Rechter zonder genade FEUILLETON door GEORG FROESCHEL. 11) Eens waren hier windbewogen watervlakten tusschen riet en veen, met wilde eenden, die in pijlsnelle vlucht daarover zweefden. Langs de oevers donkere dennenwouden, wier top pen in den storm krakend tegen elkander sloegen en tusschen wier stammen de lynx en de wilde kat heen en weer sprongen en dit al les onder een hemel, waarvan de wolken zich vermengden met de grondnevels. Zelfs de hemel is door de groote stad bedorven en ver giftigd. Dagelijks spuwt zij haar roestige rook in het lichtgrijs van de wolken en verft 's nachts zijn diepten met den weerschijn van de lichtreclames. Elke minuut slaat vijfmaal het zwaard van de schijnwerpers van de Funkturm over hen. En zoo ook liggen de meertjes van het Grünewald inplaats van onder sterren, onder een kunstmatig gefonkel en aan hun boorden spiegelen zich de ven sters en de verlichte terrassen van de millio- nairs-villa's. De groote handelsmagnaten, de presidenten, de beursmenschen en de film regisseurs, die zich hier koninklijk geïnstal leerd hebben, waren met de natuur niet te vreden.'De architecten namen het ruwe land schap onderhanden en tooverden Engelsche Fransche en Italiaansche lusthoven uit den grond, daar waar eens ruige elzen hun ver warde kruinen omhoog staken, waar de visch- reiger en de rietwouw in de rietvelden broed den. Slechts op de wilgen vlak langs de oevers hadden deze tuinkunstenaars niets aan te merken. De langgetrokken dunne twijgen, die hun blank goudgeel in het water spiegelen, vormen een treffend contrast met de vreemde boomgroepen, die zij het landschap opgedron gen hebben en een decoratieven rand langs den oever. Onder de overhangende twijgen vinden de bootjes van de mooie erfdochters en hun partners, die zich tusschen een spel letje tennis en de five o'clock tea een kwar tiertje op het water verpoozen. een prachtig Op een van deze getemde, gedegenereerde meertjes schommelden in een geleende boot Alfred Questenberg en Marianne Kirbach. Het was een Zondag in den herfst. De lucht was vochtig en onder de bruggen, waaronder de boot zoo nu en dan doorvoer, rook men een modderlucht. Toch had de rechter zijn jas uitgetrokken. Hij zat in zijn hemdsmouwen op het roeibankje van de logge boot en deed zijn best de riemen op de maat terug te zwaaien en netjes door het water te trekken. Het knarste, piepte, en plaste, maar tot geen en kelen prijs werd bereikt dat aan de boeg het vroolijke bruisen van een snel gesneden wa teroppervlakte gehoord werd. Het bleef bij een traag voorwaarts glijden, een zacht wiegelen en schommelen en het hielp niets, dat Alfred, Marianne altijd weer halfluid toeriep om toch in een rechte lijn te sturen De boot was toch te zwaar, 't water te traag door algen en wier om een sportief roeiresultaat te kunnen bereiken. En juist daarop wilde Questenberg het dezen middag laten aankomen, want voor zijn oogen zweef de het beeld van een roeiwedstrijd, slanke booten, gebruinde jongemannengestalten, die vooruit en achteruit vliegen en die de dunne bladen der riemen kletterend over de versto ven golftoppen terug laten glijden. Hij deed in den laatsten tijd zijn best met allerlei sportoefeningen. Vlak na zijn opstaan waagde hij een koude douche, de rit naar het bureau was vervangen geworden door een snelle wan deling, des avonds onderwierp hij zich aan methodische en langdurige lichaams-oefenin- gen met knotsen en halters en hij sliep onder een dunne aeken en met open vensters. Tot nu toe had hij er nog geen succes mee gehad Hij voelde er zich nog niets beter door, zijn ge laatskleur was nog niet gebruind, zijn spieren nog niet gehard, eetlust en slaap lieten nog te wenschen over, zijn voetzolen branden door de lange wandelingen over asphalt en