HET HOOGSTE RECHT
Pelléas (F. Vroons) en Mélisande (mej. Greet Koeman) tijdens de repetitie
van de gelijknamige opera door de Operaklasse van het Amsterdamsch
Conservatorium onder leiding van Pierre Monteux
De nieuwe brug over de Kostverlorenkade tusschen Kinkerstraat en Postjesweg te Amster
dam is Vrijdag onder groote belangstelling der buurtbewoners door de wethouders De
Miranda en Rustige officieel voor het verkeer opengesteld
De kwestie der Spaansche onderzeeërs C 2 en C 4-
Troncoso, een der hoofdfiguren uit deze geruchtmakende
zaak, wordt van Bordeaux naar Brest overgebracht voor
het onderzoek ter plaatse
FEUILLETON
Naar het Amerikaansch
MILDRED DANNING.
(Nadruk verboden.)
27)
Hij was van plan de bankbiljetten in de en
veloppe te doen en ze met een venijnigen
brief aan zijn schuldeischers te zenden. Als
de valsche spelers, die hem dien avond be
drogen en beroofd hadden, ooit zijn briefje
gelezen zouden hebben, zouden ze in een hoo-
nend gelach zijn uitgebarsten. Maar ze zou
den het nooit ontvangen. Want toen Bob aan
zijn tafel zat, met 't geld voor zich, bijtend op
zijn vulpen, overviel hem plotseling de ge
dachte: „Als 't geld eens vermist werd aan de
bank, wie zou dan de schuld er van krijgen?"
En hoe hij ook wikte en woog, er was maar
één antwoord mogelijk. Hij zou geen kans
loopen, geen mysterieuse vreemde zou de
schuld krijgen, maar Jack!
Toen de beteekenis tot zijn hersens door
drong, sprong Bob op en begon heen en weer
te loopen. Daarna liet hij zich weer in zijn
stoel vallen, stopte de handen in zijn zakken,
ging met zijn beenen recht voor zich uit zit
ten en begon, misschien voor het eerst in zijn
leven ernstig en diep na te denken. Als 't ge
merkt werd, zou Jack de schuld krijgen, zijn
baan verliezen en misschien nog gearresteerd
worden, op den koop toe.
Bob kreunde. Verdraaid, wat had hij ge
daan? Hij was nog veel gemeener dan die
kerels, die hem den vorigen avond te pak
ken hadden gehad. Hoe had hij het ooit
kunnen doen? Wat moest hij in vredesnaam
nu beginnen? Allereerst het geld teruggeven!
Waarom had hij dit alles vooruit niet over
zien, maar dan, wat dan? Als zijn schuld
eischers geen geld kregen, zouden ze naar
zijn vader gaan met Bob's schuldbe
kentenis. En dan had je de poppen aan het
dansen! Ze zouden 's avonds de stad verla
ten, hadden ze gezegd en hadden hardnekkig
geweigerd te wachten, tot hij zijn toelage
krijgen zou. Een cheque uitschrijven voor
zoo'n groot bedrag zou zijn vader minstens
even erg vinden.
Maar er was een soort universeel middel te
gen dit soort moeilijkheden.
Als men narigheid wilde vermijden, dan was
het verreweg het makkelijkst, te zorgen, dat
men er niet was, als de moeilijkheden zich
openbaarden.
Bob stond op en liep de kamer door om een
geschikte doos te zoeken. Hij diepte een oud
sigarenkistje op en wat gekreukeld pakpa
pier, zoodat het een onooglijk pakje werd. Bob
haastte zoch. hij kon geen touw vinden. Dat
hinderde niet, een oude banjosnaar kon wel
dienst doen. Er moest er een in zijn schrijf
tafel slingeren. Toen hij de snaar gevonden
had, bond hij die onhandig om het pakje, dat
nu voor verzending gereed was,
Buiten in meneer Evans tuin, was een neger
bezig de bladeren van 't gras te harken. Bob
riep hem van uit het raam en de man liet on
middellijk zijn hark vallen en liep onge
woon vlug voor zijn doen, het huis in. Even
later klopte hij aan en kwam Bob's kamer
binnen.
„Hier, Nicodemus. Je moet dit pakje aan
den kassier van de Evansvillebank afgeven. Je
weet den weg, nietwaar?"
„Ja, meneer. Waar uw vader dollarbiljetten
maakt, is 't niet? O, ja. meneer, ik weet den
weg."
„Denk je, dat je voor morgenochtend heen
en terug kunt zijn?"
„Ja, j£. lachte Nicodemus. „Maar dat is
natuurlijk jpcu grap, meneer Robert. Ik zal
er dadelijk heen gaan, en gauw terugkomen
meneer."
„Denk je, dat je den kassier vinden kunt?"
„Ik meneer? Zeker meneer. Ik ben er al
eens geweest. De kassier is de man, die in een
kooitje opgesloten zit, om op het geld te pas
sen."
Bob lachte. „Ja, zoo is het. Geef hem het
pakje, maar wacht even." Hij greep zijn
vulpen en schreef. „Jackson Morgan," op het
pakje, om zeker te zijn, dat niemand anders
het zou openmaken.
Toen gaf hij het aan den neger, waarna hij
hem wegstuurde met de woorden: ..Vlug loo
pen hoor! De bank sluit over een half uur,
dus niet bij je vriendien blijven rondhangen
verlichting. Wat ook gebeurde, Jackson zou er
tenminste geen moeilijkheden mee krijgen
en Bob koesterde de hoop, dat als hij maar
een poos van huis wegging, zijn vader hem
zóó zou missen, dat alles vergeven en vergeten
zou zijn als hij terug kwam.
