ZONDERLINGE LEVENS HOUDT DAT IN T OOG! .BREEMEN THERMOGENE BIJ 'T BESTELLEN BRANDSTOFFEN In het laatste huis van de wereld. ZATERDAG 30 OCTOBER 1937 HAAREEM'S DAG EE AD 13 HENRY MURGER. TOT het netwerk van Parljsche straten in het Quartier Latin, waar nog altijd de geest waart van den grootmeester der Bohémiens, Pierre Gringoire, dien vriend der vagebonden en vijand der matig heid, behoorde, jaren geleden, de rue des Cor- diers. De geestelijke vader der groote Dude- vant, de latere Georges Sand, had er met haar vriend Jules Sandeau eenigen tijd haar intrek genomen in een eenvoudig hotel. Maar roemruchtiger dan het vertoef dezer beiden was het cabaret „Le Cochon Fidéle", waar een poos lang dichters, schilders en musici bij eenkwamen, om er, met den overmoed hunner jaren en in het vurig geloof in hun roeping, de Muzen te dienen in levendige discussies. Eén herinnering aan die illustere bent werd door Beyle vereenigd, toen hij Murger en zijn Musette schilderde aan het met bloemen om rankte venster van hun mansarde. Henry Murger. Murger wie hem zoeken wilde moest zich op een avontuurlijken tocht voorbereiden, langs ontelbare smalle, uitgeholde treden, wankelende leuningen, duistere portalen vier, vijf, zes verdiepingen hoog, langs de lage, kierende deuren, die toegang gaven tot de armzalige zolderkamers. Daar lagen ze, de mansardes, verscholen onder de pannen, ge meubileerd met het hoogstnoodige, daar lagen ze met hun gebersten behangsels en glooiende vloeren. Maar wie eens vanuit de smalle vensters had neergezien op de nijvere menschenmieren daar beneden, die zich ter verovering van een net-burgerlijik bestaan door de straten haastten, een ganschen lieven dag wie daarbij éénmaal de aanvechting had gevoeld om van den hemel, die zoo nabij scheen, de schapenwolkjes te strijken, dié wist dat hier koninkrijken verborgen lagen. Hier werden werelden gedroomd van loutere goed heid en gelukzaligheid, idealen gekoesterd, die nooit verwezenlijkt en gedichten geleefd, die nooit geschreven zouden worden. In deze dak kamers, waar het warm kon zijn, ook al was er geen sprankje vuur in de gebersten pot kachel, werden de afgoden der conventie tot pulver gepraat, ontelbare pijpen gesmookt ter eere van Vader Hugo's ,,Hemani" of Moreau's „Myosotis". Legio was het aantal revoluties-in de-kunst, dat er werd voorbereid, het getal doeken dat werd opgezet zonder ooit vol tooid te worden, het aantal liefdes dat er een even glorierijk begin als onverwacht einde vond. En inmiddels werd de dag gewacht, die den roem zou brengen, maanden, jaren, ja soms een levenlang, werd met toewijding het laatste kléedingstuk uitgezocht dat nog voor verpanding in aanmerking kwam, de honger weggelachen of een laatste adem uitgebla zen Bohème Ja zóó leefde men in deze ver leidelijke wereld van geluk in ellende, in dit koninklijk van geliefde vage bonden en beminde grisettes; men verkeerde er in het voorportaal van de Académie, het hospitaal of de Morgue temidden van ge vloekte en gelauwerde dichters. Bohème ontelbaren hebben aan je geleden, velen heb ben je bezongen, maar niemand heeft je beel tenis treffender in woorden vereeuwigd dan één van je, misschien niet begaafdste, maar wel toegewijds te zonen: Henri Murger. Een kleermakerszoon die dichter werd 27 Maart 1822 kwam hij ter wereld, Louis Henry, in een sobere conciërgewoning aan de rue Saint-George, waar zijn vader het kleer- makersberoep in alle eer en deugd uitoefende met den heimelijken wensch, dat zijn zoon hem daarin zou opvolgen. Maar de tengere gestalte, dê gloedvolle blik het hooge voor