DE KANTONNALE VERKIEZINGEN
Rechter zonder genade
«Moeder en kind». De constructie van deze bejde Engeliche vliegbooten Is uitermate geschikt voor het maken van lange
tochten over zee, daar het kleine vliegtuig een deel van het traject door het grootera watervliegtuig op weg gebracht
kan worden
De kantonnale verkiezingen in Frankrijk. In een der zalen van het ministerie van Binnenlandscne zaKen te
Parijs wachten de journalisten op den definitieven uitslag
©p verschillende scholen in Leeuwar
den is men thans begonnen met het
geven van onderricht in hettelefoneeren.
Tijdens de eerste les voor de leer
lingen van de Huishoudschool
Mr. J. Kunst, conservator aan de Volkenkundige afdeeling van
het Koloniaal Instituut te Amsterdam, bij een grootendeels
door hem zelf verzamelde collectie instrumenten uit Nieuw
Guinea op de tentoonstelling van muziekinstrumenten uit den
Indischen Archipel, welke in het Koloniaal Instituut te Amsterdam
is ingericht
Het stoffelijk overschot van wijlen prof. dr.. W. van der Gaaf,
oud-hoogleeraar aan de gemeentelijke universiteit te Amster
dam, is Dinsdag op «Zorgvlied» ter aarde besteld
Kapitein ter zee A. C. van de Sande
Lacoste, commandant van Hr. Ms. kruiser
«De Ruyter», is benoemd tot comman
dant der Marin© in Ned. Indië en zal
©p 27 October a.s. het commando
overnemen
Bij de Ned. Scheepsbouw Mij. te Amsterdam is men thans bezig met den bouw van het nieuwe, voor
de Stoomvaart Mij. „Nederland" bestemde, passagiersschip, waarvan de kiel reeds bijna voltooid is
Meer dan 200 Amerikaansche oud-strijders, die een
bezoek brachten aan de slagvelden in Frankrijk en
België, arriveerden Dinsdag te Amsterdam. Het
gezelschap verlaat het Centraal Station
FEUILLETON
GEORG FROESCHEL,
Een opwindende avond lag achter hem. Een
omroepmaatschappij was een cyclus van voor
drachten begonnen, waarin mannen uit de
meest uiteenloopende branches van de open
bare diensten van hun werkzaamheden ver
telden en zooals het in het programma heet
te, het publiek een blik zouden gunnen achter
de coulissen van ide rijksdiensten. Dank zij het
feit, dat hij kennis had aan een tooneelspeler,
die al radio-organisator grooten roem verwor
ven had, was Questenberg gekozen om inte
ressante détails uit de praktijk van een rech
ter voor de microfoon te vertellen. Gedurende
een half uur had hij in een kleine, geïsoleerde
kamer gezeten en zeer duidelijk, elke komma
door een toonsverlaging accentueerend, 'zijn
manuscript voorgelezen. Gedurende de eerste
minuten had zijn vriend, de groote declama
tor, naast hem gestaan, maar daarna had hij
met een goedkeurende glimlach om de lippen,
op zijn teenen het kamertje veriaten en was
de rechter met zijn stem alleen gebleven.
In het begin had Questenberg slechts het
kloppen van zijn hart gevoeld en het scheen
hem toe, alsof de wanden van het vertrekje,
de woorden, die hij sprak, opslokten. Maar
langzamerhand verliet die beklemming hem,
hij hoorde, wat hij zei, en was zeer met zich
zelf ingenomen. Zijn stem klonk hem man
nelijk. energiek en helder toe. De zinnen, die
hij uitsprak en die hem, toen hij ze aan Ma
rianne voor de schrijfmachine gezeten gedic
teerd had, pedant en onpersoonlijk toegesche
nen hadden, hadden hier beteekenis en diepe
.gin gekregen en schenen hem toe als afkom
stig van een moedig karakter. Het was niets
origineels om te zeggen: „Ook de strijd tegen
de misdaad, dames en heeren, vereischt moed
en list. En moet met alle wapenen uitgevoch
ten worden, wil de staat niet ten gronde
gaan." Het besef echter, dat ontelbare luiste
raars deze zin door hun koptelefoons of luid
sprekers hoorden, dat gaf er een hoogere be
teekenis aan, dat voerde den .spreker op een
hoogeren top van het zelfbewustzijn, dat gaf
zijn stem een metalen klank. Hallo, Berlijn,
Stettin, Königswüsterhausen! Ik spreek, ik, de
rechter van instructie, Alfred Questenberg, ik
geef een definitie van de wet, ik vertel U wat
recht en onrecht is, ik wijs U op het zwaard,
dat de gerechtigheid in haar hand heeft.
