Uei was in den hetfst
feaat Speciaal
Prima
Wollen
Dekens
157.50
169.50
198.00
225.00
245.00
260.00
275.00
Jozef Kriebel wilde de
dagelijksche sleur verbreken
<^$0^ Tapijten
Bedden
Meubelen
Laagste
„Het scheidende
jaar
Daarom ging hij naar Parijs
PRACHTIGE
ENGELSCHE
HUISKAMERS
hebben wij
de grootste
voorraden
tegen de
ZjA'T.ERDAG 23 OCTOBER 1937
HAARtEM'S DAGBEAD
Een trieste
najaa rsgesch ieden is
door Ben Korsten
150 X 200
8.75, 7.25
590
170 x 210
11.75, 9.75
790
"0 210 ©75
14.75,12.75 ö/a>
Ook groote voorraden
mooie Salongarnituren
zooalsBankstellen en
Clubs in diverse uit
voeringen.'Eiken- en
Mahonie Huiskamers.
Slaapkamers in Eiken,
Old finish, Mahonie,
en blank eiken enz.
In prijzen van:
Uitsluitend 1e klas
fabrikaten tegen
nog zeer voor-
d e e I i g e prijzen
schijnlijker was het dat Jozef op de: rennen
te Auteuil kna.p geld verdiend had, je hoort
wel meer van die zonderlinge verhalen over
buitenlanders die fabelachtig geluk met wed
den hebben, meende de magere van Stralen
die dagelijks groote sommen gelds door zijn
handen liet gaan, maar er zelf slechte een
schijntje elke maand van in zijn eigen zak
mocht steken.
Hoe het ook zij Jozef Kriebel heeft hen
nooit verteld hoé' hij daar in eén stil hoekje
van het Bois de Boulogne tot de overtuiging
was gekomen dat juist die dagelijksche tred
molen, die hem zoo onuitsprekelijk was gaan
vervelen, er voor gezorgd had dat hij in al die
jaren maar weinig, van de onaangenaam
heden van het leven gemerkt had. Dat die
sleur hem ingesponnen had met ontelbare
kleine, onverbreekbare draden die Jozef Krie
bel zijn heele leven vast zouden houden,
maar ook zouden bewaren „voor vele teleur
stellingen.
Wie zou dat echter ook begrepen hebben
Boekbespreking
o 99
Bundel herfstgedichten
De October-af levering-van „Elckerlyc", tijd
schrift voor Christelijke letterkunde, uitgege
ven door 'Bosch en Keimihg N.V. te Baarn,
verscheen in een feestelijk gewaad van bruin
en goud, met een aantal herfstgedichten, uit
de laatste halve eeuw onzer letterkunde. De
samenstellers van dezen bundel, Martien Be
versluis en Sjoerd Lèiker; gaven hem een in
leiding mee, waaraan wij het volgende ontlee-
nen: „De voorkeur voor herfstmotieven bij de
Nederlandsche dichters -vindt zijn oorzaak
eendeels in de schoonheid van den herfst.
Men zal in dezen bundel verzen aantreffen,
die het lierfstelijk kleur festijn en de vervul
ling van het jaargetijde 'iri de oogst bezingen.
Maar ook en anderdeels zal men in dezen
bundel verzen vinden, die geïnspireerd zijn
op de „vergankelijkheid", die het scheidende
jaar ons dieper bewust doet worden. Dit
zwaarmoedige, soms zwaarwichtige element-
treedt bij alle dichters min of meer op den
voorgrond.
Doch al is hét thema deze heele verzame
ling door hetzelfde, de variaties zijn vele en-
waard beluisterd te worden. De aard van den
Nederlander komt in dezen bundel wel zeer
sterk cot uiting. Boven dit van alle zijden; be
licht „landschap" drijven de prachtige zware
luchtén van ons land. Zelfs een zwever; buiten
het land, J. Slauerhoff, heeft zijn „Zeemans
herfstlied" geprojecteerd tegen die luchten,
die eindeloos over onze lage landen zweiwen".
Uiteraard geeft een bundel als deze geen
-algemeen>- beeld van-het. -behandelde tij dvak
daar zij zich' slecliti.piet een - bepaald soort
gedichten bezig houdt, 'en dus maar een' en
kele zijde van het dichterlijk kunnen der ver
tegenwoordigde dichters belicht. Doch bij de
keuze is er naar gestreefd, die verzen te kiezen,
die voor den betrokken dichter ook karakte
ristiek zijn voor zijn geheele oeuvre, waarin
de samenstellers over het algemeen wel zijn
geslaagd.
Een prettige verzameling, waarin men vele
„oude bekenden" zal aantreffen, waarmee
een hernieuwde, kennismaking alleszins de
moeite waard is.