hoofd duidden, althans in moeder's oog-en, veeleer op aanleg voor eenig geestelijk beroep. Henry's ontwikkeling was uiterst gering en veel vooruitzicht kon men moeilijk verwach ten toen hij als schrijver zijn intrede deed op een advocatenkantoor. Och, die acten; och, die langdradige exploiten, die dikke dossiers ze mochten een hemel op aarde beteekenen in vergelijking met naald en draad, een nie tige beuzeling waren ze voor den jongen klerk als hij dacht aan de verborgenheden van de boekenstallen, waar de begeerlijkste schatten lagen opgestapeld. Urenlang kon hij bladeren in de smoezelige boekjes, die werelden van schoonheid verborgen hielden: zoo ondekte hij de gedichten van den amoureuzen Musset en de verrukkelijke elegie van den arbeiders- dichter Moreau op dat nietige beekje La Voul- zie, „un tout petit ruisseau coulant visible a peine"; zoo vond hij den weg tot den koning der Romantiek Hugo en zelfs tot Horatius, dien hij, zonder een woord latijn te kennen, hardop las om zich in de veilige eenzaamheid van zijn kamertje te bedwelmen aan het metrisch spel der strofen. Dan vlogen de uren voorbij, gelijk ze deden wanneer die zonder linge kistenmaker Pottier, het schootsvel voor en de mouwen opgestroopt, zijn liederen zong en op de maat van den hamerslag in alexan drijnen dichtte. Soms nam Pottier hem mee naar de arbei derssamenkomsten, waaraan ook de be roemde chansonnier Béranger deelnam; maar Henry Murger, te zeer in zichzelf gekeerd om den geest van de massa te vatten, voelde er zich matig thuis. Trouwens, zoo onbestemd was de artistieke drang nog in hem, dat hij niet wist of hij schilder dan wel dichter zou worden. Lang heeft hij 't penseel niet behan- teerd: toen een van zijn vrienden op een dag palet en kwasten had weggestopt en hem aanried om verzen te maken in plaats van te schilderen, gaf hij zich met zulk een toewij ding aan de dichtkunst, dat hij zijn kantoor- werk gansch en al verwaarloosde en zijn ontslag kreeg. Zeventien, jaar was Henry toen hij, nu secretaris van een zekeren graaf Tolstoï, van wien beweerd werd dat hij uit Rusland uitge^ weken was en tot de intiemste vrienden van één van Rusland's grootste schrijvers Poesch- kin, had behoord, deel ging uitmaken van den idealistischen kring der „buveurs d'eau'" der „waterdrinkers", die de matigheid be trachtten en eikander plechtig beloofden, de genietingen des levens te beperken tot hun kunstwerken. Bij de maaltijden die volgden op hun samenkomsten zou men uitsluitend water drinken, omdat dit „een economische drank is die binnen het bereik valt van iedere beurs". Men kan ook zeggen, dat deze wijzen van het Quartier latin van den nood een deugd maakten Brandstof behoorde tot de onbereikbare weelde evenals een ontbijt en de noodige kleeding. Het klinkt dan ook eer als een wanhoopskreet dan als een theatrale fraze, als de ernstige schilder Joseph Desbrosses uitroept: „Voorwaarts, vrienden altijd voor waarts. Als wie struikelt is dood en op de zen weg mogen de dooden de levenden niet terughouden." Maar het zou de Bohème niet zijn, als ze geen rozen aangedragen had, zoodra zij won den sloeg. In eens stond zij middenin zijn leven: Marie Vimal, een eenvoudige arbeid ster met de fijnheid van geest en ontvan kelijkheid van gemoed, waarmee de grauwe levenswerkelijkheid haar slachtoffers vaak vertroost Marie Vimal, de eenige vrouw, die Murger heeft liefgehad en nooit uit het hart heeft verloren. Wat vreugde bracht wat lieve zorg maar even onverwacht als ze .ekomen was, ging zij heen. opgejaagd als een hert, omdat zij onder verdenking stond van