ali van Empelen
In het laatste huis van de wereld.
ONZE OVERALL'S
HENSEN
P I N 5 D A G 19 OCTOBER 1937
HA ARE EM'S DAGBEAD
7
Wij krijgen vele menschen op bezoek.
Oude tijd wordt weer
opgehaald.
Sinjo en Nonni Tandjong.
aarna beginnen de bezoekers te
komen, van allerlei kleur en
allerlei slag. Er zijn deftige Ara
bieren met ellenlange namen en
geweldige tulbanden op; Chineesche hande
laren, een te wijd jasje slobberend om hun
mager opiumlichaam: oude kampongvrouw
tjes, die vroeger bij mijn schoonmoeder ge
werkt hebben, door haar geholpen zijn met
een moeilijke bevalling en in zware ziekten
en daar nu nog van vertellen, terwijl ze zoete
koffie slurpen en inlandsche koekjes eten,
die ik met het oog op het groot aantal be
zoekers in een flinke hoeveelheid heb laten
bakken. De Mohammedaansche vrouwen dra
gen gekleurde kabaja's en gebatikte sarongs.
De Christenvrouwen hebben kabaja's, die hun
tot de knie reiken en zulke lange mouwen
hebben, dat een gedeelte als een manchet
om wordt geslagen. Van de deftige menschen
de vrouwen van mantris (opzichters) en goer-
roes (onderwijzers) is de kabaja wit; van de
gewone menschen licht gekleurd anet een
klein tipje of bloemetje. Er zijn speciale
mannen- en vrouwen patroontjes en patro
nen voor Christenen en Mohammedanen.
Lang voor Namlea de plaats van de be-
stuursvestiging was, woonden mijn schoon
ouders al op de tandjong. Daardoor werden
zij de toevlucht voor de bevolking in alle
moeilijke kwesties. Zij kwamen overal, waar
een kind werd geboren, waar iemand stierf,
op iedere bruiloft en iedere begrafenis. Er
was nog geen dokter, maar ook geen mantri
(verpleger). Bij hen kwamen ze met een ge
slagene na afloop van geen bloedige vecht
partij, met oude verwaarloosde wonden, met
overvoede schreiende boby's maar ook met
erfeniskwesties; met grondzaken, om geld te
leenen en een dreigend kastekort te dekken
en om het nooit terug te betalen.
Bapa Kapitein
Brieven uit de
Molukken van
BEB VUYK
(vader Kapitein), en
toean tandjong
(mijnheer van de
tandjong) noemden
«zij hem en mijn man
spreken ze aan met
zijn oude kindernaam
sinjo (jongeheer) en
ook mij noemen ze nonni (jongejuffrouw)En
nu nog na jaren is die naam gebleven. We
zijn nog steeds de Sinjo en Nonni Tandjong
en zullen het wel ons heele leven blijven.
Tot Ambon toe zijn die namen door gedron
gen. Werd mijn man niet bij een bezoek op
het Bestuurskantoor te Ambon bij den as
sistent-resident als Sinjo Tandjong aange
kondigd door diens oppasser?
Ook de hoofden komen op bezoek. De radja
van Liali en die van Lisela en de Hinolung van
Keboelain. De radja's zijn de officieele in
landsche bestuursambtenaren, de Hinolung
Is het eigenlijke adatshoofd. Toen de Com
pagnie bezit nam van Boeroe, was Boeroe een
soort kolonie van Ternate. De sultan van
Ternate had er zeven stedehouders. Zeven
Mohammedanen die van de heidensche be
volking belasting inden en schatting hieven
voor de sultan. Zooals altijd liet de Compagnie
de zaak zooveel mogelijk als ze was en be
schouwde deze zeven stedehouders als de
hoofden der bevolking, hoewel ze eigenlijk
vreemdelingen waren naar afkomst en ge
loof.
Zooals het toen was, is het gebleven, 300
jaren lang. Langs de Noordkust vermengden
de Alfoeren zich met de van elders ge
komen avonturiers, Binoekoes, Soelaneezen en
werden Mohammedaan. Aan de Zuidkust,
waar de Utrechtsche Zending werkt, gingen
velen naar het Christendom over
Maar in Centraal Boeroe in de bergen rond
het Ranameer wonen de Hindoes, de heidenen
en hoewel behoorend tot verschillende regent
schappen, hebben de regenten daar in adats
zaken niet den geringsten invloed. Trouwens
in geen enkel opzicht kunnen de radja's
zooals de regenten van Boeroe heeten. verge
leken worden met de regenten van -Java. Niet
wat invloed betreft, maar zeker ook niet wat
beschaving en ontwikkeling aangaat.
