ali van Empelen In het laatste huis van de wereld. ONZE OVERALL'S HENSEN P I N 5 D A G 19 OCTOBER 1937 HA ARE EM'S DAGBEAD 7 Wij krijgen vele menschen op bezoek. Oude tijd wordt weer opgehaald. Sinjo en Nonni Tandjong. aarna beginnen de bezoekers te komen, van allerlei kleur en allerlei slag. Er zijn deftige Ara bieren met ellenlange namen en geweldige tulbanden op; Chineesche hande laren, een te wijd jasje slobberend om hun mager opiumlichaam: oude kampongvrouw tjes, die vroeger bij mijn schoonmoeder ge werkt hebben, door haar geholpen zijn met een moeilijke bevalling en in zware ziekten en daar nu nog van vertellen, terwijl ze zoete koffie slurpen en inlandsche koekjes eten, die ik met het oog op het groot aantal be zoekers in een flinke hoeveelheid heb laten bakken. De Mohammedaansche vrouwen dra gen gekleurde kabaja's en gebatikte sarongs. De Christenvrouwen hebben kabaja's, die hun tot de knie reiken en zulke lange mouwen hebben, dat een gedeelte als een manchet om wordt geslagen. Van de deftige menschen de vrouwen van mantris (opzichters) en goer- roes (onderwijzers) is de kabaja wit; van de gewone menschen licht gekleurd anet een klein tipje of bloemetje. Er zijn speciale mannen- en vrouwen patroontjes en patro nen voor Christenen en Mohammedanen. Lang voor Namlea de plaats van de be- stuursvestiging was, woonden mijn schoon ouders al op de tandjong. Daardoor werden zij de toevlucht voor de bevolking in alle moeilijke kwesties. Zij kwamen overal, waar een kind werd geboren, waar iemand stierf, op iedere bruiloft en iedere begrafenis. Er was nog geen dokter, maar ook geen mantri (verpleger). Bij hen kwamen ze met een ge slagene na afloop van geen bloedige vecht partij, met oude verwaarloosde wonden, met overvoede schreiende boby's maar ook met erfeniskwesties; met grondzaken, om geld te leenen en een dreigend kastekort te dekken en om het nooit terug te betalen. Bapa Kapitein Brieven uit de Molukken van BEB VUYK (vader Kapitein), en toean tandjong (mijnheer van de tandjong) noemden «zij hem en mijn man spreken ze aan met zijn oude kindernaam sinjo (jongeheer) en ook mij noemen ze nonni (jongejuffrouw)En nu nog na jaren is die naam gebleven. We zijn nog steeds de Sinjo en Nonni Tandjong en zullen het wel ons heele leven blijven. Tot Ambon toe zijn die namen door gedron gen. Werd mijn man niet bij een bezoek op het Bestuurskantoor te Ambon bij den as sistent-resident als Sinjo Tandjong aange kondigd door diens oppasser? Ook de hoofden komen op bezoek. De radja van Liali en die van Lisela en de Hinolung van Keboelain. De radja's zijn de officieele in landsche bestuursambtenaren, de Hinolung Is het eigenlijke adatshoofd. Toen de Com pagnie bezit nam van Boeroe, was Boeroe een soort kolonie van Ternate. De sultan van Ternate had er zeven stedehouders. Zeven Mohammedanen die van de heidensche be volking belasting inden en schatting hieven voor de sultan. Zooals altijd liet de Compagnie de zaak zooveel mogelijk als ze was en be schouwde deze zeven stedehouders als de hoofden der bevolking, hoewel ze eigenlijk vreemdelingen waren naar afkomst en ge loof. Zooals het toen was, is het gebleven, 300 jaren lang. Langs de Noordkust vermengden de Alfoeren zich met de van elders ge komen avonturiers, Binoekoes, Soelaneezen en werden Mohammedaan. Aan de Zuidkust, waar de Utrechtsche Zending werkt, gingen velen naar het Christendom over Maar in Centraal Boeroe in de bergen rond het Ranameer wonen de Hindoes, de heidenen en hoewel behoorend tot verschillende regent schappen, hebben de regenten daar in adats zaken niet den geringsten invloed. Trouwens in geen enkel opzicht kunnen de radja's zooals de regenten van Boeroe heeten. verge leken worden met de regenten van -Java. Niet wat invloed betreft, maar zeker ook niet wat beschaving en ontwikkeling aangaat. Hinolung van Keboelain komt eerst fmige weken later. Wel stuurt hij ons dadelijk nadat hij bericht van onze aan komst heeft ontvangen, een brief. Het is een stukje rottan, waarin achttien knoopen gelegd zijn. Nu is het de bedoeling, dat wij iedere dag een knoop uit de rottan zullen los ma ken en de dag. dat de rottan geheel losge knoopt is, kunnen wij hem verwachten. Over het algemeen hebben de Aifoeran weinig begrip van dag of tijd, maar Hindji verzekert ons, dat hij den beloofden dag zal komen. En zoo sturen we den achttienden dag de prauw naar den overkant van de baai om den grooten man af te halen, want de Alfoeren zijn een bergvolk en bezitten geen prauwen. Ik heb voor een groote pot met koffie ge zorgd en wadji, kleefrijst, gekookt met klap- permelk en roode suiker op een nat bord uitgestreken en daarna in punten gesneden. De prauw komt tegen den middag aan. De Hinolung zit achterin, een lange man met één oog, naakt op een vies broekje na. Uit de prauw loopt hij dadelijk op een drafje naar de goedang (loods) toe en daar achter de deur verkleedt hij zich snel in zijn statie gewaad, een gestreepte pyamabroek, waarvan de broeksband samengeknoopt, tot op zijn knieën valt, een wit jasje met witte knoopen en een oranje en rood gestreepten gordel, eenige malen om het lijf gewonden.' Daarna heeft de begroeting plaats. De Hinolung spreekt geen Maleisch. of geeft., misschien om een of anlere politieke reden, voor het niet te spreken en een van de andere Alfoeren is zijn tolk. Jaren geleden was mijn schoonvader in het Wai Apoe-gebied aaan de andere zijde van de baai gaan jagen en had op die jachttoehten kennis gemaakt met den voorganger van deze Hinolung. En in de lanae avonden na de jacht had de oude Alfoer hem veel verteld over zijn volk. over gebruiken en gewoonten en ook over de oude geschiedenis van vóór de de Compagnie. Later wist mijn schoonvader bij het bestuur te bewerken, dat de Hinolung van Keboelam werd aangesteld als Kapala Zoar. dorps- of liever gezevd stamhoofd, waar bij hij wel onder de radja van Kajili bleef, maar toch als oud adatshoofd een zekere of ficieele functie kreeg. Zijn heele leven is die oude Hinolung daar dankbaar voor gebleven en heowel reeds een oud man, sprak hij toch mijn schoonvader met Bapa (vader) aan en schonk hem de foed Fadid, een berg ach ter Keboelain. Een practischer zakenman zou uit deze verhouding onmiddellijk voordeel ge slagen hebben. Met de toestemming van het voornaamste stamhoofd is het niet moeilijk om een dammarconcessie te krijgen. De Al foeren zijn echte wilden, schuw als dieren, maar hij had hun volle vertrouwen en om dat hij beter vriend was dan handelaar, aanvaarde hij het geschenk, zonder de papie ren in orde te brengen. Later ging hij heen van Boeroe, een ziek en bijna beroofd man. maar aan den zoon, die uiterlijk en naar karakter het meest hem geleek, wor den de oude geschiedenissen opnieuw ver teld. En nu hebben we kennis gemaakt en zit ten in de voorgalerij. De Hinolung, mijn man en ik op stoelen; achter mijn man staat Hidji, achter de Hinolung de Alfoersche tolk. We vragen naar eikaars welstand en naar den welstand van familie en kinderen. We vragen naar het jachtsucces. We be danken voor het cadeau, een mandje met toetoepola, sagobroodjes niet in een steenen vorm, maar in groene vei-sche bamboes ge bakken, zoodat de sago een bijsmaak kreeg, een blik met katjang (olienoten) en in een bamboekrat twee levende biggen. in) e Hinolung prijst den ouden en klaagt over JLJ^ den nieuwen tijd. De dammar noch rottan uit zijn bosschen hebben waarde; atap en gaba gaba, een bijverdienste van de vrouwen, bren gen