Hoort U me ook goed? Let op! Ik spreek dui
delijk genoeg!
Toen de omroeper twee minuten voor de
tïjd-limiet zachtjes in de kamer kwam, was hij
verwonderd Questenberg te zien staan. Hoog-
opgerïcht met een kleur op zijn gelaat fixeerde
hij het blinkende steenen vierkant, dat de mi
crofoon bevatte en donderde zijn slotzinnen
den aether in. Zoo stond hij nog met een voor
uitgestoken borst en samengetrokken wenk
brauwen, toen naast hem de formule klonk:
„Drie minuten pauze voor ons avondconcert
begint."
Vlak daarop werd de rechter door een bode
gewaarschuwd, dat hij aan de telefoon ver
langd werd. Marianne belde hem bij de om-
roepcentrale op om hem te zeggen, dat hij
„goddelijk als een staatsman en toch ook als
een groot tooneelspeler gesproken had. Dat
streelde hem, ofschoon hij het niet erkennen
wilde en deed een zekere warmte in zijn hart
opwellen, wat weer aanleiding gaf tot een in
vitatie om samen te gaan dineeren. „Ik kom
direct," luidde het vroolijke antwoord „ik zal
een taxi nemen".
Toen Questenberg uit het gebouw kwam
soond Marianne reeds voor de poort. Zij nam
zijn arm, drukte dien stevig tegen zich aan en
herhaalde alles wat ze reeds aan de telefoon
gezegd had; haar wangen gloeiden nog van de
heerlijke opwinding, die zij gevoeld had, toen
Alfred's stem door den luidspreker geklonken.
had. Hij deed moeite om haar loftuitingen
rustig aan te hooren en veranderde bliksem
snel van een opgewonden beginneling in een
blaséster. Dat was echter maar schijn en het
soms kinderlijke gedrag van een man. In wer
kelijkheid voelde hij zich inniger dan ooit ver
bonden aan het meisje naast hem, en hoe
waardig hij ook naast haar voortstapte, gele
ken zij toch een echt verliefd paartje. Harte
lijk en innig verliep ook het uur in het restau
rant waarheen zij gegaan waren. Toen Ma
rianne onder de bescherming van een servet
haar hand op de zijne legde en toen hij haar
ovale gezichtje zoo vol gevoel en geluk tegen
over zich zag, was hij voor een seconde dicht
er aan toe om een beslissend woord te uiten.
Maar hij vond het toch maar voldoende om
haar glimlachend toe te drinken. Als men
vierendertig jaar is laat men zich door ge
moedsopwellingen niet meer meesleepen, men
is te ervaren te overlegd om zich te binden.
Later gingen zij 'dan arm in arm door de
stille straten van het Westen en zonder dat er
een afspraak gemaakt was, in de richting van
zijn woning. Dat Marianne zijn gesprek heele-
ïnaal volgde, toen hij nogmaals den gedachten-
gang van zijn voordracht aan haar uitlegde is
niet met zekerheid te zeggen. Voor haar was
het voldoende, dat hij van zijn beroep en de
problemen, die hem bezighielden, sprak en zij
was er trotsch op, dat hij zich langzamerhand,
zooals in een debat met een vriend of collega
opwond. Dat beteekende voor haar meer dan
een zoet minnespel. Ingelukkig liet zij al zijn
juridische vaktermen over zich heen stroo
men en dacht aan gansch andere, verre of
misschien toch dichtbije dingen. Plotseling
brak hij midden in een zin af, liet haar hand
los, zweeg en bleef een oogenblik staan, zoo
dat er een afstandje van twee of drie stappen
tusschen hen ontstond.
„Wat scheelt je, Alfred?"
„Nietsniets".
„Waarom ga je niet door met spreken? Je
zei juist „de rechter moet zelfs door den mis
dadiger geacht zijn" wat bedoel je daarmee?"
Zij vroeg het op een toon. waarin meer inte-
resse klonk dan zij werkelijk voor dit pro
bleem had, want ze wilde hem bewijzen, hoe
goed zij zijn woorden gevolgd had.