Hinolung van Keboelain komt eerst
fmige weken later. Wel stuurt hij ons
dadelijk nadat hij bericht van onze aan
komst heeft ontvangen, een brief. Het is een
stukje rottan, waarin achttien knoopen gelegd
zijn. Nu is het de bedoeling, dat wij iedere
dag een knoop uit de rottan zullen los ma
ken en de dag. dat de rottan geheel losge
knoopt is, kunnen wij hem verwachten. Over
het algemeen hebben de Aifoeran weinig
begrip van dag of tijd, maar Hindji verzekert
ons, dat hij den beloofden dag zal komen. En
zoo sturen we den achttienden dag de prauw
naar den overkant van de baai om den
grooten man af te halen, want de Alfoeren
zijn een bergvolk en bezitten geen prauwen.
Ik heb voor een groote pot met koffie ge
zorgd en wadji, kleefrijst, gekookt met klap-
permelk en roode suiker op een nat bord
uitgestreken en daarna in punten gesneden.
De prauw komt tegen den middag aan.
De Hinolung zit achterin, een lange man met
één oog, naakt op een vies broekje na. Uit
de prauw loopt hij dadelijk op een drafje
naar de goedang (loods) toe en daar achter
de deur verkleedt hij zich snel in zijn statie
gewaad, een gestreepte pyamabroek, waarvan
de broeksband samengeknoopt, tot op zijn
knieën valt, een wit jasje met witte knoopen
en een oranje en rood gestreepten gordel,
eenige malen om het lijf gewonden.' Daarna
heeft de begroeting plaats. De Hinolung
spreekt geen Maleisch. of geeft., misschien
om een of anlere politieke reden, voor het
niet te spreken en een van de andere Alfoeren
is zijn tolk.
Jaren geleden was mijn schoonvader in het
Wai Apoe-gebied aaan de andere zijde van
de baai gaan jagen en had op die jachttoehten
kennis gemaakt met den voorganger van deze
Hinolung. En in de lanae avonden na de
jacht had de oude Alfoer hem veel verteld
over zijn volk. over gebruiken en gewoonten
en ook over de oude geschiedenis van vóór de
de Compagnie. Later wist mijn schoonvader
bij het bestuur te bewerken, dat de Hinolung
van Keboelam werd aangesteld als Kapala
Zoar. dorps- of liever gezevd stamhoofd, waar
bij hij wel onder de radja van Kajili bleef,
maar toch als oud adatshoofd een zekere of
ficieele functie kreeg. Zijn heele leven is die
oude Hinolung daar dankbaar voor gebleven
en heowel reeds een oud man, sprak hij toch
mijn schoonvader met Bapa (vader) aan
en schonk hem de foed Fadid, een berg ach
ter Keboelain. Een practischer zakenman zou
uit deze verhouding onmiddellijk voordeel ge
slagen hebben. Met de toestemming van het
voornaamste stamhoofd is het niet moeilijk
om een dammarconcessie te krijgen. De Al
foeren zijn echte wilden, schuw als dieren,
maar hij had hun volle vertrouwen en om
dat hij beter vriend was dan handelaar,
aanvaarde hij het geschenk, zonder de papie
ren in orde te brengen. Later ging hij heen
van Boeroe, een ziek en bijna beroofd man.
maar aan den zoon, die uiterlijk en
naar karakter het meest hem geleek, wor
den de oude geschiedenissen opnieuw ver
teld.
En nu hebben we kennis gemaakt en zit
ten in de voorgalerij. De Hinolung, mijn man
en ik op stoelen; achter mijn man staat
Hidji, achter de Hinolung de Alfoersche
tolk. We vragen naar eikaars welstand en
naar den welstand van familie en kinderen.
We vragen naar het jachtsucces. We be
danken voor het cadeau, een mandje met
toetoepola, sagobroodjes niet in een steenen
vorm, maar in groene vei-sche bamboes ge
bakken, zoodat de sago een bijsmaak kreeg,
een blik met katjang (olienoten) en in een
bamboekrat twee levende biggen.
in) e Hinolung prijst den ouden en klaagt over
JLJ^ den nieuwen tijd. De dammar noch rottan
uit zijn bosschen hebben waarde; atap en gaba
gaba, een bijverdienste van de vrouwen, bren
gen nauwelijks geld in en de laatste jaren
hebben zij het gebruik van geld leeren ken
nen. Vroeger leefden zij hun eigen leven, ze
joegen de herten en varkens met hun lange
speren, maakten lans-vallen langs het wildpad
en kleedden zich in geklopte boombast.
Maar toen de dammar hoog stond, zijn ze
gewoon geraakt aan vele dingen, die ze vroe
ger niet kenden, sarongs, broeken en hoofd
doeken, emaille pannen en steenen borden.