nauwelijks geld in en de laatste jaren hebben zij het gebruik van geld leeren ken nen. Vroeger leefden zij hun eigen leven, ze joegen de herten en varkens met hun lange speren, maakten lans-vallen langs het wildpad en kleedden zich in geklopte boombast. Maar toen de dammar hoog stond, zijn ze gewoon geraakt aan vele dingen, die ze vroe ger niet kenden, sarongs, broeken en hoofd doeken, emaille pannen en steenen borden. Vroeger waren een roode lendelap en wat zout het eenige. wat ze van de beschaving waar deerden. Nu zijn hun verlangens en behoef ten toegenomen, petroleum, zeep, suiker en koffie en de katoentjes van Japan. Daarom zijn ze begonnen om van het heuvelterrein achter hun kampong het kajoepoetihblad te stoken. Het is een soort werk, dat niet met hun aard strookt. Wanneer het kajoepoetih blad geplukt is en op een hoop gegooid om twee dagen te fermenteeren, moet dit blad dan toch op een bepaalden dag worden afge- stookt en de Alfoer is niet gewend iets op een bepaalden dag te doen. Hij jaagt op herten en zwijnen in de heuvels, hij klopt sago in het bosch langs de Wai Apoe, de groote rivier, hij wrikt hier en daar in het slordig schoon gemaakte veld met een ijzeren staaf den grond open en laat eenige maiskorrels in de opening glijden; hij ontbladert het sagoblad en droogt de nerf, terwijl de vrouwen van het blad atap naaien. Hij is een vrij mensch en werkt alleen als hij zin heeft. En nu gebeurt het nog al eens, dat het geplukte kajoepoetihblad rot in de bloeboer (bak) of dat hij snel en slordig het blad tot olie stookt, omdat de zon schijnt op de hellingen, aan de andere zijde, waar zijn broers op het groote mannetjeshert ja gen. En dan is er de Chinees. Die steeds aan dringt op betaling, hen opzoekt in de kam pong, hen achtervolgt tot op plaatsen, waar ze sagokloppen in het bosch. Toen ze voor het eerst gingen stoken, hebben ze zelf het primi tieve destilleertoestel gebouwd, de beide hou ten vaten (het stookvat met de gietijzeren bo dem en het kookvat). Ze hebben van rivier- steenen en klei de oven gebouwd waar het stookvat in past en waar het vuur in gestookt wordt. Maar voor het koellichaam, de koperen kapalaketel, bezaten ze geen geld en de Chi nees heeft hen die op voorschot geleverd voor f 40, 100 flesschen kajoepoetih-olie. En nu moeten de jonge mannen, die liever jagen of door het bosch zwerven, stoken om de 100 flesschen koejoepoetiholie te leveren. Er is veel blad achter Keboelain, eigenlijk zouden er nog meer ketels geplaatst kunnen worden. Tegen hoeveel zou de Sinjo Tandjong de kapalaketels kunnen leveren? We beraadslagen. Een kapalaketel kost f 20 bij den koperslager. We worden het eens. Voor 60 flesschen kajoejoetih-olie Ca 40 ct. per stuk) kan de Hinolung de kapalaketel krij gen, te betalen in maandelijksche termij nen van 5 flesschen. Hoeveel jonge mannen heeft de Hinolung in zijn kampong? 10 a 12. Dan kunnen die vele dagen jagen en hebben nog veel tijd om het blad te plukken en de ke tel te stoken. Iedere maand zullen de jongens de 5 flesschen olie op de tandjong brengen en wat ze meer stoken dan 5 flesschen zullen ze ook meebrengen en daar krijgen ze contant 40 cent voor. De tolk vertaalt het. De Hinolung stemt toe. maar een heele tijd daarna, als we aan ons vierde kopje koffie bezig zijn en de Hinolung zijn achtste stuk koek verorbert, zegt hij in eens: Hoeveel maanden heeft het jaar? Opnieuw wordt hem alles geduldig uitge legd. Iets schijnt hem te hinderen. Hij schuift heen en weer tegen de rottan stoelleuning, neemt een blad en pinangnoot uit zijn gordel en schudt uit een uitgeholde flesehvormige kalebas een weinig kalk erop. Hij is een lange man. maar goed gebouwd met breede schou ders. Zijn gezicht met de korte puntbaard heeft