ZONDERLINGE LEVENS
HOUDT DAT
IN T OOG!
.BREEMEN
THERMOGENE
BIJ 'T BESTELLEN
BRANDSTOFFEN
In het laatste huis van de wereld.
ZATERDAG 30 OCTOBER 1937
HAAREEM'S DAG EE AD
13
HENRY MURGER.
TOT het netwerk van Parljsche straten
in het Quartier Latin, waar nog altijd
de geest waart van den grootmeester
der Bohémiens, Pierre Gringoire, dien
vriend der vagebonden en vijand der matig
heid, behoorde, jaren geleden, de rue des Cor-
diers. De geestelijke vader der groote Dude-
vant, de latere Georges Sand, had er met haar
vriend Jules Sandeau eenigen tijd haar intrek
genomen in een eenvoudig hotel. Maar
roemruchtiger dan het vertoef dezer beiden
was het cabaret „Le Cochon Fidéle", waar
een poos lang dichters, schilders en musici bij
eenkwamen, om er, met den overmoed hunner
jaren en in het vurig geloof in hun roeping,
de Muzen te dienen in levendige discussies. Eén
herinnering aan die illustere bent werd door
Beyle vereenigd, toen hij Murger en zijn
Musette schilderde aan het met bloemen om
rankte venster van hun mansarde.
Henry Murger.
Murger wie hem zoeken wilde moest zich
op een avontuurlijken tocht voorbereiden,
langs ontelbare smalle, uitgeholde treden,
wankelende leuningen, duistere portalen
vier, vijf, zes verdiepingen hoog, langs de
lage, kierende deuren, die toegang gaven tot
de armzalige zolderkamers. Daar lagen ze, de
mansardes, verscholen onder de pannen, ge
meubileerd met het hoogstnoodige, daar
lagen ze met hun gebersten behangsels en
glooiende vloeren. Maar wie eens vanuit de
smalle vensters had neergezien op de nijvere
menschenmieren daar beneden, die zich ter
verovering van een net-burgerlijik bestaan
door de straten haastten, een ganschen lieven
dag wie daarbij éénmaal de aanvechting
had gevoeld om van den hemel, die zoo nabij
scheen, de schapenwolkjes te strijken, dié wist
dat hier koninkrijken verborgen lagen. Hier
werden werelden gedroomd van loutere goed
heid en gelukzaligheid, idealen gekoesterd, die
nooit verwezenlijkt en gedichten geleefd, die
nooit geschreven zouden worden. In deze dak
kamers, waar het warm kon zijn, ook al was
er geen sprankje vuur in de gebersten pot
kachel, werden de afgoden der conventie tot
pulver gepraat, ontelbare pijpen gesmookt ter
eere van Vader Hugo's ,,Hemani" of Moreau's
„Myosotis". Legio was het aantal revoluties-in
de-kunst, dat er werd voorbereid, het getal
doeken dat werd opgezet zonder ooit vol
tooid te worden, het aantal liefdes dat er een
even glorierijk begin als onverwacht einde
vond. En inmiddels werd de dag gewacht, die
den roem zou brengen, maanden, jaren, ja
soms een levenlang, werd met toewijding het
laatste kléedingstuk uitgezocht dat nog voor
verpanding in aanmerking kwam, de honger
weggelachen of een laatste adem uitgebla
zen
Bohème Ja zóó leefde men in deze ver
leidelijke wereld van geluk in ellende,
in dit koninklijk van geliefde vage
bonden en beminde grisettes; men verkeerde
er in het voorportaal van de Académie, het
hospitaal of de Morgue temidden van ge
vloekte en gelauwerde dichters. Bohème
ontelbaren hebben aan je geleden, velen heb
ben je bezongen, maar niemand heeft je beel
tenis treffender in woorden vereeuwigd dan
één van je, misschien niet begaafdste, maar
wel toegewijds te zonen: Henri Murger.