Vroeger waren een roode lendelap en wat zout
het eenige. wat ze van de beschaving waar
deerden. Nu zijn hun verlangens en behoef
ten toegenomen, petroleum, zeep, suiker en
koffie en de katoentjes van Japan. Daarom
zijn ze begonnen om van het heuvelterrein
achter hun kampong het kajoepoetihblad te
stoken. Het is een soort werk, dat niet met
hun aard strookt. Wanneer het kajoepoetih
blad geplukt is en op een hoop gegooid om
twee dagen te fermenteeren, moet dit blad
dan toch op een bepaalden dag worden afge-
stookt en de Alfoer is niet gewend iets op een
bepaalden dag te doen. Hij jaagt op herten
en zwijnen in de heuvels, hij klopt sago in
het bosch langs de Wai Apoe, de groote rivier,
hij wrikt hier en daar in het slordig schoon
gemaakte veld met een ijzeren staaf den grond
open en laat eenige maiskorrels in de opening
glijden; hij ontbladert het sagoblad en droogt
de nerf, terwijl de vrouwen van het blad
atap naaien. Hij is een vrij mensch en werkt
alleen als hij zin heeft. En nu gebeurt het nog
al eens, dat het geplukte kajoepoetihblad rot
in de bloeboer (bak) of dat hij snel en slordig
het blad tot olie stookt, omdat de zon schijnt
op de hellingen, aan de andere zijde, waar
zijn broers op het groote mannetjeshert ja
gen.
En dan is er de Chinees. Die steeds aan
dringt op betaling, hen opzoekt in de kam
pong, hen achtervolgt tot op plaatsen, waar ze
sagokloppen in het bosch. Toen ze voor het
eerst gingen stoken, hebben ze zelf het primi
tieve destilleertoestel gebouwd, de beide hou
ten vaten (het stookvat met de gietijzeren bo
dem en het kookvat). Ze hebben van rivier-
steenen en klei de oven gebouwd waar het
stookvat in past en waar het vuur in gestookt
wordt. Maar voor het koellichaam, de koperen
kapalaketel, bezaten ze geen geld en de Chi
nees heeft hen die op voorschot geleverd voor
f 40, 100 flesschen kajoepoetih-olie. En nu
moeten de jonge mannen, die liever jagen of
door het bosch zwerven, stoken om de 100
flesschen koejoepoetiholie te leveren.
Er is veel blad achter Keboelain, eigenlijk
zouden er nog meer ketels geplaatst kunnen
worden. Tegen hoeveel zou de Sinjo Tandjong
de kapalaketels kunnen leveren?
We beraadslagen. Een kapalaketel kost f 20
bij den koperslager. We worden het eens. Voor
60 flesschen kajoejoetih-olie Ca 40 ct. per
stuk) kan de Hinolung de kapalaketel krij
gen, te betalen in maandelijksche termij
nen van 5 flesschen. Hoeveel jonge mannen
heeft de Hinolung in zijn kampong? 10 a 12.
Dan kunnen die vele dagen jagen en hebben
nog veel tijd om het blad te plukken en de ke
tel te stoken. Iedere maand zullen de jongens
de 5 flesschen olie op de tandjong brengen en
wat ze meer stoken dan 5 flesschen zullen ze
ook meebrengen en daar krijgen ze contant
40 cent voor.
De tolk vertaalt het. De Hinolung stemt toe.
maar een heele tijd daarna, als we aan ons
vierde kopje koffie bezig zijn en de Hinolung
zijn achtste stuk koek verorbert, zegt hij in
eens: Hoeveel maanden heeft het jaar?
Opnieuw wordt hem alles geduldig uitge
legd. Iets schijnt hem te hinderen. Hij schuift
heen en weer tegen de rottan stoelleuning,
neemt een blad en pinangnoot uit zijn gordel
en schudt uit een uitgeholde flesehvormige
kalebas een weinig kalk erop. Hij is een lange
man. maar goed gebouwd met breede schou
ders. Zijn gezicht met de korte puntbaard
heeft iets sluws en gelijkertijd iets heel kin
derlijks. Zijn linkeroog is toegeslagen in een
oud gevecht; met het rechter ziet hij pien
ter en achterdochtig om zich heen.
]\/jr armot, mijn kleine hond, komt binnen
en springt kwispelend over onze voeten.
De Hinolung pakt hem op, krabbelt in de
dikke vacht en geeft te kennen, dat hij dit
hondje mee wil nemen. Mijn man weet hem
na eenigen tijd te beduiden, dat deze kleine
hond mijn speciale lieveling is, maar dat hij
straks een keuze mag doen uit een van onze
jachthonden. Slechts half tevreden zet de
Alfoer het hondje weer neer. Even later valt
zijn oog op een gebatikt muurkleed en weer
spreekt hij den wensch uit dit te bezitten.