Na een oogenblik van aarzeling trok hij
een groote suitcase van onder zijn bed, zette
die op een stoel, en begon naast zijn schrijf
tafel staande, er van alles in te gooien.
Een van zijn vrienden was een paar dagen
geleden gaan kampeeren. Bob had toen niet
willen meegaan, maar hij wist waar hij hem
vinden kon en dan zouden ze samen kunnen
visschen en zwemmen, ver van kranten, tele
grammen en telefoonberichten, tot hij het wijs
zou oordeelen weer naar huis terug te gaan.
Bob had nog vijftig dollar, hetgeen ruim
genoeg was voor de treinreis.
Toen zocht hij banjo, vischtuig, geweer en
patronen bij elkaar en een half uur later zat
hij veilig in den trein, met zijn bezittingen
om zich heen en werd snel van het tooneel
van mogelijke moeilijkheden weggevoerd.
Maar ongelukkigerwijze was Nicodemus
zich niet bewust van de belangrijke rol, die
hij dien avond te spelen had, want hij slen
terde in de richting van de bank, uitgaande
van het idee, dat hij nog tijd genoeg had,
wat ook het geval zou zijn geweest, als hij
regelrecht naar de bank gegaan was. Toen
sloeg hij een hoek om. kwam in een druk
gedeelte van de stad en liep tegen twee vrien
den aan, waarvan de eene een groote water
meloen droeg.
Ze botsten tegen elkaar aan, de meloen
gleed uit den arm, die hem vasthield, viel
met een plof op den grond, en de vrede van
den middag werd verstoord door kreten en
jammerklachten.' Maar dat duurde niet lang.
Binnen twee minuten zaten Nicodemus en
zijn kameraden op een stoep en deden hevig
hun best, om ieder stukje vaar de meloen tot
zijn recht te laten komen.
Toen het laatste eetbare overblijfsel van de
meloen verdwenen was, dacht Nicodemus weer
aan zijn opdracht. Hij nam zijn pakje op en
haastte zich naar de bank. Maar hij kwam te
Iaat, want de deuren waren gesloten en er
zat dus niets anders op dan het pakje weer
mee terug te nemen.
Toen hij thuis kwam en merkte, dat Bob er
niet was, legde hij het pakje ergens neer en
besloot, dat het vroeg genoeg was, als hij
het den volgenden morgen bracht.
Dus kwam Bob's pakje den dag daarop aan
de bank. Het werd aan het loket van den kas
sier afgegeven, die naar den naam keek en
het pakje op zij legde, want Jackson was niet
langer kassier.
Dien morgen was Jackson naar de bank ge
komen, meer vermoeid en terneergedrukt, dan
zeuwachtig voor ontdekking. Wat hij ge
daan had hem op alle manieren tegen ge
staan. Uren lang had hij wakker gelegen, zich
afvragend of hij goed gedaan had zijn eigen
gevoel van rechtschapenheid, terwille van
zijn vriend met voeten te treden. Hij bad
eigenlijk ook de bank bedrogen, hoewel de
bank geen geldelijk nadeel hebben zou. Maar
een feit bleef het of de valsche post ont
dekt werd of niet dat hij iets gedaan nan.
wat hem verder onwaardig maakte, zijn po
sitie te handhaven. Alles ging dien morgen
zijn gewonen gang. Cliënten kwamen gin
gen en Jackson deed alles min of meer maohi-1
naai. Hij had een vreemd gevoel. Wat hij
's avonds gedaan had, had hem alle plezier
van zijn werkontnomen. 't Was de eerste maal
dat Jackson's geweten knaagde.
Tegen den middag kwam de procuratiehou
der met vriendelijken groet in zijn afdee-
ling en vroeg hem om het kasboek. Er was een
post dien hij even moest nazien. Jackson wist
heel weinig van de organisatie van de bank af
en zóó was 't hem nooit opgevallen dat er iets
vreemds in was, dat de procuratiehouder
lederen dag inzage van zijn boeken vroeg.
Met een voorbijgaand gevoel van weeheid,
overhandigde hij het boek. 't Was niet waar
schijnlijk, dat de valsche post ontdekt zou
worden, dacht hij, omdat de laatste paar da
gen op het folio, dat hij wilde nazien, geen
posten ingeboekt waren. Twintig minuten la
ter viel de slag.
De procuratiehouder kwam naar Jackson
toe en zei hem, dat de directeur hem even
wilde spreken. Er was in zijn manier van doen
niets ongewoons en Jackson ging direct met
hem mee, maar toen hij meneer Evans kan
toor binnentrad en .bemerkte dat deze met een
ernstig gezicht over het boek gebogen zat, zonk
hem het hart in de schoenen en hij werd
doodsbleek. De directeur keek in hetzelfde
moment op, en toen oij Jackson's gezicht zag
leunde hij achterover in zijn stoel en zuchtte
diep.
„Je kon er geen weerstand aan bieden
hè?"
Jackson zweeg en nadat de bankdirecteur
hem even had aangekeken hief hij de hand op
en wenkte.
„Kun je dezm po*t verklaren?"
Jackson keek op de bladzijde, waar meneer
Evans den vauwhen post, die hij den avond
te -O* en kad Ingeboekt, aanwees en h;ei toen
'et fcoo-d -»p.
„Neen meneer", zei hij.
„Waar het geld? Heb Je 't bij je, of ls 't
th*V?"
,Geen van beiden, meneer."
(Wordt vervolgd.)