Een kleermakerszoon die dichter werd
27 Maart 1822 kwam hij ter wereld, Louis
Henry, in een sobere conciërgewoning aan de
rue Saint-George, waar zijn vader het kleer-
makersberoep in alle eer en deugd uitoefende
met den heimelijken wensch, dat zijn zoon
hem daarin zou opvolgen. Maar de tengere
gestalte, dê gloedvolle blik het hooge voor
hoofd duidden, althans in moeder's oog-en,
veeleer op aanleg voor eenig geestelijk beroep.
Henry's ontwikkeling was uiterst gering en
veel vooruitzicht kon men moeilijk verwach
ten toen hij als schrijver zijn intrede deed op
een advocatenkantoor. Och, die acten; och,
die langdradige exploiten, die dikke dossiers
ze mochten een hemel op aarde beteekenen
in vergelijking met naald en draad, een nie
tige beuzeling waren ze voor den jongen klerk
als hij dacht aan de verborgenheden van de
boekenstallen, waar de begeerlijkste schatten
lagen opgestapeld. Urenlang kon hij bladeren
in de smoezelige boekjes, die werelden van
schoonheid verborgen hielden: zoo ondekte
hij de gedichten van den amoureuzen Musset
en de verrukkelijke elegie van den arbeiders-
dichter Moreau op dat nietige beekje La Voul-
zie, „un tout petit ruisseau coulant visible a
peine"; zoo vond hij den weg tot den koning
der Romantiek Hugo en zelfs tot Horatius,
dien hij, zonder een woord latijn te kennen,
hardop las om zich in de veilige eenzaamheid
van zijn kamertje te bedwelmen aan het
metrisch spel der strofen. Dan vlogen de uren
voorbij, gelijk ze deden wanneer die zonder
linge kistenmaker Pottier, het schootsvel voor
en de mouwen opgestroopt, zijn liederen zong
en op de maat van den hamerslag in alexan
drijnen dichtte.
Soms nam Pottier hem mee naar de arbei
derssamenkomsten, waaraan ook de be
roemde chansonnier Béranger deelnam; maar
Henry Murger, te zeer in zichzelf gekeerd
om den geest van de massa te vatten, voelde
er zich matig thuis. Trouwens, zoo onbestemd
was de artistieke drang nog in hem, dat hij
niet wist of hij schilder dan wel dichter zou
worden. Lang heeft hij 't penseel niet behan-
teerd: toen een van zijn vrienden op een dag
palet en kwasten had weggestopt en hem
aanried om verzen te maken in plaats van te
schilderen, gaf hij zich met zulk een toewij
ding aan de dichtkunst, dat hij zijn kantoor-
werk gansch en al verwaarloosde en zijn
ontslag kreeg.
Zeventien, jaar was Henry toen hij, nu
secretaris van een zekeren graaf Tolstoï, van
wien beweerd werd dat hij uit Rusland uitge^
weken was en tot de intiemste vrienden van
één van Rusland's grootste schrijvers Poesch-
kin, had behoord, deel ging uitmaken van
den idealistischen kring der „buveurs d'eau'"
der „waterdrinkers", die de matigheid be
trachtten en eikander plechtig beloofden, de
genietingen des levens te beperken tot hun
kunstwerken. Bij de maaltijden die volgden
op hun samenkomsten zou men uitsluitend
water drinken, omdat dit „een economische
drank is die binnen het bereik valt van iedere
beurs". Men kan ook zeggen, dat deze wijzen
van het Quartier latin van den nood een
deugd maakten
Brandstof behoorde tot de onbereikbare
weelde evenals een ontbijt en de noodige
kleeding. Het klinkt dan ook eer als een
wanhoopskreet dan als een theatrale fraze,
als de ernstige schilder Joseph Desbrosses
uitroept: „Voorwaarts, vrienden altijd voor
waarts. Als wie struikelt is dood en op de
zen weg mogen de dooden de levenden niet
terughouden."