Mijn man haast zich te zeggen, dat we dit
onmogelijk kunnen afstaan, daar deze kain
een poesaka (heilig erfstuk) is.
Het wordt mij wel een beetje benauwd. Hoe
zullen we telkens een ander excuus verzinnen
om zijn wenschen te weigeren.
Dit onderhoud woord voor woord door den
tolk vertaald, duurt nu al uren. Ens-eh komt
vragen of ik visch wel koopen bij de Binoe
koes. Ik koop hun heele voorraad, want voor
de Alfoeren, menschen uit de bergen, is visch
een geweldige tractatie. De Hinolung roep een
paar jongens, die de visch in ontvangst nemen
en er mee verdwijnen naar het achtererf. Al
te lang vertrouwt hij ze er toch ook niet mee
na nog eenige treuzelige vragen staat hij op.
Dien avond hebben we nog een formeelen
opstand op het erf. De Binoeköereesche vis-
schers weigeren met de Alfoeren in één huis
te slapen en komen bij Hidji hun beklag
indienen. Ze komen met veel uitweidingen,
waar niet veel van te begrijpen is, maar in
werkelijkheid zijn ze doodsbenauwd. De Al
foeren moeten maar in de Kampong gaan
slapen. Maar de Alfoeren zijn onze gasten en
moeten op de Tandjong slapen. Tenslotte wor
den we het met elkaar eens. De Binoekoes
zullen in het eene huis slapen, de Alfoeren in
net andere en Lagolo, een Binoekoe. wiens jon
gere zuster met een Alfoer getrouwd is, zal
bij de Alfoeren blijven.
Die regeling blijft vier nachten van kracht.
Dan vertrekken de Alfoeren en we geven de
Hinolung geschenken mee voor zijn vrouw,
suiker, zout en koffie, reukzeep en een kleine
hond.
(Nadruk verboden.)
HET TOONEEL
AMSTERDAMSCHE
TOONEELVEREEN1GING.
Kinderen op een IJsschots.
Het is een telkens weer gehoorde klacht,
dat wij in het theater zoo zelden de groote
problemen van dezen tijd behandeld krijgen
en velen zien hierin zelfs een der oorzaken
van de steeds dalende belangstelling voor het
tooneel. Van den Tsjech Vilem Werner, den
schrijver van het Zaterdag door De Amster-
damsche Tooneelvereeniging voor het eerst op
het Leidsche Plein gespeelde „Kinderen op een
IJsschots", kunnen wij niet zeggen, dat hij de
moeilijke problemen van tegenwoordig ont
wijkt. Integendeel, dit is een stuk, dat midden
in dezen chaotischen tijd staat en er een wel
heel somber beeld van geeft.
In zijn tooneelspel wil Vilem Werner ons
de moeilijkheden van het tegenwoordige
jonge geslacht toonen en tracht hij te verkla
ren waarom de jonge menschen van heden
hun stuur kwijt zijn geraakt en de
ouderen hen zoo moeilijk kunnen begrijpen. Hij
brengt ons in het gezin van Dr. Frans Peters,
een rechtschapen leeraar, voor wien plicht
alles is. Deze hoogstaande, maar wel zeer
ouderwetsche man vertegenwoordigt het ge
slacht van voor den oorlog. Tegenover hem
staan zijn kinderen, producten allen van de
zen tijd en het is waarlijk geen wonder, dat
hij ze niet begrijpt.
De twee oudsten, Paula, een vrouwelijke
arts, en Frits, een ingenieur, staan hem nog
het naast, maar hij voelt toch, dat hij bezig
is hen hoe langer hoe meer te verliezen. Bei
den zijn slachtoffer van den crisistijd. Paula
werkt voor een schamel honorarium in een
kliniek; de tegenwoordige tijd met zijn
voortdurende dreiging van revolutie, oorlog
en gifgas drukt haar ter neer en ontneemt
haar alle levensvreugde. Zij troost zich tot
groot verdriet van haar vader met een
„vriend". De ingenieur is er erger aan toe en
hij is in dit stuk wel de meest tragische en ac-
tueele figuur. Al drie jaar loopt hij, de wegens
de crisis ontslagen fabrieksleider. werkloos
rond en het is deze werkloosheid, die hem
moreel ten onder dreigt te doen gaan.
