feitelijke cultuur der
Haarlem Amsterdam Hilversum Bussum
(Adv. Ingez. Medj
De Dividivi,
een merkwaardige boom.
dividivi is geen sprake. Er bestaat uitsluitend
een zorg voor de natuurlijke jonge opslagen
en in het uitstrooien van zaden in de geoogste
maïsvelden. De eenige kosten, welke worden
gemaakt, bestaan in het maken van een om
heining en van tijd tot tijd in een bescher
ming van doorntakken van elk afzonderlijk
plantje. Komt er na het uitplanten voldoende
regen, dan is het gewoonte af en toe het on
kruid. zooals gras en klimplanten, te verwijde
ren. In een goed-geslaagden aanplant, moet
men na verloop van twee jaren snoeien, ten
einde te vorming van een opgaanden stam te
bevorderen. Zooveel mogelijk moet worden
voorkomen, dat de kroon lager komt dan circa
2 Meter boven den grond, anders is het onmo
gelijk de geiten te weren. Herhaaldelijk wordt
de cultuur waardeloos door droogte, terwijl de
opbrengst aan peulen minder wordt, naar
mate do droogte langer duurt. Te zware regens
doen de jonge plantjes verdrinken, terwijl de
Februari-regens schadelijk zijn, omdat zij de
bloemen vernielen, waardoor geen vruchtzet
ting kan plaats hebben. Indien het in Decem
ber en Januari vochtig weer is, worden de peu
len dikwijls zwart.
De dividivi-aanplant heeft zijn voornaamste
vijanden in den mensch en tal van dieren. De
mensch kapt dikwijls goed-dragende boomen
om er houtskool van te branden, in geval van
geldnood, of beschadigt de boomen bij het
plukken der peulen. Onder de dieren, die den
aanplant niet met rust laten, behooren: para
solmieren, hagedissen, rupsen, wandluizen,
schildluizen, parkieten en geiten.
In het laatst van den regentijd ontwikkelt
zich herhaaldelijk een dikke laag gele draden
op de nog zeer jonge boompjes, waardoor
vruchtafzetting uitblijft, terwijl dan in den
drogen tijd die draden ais een dichte bruine
massa op de-kroon liggen, terwijl deze ontwik
keling zich het volgende jaar herhaalt. Daar
naast zijn er verschillende slingerplanten, die
de boomen overdekken, die daardoor in leven
de omheiningen groeien. De meest gevreesde
ziekte is evenwel „de ziekte", die vele jaren ge
leden in het Oostelijk gedeelte van Curasao is
begonnen en zich daarna over het eiland heeft
verspreid. De oorzaak dezer ziekte is onbekend.
Zij veroorzaakt een plotseling afvallen van
alle bladeren. Wel is de boom na enkele weken
weer voorzien van nieuwe bladeren, doch het
loof heeft dan een geelachtige kleur en valt
spoedig weer af.
Tweemaal per jaar worden de peulen ge
oogst, in Januari en in Juni-Juli. Wanneer het
een regenjaar is kan men gewoonlijk over de
Januari-oogst tevreden zijn; bij te veel regen
zijn de peulen zwart en hebben geen handels
waarde meer. Wanneer in Februari de bloe
men door slagregens zijn vernield, mislukt de
Juni-oogst.
Primitieve oogst.
Het oogsten gaat nog uiterst primitief. Vrou
wen en kinderen trekken er op uit met stok
ken en zakken om de peulen van de boomen
te slaan, deze in de 20 kilo's-zakken te verga
ren en bij den eigenaar in te leveren. Onrijpe
peulen, vuil en steentjes worden verwijderd;
waarna de goede peulen eenige dagen in de
zon worden gedroogd. In gevallen dat de oogst
slechts gering is, worden herhaaldelijk onrijpe
peulen geplukt, die dan eenige dagen in den
grond gestopt worden, een donkere kleur aan
nemen, eenigszins op rijpe peulen gaan gelij
ken, doch nagenoeg geen looistof bezitten.
Een nauwkeurig overzicht van onbrengst-
cijfers is niet bekc-nd. Een enkele goed-dra
gende boom kan in één jaar soms 40 a 50 K.G.
peulen geven. Daarbij komt nog, dat er feite
lijk ook geen volwassen, goed onderhouden
aanplantingen bestaan.