medeplichtigheid aan diefstal. Herhaal delijk daarna bezocht Murger haar in haar schuilplaats, even vaak misschien als zijn vriend Guilbert. Toen hij op zekeren dag een brief vond waarin zij hem verzocht, zich vooreerst niet meer te vertoonen in verband met de waakzaamheid der politie, voelde hij dat ze loog en begreep hij Guilbert dus het was het eerste vergrijp tegen de onge schreven wetten der vriendschap in den kring der „waterdrinkers" en voor Burger een ontgoocheling, die hem vervulde met een bit terheid, waarvan hij zich alleen kon bevrij den door zijn hart uit te zingen in zijn ver zen. Zijn vriend Pottier had het hem ge leerd, nü eerst voelde hij, hoe waar het was, dat „chanter son mal, c'est l'enchanter. Sombere dagen kwamen, uren van eenzame verslagenheid, die een toevallig weerzien met Marie op straat nog hopeloozer maakte door het onstuimig verlangen naar een liefde, welke, nauwelijks ontloken, hem weer ontval len moest. Trachtte hij vergetelheid te vinden in een tweede, nog kortstondiger liefdes avontuur? Ook zijn Christine had hem al weer verlaten toen Murger, voor de derde maal in zijn leven moest worden opgenomen in het ziekenhuis Saint-Louis, geplaagd door een huidaandoening, verzwakt, uitgeput van zenuwen. Te midden van de lijdenden en ster-' venden, met hun gesteun en geweeklaag in de ooren, schrijft hij, bij het matte schijnsel van het nachtlicht, koortsachtig de tien cou pletten van zijn hospitaalgedicht. Teruggekeerd in zijn bohème-wereld is de nood zoo hoog gestegen, dat hij nog slechts twee uitwegen ziet: dienst nemen bij de zee macht als fusilier of zelfmoord plegen. Maar juist in dezen tijd van de diepste el lende schijnt er redding te komen: Champ- fleury, de latere directeur der Sèvresfabrie- ken, dan nog een burger, die in de kunst is verdwaald, maakt zijn entrée in de kring dei- waterdrinkers. Deze jongeman van goede huize bezit een eigenschap, die Murger ten eenenmale vreemd is: hij kan „zaken doen" hij weet de kunst aan den man te brengen, Grootsche plannen worden gemaakt: Murger zal samen met zijn nieuwen vriend gaan werken voor het tooneel. Vliegensvlug en gestimuleerd door ettelijke koppen sterke koffie schrijft Murger de noodige coupletten voor een „vaudeville". Lang duurt deze samen werking niet: Champfleury had een andere bohème gevonden, voornamer, welgestelder dan die van Murger en de zijnen: de groote Gautier had er in verkeerd, Gérard de Nerval behoorde er toe en zoo juist had een „jonge god" er zijn intrede gedaan, de precieuze Banville, die zich met zwier bewoog in de wei-gemeubileerde salons In de lente van 1845 kimt, even gelukzalig- toevallig als de Atalantavlinder juist neer strijkt in dien éénen tuin op die ééne bloem, Lucile Louvet het Quartier Latin binnen zweven, dat bekoorlijk-eenvoudige bloemen- maakstertje in haar mousseline jurkje met de witte manchetten en het witte flatteuze kraagje juist op tijd om, zelf arm aan geluk, dat geluk te komen wegschenken aan den verstilden Murger. Ja, waarlijk, met deze verlevendigde herinnering aan Marie Vial schijnt 't lichter te worden; zelfs vindt Mur ger, dank zij de hulp van den „dichter van jeugd en rozen", Arsène Houssaye, nu een afzetgebied voor zijn werken: in het boule vardblad Le Corsaire begint hij zijn Bohème- tafereelen, de „Scènes de la vie de Bohème" te schrijven. Mimi's dood. De arme Lucile als Mimi mocht zij voortleven in Murger's Bohème-roman in werkelijkheid was haar nog slechts een zeer kort leven beschoren. Al lang had zij zich, geduldig het lijden van haar ongenees lijke kwaal, die men toen