straat- steenen en de palmen van zijn teere handen waren rood geworden en deden pijn van het hanteeren van de knotsen en halters. Ook nu. bij het roeien in de zware boot deden zich al spoedig allerlei moeilijkheden voor. De adem werd kort, het hart sloeg onregelmatig, de armen deden pijn tot aan de schouderbladen en in de kuiten begon hij krampachtige ste ken te voelen. Toch hield Questenberg lang vol, kleine zweetdroppels stonden op zijn blank voorhoofd, zijn bleeke lippen hadden zich door den strijd van den wil tegen de lichame lijke tekortkomingen opgetrokken en lieten de snijtanden doorschemeren, zijn blik was duis ter en dof van inspanning. Eindelijk vielen de riemen hem uit de handen, zoodat zij aan weerszijden van de boot ruischend door de algen gleden en hij zei: „Ik ben te zwak, Rit- tenwald zou het beter kunnen." Marianne hoorde hem niet. In het begin had zij haar best gedaan, om dat eigenaardige krampachtige, dat geweldzoekende in zijn we zen te verstaan, doch toen hij bij haar vragen en teederheid gesloten bleef, gaf zij het op. Stil, in haar eigen droomen verzonken, had zij op het kleine stuurstoeltje tegenover hem ge zeten. En zoo in de herfstnevels, die over het meertje lagen, gescheiden van haar. vertelde hij haar wat in zijn mappen stond over den gedetineerde Karl Rittenwald, niet omdat het vertrouwen der liefde hem ertoe dwong, maar omdat het hem toescheen, dat hij in de lucht sprak dat zijn woorden ongehoord over het water verwaaiden. Reeds zijn eerste zin riep Marianne wakker. Het was niet de bijzondere klank van zijn stem, niet de bittere toon. waarop hij het zei, maar het was de onver klaarbare aanvoelingscapaciteit. die in een lange gemeenschap gevormd wordt, die haar onmiddellijk de zekerheid gaf, dat Alfred niet van een onverschillig iets uit zijn beroep sprak, maar dat zicfi eindelijk, eindelijk het geheim, dat hem van haar vervreemd had, ging onthullen. Zooveel beteckende dit gebeuren met den gestranden voetballer, deze strijd tegen den leugenachtigen, brutalen inbreker voor hem, dat het relaas van het vooronder zoek tegen Karl Rittenwald uit hem opwelde als het sap van een onrijpe vrucht, wier schil in de Augustuszon gebarsten is. Slechts de diep logische scholing van zijn verstand was de oorzaak dat hij niet onregelmatig en sta melend, doch volgens strenge regels opge bouwd, beginnend met de aangifte van de po litie en eindigend met het verhoor van de laatste getuige, zijn verhaal deed. Het laatste verhoor, het was gelukt langzamerhand de „rowdies" die aan de kloppartij, in Kasper's kroeg hadden deelgenomen, op te sporen had het alibi van Rittenwald net zoo min aan 't wankelen gebracht als de vorigen. Alle ge tuigen, de waard, de lange Lindow en de vijf anderen verklaarden met belistheid dat Rit tenwald bij het begin van de kloppartij in de kroeg aanwezig was. Of hij ook gedurende het gevecht in de herberg was, en of hij het in derdaad was, die den gewonden Lindow ver pleegd en die den ongevallenwagen besteld had, dit konden of wilden zij niet met ab solute zekerheid beweren. Zij waren allen te opgewonden geweest om op de toeschouwers, die niet meededen, te kunnen letten en Lin dow zelf, die een hersenschudding opgeloopen had, was ook niet geheel zeker, dat juist Rit tenwald. de Samaritaan geweest was Maar het zou best kunnen zijn, zij geloofden het zich tamelijk zeker te kunnen herinneren, ja, zij waren er bijna van overtuigd, dat het zoo geweest was, als Rittenwald gezegd had. Hoe gestrenger de rechter hen te lijf ging. des te zekerden werden hun beweringen. Er waren zeven getuigen, weliswaar van de slechtste reputatie, sommigen reeds vroeger gestraft, allen zeer verdacht, maar toch zeven getuigen die zijn alibi staafden Als Questen berg de situatie