De belangrijkste markten voor deze peulen
zijn Amsterdam. Hamburg en Havre. Als looi
stof is de dividivi zoowel in Europa als in
Amerika gezocht. In vroegere jaren werd ook
op Curasao leer gelooid met dividivi; o.a. gei
tenhuiden. Dit bedrijf wordt evenwel tegen
woordig niet meer uitgeoefend, De invoer van
goedkoop schoenwerk hoeft daaraan een einde
gemaakt welk schoenwerk in hoofdzaak uit
Japan en uit Tsjecho Slowakije wordt ge
ïmporteerd.
De halfrijpe peulen worden wel fijn ge
stampt, tot een soort papje verwerkt, dat ge
bruikt wordt om open wonden bij vee te dek
ken. Ook het hout van den dividivi-boom heeft
een zekere waarde. Het is hard, zwaar, donker
bruin van kleur, het wordt aan de lucht grijs,
doch komt slechts in kleine afmetingen voor.
Behalve dat het zeer gezocht is voor het bran
den van houtskool, wordt het gebruikt voor
palen in heiningen, voor verankering van wind
molens enz. De uitvoer van dividivi-peulen is
zeer wisselvallig. In de periode 1903—1912 be
droeg deze export van Curacao tusschen 340-
en 1028 maal duizend K.G. per jaar. Laatstge
noemde hoeveelheid kwam trouwens maar
éénmaal voor, in doorsnee was d° hoevee1 heid
tusschen 550- en 650 maa: duizend K.G. Ook
de eilanden Aruba en Bonaire zijn 'eroran-
ciers van dit product, waarbij laatstgenoemd
eiland meer levert dan het eerstgenoemde en
zelfs meer dan Curacao.
Beschouwt men nu de uitvoer cijfers van
Curacao over de jaren 1934 en 1935 'dan blijkt,
dat deze export resp. 146- en 375 maal duizend
K.G. bedroeg, een waarde vertegenwoordigend
van 5850 en 15.733 gulden. Van deze hoeveel
heden werd speciaal naar Nederland uitge
voerd: 193 en 194 maa! duizend K.G. met een
waarde van 4130 en 7958 gulden Uit een ver
gelijking der uitvoercijfers blijkt de afnemen
de beteekenis van dezen uitvoerhandel.
MOLLERUS.
y elden, nimmer misschien in de ge'
schiedenis der menschheid, was de ver'
hevenheid zóó nauw verbonden met de
liederlijkheid als in dat wonderbaar
lijke tijdvak dat men Renaissance pleegt te
noemen. Rafaël schilderde zijn Sixtijnsche
Madonna; Leonardo da Vinei tooverde den
bijna legendarischen Mona Lisa-glimlach
om de lippen.van dat wonder van zachtmoe
digheid: de Gioconda; Poliziano dichtte zijn
onvergetelijke Stanze per la Giostra; de Hu
manisten wekten klassieke schoonheid en
wijsheid tot nieuw leven; Bramante ontwierp
de Pieterskerk in Romewat al onsterfe
lijke namen en werken! Deze Renaissance-
geest in Italië deed het leven, na dien zwaren
tred der middeleeuwen, lichter en lichter
gaan; men was zich ervan bewust geworden
te leven, met een blijmoedigheid en een durf,
die verried hoezeer deze Renaissancemen-
schen zichzelf en 's werelds schoonheid had
den ontdekt. Verre tochten ondernam men,
met lichaam en geest, als zeevaarder en vor-
scher, ter' verovering van nieuwe werelden.
Wijder en wijder werd de levenshorizon, die
per de schoonheidsbeleving.
Maar wie het oog richt op het maatschap
pelijk leven dier tijden, dat zich afspeelt bin
nen de enge grenzen der tallooze Italiaan
sche staatjes, ziet ineens dit klare beeld ver
troebelen. Knechten veroveren met geld, list
en geweld een koningstroon, een kardinaals
hoed, ja zelfs het hoogwaardig purper der
pausen. In een dol carneval van lichtzinnig
heid vereenigen zich koningen, hertogen en
kerkvorsten, bastaards en concubinen rond
dien. afgrond van amoraliteit die de prijs
schijnt van al dat weelderig ontbloeien van
schoonheid en wijsheid. Alles scheen letter
lijk te koop: eer en trouw, macht en waardig
heid. De vorstenmoord werd als geregeld
handwerk niet alleen beoefend, maar zelfs
aangemoedigd onder verwijzing naar Brix-
tus en Cassius. Ezzelino da Romano, de lei
der der Ghibellijnen, was den machtswellus
telingen voorgegaan in de verovering van een
troon met de weerzinwekkendste middelen,
waarvan de massamoord nog een der zacht
aardigste mag heeten. Wie zal zeggen hoe vol
daan hij geweest zou zijn, indien hij nog eens
op deze aarde had kunnen zien; want hij had
school gemaakt, deze Ezzelino! Savonarola,
de vurige Dominikaner monnik, mocht met
ascetische bleekheid en gloeiende oogen deze
ontaarding geeselen in de felste boetpredika
ties, hij kon de saamgedromde menigte in de
ooren brullen: Ziet, ziet de hemelen zijn
reeds gekleurd. De Zon is als geronnen bloed.