Maar het zou de Bohème niet zijn, als ze
geen rozen aangedragen had, zoodra zij won
den sloeg. In eens stond zij middenin zijn
leven: Marie Vimal, een eenvoudige arbeid
ster met de fijnheid van geest en ontvan
kelijkheid van gemoed, waarmee de grauwe
levenswerkelijkheid haar slachtoffers vaak
vertroost Marie Vimal, de eenige vrouw,
die Murger heeft liefgehad en nooit uit het
hart heeft verloren. Wat vreugde bracht
wat lieve zorg maar even onverwacht als ze
.ekomen was, ging zij heen. opgejaagd als
een hert, omdat zij onder verdenking stond
van medeplichtigheid aan diefstal. Herhaal
delijk daarna bezocht Murger haar in haar
schuilplaats, even vaak misschien als zijn
vriend Guilbert. Toen hij op zekeren dag
een brief vond waarin zij hem verzocht, zich
vooreerst niet meer te vertoonen in verband
met de waakzaamheid der politie, voelde hij
dat ze loog en begreep hij Guilbert dus
het was het eerste vergrijp tegen de onge
schreven wetten der vriendschap in den
kring der „waterdrinkers" en voor Burger een
ontgoocheling, die hem vervulde met een bit
terheid, waarvan hij zich alleen kon bevrij
den door zijn hart uit te zingen in zijn ver
zen. Zijn vriend Pottier had het hem ge
leerd, nü eerst voelde hij, hoe waar het was,
dat „chanter son mal, c'est l'enchanter.
Sombere dagen kwamen, uren van eenzame
verslagenheid, die een toevallig weerzien met
Marie op straat nog hopeloozer maakte door
het onstuimig verlangen naar een liefde,
welke, nauwelijks ontloken, hem weer ontval
len moest. Trachtte hij vergetelheid te vinden
in een tweede, nog kortstondiger liefdes
avontuur? Ook zijn Christine had hem al
weer verlaten toen Murger, voor de derde
maal in zijn leven moest worden opgenomen
in het ziekenhuis Saint-Louis, geplaagd door
een huidaandoening, verzwakt, uitgeput van
zenuwen. Te midden van de lijdenden en ster-'
venden, met hun gesteun en geweeklaag in de
ooren, schrijft hij, bij het matte schijnsel
van het nachtlicht, koortsachtig de tien cou
pletten van zijn hospitaalgedicht.
Teruggekeerd in zijn bohème-wereld is de
nood zoo hoog gestegen, dat hij nog slechts
twee uitwegen ziet: dienst nemen bij de zee
macht als fusilier of zelfmoord plegen.
Maar juist in dezen tijd van de diepste el
lende schijnt er redding te komen: Champ-
fleury, de latere directeur der Sèvresfabrie-
ken, dan nog een burger, die in de kunst is
verdwaald, maakt zijn entrée in de kring dei-
waterdrinkers. Deze jongeman van goede
huize bezit een eigenschap, die Murger ten
eenenmale vreemd is: hij kan „zaken
doen" hij weet de kunst aan den man te
brengen, Grootsche plannen worden gemaakt:
Murger zal samen met zijn nieuwen vriend
gaan werken voor het tooneel. Vliegensvlug
en gestimuleerd door ettelijke koppen sterke
koffie schrijft Murger de noodige coupletten
voor een „vaudeville". Lang duurt deze samen
werking niet: Champfleury had een andere
bohème gevonden, voornamer, welgestelder
dan die van Murger en de zijnen: de groote
Gautier had er in verkeerd, Gérard de Nerval
behoorde er toe en zoo juist had een „jonge
god" er zijn intrede gedaan, de precieuze
Banville, die zich met zwier bewoog in de
wei-gemeubileerde salons
In de lente van 1845 kimt, even gelukzalig-
toevallig als de Atalantavlinder juist neer
strijkt in dien éénen tuin op die ééne bloem,
Lucile Louvet het Quartier Latin binnen
zweven, dat bekoorlijk-eenvoudige bloemen-
maakstertje in haar mousseline jurkje met de
witte manchetten en het witte flatteuze
kraagje juist op tijd om, zelf arm aan
geluk, dat geluk te komen wegschenken aan
den verstilden Murger. Ja, waarlijk, met deze
verlevendigde herinnering aan Marie Vial
schijnt 't lichter te worden; zelfs vindt Mur
ger, dank zij de hulp van den „dichter van
jeugd en rozen", Arsène Houssaye, nu een
afzetgebied voor zijn werken: in het boule
vardblad Le Corsaire begint hij zijn Bohème-
tafereelen, de „Scènes de la vie de Bohème"
te schrijven.