iets sluws en gelijkertijd iets heel kin derlijks. Zijn linkeroog is toegeslagen in een oud gevecht; met het rechter ziet hij pien ter en achterdochtig om zich heen. ]\/jr armot, mijn kleine hond, komt binnen en springt kwispelend over onze voeten. De Hinolung pakt hem op, krabbelt in de dikke vacht en geeft te kennen, dat hij dit hondje mee wil nemen. Mijn man weet hem na eenigen tijd te beduiden, dat deze kleine hond mijn speciale lieveling is, maar dat hij straks een keuze mag doen uit een van onze jachthonden. Slechts half tevreden zet de Alfoer het hondje weer neer. Even later valt zijn oog op een gebatikt muurkleed en weer spreekt hij den wensch uit dit te bezitten. Mijn man haast zich te zeggen, dat we dit onmogelijk kunnen afstaan, daar deze kain een poesaka (heilig erfstuk) is. Het wordt mij wel een beetje benauwd. Hoe zullen we telkens een ander excuus verzinnen om zijn wenschen te weigeren. Dit onderhoud woord voor woord door den tolk vertaald, duurt nu al uren. Ens-eh komt vragen of ik visch wel koopen bij de Binoe koes. Ik koop hun heele voorraad, want voor de Alfoeren, menschen uit de bergen, is visch een geweldige tractatie. De Hinolung roep een paar jongens, die de visch in ontvangst nemen en er mee verdwijnen naar het achtererf. Al te lang vertrouwt hij ze er toch ook niet mee na nog eenige treuzelige vragen staat hij op. Dien avond hebben we nog een formeelen opstand op het erf. De Binoeköereesche vis- schers weigeren met de Alfoeren in één huis te slapen en komen bij Hidji hun beklag indienen. Ze komen met veel uitweidingen, waar niet veel van te begrijpen is, maar in werkelijkheid zijn ze doodsbenauwd. De Al foeren moeten maar in de Kampong gaan slapen. Maar de Alfoeren zijn onze gasten en moeten op de Tandjong slapen. Tenslotte wor den we het met elkaar eens. De Binoekoes zullen in het eene huis slapen, de Alfoeren in net andere en Lagolo, een Binoekoe. wiens jon gere zuster met een Alfoer getrouwd is, zal bij de Alfoeren blijven. Die regeling blijft vier nachten van kracht. Dan vertrekken de Alfoeren en we geven de Hinolung geschenken mee voor zijn vrouw, suiker, zout en koffie, reukzeep en een kleine hond. (Nadruk verboden.) HET TOONEEL AMSTERDAMSCHE TOONEELVEREEN1GING. Kinderen op een IJsschots. Het is een telkens weer gehoorde klacht, dat wij in het theater zoo zelden de groote problemen van dezen tijd behandeld krijgen en velen zien hierin zelfs een der oorzaken van de steeds dalende belangstelling voor het tooneel. Van den Tsjech Vilem Werner, den schrijver van het Zaterdag door De Amster- damsche Tooneelvereeniging voor het eerst op het Leidsche Plein gespeelde „Kinderen op een IJsschots", kunnen wij niet zeggen, dat hij de moeilijke problemen van tegenwoordig ont wijkt. Integendeel, dit is een stuk, dat midden in dezen chaotischen tijd staat en er een wel heel somber beeld van geeft. In zijn tooneelspel wil Vilem Werner ons de moeilijkheden van het tegenwoordige jonge geslacht toonen en tracht hij te verkla ren waarom de jonge menschen van heden hun stuur kwijt zijn geraakt en de ouderen hen zoo moeilijk kunnen begrijpen. Hij brengt ons in het gezin van Dr. Frans Peters, een rechtschapen leeraar, voor wien plicht alles is. Deze hoogstaande, maar wel zeer ouderwetsche man vertegenwoordigt het ge slacht van voor den oorlog. Tegenover hem staan zijn kinderen, producten allen van de zen tijd en het is waarlijk geen wonder, dat hij ze niet begrijpt. De twee oudsten, Paula, een vrouwelijke arts, en Frits, een ingenieur, staan hem nog het naast, maar hij voelt toch, dat hij bezig is hen hoe langer hoe meer te verliezen. Bei den zijn slachtoffer van den crisistijd. Paula werkt voor een schamel honorarium in een kliniek; de tegenwoordige