Wij willen deze korte bespreking besluiten
met het prachtige gedicht uit den laatst-en
bundel van den zeeman-dichter J. Slauerhoff,
dat ook in dezen bundel voorkomt:
Zeemans herfstlied.
't Geweld van de wervelende vlagen
Verwoest de weerlooze bloemen
En plundert de steunende hagen,
De blanke meren vertroebelen.
Had ik nu een needrige hoeve
En kinderen spelende buiten
Om aan de beregende ruiten
Gedachteloos gelukkig te toeven.
Na 't zwerven en stuursche staren
Over de eeuwige zee,
Na 't eindloos tumult van gevaren:
De stilt' van een vredige stee.
Maar het is anders geworden,
Mijn makkers zijn vroeger gestorven
Of in ander alleen-zijn verzworven.
Ik strandde in een doode stad,
Bewandel een eenzaam pad,
Vei*trouwd met vergeten graven
Omspeeld door zieltogende blaren.
J. SLAUERHOFF.
Dezen morgen was het al heel erg, al
les leek hem tegen te werken, zijn scheer
water was'niet warm, zijn tandenborstel en
boordenknoopje waren weg, kortom Jozef
kwam in een van die woede-buien die be
daarde en bezadigde mensehen maar een
enkele maal in hun leven hebben, maar die
als ze dan ook komen, niet meer te stuiten
zijn. Zijn anders triest neerhangende, peper
en-zoutkleurige snor ging nu krijgshaftig en
fier overeind staan, zijn spaarzame grijze
haren gingen in stijl verzet overeind staan.
Nu naar kantoor en daar weer den heelen
dag met zijn neus over rijen cijfers gebogen
te zitten, nee ditmaal bedankte hij da^r
lekker voor. Had de chef hem niet dik
wijls gezegd dat hij wel eens een paar we
ken vrij kon nemen. Nu. dan moest het van
daag maar gebeuren. En opgelucht door dit
manhaftige besluit belde de heer Kriebel,
boekhouder bij de firma van Santen en Co.,
resoluut om-zijn hospita.
„Ja meheer? Gut wat belde uwé hard, ik
doch al. meheer is zeker uit z'n hum!"
„Ik ga met vacantie", zei Jozef kort. van
daag nog ga ik weg".
„En waar gaat de reis naar toe as uwe perme-
teert", zei juffrouw Neeltje, een tikje vijan
dig, zou ze nu weef 'h'goede kostganger moe
ten verliezen?
Jozef die hier nog heelemaal niet over na
gedacht had zei na eenig aarzelen: „Naar
Parijs!" En .dat was de inzet van de zonder
linge najaarsreis van Jozef Kriebel.
het liefst zat Jozef nog maar in het „Bois de Boulogne'' waar hij in zijn rustige over
peinzingen maar. zelden nerd gestoord.,..
Tevens vindt U bij ons een pracht collectie ZIJDEN DEKENS
....en wat zijn hospita zei zoudt ge van .een
dergelijke eerbiedwaardige matrone niet ver
wacht hebben
had. Maar toch, bij iederen seizoensovergang
en in het bijzonder als de zomer afscheid
nam en de sombere herfstdagen weer aan
braken onderging Jozef sterk den invloed
van deze zucht naar verandering. Zijn fletse
oogen leken in zulke dagen gevuld met een
ongekend licht, dat helaas niemand opviel,
omdat er nu eenmaal geen sterveling was
die zich de moeite gaf, om Jozef Kriebel ooit
in zijn gezicht te kijken.
„Onbeduidend" zeiden zijn collega's op
kantoor en wat zijn hospita zef.-zoudt ge van
een dergelijke eerbiedwaardige matrone niet
verwacht hebben.
Maar niettegenstaande al deze overpein
zingen kon Jozef er maar niet toe beslui
ten om uit Parijs weg te gaan. Hij begon zijn
leven wat systematischer in te richten. Ging
'smorgens op zijn-gemak een kopje koffie
drinken en de krant lezen, 's middags wandel
de hij een paar uur en 's avonds was een bios
coop de eenige ontspanning die hij genoot.
Zoo langzamerhand kon hij van dit dagelijk
sche..programma niet meer loskomen en na
twee' weken zat Jozef weer in dezelfde tred
molen van altijd, alleen hij bemerkte het zelf
niet. En als het eten nu maar wat beter ge
weest was dan had hij zich bepaald prettig
gevoeld.
Zoo verging ook de laatste week van Jozef
Kriebel, boekhouder met vacantie, in Parijs,
rustig, monotoon, maar prettig.
Holland was bij z'n thuiskomst weinig ver
anderd de boomen waren wat kaler gewor
den, de wind wat venijniger maar overigens
het goeie, ouwe Holland van altijd.