Mimi's dood.
De arme Lucile als Mimi mocht zij
voortleven in Murger's Bohème-roman
in werkelijkheid was haar nog slechts een
zeer kort leven beschoren. Al lang had zij
zich, geduldig het lijden van haar ongenees
lijke kwaal, die men toen nog „tering" noem
de, dragend, teruggetrokken uit de bohéme-
wereld en bootste het kleine bloemenmeisje
in een duister atelier bedriegelijk-gelijkend
de lente na. Daar opeens, op een avond, stond
zij in Murger's kamer, uitgeput, moegestre
den, stervensbereid, maar glimlachend en met
denzelfden lieven lach om haar mond, waar
mee zij Murger had herinnerd aan zijn on
vergetelijke Marie Vial, zijn Musette.
Kort daarna lag zij in het ziekenhuis, wach
tend op de weinige geluksmomenten, die haar
getelde dagen haar nog zouden verschaffen:
de bezoeken van Murger. Lucille wachtte,
uren en dagen, wachtte vergeefs. „Zeg Henri",
verzocht zij hun we derzij dschen vriend
Tourbin, „zeg hem, dat Mimi heengaat, maar
dat zij niet kan gaan zonder hem nog eens
omhelsd te hebben." Toen Murger op aan
dringen van Toubin zich eindelijk aanmeldde,
had z'n Mimi de oogen al voorgoed gesloten.
Zij beleefde niet meer de triomfen van Henri
bij de opvoering van zijn voor het tooneel
bewerkte, „Bohème" anders had zij zichzelf
op het tooneel kunnen zien sterven
22 September 1894 was de première: Mile
Thuillier, wie Murger tijdens de repetities het
hof had gemaakt, speelde de hoofdrol: Mimi.
Het werd een onverwacht succes: het enthou
siasme in de artiestenloge, waar Gautier.
Jules Janin, Houssaye en Paul de Saint-Victor
gezeten waren, kende geen grenzen. Nog den-
op de pijnlijke
plek.bestrijdt
HOEST, KEELPUM
GRIEP, RHEUMATIEK
STEKEN IH DEZUENZ.
doozen a
35 en 55 ct.
PIJNSTILLENDE WATTEN
(Adv. Ingez. Med.)
zelfden avond had Murger een contract in den
zak van den bekenden uitgever Lévy voor de
uitgave van zijn „Bohème" in boekvorm.
Vaarwel, Bohème!
In 1851 verscheen de roman, met een voor
woord en een besliuit, die meer in overeenstem
ming waren met de luxueus gemeubileerde
woning die de dichter-dramaturg had betrok
ken dan met de bohème-ervaringen van een
gekwelde jeugd. Ach, Murger was beroemd ge
worden; de Revue des deux Mondes had zelfs
haar kolommen voor hem geopend en bijna
was hij gehuwd met zijn laatste Mimi, Anaïs
Boyer. die als trouwe gezellin van zijn laatste
levensjaren zijn sokken stopte, zijn pantoffels
borduurde en in zijn roem deelde.
Maanden van vredig geluk bracht hij door
in zijn landhuisje te Marlotte, het schilder
achtige dorpje aan den zoom van het bosch
van Fontainebleau. Werken zouden nog uit
zij handen komen zooals zijn „Serment d'Ho-
race", dat in het Palais-Royal een stormachtig
succes oogstte maar doorleefder, doorstre-
dener en waarachtiger zou hij niet meer
schrijven dan ten tijde van zijn Bohème-tafe-
reelen, zoo onvergetelijk in de taal der muziek
vertolkt door Puccini.
Eind Januari 1861 maakt een ernstige ader
ontsteking zijn onmiddellijke overbrenging
naar het ziekenhuihuis noodzakelijk. De dag
bladen meldden opvallend den ernstigen toe
stand waarin Murger verkeerde, de Regeering
liet herhaaldelijk naar den zieke informeeren,
alsof het een vooraanstaand staatsman gold.