Vlucht! 'Er komt een regen van vuur en zwa
vel, een hagel van gloeiende steen-en en rots
blokken! de dans der liederlijkheid ging
ongestoord verder: Savonarolastierf op den
brandstapel
In het Vaticaan bevinden zich een zaal en
een toren, die door den naam dien zij dragen
de Sala Borgia, de Torre Borgia altijd
zullen blijven herinneren aan een geslacht,
dat zijn weerga niet vindt aan zedeloosheid,
en het toppunt van moord- en heerschzucht
bereikte in Rodriguez Borgia en zijn zoon
Caesare.
Alles schenen de goden Caesare te hebben
meegegeven in dit ondermaansche: een knap
uiterlijk, een gespierd en gezond lichaam, een
uitstekend verstand, gevoel voor schilder- en
beeldhouwkunst en houwkunst, alleen één
kostelijk goed niet: een geweten.
Bevreemdend was het niet, dat de geboden
van godsdienst en moraal door hem als onge
schreven werden beschouwd: was hij niet de
zoon van den even wellustigen als hebzuch-
tigen Spanjaard Rodriguez Borgia, den late-
ren Paus Alexander VI, van wien verteld
wordt dat; toen'de pauselijke tiara eenmaal
zijn hoofd tooide, vier muilezels beladen met
goud den prijs van zijn verkiezing naar het
paleis van den Kardinaal Ascanio Sforza
droegen? Caesare's onwettige moeder was
Vanozza de' Cattaneï, wier huis altijd zou blij
ven openstaan voor het kindertal, waaraan
zij als Alexander's minnares het leven
schonk.
Caesare Borgia.
inkeer was gekomen; zijn plannen tot hervor
ming. van het pauselijk hof waren drastisch
genoeg. Maar deze Spanjaard, wiens gansche
omgevong uit lan-dgenooten bestond, was er
de man niet naar om de hooge pauselijke
waardigheid te redden; het volbrengen van
deze zegenrijke taak zou eerst Julius II be
schoren zijn.
Niet minder Spaansch was Caesare's levens
staat: zijn barbaarsc.he huurlingentroep be
stond uit volbloed Spanjaarden; Spaansch
was zelfs zijn beul Don Micheletto. Spaansch
ook de giftmengster Cremonese.
T ang droeg Caesare den kardinaalshoed
niet. Met een bijzondere opdracht van
zijn pauselijken vader vertrok hij naar Frank
rijk, om Lodewijk XII de scheidingsbul te
overhandigen, die hem in de gelegenheid zou
stellen om de weduwe van Karei VIII te
huwen.
In Parijs verwierf Caesare, in ruil waar
schijnlijk voor den begeerden scheidingsbrief,
den hertogelijken titel van Valencia, die hem
alleen al 160.000 ducaten opleverde, naar be
weerd wordt. Zeker, deze waardigheid was
begeerlijk, maar toch nog nietig, vergeleken
bij Caesare's machtsdroom: Koning van Na
pels te zijn. Een broer had hij daarvoor al van
het leven beroofd; wie hem in den weg stond
kon dus weten, wat hem boven het hoofd hing.
Plet lot scheen hem genadig: aan het Fraix-
sche hof ontmoette hij de dochter van den
Koning van. Napels, Carlotta. Misschien was
de begeerde troon langs vreedzamen weg te
verovex-en: een huwelijk met Carlotta bracht
het Napolitaansche koninkrijk althans binnen
de grenzen van het mogelijke. Vader en doch
ter, beiden nobele zielen, weigerden echter
met zulk een beslistheid om op dit huwelijks-
vooi-stel in te gaan, dat Caesare naar een an
dere bruid moest uitzien, die hij vond in de
dochter van den Koning van Navarre. Caesare
kon. hoewel niet voldaan voorloopig tevreden
zijn: want dank zij dit huwelijk was hij nu
geparenteerd aan het Fransche koningshuis
en Lodewijk was toeschietelijk genoeg met
toezeggingen; zelfs beloofde hij aan Caesare
militaire hulp bij de verovering van de Ro
magna.