De twee jongste kinderen zijn van veel min
der solied gehalte en vallen dus ook gauwer
ten prooi aan dezen chaotischen tijd. In
George, den jongsten, heeft de schrijver
de overdreven, krankzinnige sportmanie
van tegenwoordig willen hekelen. Voor
dezen jongen bestaat er niets hoogers dan een
„midvoor" van een voetbalelftal. De beenen
zijn bij dit soort belangrijker dan het hoofd
en als hij eindelijk een betrekking krijgt, dan
is het als verkapt professional van een voet
balclub. Elly, de jongste dochter, is het mo
derne meisje, dat haar heil zoekt in de film
en carrière maakt, niet als filmster maar als
de protégé en vriendin van een schatrijk za
kenman. Het meest tragische voor den vader
is wel, dat juist dit meisje de rol van de red
dende engel gaat spelen voor den ingenieur
en dezen aan een betrekking helpt bij den
man, van wien ook zij haar rijkdommen ont
vangt.
Dan ziet de oude heer Peters, hoe heel zijn
gezin feitelijk uit elkander geslagen is, en al
zijn kinderen, slachtoffers van dezen tijd, hem
vreemd zijn geworden, totdat als eenig licht
punt aan het slot zijn oudste dochter, die in
haar wanhoop op het punt stond een dokter
van vrij verdacht allooi te trouwen, bij hem
terugkeert. In haar herkent hij tenminste het
kind van zijn eigen bloed; de anderen drijven
al verder en verder weg ,.op de ijsschots", zon
der dat redding mogelijk is.
Vilem Werner heeft dit gegeven wel heel
eenzijdig en zonder een lichtpunt uit
gewerkt, waardoor het stuk ondanks het ac-
tueele en moderne gegeven een nog al ver
ouderden indruk maakt. Wij denken bij dit
gezin Peters nu en dan aan Heijermans, meer
echter nog aan Sudermann, die in Die Ehre
en Heimat op dezelfde wijze dergelijke ge
zinsverhoudingen en conflicten gaf. Het is
alles te opzettelijk om te overtuigen, al neemt
het stuk in het derde bedrijf dan ook een
hoogere vlucht en al komen er eenige knap
geschx-even scènes in voor.
Defresne heeft de handeling vair Praag
naar Amsterdam vei'plaatst, wat mij niet ge
heel juist leek. Het is waar, dat ook in ons
land de invloed van den tijd zich sterk op
het jonge geslacht doet gelden, maar toch
niet in zoo hevige mate als in de landen,
die den oorlog hebben gekend en waar de
jeugd moreel sterker is aangetast dan bij
ons, Wanneer hij het stuk in Tsjecho-Slowa-
kije had laten spelen, zouden wij alles waar
schijnlijk gemakkelijker hebben aanvaard.
Ook zou de indiTik grooter zijn geweest,
wanneer de regie het dramatisch accent door
al te hevig spel niet te sterk had aangezet.
Bij soberder en inniger actie zou veel meer
bereikt zijn. Het spel was vooral van
Sternheim als de vader en Jacques de Haas
als de zoon erg nadiuikkelijk en werd soms
onnoodig tot het geëxalteerde opgevoerd. Een
uitzondering maakte Loudi Nijhoff, die de
vrouwelijke arts zeer gevoelig en menschelijk
uitbeeldde en dan ook diepen indruk maakte.
Josephine van Gasteren is een actrice, die
overvloeit van temperament en nu en dan
moeite heeft dit in bedwang te houden. Maar
als geheel gaf zij toch doordringend knap spel
als de zelfbewuste jonge dochter die wel het
verst van haar rechtschapen vader staat.
Jacques Snoek was als Ramnosky een wel
wat erg tooneelmatige filmregisseur met
marqué-neigingen en Henriette van Kuyk
verzuimde als mevrouw Petei-s niets om ons
+e doen gelooven in hef -mtactvolle en de
lomheid van de moeder
Herman Haye had veel pleizier van zijn
rol van voetbalkampioen en onbeschoften
Maak den Winter kort. Wacht niet tot volgend jaar Juni. Reeds
in Februari a.s. kan Uw tuin baden in bloemenweelde. Wij zullen
U gaarne vertellen op welke wijze en voor hoe weinig kosten
dit kan geschieden.
TUINBOUWBEDRIJF - BINNENWEG 18
HEEMSTEDE - TEL. 28080
(Adv. Ingez. bied.)
vlegel, maar hij werd toch nog overvleugeld
door Bob de Lange, die het episodische rol
letje van een links-buiten, wiens weinige
verstaixd geheel in zijn voetbalschoenen ge
zakt is, zeer geestig speelde en er een ver
diend open doekje voor kreeg.
De opvoering had bij het première-publiek
een doorslaand succes. Na het laatste bedrijf
moest het doek ontelbare malen omhoog en
kreeg ook Defresne als regisseur een deel van
de ovatie van het publiek.