Óp kantoor werd Jozef al spoedig het mid
delpunt van aller gesprekken, wat zou die
kerel in Parijs -uitgespookt hebben dat hij nu
den heelen dag maar liep te glimlachen. De
jongste bediende, zijn haren stijf en glim
mend van de brillantine en zijn hoofd vol
van de laatste Vicky Baum, veronderstelde
een liefdesgeschiedenis, je kon nooit weten.
Deze veronderstelling- werd met algemeene
stemmen, als zijnde een employé van San
ders en Co. onwaardig, verworpen. Waar-
Ook in Parijs kan het weer geducht tegen
vallen en deze ondervinding stemde Jozef
die van nature toch al niet optimistisch was,
eenigszins sceptisch ten aanzien van de
groote genoegens die „la ville lumière" hem
volgens den meneer van het reisbureau, zou
.moeten brengen.
Het was allemaal eigenlijk nogal gemak
kelijk gegaan. De chef van het kantoor had
na een kort telefoongesprek geen bezwaar
gemaakt, juffrouw Neeltje had zijn koffers
netjes ingepakt en nadat Jozef zijn beste,
blauwe pak had' aangetrokken, voelde hij
die prettige vacantiestemming over zich ko
men die de onaangename, lange reis in een
tochtigen trein dragelijk maakt in het voor
uitzicht van de vele. prettige genoegens die
ongetwijfeld aan het einde van den tocht
vakantieganger wachten.
Maar zooals -het zoo vaak in het leven
gaat, toen Jozef eenmaal het doel van zijn
reis bereikt had, voelde hij een lichte teleur
stelling over zich komen die zelfs door een
bescheiden glaasje lekkere spul hadden
ze hier anders wèl niet verdreven kon
worden.
De „Folies Bergères", het „Casino de Paris"
„Moulin Rouge" en Montmartre, het Louvre,
alles trok als in een bliksemflits aan Kriebel
voorbijen hijvoelde zich. meegesleept in het
groote 'stadsleven dat hem echter eiken mor
gen hog' meer vermoeid en gedesillusioneerd
deed. ontwaken.
Hij had drie weken vacantie gekregen maar
na een week zag hij er al uit als een geest.
Treurig hingen zijn snol-punten naar bene
den en het akelige Parijsche eten kon hij
niet meer door zijn keel krijgen, ja zelfs de
Parijsche vrouwen die zich overigens niet
zoo erg veel om hem bekommerden begon
nen hem de keel uit te hangen.
Nee, dan nog maar liever juffrouw Neeltje
die gaf hem weliswaar drie keer in de week
varkenslapjes met andijvie, maar 's Zondags
kreeg ie dan toch maar fatsoenlijke vette
soep en niet van dat water zooals hier. Het
liefst zat Jozef nog maar in het „Bois de Bou
logne" waar hij in zijn rustige overpeinzingen;
maar zelden wei;d gestoord.
En/ziét' al plenzende voltrok zich ;in Jozef's
binnenste een verandering; Langzamerhand
drong he,t tot hem door dat'zijn collega's hem
weliswaareen. onbeduidende kerel vonden,
maar hem verder toch wel mochten ëri ook
"juffrouw Neeitjë'was welbeschouwd nog zoo
kwaad niet.
Wie had hem zoo goed opgepast tijdens
zijn laatste griep-aanval? En wie had ge
zorgd-dat hij in - dien tijd-, extrar versterkende,
middeltjes kreeg?. Jozé-1 Kriebel vond nu.'aeh-
teraf gezien, dat sleur-leventje nog zoo kwaad
niet. En, filosofeerde-Jozef verder, zooals Pa
rijs, zoo ishet natuurlijk met anderesteden
en landen precies hetzelfde. Je verlangt je
heele leven om er te komen en als je er
eenmaal bent vindt je er niets aan en wensch
je niets, liever dan maar weer rustig aan het
werk te kunnen gaan.
Het liep echter uit op een
teleurstelling, die toch
nog ergeps goed voor was
NAUWELIJKS waren de boomen in de
plantsoenen van kleur verschoten of
Jozef Kriebel voelde den onbedwing-
baren lust bij zich opkomen om nu
eens wat anders aan te trekken dan zijn
eeuwige, oude versleten colbertje.
Zuchtend, stommelend en binnensmonds
zijn kostjuffrouw verwenschend stond- Jozef
zich aan te kleeden terwijl zijn enkele over
gebleven tanden van-koude klapperden. Dat
ging .nu .al dertig jaar zoo hét gewone1 gan
getje; opstaan, naar kantoor gaan, naar
huis; ..eten en dan weer naar -bed, een tred
molen- van. slijmerige eentonigheid die Jozef
Kriebel langzamerhand geheel afgestompt