In 1499 trok Lodewijk de Twaalfde aan het
hoofd van zijn troepen Milaan binnen. Nu
men den Franschen Koning dringend gewaar
schuwd had tegen den sluwen Caesare, kon
deze xxiet beter doen dan Lodewijk met
'ransch gevolg en getooid met de Fransche
vlag tegemoet ijlen. Niets moet hij onbeproefd
hebben gelaten om zijn Franschen beschermer
weer voor hem in te nemen: beloften, tranen,
verontschuldigingen, verdachtmaking van
andei-en. vleierij. En de Koning, week van
gemoed, daarenboven niet al te helder van
hoofd, liet zich inpalmen.
schreei 1500; met grootsch vertoon werd
dit Jubileumfeest gevierd; zoo reden in den
carnevalsstoet elf pompeuse praalwagens van
Caesare Borgia mede, voorstellende den triomf
van Julius Caesar. Veel fantasie hebben we
niet noodig om ons te kunnen indenken, dat
Caesare bij het initiatief hiertoe niet het
minst het oog op zichzelf gericht had. Caesare
Borgia triumfator, imperatorOch, fei
telijk heerschthij al. Paolo Gapello, Vene-
tiaansch gezant, schrijft; „Eiken nacht vindt
men in Rome vier -of vijf vermoorden, bis
schoppen, prelaten en anderen, zoodat Rome
ervoor siddex't om dooi" den Hertog (Caesare)
om het leven gebracht te worden. Ook in den
naasten familiekring was niemand veilig; den
derden echtgenoot van zijn zuster Lucretia
smoorde hij in zijn bed. Iedereen wist het.
maar niemand uitte een woord van afkeuring,
laat staan van walging; in tegendeel, be
vreesd "Voor de onontkoombare wraak werd
achter! Sam had wel eens verhaaltjes gelezen
van menschen, die in oude kleedingstukken
waardevolle dingen verborgen. Dat kon hier wel
eens het geval zijn. Wie weet!
Zijn zoekende handen graaiden in de zak
ken, Niets. Dan betastte Sam voorzichtig de
voering.... ha, er kraakte iets. Papier! Mis
schien geld? Een beetje zenuwachtig tornde
Sam de voering los, toen haalden zijn vingers
een oud, vergeeld stuk papier te voorschijn.
Sam zette z'n bril op en begon het aandach
tig te lezen, z'n rechterwijsvinger jxaast z'n
neus. Er kwam een glimlachje om Sam's mond.
Alia, dus daar zat 'm de kneep? Een soort on
officieel testament, dat meneer Meyer in deze
jas verborgen had. Een eigenaardig testament
overigens, de man, die het schreef moet wel
een zonderling geweest zijn. Maar die waren
er zooveel. Hoeveel menschen had je tegen
woordig niet, die hun geld op de onmogelijk
ste plaatsen vei-borgen? En hier lag dus eeri
ijzeren kistje met meer dan dertigduizend
gulden aan waarde verborgen in het huis aan
de K..straat, nummer 312. Al jaren en jaren
lag dat daar. Een paar planken van den vloer
moest men wegbreken, en dan kon men er bij.
Als men tenminste precies de plaats wist, en
dat stond in het vergeelde document aange
geven.
Sam peinsde. Hier waren zaken te doen!
Ijlings greep hij z'n hoed en jas, schreeuwde
aan de trap naar z'n vrouw dat hij weg moest
en ze op den winkel had te letten en ver
dween.
Een uur lang praatte hij met meneer Gra-
vesloot. Dringend en overtuigend. Totdat me
neer Gravesloot bezweek en toegaf. Sam
zuchtte van verlichting.
„U moet het huis koopen", zei hij nog eens
ten overvloede. „Ik kan dat niet doen, dan
ruikt Meyer lont, en dan krijgen we herrie.
Maar gaat u er nu dadelijk op af".
Dat beloofde meneer Gravesloot. Sam won
handig informaties in en kwam er achter wie
de eigenaar was. Meneer Gravesloot zocht
hem op. Na eenige inleidingen vertelde hij
dat hij het huis in de K..straat no. 312 wil
de koopen.
Meneer Proost, de eigenaar van het huis,
glimlachte. „Eigenlijk is het huis niet te koop"
zei hij, „tenminste. niet officieel. Maar u
is nu al de tweede, die het huis wil koopen
en ik begin er wel ooren naar te krijgen. Al
leen.... de bewoners zijn nogal lastig, als u
er dus zelf zoudt willen gaan wonen vrees ik,
dat u in moeilijkheden met hen komt".