En toch was het een zoon van de bonte bo
hème-wereld, die na een zwaren doodsstrijd
in den avond van den 28sten Januari 1861 de
oogen sloot, als ridder van het Legioen van
Eer.
C. J. E. DINAUX.
VAN UW
Schouwtjeslaan - Tel. 10070
HAARLEM
(Adv. Ingez. Med.)
Aardig boekje over de duinen.
Tekst en foto's van Kees Hana.
In de Libellen-serie verscheen een fraai
geïllustreerd deeltje, gewijd aan het Hol-
landsche duin en geschreven door Kees
Hana, die kans heeft gezien in het bestek
van welgeteld veertig pagina's een aardige,
boiende en interessante beschrijving te ge-
van van het ontstaan van die duinen in vo
gelvlucht en een aantal der interessantste
vertegenwoordigers van de flora van dit
fraaie landschap.
De foto's dit die werkje illustreeren wer
den door den schr. zelf vervaardigd en en
kele er van zijn werkelijk juweeltjes van
landschaps- en plantenfotografie, zooals we
dat trouwens van den heer Hana gewend
zijn.
Een handig boekje, dat uiteraard slechts
kan aanstippen, zonder al te diep op het on
derwerp in te gaan. doch voldoende is om
aangename herinneringen wakker te roepen
of de belangstelling op te wekken. In ver
band met dit laatste was een litteratuur
lijstje misschien wel prettig geweest.
Winkelen is erg eenvoudig, maar niet op Namlea.
EZE keer iets over winkelen. Het lijkt
een heel eenvoudige zaak, want er
zijn op Namlea meer toko's dan .ge
wone huizen, maar aangezien de to
ko's allemaal hetzelfde verkoopen, kom je met
hun aantal niet zoo erg ver. De meeste toko's
zijn heel klein en hun waar niet veel bijzon
ders. Ze zijn eigenlijk alleen ingericht op de
behoefte van de ketelkerels. Iedereen, die een
of twee kerels bezit, houd er een toko op na
en betaalt de gestookte olie met waren. In de
maanden, toen de olie vrijwel haar laagsten
prijs bereikt had," werd er geen cent op de olie
verdiend, wel op de waren die de stokers ver
plicht waren te koopen.
Behalve die vele kleine winkeltjes zijn er
vijf of zes grootere zaken en die zijn eigenlijk
ook allemaal weer eender. Het stinkt er naar
kakkerlakken, Chineesche geneesmiddelen,
en kajoepoethi-olie; de nieuw aangekochte
waren liggen er hoog opgestapeld; voor ons is
deze echter van geen belang; ze bestaan uit
gewone Japansche rommel, katoentjes van
8 cent per el, die doorloopen, tennisschoenen
prachtige gestreepte shirts, broeken, blauwe
en roode emailleschalen en borden met groe
ne en gele bloemen. Maar uit de onderste la
den en de duisterste hoeken komen de meest
ongerijmde voorwerpen te voorschijn. Voor de
malaise alles veranderde werd hier grof geld
verdiend. In 1928 stond de kajoepoetiholie
op f 150 de picol en was de nacht niet lang
noeg om het overdag verdiende geld kwijt te
raken. In die dagen werden de prachtige lak
schoenen ingevoerd, de horloges en wekkers
en de dure cognac en portsoorten.
Toen kwam de
daling en de han
delaren bleven met
al hun moois zit
ten, maar aangezien
zij een uitverkoop
oneconomisch acht
ten, werd alles op
geborgen tot betere
Brieven
uit de
Molukken
tijden. Die bleven echter uit en
daarvan kwam de invasie van goedkoope Ja
pansche artikelen en de dure waar verhuisde
naar de achterste plaats om te verjaren. Wie
op puntige schoenen met glimmende lakneu
zen gesteld is, kan ze hier voor een prikje krij
gen evenals gebombeerde blikjes, in schoen
smeer veranderde boter en doorgeroeste wek
kers. Maar soms vind je artikelen, die tegen de
jaren bestand zijn, een kist sunlightzeep, een
weinig uitgeslagen en de kartonnen hulzen
verkleurd (maar tegen de helft van den
prijs) een flesch uitstekende port, aan welke
deze afzondering bijzonder ten goede is ge
komen. Het rondsnuffelen is een spannend en
afwisselend bedrijf, je tuimelt van de eene
verwondering in de andere; alleen moet je
bestand zijn tegen de losbrekende kakker
lakken en een neus zonder pretenties heb
ben.