J. B. SCHUIL.
MUZIEK
R. K. Vereeniging
„Geloof en Wetenschap".
Ingeleid door den voorzitter van „Geloof en
Wetenschap", Mr. F. Vorstman, hield Prof.
Floris van der Mueren uit Leuven Maandag
avond in den Stadsschouwburg een voor
dracht over het onderwei'p: „Hoe xxxen mu
ziek leert begrijpen en mooi vinden".
De inleider Mr. Vorstman merkte op: dat
de radio de muziek in alle kringen der men
schen gebracht heeft; dat dit eeix groote
vooruitgang, een zegen is; dat het echter
noodig is, het kaf van het koren te leeren
scheiden; dat Kunst een belichaming van het
Schoone en dus van het Ware is; dat elke
Kunst een objectieven grondslag heeft.
Deze korte inleiding vormde eigenlijk de
kern van het zeer uitvoerige betoog van Prof.
v. d. Mueren, die daarna het woord vei-kreeg
en die begon met te zeggen, dat de voorzitter
Mr. Vorstman evenals een gedachtenlezer
weergegeven had, wat spreker wilde uiteen
zetten.
Uit de lange irede van Prof. v. d. Mueren,
die. zooa'ls gezegd, in hoofdzaak het door Mr.
Vorstman aangestipte behandelde willen we
de volgende opmerkingen resumeeren:
„Een spreekwoord zegt: „Muziek verzacht
de zeden". De Kunst kan het leven opheffen
tot hooger plan; zij moet dienen.
Er is schifting noodig. Reeds Plato wilde de
muziek monopolizeeren, onder staatstoezicht
brengen. Augustinus achtte onderzoek nood
zakelijk, wat er van het uit het Oosten geko
men repertorium in de Christelijke gemeen
schap blijven mocht. Guido van Arezzo ver
haalde van een geval, waarin muziek tot
zonde aanzette. In de 17de en 18de eeuw
werd de „leer der affecten" beoefeixd en bleek
het noodig paal en perk te stellen aan de vrij
heid op kunstgebied.
Kunst behoort aan de idealisten en deze
behooren niet in onzen verwarden tijd.
De muziek wordt tegenwoordig a. h. w. te
grabbel gegooid. Op sommige uren zijn er uit
zendingen. die men voor den goeden smaak
bedenkelijk moet achten; Beethoven loopt
gevaar bij de jazz te worden achtergesteld.
In alle kunst is wel eenige schoonheid te
vinden, maar de maatstaf dreigt verloren te
gaan.
Het gezag van een volk wordt beter gepra
pageerd door zijn kunst dan door zijn wa
pening.
Het is thans een tijd van cijfers, van econo
mie, die aan idealen van kunst geen plaats
gunt.
Men moet de muziek weer functioneel ma
ken. Men gebruike haar niet te pas en te
onpas, doch luistere met rede en verstand,
met keuze en smaak, met eerbied.
Voorlichting moest op alle scholen voor I. o.
en m. o., op alle universiteiten en vooral door
de pers gegeven worden. De couranten moes
ten voorbesprekingen der radioprogramma's
geven.
Over den smaak valt niet te twisten, doch
de tijdsmaak twist onbewust. Het werkelijk
groote is nooit verloren gegaan. Dit wordt be
paald door het gehalte der idee. Geen analyse
kan die verklaren. Zij is aanwezig in de
grootste verscheidenheid van vormen. Wij
kennen de academische regelen om een mu
ziekstuk op te bouwen maar de idee geeft
den doorslag voor de waarde.
Schooixheid was er in alle tijden. Het knie
orgeltje van Peraultin had voor zijn tijd de
zelfde beteekenis als voor onzen het groo
te orgel eener kathedraal."
Ter illustratie van zijn rede speelde Prof.
v. d. Mueren eenige composities van Vlaam-
sche toondichters op den Bechstein-vleugel:
„Droomerij" van Meulemans, een paar num
mers uit „Ballet" van Bayens een lied van
Karei Albert, een volkslied van Benoit, een
paar nummers uit „Petite Suite" van Paul
Gilson. Het klavierspel van Prof. v. d. Mueren
was echter niet voldoende om de kwaliteiten
dezer stukken te doen uitkomen, vooral niet
bij een orkestrale compositie als die van
Benoit.
Na de pauze bracht spreker eenige gramo-
foonplaten ten gehoore: een voorbeeld van
primitieve polyphonie uit de 12de eeuw, daar
tegenover het aanvangskoor van Bach's Jo
hannes-Passion als exempel van voortdu
rende beweging en bewogenheid; een primi
tief oi-geltje en het begin der Finale van St.
Saëns 3de Symphonie; een modern realis
tisch stuk, dat een ijzergieterij schildert.