tijd met zijn voortdurende dreiging van revolutie, oorlog en gifgas drukt haar ter neer en ontneemt haar alle levensvreugde. Zij troost zich tot groot verdriet van haar vader met een „vriend". De ingenieur is er erger aan toe en hij is in dit stuk wel de meest tragische en ac- tueele figuur. Al drie jaar loopt hij, de wegens de crisis ontslagen fabrieksleider. werkloos rond en het is deze werkloosheid, die hem moreel ten onder dreigt te doen gaan. De twee jongste kinderen zijn van veel min der solied gehalte en vallen dus ook gauwer ten prooi aan dezen chaotischen tijd. In George, den jongsten, heeft de schrijver de overdreven, krankzinnige sportmanie van tegenwoordig willen hekelen. Voor dezen jongen bestaat er niets hoogers dan een „midvoor" van een voetbalelftal. De beenen zijn bij dit soort belangrijker dan het hoofd en als hij eindelijk een betrekking krijgt, dan is het als verkapt professional van een voet balclub. Elly, de jongste dochter, is het mo derne meisje, dat haar heil zoekt in de film en carrière maakt, niet als filmster maar als de protégé en vriendin van een schatrijk za kenman. Het meest tragische voor den vader is wel, dat juist dit meisje de rol van de red dende engel gaat spelen voor den ingenieur en dezen aan een betrekking helpt bij den man, van wien ook zij haar rijkdommen ont vangt. Dan ziet de oude heer Peters, hoe heel zijn gezin feitelijk uit elkander geslagen is, en al zijn kinderen, slachtoffers van dezen tijd, hem vreemd zijn geworden, totdat als eenig licht punt aan het slot zijn oudste dochter, die in haar wanhoop op het punt stond een dokter van vrij verdacht allooi te trouwen, bij hem terugkeert. In haar herkent hij tenminste het kind van zijn eigen bloed; de anderen drijven al verder en verder weg ,.op de ijsschots", zon der dat redding mogelijk is. Vilem Werner heeft dit gegeven wel heel eenzijdig en zonder een lichtpunt uit gewerkt, waardoor het stuk ondanks het ac- tueele en moderne gegeven een nog al ver ouderden indruk maakt. Wij denken bij dit gezin Peters nu en dan aan Heijermans, meer echter nog aan Sudermann, die in Die Ehre en Heimat op dezelfde wijze dergelijke ge zinsverhoudingen en conflicten gaf. Het is alles te opzettelijk om te overtuigen, al neemt het stuk in het derde bedrijf dan ook een hoogere vlucht en al komen er eenige knap geschx-even scènes in voor. Defresne heeft de handeling vair Praag naar Amsterdam vei'plaatst, wat mij niet ge heel juist leek. Het is waar, dat ook in ons land de invloed van den tijd zich sterk op het jonge geslacht doet gelden, maar toch niet in zoo hevige mate als in de landen, die den oorlog hebben gekend en waar de jeugd moreel sterker is aangetast dan bij ons, Wanneer hij het stuk in Tsjecho-Slowa- kije had laten spelen, zouden wij alles waar schijnlijk gemakkelijker hebben aanvaard. Ook zou de indiTik grooter zijn geweest, wanneer de regie het dramatisch accent door al te hevig spel niet te sterk had aangezet. Bij soberder en inniger actie zou veel meer bereikt zijn. Het spel was vooral van Sternheim als de vader en Jacques de Haas als de zoon erg nadiuikkelijk en werd soms onnoodig tot het geëxalteerde opgevoerd. Een uitzondering maakte Loudi Nijhoff, die de vrouwelijke arts zeer gevoelig en menschelijk uitbeeldde en dan ook diepen indruk maakte. Josephine van Gasteren is een actrice, die overvloeit van temperament en nu en dan moeite heeft dit in bedwang te houden. Maar als geheel gaf zij toch doordringend knap spel als de zelfbewuste jonge dochter die wel het verst van haar rechtschapen vader staat. Jacques Snoek was als Ramnosky een wel wat erg tooneelmatige filmregisseur met marqué-neigingen en Henriette van Kuyk verzuimde als mevrouw Petei-s niets om ons +e doen gelooven in hef -mtactvolle en de lomheid van de moeder Herman Haye had veel pleizier van zijn rol van voetbalkampioen en onbeschoften Maak den Winter kort. Wacht niet tot volgend jaar Juni. Reeds in Februari a.s. kan Uw tuin baden in bloemenweelde. Wij zullen U gaarne vertellen op welke wijze en voor hoe weinig kosten dit kan geschieden. TUINBOUWBEDRIJF - BINNENWEG 18 HEEMSTEDE - TEL. 28080 (Adv. Ingez. bied.) vlegel, maar hij werd toch nog overvleugeld door Bob de Lange, die het episodische rol letje van een links-buiten, wiens weinige verstaixd geheel in zijn voetbalschoenen ge zakt is, zeer geestig speelde en er een ver diend open doekje voor kreeg. De opvoering had bij het première-publiek een doorslaand succes. Na het laatste bedrijf moest het doek ontelbare malen omhoog en kreeg ook Defresne als regisseur een deel van de ovatie van het publiek. J. B. SCHUIL. MUZIEK R. K. Vereeniging „Geloof en Wetenschap". Ingeleid door den voorzitter van „Geloof en Wetenschap", Mr. F. Vorstman, hield Prof. Floris van der Mueren uit Leuven Maandag avond in den Stadsschouwburg een voor dracht over het onderwei'p: „Hoe xxxen mu ziek leert begrijpen en mooi vinden". De inleider Mr. Vorstman merkte op: dat de radio de muziek in alle kringen der men schen gebracht heeft; dat dit eeix groote vooruitgang, een zegen is; dat het echter noodig is, het kaf van het koren te leeren scheiden; dat Kunst een belichaming van het Schoone en dus van het Ware is; dat elke Kunst een objectieven grondslag heeft. Deze korte inleiding vormde eigenlijk de kern van het zeer uitvoerige betoog van Prof. v. d. Mueren, die daarna het woord vei-kreeg en die begon met te zeggen, dat de voorzitter Mr. Vorstman evenals een gedachtenlezer weergegeven had, wat spreker wilde uiteen zetten. Uit de lange irede van Prof. v. d. Mueren, die. zooa'ls gezegd, in hoofdzaak het door Mr. Vorstman aangestipte behandelde willen we de volgende opmerkingen resumeeren: „Een spreekwoord zegt: „Muziek verzacht de zeden". De Kunst kan het leven opheffen tot hooger plan; zij moet dienen. Er is schifting noodig. Reeds Plato wilde de muziek monopolizeeren, onder staatstoezicht brengen. Augustinus achtte onderzoek nood zakelijk, wat er van het uit het Oosten geko men repertorium in de Christelijke gemeen schap blijven mocht. Guido van Arezzo ver haalde van een geval, waarin muziek tot zonde aanzette. In de 17de en 18de eeuw werd de „leer der affecten" beoefeixd en bleek het noodig paal en perk te stellen aan de vrij heid op kunstgebied. Kunst behoort aan de idealisten en deze behooren niet in onzen verwarden tijd. De muziek wordt tegenwoordig a. h. w. te grabbel gegooid. Op sommige uren zijn er uit zendingen. die men voor den goeden smaak bedenkelijk moet achten; Beethoven loopt gevaar bij de jazz te worden achtergesteld. In alle kunst is wel eenige schoonheid te vinden, maar de maatstaf dreigt verloren te gaan. Het gezag van een volk wordt beter gepra pageerd door zijn kunst dan door zijn wa pening. Het is thans een tijd van cijfers, van econo mie, die aan idealen van kunst geen plaats gunt. Men moet de muziek weer functioneel ma ken. Men gebruike haar niet te pas en te onpas, doch luistere met rede en verstand, met keuze en smaak, met eerbied. Voorlichting moest op alle scholen voor I. o. en m. o., op alle universiteiten en vooral door de pers gegeven worden. De couranten moes ten voorbesprekingen der radioprogramma's geven. Over den smaak valt niet te twisten, doch de tijdsmaak twist onbewust. Het werkelijk groote is nooit verloren gegaan. Dit wordt be paald door het gehalte der idee. Geen analyse kan die verklaren. Zij is aanwezig in de grootste verscheidenheid van vormen. Wij kennen de academische regelen