Dit alles geldt alleen nog maar de inge
voerde producten, maar hier liggen ook de
voortbrengselen van het land, het donkerge-
vlamde salamoulihout, zware ebbenbalken en
gedroogde pythonhuiden van drie tot tien
meter lengte. In groote martavanen geurt
de kajoepitiholie, overal ruikt het naar kajoe-
poetih.
Eens in de vier weken komt de groote win
kel, de K.P.M. uit Macassar. Het is de groot
ste, belangrijkste dag van de maand. Meestal
ligt de boot er van zonsopgang tot zonsonder
gang. We gaan er eten, we krijgen bezoek, één
dag lang behooren we ook tot de wereld.
Nauwelijks hebben, we de ankerketting hoo-
ren rammelen of we vliegen naar de badka
mer om met de eerste motorboot aan boord te
gaan. Het eerste klasse-dek is helder ge
schrobd en het bier en de orangecrush is ex-
heerlijk koud, maar daar wil ik nu ïxiet van
vertellen. Beneden ixi het tusschendek zijn de
Chineesche handelaren geïnstalleei-d, die van
Macassar uit den grooten Oost bereizen, heele-
maal Ternate voorbij, langs de kusten van
Halmaheira en Papoea. In ï-eusachtige kisten
is hun koopwaar opgeborgen en gedurende de
reis wordt alles rondom opgestapeld. Hon
derden blokken katoentjes, biet kleine pa
troontjes voor de lange kabaja's der Ambo-
neesche vrouwen, met helle, kleurige pati-o-
nen voor de Mohammedaansche dames, hel
groene en roze geruite sarongs zooals de Bi-
noekoes en Soelaixeezen die dragen, duizen
den fluweelen topi's, Japansche hemden,
schoenen, messen, borden, dekens, matras
sen, en vervalschte Boldoot Eau de Cologne.
Zoo tegen Kei-stmis als er inkoopen moeten
s-edaan worden voor de Amboneesche bedien
den, die hier hun presentje met Kerstmis krij
gen zooals op Java onze Mohammedaansche
bediendeix met Lebaran, den feestdag aan het
eind van de vasten wat ontvangen, ga ik hier
inkoopen doen. Goed boven de tien cent per
el loopt niet door in de wasch maar verschiet
in de zon, voor 15 cent kun je wel wat aar
digs krijgen in een soort namaak tobralco.
Handdoeken zijn ook bijzonder geschikt
als cadeautje en leeren sandalen en voor de
mannen breedgerande hoeden. Er is een ro
man te schrijven over de wijze, waarop de
Ambonees zijn hoed draagt. Maar behalve
al deze Japansche artikelen, die wij rommel
noemen en die toch voor de bevolking hier,
waax- het geld zoo schaarsch is, een uitkomst
zijn, kun je ook nog artikelen krijgen, af
komstig van tokovenduties; althans uit den
prijs leidde ik hun herkomst af. Blikken
havermouth, doozen lux. potten jam, melk
en ham, de meest uiteenloopende soorten en
merken. Je weet alleen niet vooruit wat ex-
wezen zal. De eene maand loop ik naar jam
te zoeken en kom met zeep thuis en de vol
gende maaxid, afgaande op havermout, is er
alleen een geweldige voorraad lactogeen of
een uitgezochte collectie toiletspiegels. Iedere
maand zijn er weer andere verrassingen en
is het weer een vreeselijk gedrang, want
alle handelaren slaan hier hun voox-raad in
en als over veertien dagen de boot terug
komt zijn tocht rond Halmaheira, betalen zij
hun schulden af in kajoepoetiholie. Die wordt
naar boord gebracht in steenen tampayans,
oude sajakruiken, waarin ze van de ketels
komt en de reizende handelaren nemen ze
mee als overvracht naar Macassar.