„Zoo?" Meneer Gravesloot schonk niet veel
aandacht aan het tweede gedeelte van me
neer Proost's betoog. Eén ding had hij heel
goed gehoord, en dat ging hem door het hoofd,
nen
Er was nóg een liefhebber voor het huis. „Dus
ik ben de tweede, zegt u? Wil nog een ander
het huis koopen?"
„Ja", bevestigde de eigeixaar, „een zekere
meneer Meyer loopt de deur bij me plat. Vijf
tienduizend gulden heeft hij me al geboden,
maar ik wil er minstens twintigduizend van
maken".
„Meneer Mever....?" Aha! Natuurlijk, me-
neer Meyer wilde het huis hebben. Dat had
den ze ook wel kxmnen denken. En vijftiendui
zend had hij geboden voor een huis, dat hoog
stens twaalfduizend waard was. En Proost,
die uitzuiger, voelde natuurlijk, dat er wat
aan het handje was, en profiteerde van de
gelegenheid. Twintigduizend was een heele
som. Eens probeeren, of het niet voor minder
ging.
„Ik ben bereid u zestienduizeixd te betalen,
meneer Proost".
Energiek schudde meneer Proost het hoofd.
„Twintigduizend, en geen cent minder. En u
zult vlug moeten besluiten, want ik heb zoo'n
idee dat meneer Meyer
„Goed", viel Gi'avesloot hem in de rede. „Ik
geef u twintigduizend, wanneer u nu direct
toezegt, dat u mij het huis geeft. En dan zoo
vlug mogelijk de overeenkomst in orde maakt".
Meneer Proost aarzelde. ,.'t Is eigenlijk niet
fair tegenover meneer Meyer. Die was eerst.
Maar ja, hij heeft tijd gehad oixi toe te hap
pen, en het niet gedaanTop, meneer
Gravesloot, de koop is gesloten".
En zij schudden elkaar de haxxd.
Het huis was het eigendom van meneer
Gravesloot. De bewoners waren er na veel
moeilijkheden eixxdelijk afgezet, en geeix uur
daarna stonden meneer Gravesloot en Saixx
in de kamer, die in het document was aange
geven. Sam had beitels en breekwerktuigen bij
zich.
„Deze planken moesten het zijn", peinsde
Sam, de rechterwijsvinger naast zijn neus,
„deze planken. Ik zal maar meteen gaan bre
ken niet?"
„Best!" bromde Gravesloot zenuwachtig, „ik
brand van nieuwsgierigheid".
Sam wex'kte in het zweet zijxxs aanschijns.
Een plank was al opgelicht, een tweede volg
de. Zijxx laxige arm gleed in het doxxkere, ga
pende gat. Op zijn gezicht was een tx-ek van
spanning.
„Voel je iets?" vroeg Gravesloot bleek van
de zenuwen. „Voel je het kistje Sam?"
Sam bukte nog verder. Toen kwam er een
grijns om zijn mond. „Ik heb het!" zei hij.
„Een ijzeren kistje".
Met moeite bracht hij het te voorschijn.
Het was een ijzeren geldkistje, roestig en sme-
rig. Sam probeerde een paar sleutels, maar
het ding ging niet open. Toen zette hij reso-
lxiut een beitel tusschen het deksel en het
kistj zelf, een ruk, exx het sprong opexx.
Begeerig blikten zij er in. Het was gevuld
met effecten. Gravesloot keek Saixx met glin-
stereixde oogexx aaix. Ze wrevexr zich de han
den. Gravesloot haalde de effecten te voor
schijn. Dan keek hij een beetje ongerust naar
Sanx.
„Sam" zei hij, „Sanx, dit zijxx oxide Rxxssische
papiex"enexx die zijix niets waard".
Sam uitte een verwensching. Hij keek nij
dig xxaar het kistje, zag xxog een stukje pa
pier liggen en haalde dat te voorschijn. Sa
men bogen zij zich er over. Het was een af
treksommetje.
„Twintigduizend min twaalfduizend is acht
duizend", stoixd er. Meer niet. Gravesloot exx
Sam vloekten gelijktijdig.
„Twintigduizend min twaalfduizend is acht
duizend", hadden meneer Proost eix meneer
Meyer tegen elkaar gezegd, „dat is dus voor
ieder vierduizend schcon winst".
En meneer Proost klopte meneer Meyer op
den schoxider.
„Een handig ideetje van je. Meyer", prees
hij.
(Nadruk verboden. Auteursrecht
voorbehouden).