We willen in 't midden laten of de keuze
dezer vooi-beelden doeltreffend was. Doch we
kunnen niet nalaten op te merken dat
de rede van spreker naast veel beharti
genswaardigs ook een en ander behelsde, dat
eenige tegenspraak moet uitlokken. Zoo b.v.
de bewering dat alle muziek, ook die van
Strawinsky, op 7 tonen gebouwd is. Immers
na de middeleeuwen is de chromatiek dooi--
edrongen en heeft sinds de getempereerde
stemming tot gelijkschakeling der 12 tonen
geleid. Onze muziek is dus op 12. niet op 7
tonen gebouwd.
Dan 's professors beschrijving van de pel
grimstocht die men in 1927. dus 100 jaar na
Beethoven's sterven, over den Rijn gemaakt
heeft, om de nagedachtenis van den „stok-
dooven analfabeet, die de wereld een 10-tal
symphonieën, evenzooveel kwartetten en een
paar tientallen sonates geschonken had" te
eeren. We hebben altijd gemeend dat Beet
hoven's laatste Symphonie de 9de was de
Jenaër wordt nooit meegeteld en dat hij 16
strijkkwartetten de Grosse Fuge had ge
schreven. En hoe zou hij als „analfabeet" zijn
„Heiligerstadter Testament" hebben kunnen
schrijven; wie zou den stokdoove den tekst
van Schiller's „Ode an die Freude" hebben
moeten openbaren? Ook de bewering dat
Noord-Nederland wel groote componisten telt,
maar dat zij niet buiten ons land bekend
worden is cum grano salis te aanvaarden
Daarentegen kunnen we wat spreker zeide
over de door deschool en de pers te geven
voorlichting op muzikaal gebied ten volle on
derschrijven en de aandacht waard achten.
Dit deed ook Mr Vorstman in zijn oerora-
tie. waarin hij der, spreker dank bracht.
Een groot aantal belangstellenden woonde
deze voordracht by.
K. DE JONG1
Mond- en Klauwzeer.
Heerscht op 200 boerderijen in de
Haarlemmermeer.
In Haarlemmermeer breidt de besmettelijke
veeziekte mond- en klauwzeer zich ixog
steeds uit. De2e ziekte die gelukkig een
goedaardig karakter draagt doet zich nu
reeds op meer dan 200 boerderijen en veehou
derijbedrijven voor en nog dagelijks komen er
nieuwe gevallen bij.
BIETENCAMPAGNE.
Dank zij het mooie najaarsweder loopt het
rooien en vervoeren der bieten zeer snel van
stapel, zoodat de ook uit den Haarlemmer-
meei-polder aan de suikerfabriek te Halfweg
aaxxgevoerde voorraden reeds zoo groot zijn,
dat de fabriek geregeld kan doorwerken.
De ver-bouwers zijn over de opbrengst
zoowel wat de kwantiteit als het percentage
suikergehalte betreft zeer tevreden.
ZIJN GEEN ZONDAGSCHE
PAKJES, MAAR OP EN TOP
WERKPAKKEN
WELKE AAN DE HOOGSTE
EISCHKN VOLDOEN.
VAKKLEEDINGM AG AZIJN
Paarlaarsteeg 1 - Tel. 12842
(Adv. Ingez. MedJ
PROGRAMMA
WOENSDAG 20 OCTOBER 1937.
HILVERSUM I. 1875 M.
N.C.R.V.-uitzending. 6.307.00 Onderwijs
fonds voor de Scheepvaart.
8.00 Schi-iftlezing, meditatie, gewijde mu
ziek. (Gr. pl.) 8.30 Gramofoonmuzick. 9.30
Gelukwenschen. 9.45 Gramofoonmuziek.
10.30 Morgendienst. 11.00 Gi-amofoonmuziek.
11.15 Zang en piano. 12.00 Berichten. 12,15
Gramofoonmuziek.. 12.30 Kwintetconcert en
gramofoonmuziek. 2.00 Gi-amofoonmuziek.
2.30 Voor jeugdige postzegelverzamelaars.
3.00 Causerie: „Een oude kwestie, die niet
veroudert." 3.15 Gramofoonmuziek. 3.45
Christ. Liederenuurtje en viool. 4.45 Felici
taties. 5.00 Voor de kinderen. 5.45 Gramo
foonmuziek. 6.00 Land- en tuinbouwhalfuur.
6.30 Causerieën over taallessen en over het
binnen-aanvaringsreglement. 7.00 Berich
ten. 7.15 Declamatie en gramofoonmuziek.