Als het droge tijd is, gaan we dikwijls
met de kinderen een paar dagen naar ons
concessieterrein. We hebben er een eenvou
dige, pondok, een goedang voor levensmid
delen en kajoepoetiholie, een open galerij en
twee slaapkamex-s. Het huis staat op palen,
de vloer is van gevlochten bamboe en slin
gert een beetje als een hangbrug, het dak
is van atap en de wanden zijn van nipa ge
vlochten. Toen het nog nieuw was had het
een lichtgroene kleur: als je 's middags wak
ker werd en je ootren opsloeg In dit teedere
groene licht, leek het of Je betooverd in de
holte van een rietstengel ontwaakte.
We varen er heen in de groote prauw, ste- (Nadruk verboden).
ken de baai over en x-oeien de kali op tus-
schen de maxxgroves ïxiet hun helgroene
vezelige bladeren en de slordige nipapalmen.
waarvan de di'oge bladstelen naar beneden
knakken langs den stam. Van den steiger
naar het huls is het dan nog ruim een half
xxxxr loopen door de gloeiend heete alang
alang vlakte tusschen steile heuvels met
kajoepoetihopslag. Het benedengedeelte van
de vlakte is afgebrand en tusschen de
rookende restanten van boomstammen wor
den de platstekken voor de klappers uitge
zet. Langs den weg worden de gaten voor
kapok gegraven. De weg loopt langs een
kajoepoetihketel, beklimt eexx kleine tjot en
daalt weer in de vlakte. Achter het wildhout-
boschje, waar roode en groene papagaaien
krijschend opfladderen, begint de tuin, de
papaja- en pisang aanplant. De groentebed
den liggen kaal en de grond is dor; in deze
hitte kan geen enkele groente groeien. Als
de eerste regens vallen worden ze omgespit
en bezaaid, nu eten we dagelijks kankoeng,
dat half in de kali groeit en katjang tomtoeh,
ontkiemde groene erwtjes.
Apart naast het huts is een keuken en een
badkamer. We eten heel primitief rijst met
dendeng, (gedroogd vleesch), tjolo-tjolo, een
sausje van uien, azijn water en waarin stuk
jes aubex-gines zijn. Tweemaal in de week
sturen we iemand naar Namlea oxn visch
en brood te halen, die de meid thuis ge
bakken heeft. Het leven is hier terugge
keerd tot den aller pi-imitiefsten vorm. De
kinderen loopen den geheelen dag in ge
breide zwembroekjes en met linxxen hoeden
op, maar ondanks hun hoofddeksels zijn hun
haren wit verschoten en zien zij met hun
gebx-ande rixggen er uit als grijze negers.
Dikwijls gaan we er 's morgens voor zes
sen al op uit. De jongste op den rug van een
jongen, de oudste het eerste stuk loopend en
daarna gedeeltelijk gedragen. We trekken de
vlakte in, twee uur vex-der naar den grens-
ketel Toebahoni en naar de ketels aan den
anderen kant van de kali aan het strand,
waar een paar klapperbooxxxen staan en we
klapperwater drinken en het zachte vrucht-
vleesch afschrapen met een uit de bolster
gesneden lepeltje. Terug gaan we langs de
boschketels en als we op Pohon Samana
komen, zit de anachoda gehurkt bij het vuur
Twee kerels herstellen de wateraanvoer. Van
bamboe maken ze een drinkbeker en we
drinken het koele bronwater, dat naar aarde
en mos en kruiden smaakt.
Texnig gaaxx we door de kleine zij kali, sprïnend
van steen tot steen, krommingen afstekend
door het bosch en afdalend in het droge
kalibed, een breden weg, ritselend van dorre
bladeren. De duiven in de bloeiende warin-
gins koeren, er zijn hertespoi'en op het pad,
'n bloem bloeit met stijve roode bladeren,
van een boom hangt een slingerplant naar
beneden met volle trossen als brem, maar
oneindig overvloediger en welriekender. Daar
is het open plekje met de stijve bladeren van
de koenjit, de zoxx valt recht op onsneer,
dan dalen we weer af in de kalibedding
waax- de x-otswand steil omhoog stijgt, groen
en bewegelijk van chevelures.