Doch dat scheen niet de juiste oplossing te
zijn; zijn gezicht werd 'hard en koppig. Boos
herhaalde hij: „De rechter moet geacht
zijnen stapte verder dicht langs den
huizenkant en liet de breedte van het trottoir
tusschen haar en hem.
Marianne had daarop niet moeten letten,
had naar hem toe moeten gaan en hem door
een glimlach moeten opheffen uit den gedach-
tenkring, waarin hij gestruikeld was; zij was
echter te jong te onzeker en te weinig zelfbe
wust daarvoor. In haar eigen zaken doortas
tend, in de kleine intriges van haar kantoor
leven niet zonder energie en zelfs slimheid,
was zij in Alfred's nabijheid bevangen en
steeds een weinig schuldbewust. Zij had zich
van het begin af veel moeite gegeven zich bij
hem aan te passen. Zijn titel en zijn zelf be-
heersching intimideerden haar en altijd had
zij respect voor hem. Tegen haar chef de bu
reau kon zij van zich afbijten, maar tegen de
onrechtvaardigheden, die Questenberg soms
onbewust tegenover haar beging, kon zij zich
niet verweren. Zij voelde zich dan schuldig en
durfde dan zelfs niet te schreien. Wanneer hij
in een slechte stemming was, schrikte zij en
ook dezen keer werd zij door zelfverwijt ge
kweld. Zoo liepen zij zwijgend door de donkere
straat totdat een autobus ratelend om den
hoek kwam rijden.
„Daar is je bus, Marianne!"
„Maar wij zouden toch
„Neen je moet maar naar huis. Ik moet nog
werken." Er was geen tijd voor lange uiteen
zettingen. De bus stopte piepend. Er bleef
slechts een seconde over voor een zacht; „Tot
weerziens, Alfred" en Marianne moest op de
treeplank stappen. Voor een oogenblikje was
nog haar gezicht te onderscheiden in de hoop
menschen op het achterbalcon. Toen reed de
wagen dreunend weg.
Met geen blik. met geen gedachte volgde de
rechter haar, ofschoon hij aan de halte was
blijven staan. Op het hoogtepunt van zijn
trotsch zelfbewustzijn, dat hem na zijn voor
dracht vervuld had, was_ hij plotseling door
een toevallig woord overvallen door een gevoel
van diepe vernedering. Terwijl hij meer voor
zichzelf dan voor het meisje naast hem de
groote woorden over de macht van zijn beroep
uitsprak, was er alsof een schijnwerper het
hoekige, met zomersproeten bedekt mannen-
gezicht, met een paar brutale eogen belichtte.
Hij kon het niet verjagen, niet met een hand
beweging weer terugschuiven in de duisternis.
Hij stond daar resoluut, onbewogen, vol van
haatvervulde verachting.
Wat hielp het om aan honderdduizenden te
vertellen, welk een geweldige macht de recht
spraak was al deze Karl Rittenwalt haar zoo
onbeschaamd kon hoonen; welke waarde lag
er in de bewondering van een kleine kantoor
juffrouw, zoolang deze kerel, 'die niet eens een
van de groote misdadigers, maar slechts 'n mi
serable inbreker was, met hem kon spotten!
Tevergeefs had Questenberg zijn gansche
kriminalistische kunst op dit eenvoudige ge
val, dat schijnbaar zoo klaar als een klontje
was, aangewend. Hij was geen stap verder ge
komen, geen nieuw bewijs had de manier van
Rittenwald om zich te verdedigen, vernietigd.
Zeker, het voorhanden materiaal was vol
doende om een veroordeeling te krijgen, de
aanwijzingen waren overtuigend en geen
rechter zou zich laten beetnemen door de
uitvluchtjes van den beklaagde. Maar bij
Questenberg kwam het er al lang niet meer
op aan om Rittenwald voor één of twee jaren
te doen opsluiten. Neen. dat was geen zoen
offer, zoolang de trots van dien kerel niet ge
broken was. Daarachter voelde Questenberg
niet de gewone verstoktheid van den misdadi
ger, maar de openlijke bespotting van staat
en wet en een onverholen verachting voor zijn
ambt en voor zijn eigen persoon. Deze bespot
ting moest verbrijzend, deze verachting in
deemoed veranderd worden. Al het andere
schuld, straf en zelfs de daad die Rittenwald
begaan had waren van geen belang.
(Wordt vervolgd.)