7.45 Repoi-tage. 8.10 Berichten A.N.P. Her-
hading SOS-berichten. 8.20 Muzikale prijs
vraag. 9.05 Causerie: „Bescherming der
burgei-bevolking bij luchtaanvallen". 9.25
Veiwolg prijsvraag. (Om 10.00 Berichten A.
N. P.) 10.30 Gramofoonmuziek. 10.45 Gym
nastiekles. 11.0012.00 Gramofoonmuziek.
Hierna: Schriftlezing.
HILVERSUM II. 301 M.
VARA-Uitzending. 10.00—10.20 v.m. en 7.30
—8.00 VPRO.
8.00 Gramofoonmuziek, 9.30 Keuken
praatje. 10.00 Morgenwijding. 10.20 Cau
serie over rassentheorie (gr. opn.) en gra
mofoonmuziek. 11.30 Causerie: „De werkloo-
ze en de sociale verzeker-ing.". 12.00 Gramo
foonmuziek. 12.30 Orgelspel. 1.15—1.45 Gra
mofoonmuziek. 2.00 Kniples. 2.30 Voor de
vrouw. 3.00 Voor de kinderen. 5.30 Gramo
foonmuziek. 6.00 „The Lucky Birds" en so
list. 6.30 Gramofoonmuziek. 6.40 Causerie:
„Vondel en de gouden eeuw". 7.00 Zang. 7.30
Causerie: „De vraag om geloof". 8.00 Her
haling S.O.S.-berichten. 8.03 A N P.. VARA-
varia. 8.15 „The Ramblers". 8.45 Zang en
orgel 9.00 Gramofoonmuziek. 10.00 Berich
ten A.N.P. 10.05 VARA-orkest. en solist.
11.00 Causerie: „Jeugd en pubei-telt". 11.20
„Fantasia" en orgelspel.
DROITWICH, 1500 M.
11,05 Orgelspel. 1.2511.50 Gramofoon
muziek. 12,05 Het BBC-Northern Ireland
orkest en solist. 1.05 Het Coventry Silver
orkest en solist. 1.502.20 Harry Engle-
man's kwintet, en solist. 3.50 Gramofoon
muziek. 4.05 Paedagogische causerie. 4.20
Vesper. 5.10 Gramofoonmuziek. 5.20 Ernes
to en zijn Cubaans orkest. 6.20 Berichten.
6.40 Landbouwpi-aatje. 7.00 Zang. 7.20 „The
Lilac Domino", operette. 8.35 BBC-Sym-
phonie-orkest. 9.30 Berichten. 9.50 Vervolg
concert. 10.30 Declamatie, 10.50 Het Bridge-
wather kwintet. 11,35 Sydney Kyte en zijn
Band. 11.5012.20 Jazzmuziek (Gr. pl.)
RADIO PARIJS, 1648 M.
7.10, 8.20 en 10.35 Gramofoonmuziek. 12.20
Julien Caussade-orkest. en zang, 2.20 Gra-
muziek. 4.05 Zang. 5.20 Gevarieerd concert.
8.50 Concert. 10.50 Gramofoonmuziek.
mofoonmuziek. 3.20 Zang. 3.35 Gramofoon-
BRUSSEL, 322 M.
12,20 Gramofoonmuziek. 12,50 Omroepor
kest. 1,502.20 Gramofoonmuziek. 6.00 Salon
orkest. 7.20 Zang. 8.20 Omroeporkest. 10.50-
11.20 Gramofoonmuziek.
KEULEN, 456 M.
5.50 H. Hagestedt's orkest. 7.50 Omroep
orkest. 11,20 Verzoekconcert. 12,35 Omroep-
kleinorkest, solisten en Stuttgarter Piano
trio, 1.35 Gevarieerd concert, 3.50 Om-
roepkleinorkest. 5.20 Gramofoonmuziek.
6.30 Omroeporkest,, Keuls piano-duo, vo
caal sextet en solist. 8.50 Cello en plano. 9.50-
11.20 Omroepkleinorkest en solist.
BRUSSEL, 4X4 M.
12.20 Gramofoonmuziek. 12,50 Omroep-
dansorkest. 1.30—2.20 Gramofoonmuziek.
5.20 Orgelspel. 6.00 Gramofoonmuziek. 6.35
Lejeunekwartet. 7.35 Gramofoonmuziek. 8.20
Zang en voordracht. 9.05 Omroepsvmohonie-
orkest. 10.30—11.20 Gramofoonmuziek.
DEUTSCHLANDSENDER. 1571 M.
6.30 Het Keulsche Omroeporkest m.m.v.
solisten. 8.20 Nieuws uit Rusland. 8.35 Gra-
mofoonopnamen. 9.20 Berichten. 9.50 Het
Weinkauf-Trio. 10.05 Weerbericht. 10.20^
11.20 E. Bauschke's dansorkest