objectief bezag, moest hy toe geven. dat het Rittenwald gelukt was. zijn On schuld te bewijzen. „Maar ik weet met innerlijke zekerheid, dat hij liegt, dat zijn getuigen, indien ze niet lie gen, zich toch zeker vergissen, dat zijn alibi net zoo onwaar is. als al 't andere, wat hii hii zegt en dat hü en niemand ander# als hij de dader is!" „Nu, dan is alles in orde," Marianne zei het verlicht en greep naar het touw van het roer, dat gedurende Questenberg's relaas uit haar hand gegleden was. H;j richtte zijn doelloozen blik op haar en een licht als van donkerbrons vlamde er in op. „Wat is in orde?" „Dat je weet, dat hij schuldig is. Twijfelen, weifelen, tusschen verdenking en zekerheid, te moeten vreezen. dat men een onschuldige vervolgt, is toch de eeuwige verschrikkelijke kwaal van je beroep. Maar wanneer je volko men overtuigd bent, dat hij schuldig is. dan is er toch geen gevaar en kan je tenminste in dit geval rustig slapen." ,.En wanneer hij vrijgesproken wordt, alleen maar, omdat het niet gelukt is om zijn brutale leugens te weerleggen?" „Laat hem dan maar loopen. Wat komt het er op aan, als één je nu eens ontsnapt? Wie weet, hoeveel duizenden misdadigers rustig uit wandelen gaan, omdat niemand van hun daad afweet. Er zijn zooveel slechte menschen in de wereld. Men kan ze niet allemaal ophan gen of opsluiten en het is misschien ook beter zoo. Waartoe dient al deze straf en wraak? Jullie mannen bent zoo„trots op jc politie en rechtbanken, op die groote machine, die niets voortbrengt als misère en tranen. Wees toch blij, wanneer je nu eens niet behoeft te straf fen maar een schuldige vrij moet spreken." „Neen, Rittenwald mag niet vrijgesproken worden". Questenberg zei het zacht met op eengeklemde tanden, maar er was zulk een expressie van fanatieke beslistheid in den toon van deze woorden, dat Marianne een gevoel had, alsof ze den ijzigen adem van den waan zin voelde. Zij schrok, alsof voor haar in het nevelige landschap plotseling de poort ge opend werd tot het rijk der spoken. Zij voelde, dat de rechter met wie zij zoo nauw verbon den was. door een groot gevaar bedreigd werd. (Wordt vervolgd.). Het moderne snelverkeer eischt moderne maatregelen Door Amsterdam wordt langzaam maar zeker een geheel net van automatische verkeerslichten geweven. Op verschillende punten zijn ze weer in aanleg, waardoor de verkeersagent van het tooneel gaat verdwijnen Het stoffelijk overschot van den heer E. G. Duyvis Tzn., bekende figuur in de kringen der groot-industriëelen, is Maandag te Koog aan de Zaan ter aarde be steld. De lijkkist wordt uit het sterfhuis gedragen De tweede rolbascule-brug voor de Oosterdok- sluis te Amsterdam, gereed, om door twee pontons van de Ned. Dok Maatschappij naar de plaats van bestemming getransporteerd te worden Zorgvuldig verpakt arriveerden Maandag met het s.s. «Tiberius» van de K.N.S.M. te Amster dam drie oude kanonnen en een anker, afkomstig uit den zeeslag van De Ruyter in de Straat van Messina en door de Italiaansche regeering aan de Nederlandsche geschonken Massigli, die belast is met de functie van adjunct- directeur der politieke en commercieele zaken van het Quai d'Orsay te Parijs Koningin Elizabeth van Engeland In specteerde voor Buckingham Palace te Londen het «Londen Scottish Regiment», waarvan Zij eere-kolonel Is Jeugdige vandalen hebben een zestal arbeiderswoningen op het Schaiksche veld te Oss totaal vernield. Behalve ramen en deuren werden zelfs binnen- en buitenmuren afgebroken. Een veelzeggend snapshot van de ravage welke door de baldadige jeugd werd aangericht De strijd in China. Twee Chineesche spionnen, door Japanners overrompeld, worden, met touwen aan elkaar ge bonden, gevankelijk weggevoerd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 9