om een mu ziekstuk op te bouwen maar de idee geeft den doorslag voor de waarde. Schooixheid was er in alle tijden. Het knie orgeltje van Peraultin had voor zijn tijd de zelfde beteekenis als voor onzen het groo te orgel eener kathedraal." Ter illustratie van zijn rede speelde Prof. v. d. Mueren eenige composities van Vlaam- sche toondichters op den Bechstein-vleugel: „Droomerij" van Meulemans, een paar num mers uit „Ballet" van Bayens een lied van Karei Albert, een volkslied van Benoit, een paar nummers uit „Petite Suite" van Paul Gilson. Het klavierspel van Prof. v. d. Mueren was echter niet voldoende om de kwaliteiten dezer stukken te doen uitkomen, vooral niet bij een orkestrale compositie als die van Benoit. Na de pauze bracht spreker eenige gramo- foonplaten ten gehoore: een voorbeeld van primitieve polyphonie uit de 12de eeuw, daar tegenover het aanvangskoor van Bach's Jo hannes-Passion als exempel van voortdu rende beweging en bewogenheid; een primi tief oi-geltje en het begin der Finale van St. Saëns 3de Symphonie; een modern realis tisch stuk, dat een ijzergieterij schildert. We willen in 't midden laten of de keuze dezer vooi-beelden doeltreffend was. Doch we kunnen niet nalaten op te merken dat de rede van spreker naast veel beharti genswaardigs ook een en ander behelsde, dat eenige tegenspraak moet uitlokken. Zoo b.v. de bewering dat alle muziek, ook die van Strawinsky, op 7 tonen gebouwd is. Immers na de middeleeuwen is de chromatiek dooi-- edrongen en heeft sinds de getempereerde stemming tot gelijkschakeling der 12 tonen geleid. Onze muziek is dus op 12. niet op 7 tonen gebouwd. Dan 's professors beschrijving van de pel grimstocht die men in 1927. dus 100 jaar na Beethoven's sterven, over den Rijn gemaakt heeft, om de nagedachtenis van den „stok- dooven analfabeet, die de wereld een 10-tal symphonieën, evenzooveel kwartetten en een paar tientallen sonates geschonken had" te eeren. We hebben altijd gemeend dat Beet hoven's laatste Symphonie de 9de was de Jenaër wordt nooit meegeteld en dat hij 16 strijkkwartetten de Grosse Fuge had ge schreven. En hoe zou hij als „analfabeet" zijn „Heiligerstadter Testament" hebben kunnen schrijven; wie zou den stokdoove den tekst van Schiller's „Ode an die Freude" hebben moeten openbaren? Ook de bewering dat Noord-Nederland wel groote componisten telt, maar dat zij niet buiten ons land bekend worden is cum grano salis te aanvaarden Daarentegen kunnen we wat spreker zeide over de door deschool en de pers te geven voorlichting op muzikaal gebied ten volle on derschrijven en de aandacht waard achten. Dit deed ook Mr Vorstman in zijn oerora- tie. waarin hij der, spreker dank bracht. Een groot aantal belangstellenden woonde deze voordracht by. K. DE JONG1 Mond- en Klauwzeer. Heerscht op 200 boerderijen in de Haarlemmermeer. In Haarlemmermeer breidt de besmettelijke veeziekte mond- en klauwzeer zich ixog steeds uit. De2e ziekte die gelukkig een goedaardig karakter draagt doet zich nu reeds op meer dan 200 boerderijen en veehou derijbedrijven voor en nog dagelijks komen er nieuwe gevallen bij. BIETENCAMPAGNE. Dank zij het mooie najaarsweder loopt het rooien en vervoeren der bieten zeer snel van stapel, zoodat de ook uit den Haarlemmer- meei-polder aan de suikerfabriek te Halfweg aaxxgevoerde voorraden reeds zoo groot zijn, dat de fabriek geregeld kan doorwerken. De ver-bouwers zijn over de opbrengst zoowel wat de kwantiteit als het percentage suikergehalte betreft zeer tevreden. ZIJN GEEN ZONDAGSCHE PAKJES, MAAR OP EN TOP WERKPAKKEN WELKE AAN DE HOOGSTE EISCHKN VOLDOEN. VAKKLEEDINGM AG AZIJN Paarlaarsteeg 1 - Tel. 12842 (Adv. Ingez. MedJ PROGRAMMA WOENSDAG 20 OCTOBER 1937. HILVERSUM I. 1875 M. N.C.R.V.-uitzending. 