Thuis drinken we kwast. De jonge zet rijst
op, weekt de dengdeng en kookt de kankoeng'
(soort spinazie) voor de kinderen. Maar wij
loopen het pad af naar de kali, 100 meter
naar beneden. Op Namlea is het water brak
en troebel, maar op Batoebooi stx-oomt een
kleine rivier met helder water snel over doxx-
kere steenen. Vlak achtef ons huis, tusschen.
de bamboeboschjes is een prachtige badplaats.
Om geexx enkel risico te loopen heeft mijn
man dwax-s door de kali hier een bamboehek
laten bouwen, zoodat de krokodillen, die aan
de xnonding van de kali op de uitstekende
ïxxangrove wortels liggen te zonnen, ons niet
kunnen overvallen.
Na den zwaren warmen tocht van dien
morgen komen we hier weer op temperatuur.
De kinderen zoeken steentjes en wij liggen
soms bijna een uur in de aangename groene
schemering in het snelle water af te koelen.
En daarna het middagslaapje. Misschien
krijgerx we pisang goreng bij de thee en anders
is er een overvloed van sweet potatoes, die
heel fijn ixx schijfjes gesneden, knappend ge
bakken als een soort kripik (koekjes) ge
geten worden. Nu valt de schaduw van de
hooge heuvels aaxxgenaam in de vlakte. We
loopen dpor den aanplant, zoeken de plaats
voor de nieuwe kweekbedden, tellen de ana
nassen en verzamelen rijpe papaja's en dan
gaan we achter het huis van de Alfoersche
tuinjongens de biggen kijken. Het zijn er
zeven stuks. Op een morgen waren de drie
Alfoeren op weg naar de klapperontginning,
toen z-e opeens bezijden den weg in een sago-
boschje een hevig geknor hooiden, de jongens
hieven eendrachtig een vreeselijk krijgsge
schreeuw aan en stormden er op las. Dc beide
moeders gingen aan de haal maar de biggen
zaten bevend en als betooverd, verlamd weg
gedoken in de alang alang. Obednega bukte
zich en raapte ze op alsof hij schelpen raapte
aan 't strand. Negen stuks stopte hij tusschen
zijn hemdje, twee wisten er later nog te ont
snappen.
Nu zitten ze in een hokje van bamboes ge
maakt en eten sago en mais en snuffelen aan
onze vingers als jonge honden. Ze zijn nu
reeds een maand in gevangenschap en giste
ren zijn hun ooren gecoupeerd, waarmede ze
bevordei-d zijn tot tamme varkens.
De avond begint met een roode en gouden
verkleuring in het westen en een koele wind,
die door de breede vallei waait en de hitte
van den dag verdrijft. Als de kinderen in bed
liggen, zetten we de stoelen buiten onder den
wilden mangaboom. De maan begint op te
komen, bij de rivieren schx-eeuwen twee uilen.
Onze mandoer loopt langzaam den weg af
om in het sagoboschje te posteeren. De jongen
bakt eieren bij de nasi goreng en brengt de
koffie. Het is nu bijna koud.
We praten over liet werk van dezen dag en
het werk van de toekomstige dagen. De kajoe-
poetihprijzen loopen omhoog, de klapi>er
stijgt. Het wordt kouder en helder als in een
vriesnacht, de heuvels blinken in het maan
licht. Tegen de hellingen groeit de kajoepoetih
en van de mangrovebosschen aan lxet strand
tot den grensketel Toebahoni strekt zich de
vlakte uit, 200 bouws alang alang, waarvan 10
bouws gereed zijn gemaakt om na de eerste
regens met klappers beplant te worden.. Er
staan duizend stuks kapok op de kweekbedden,
er is een klein proefaanplant van rijst en'
kedele (sojaboonen).
Er is grond in overvloed, er is werk in ovex--
vloed, wasdom en een óploopende markt, maar
geen menschen, die een patjol kunnen vast
houden noch hakkers om het bosch te kappen,
noch handen om het onkruid te wieden
Door de wereld gaat een kreet om werk
Maar in de Molukken eet het volk sago en
hoeft niet te werken.
Wie verlost dit land van deze oude vloek?