6.307.00 Onderwijs fonds voor de Scheepvaart. 8.00 Schi-iftlezing, meditatie, gewijde mu ziek. (Gr. pl.) 8.30 Gramofoonmuzick. 9.30 Gelukwenschen. 9.45 Gramofoonmuziek. 10.30 Morgendienst. 11.00 Gi-amofoonmuziek. 11.15 Zang en piano. 12.00 Berichten. 12,15 Gramofoonmuziek.. 12.30 Kwintetconcert en gramofoonmuziek. 2.00 Gi-amofoonmuziek. 2.30 Voor jeugdige postzegelverzamelaars. 3.00 Causerie: „Een oude kwestie, die niet veroudert." 3.15 Gramofoonmuziek. 3.45 Christ. Liederenuurtje en viool. 4.45 Felici taties. 5.00 Voor de kinderen. 5.45 Gramo foonmuziek. 6.00 Land- en tuinbouwhalfuur. 6.30 Causerieën over taallessen en over het binnen-aanvaringsreglement. 7.00 Berich ten. 7.15 Declamatie en gramofoonmuziek. 7.45 Repoi-tage. 8.10 Berichten A.N.P. Her- hading SOS-berichten. 8.20 Muzikale prijs vraag. 9.05 Causerie: „Bescherming der burgei-bevolking bij luchtaanvallen". 9.25 Veiwolg prijsvraag. (Om 10.00 Berichten A. N. P.) 10.30 Gramofoonmuziek. 10.45 Gym nastiekles. 11.0012.00 Gramofoonmuziek. Hierna: Schriftlezing. HILVERSUM II. 301 M. VARA-Uitzending. 10.00—10.20 v.m. en 7.30 —8.00 VPRO. 8.00 Gramofoonmuziek, 9.30 Keuken praatje. 10.00 Morgenwijding. 10.20 Cau serie over rassentheorie (gr. opn.) en gra mofoonmuziek. 11.30 Causerie: „De werkloo- ze en de sociale verzeker-ing.". 12.00 Gramo foonmuziek. 12.30 Orgelspel. 1.15—1.45 Gra mofoonmuziek. 2.00 Kniples. 2.30 Voor de vrouw. 3.00 Voor de kinderen. 5.30 Gramo foonmuziek. 6.00 „The Lucky Birds" en so list. 6.30 Gramofoonmuziek. 6.40 Causerie: „Vondel en de gouden eeuw". 7.00 Zang. 7.30 Causerie: „De vraag om geloof". 8.00 Her haling S.O.S.-berichten. 8.03 A N P.. VARA- varia. 8.15 „The Ramblers". 8.45 Zang en orgel 9.00 Gramofoonmuziek. 10.00 Berich ten A.N.P. 10.05 VARA-orkest. en solist. 11.00 Causerie: „Jeugd en pubei-telt". 11.20 „Fantasia" en orgelspel. DROITWICH, 1500 M. 11,05 Orgelspel. 1.2511.50 Gramofoon muziek. 12,05 Het BBC-Northern Ireland orkest en solist. 1.05 Het Coventry Silver orkest en solist. 1.502.20 Harry Engle- man's kwintet, en solist. 3.50 Gramofoon muziek. 4.05 Paedagogische causerie. 4.20 Vesper. 5.10 Gramofoonmuziek. 5.20 Ernes to en zijn Cubaans orkest. 6.20 Berichten. 6.40 Landbouwpi-aatje. 7.00 Zang. 7.20 „The Lilac Domino", operette. 8.35 BBC-Sym- phonie-orkest. 9.30 Berichten. 9.50 Vervolg concert. 10.30 Declamatie, 10.50 Het Bridge- wather kwintet. 11,35 Sydney Kyte en zijn Band. 11.5012.20 Jazzmuziek (Gr. pl.) RADIO PARIJS, 1648 M. 7.10, 8.20 en 10.35 Gramofoonmuziek. 12.20 Julien Caussade-orkest. en zang, 2.20 Gra- muziek. 4.05 Zang. 5.20 Gevarieerd concert. 8.50 Concert. 10.50 Gramofoonmuziek. mofoonmuziek. 3.20 Zang. 3.35 Gramofoon- BRUSSEL, 322 M. 12,20 Gramofoonmuziek. 12,50 Omroepor kest. 1,502.20 Gramofoonmuziek. 6.00 Salon orkest. 7.20 Zang. 8.20 Omroeporkest. 10.50- 11.20 Gramofoonmuziek. KEULEN, 456 M. 5.50 H. Hagestedt's orkest. 7.50 Omroep orkest. 11,20 Verzoekconcert. 12,35 Omroep- kleinorkest, solisten en Stuttgarter Piano trio, 1.35 Gevarieerd concert, 3.50 Om- roepkleinorkest. 5.20 Gramofoonmuziek. 6.30 Omroeporkest,, Keuls piano-duo, vo caal sextet en solist. 8.50 Cello en plano. 9.50- 11.20 Omroepkleinorkest en solist. BRUSSEL, 4X4 M. 12.20 Gramofoonmuziek. 12,50 Omroep- dansorkest. 1.30—2.20 Gramofoonmuziek. 5.20 Orgelspel. 6.00 Gramofoonmuziek. 6.35 Lejeunekwartet. 7.35 Gramofoonmuziek. 8.20 Zang en voordracht. 9.05 Omroepsvmohonie- orkest. 10.30—11.20 Gramofoonmuziek. DEUTSCHLANDSENDER. 1571 M. 6.30 Het Keulsche Omroeporkest m.m.v. solisten. 8.20 Nieuws uit Rusland. 8.35 Gra- mofoonopnamen. 9.20 Berichten. 9.50 Het Weinkauf-Trio. 10.05 Weerbericht. 10.20^ 11.20 E. Bauschke's dansorkest

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 11