nog „tering" noem de, dragend, teruggetrokken uit de bohéme- wereld en bootste het kleine bloemenmeisje in een duister atelier bedriegelijk-gelijkend de lente na. Daar opeens, op een avond, stond zij in Murger's kamer, uitgeput, moegestre den, stervensbereid, maar glimlachend en met denzelfden lieven lach om haar mond, waar mee zij Murger had herinnerd aan zijn on vergetelijke Marie Vial, zijn Musette. Kort daarna lag zij in het ziekenhuis, wach tend op de weinige geluksmomenten, die haar getelde dagen haar nog zouden verschaffen: de bezoeken van Murger. Lucille wachtte, uren en dagen, wachtte vergeefs. „Zeg Henri", verzocht zij hun we derzij dschen vriend Tourbin, „zeg hem, dat Mimi heengaat, maar dat zij niet kan gaan zonder hem nog eens omhelsd te hebben." Toen Murger op aan dringen van Toubin zich eindelijk aanmeldde, had z'n Mimi de oogen al voorgoed gesloten. Zij beleefde niet meer de triomfen van Henri bij de opvoering van zijn voor het tooneel bewerkte, „Bohème" anders had zij zichzelf op het tooneel kunnen zien sterven 22 September 1894 was de première: Mile Thuillier, wie Murger tijdens de repetities het hof had gemaakt, speelde de hoofdrol: Mimi. Het werd een onverwacht succes: het enthou siasme in de artiestenloge, waar Gautier. Jules Janin, Houssaye en Paul de Saint-Victor gezeten waren, kende geen grenzen. Nog den- op de pijnlijke plek.bestrijdt HOEST, KEELPUM GRIEP, RHEUMATIEK STEKEN IH DEZUENZ. doozen a 35 en 55 ct. PIJNSTILLENDE WATTEN (Adv. Ingez. Med.) zelfden avond had Murger een contract in den zak van den bekenden uitgever Lévy voor de uitgave van zijn „Bohème" in boekvorm. Vaarwel, Bohème! In 1851 verscheen de roman, met een voor woord en een besliuit, die meer in overeenstem ming waren met de luxueus gemeubileerde woning die de dichter-dramaturg had betrok ken dan met de bohème-ervaringen van een gekwelde jeugd. Ach, Murger was beroemd ge worden; de Revue des deux Mondes had zelfs haar kolommen voor hem geopend en bijna was hij gehuwd met zijn laatste Mimi, Anaïs Boyer. die als trouwe gezellin van zijn laatste levensjaren zijn sokken stopte, zijn pantoffels borduurde en in zijn roem deelde. Maanden van vredig geluk bracht hij door in zijn landhuisje te Marlotte, het schilder achtige dorpje aan den zoom van het bosch van Fontainebleau. Werken zouden nog uit zij handen komen zooals zijn „Serment d'Ho- race", dat in het Palais-Royal een stormachtig succes oogstte maar doorleefder, doorstre- dener en waarachtiger zou hij niet meer schrijven dan ten tijde van zijn Bohème-tafe- reelen, zoo onvergetelijk in de taal der muziek vertolkt door Puccini. Eind Januari 1861 maakt een ernstige ader ontsteking zijn onmiddellijke overbrenging naar het ziekenhuihuis noodzakelijk. De dag bladen meldden opvallend den ernstigen toe stand waarin Murger verkeerde, de Regeering liet herhaaldelijk naar den zieke informeeren, alsof het een vooraanstaand staatsman gold. En toch was het een zoon van de bonte bo hème-wereld, die na een zwaren doodsstrijd in den avond van den 28sten Januari 1861 de oogen sloot, als ridder van het Legioen van Eer. C. J. E. DINAUX. VAN UW Schouwtjeslaan - Tel. 10070 HAARLEM (Adv. Ingez. Med.) Aardig boekje over de duinen. Tekst en foto's van Kees Hana. In de Libellen-serie verscheen een fraai geïllustreerd deeltje, gewijd aan het Hol- landsche duin en geschreven door Kees Hana, die kans heeft gezien in het bestek van welgeteld veertig pagina's een aardige, boiende en interessante beschrijving te ge- van van het ontstaan van die duinen in vo gelvlucht en een aantal der interessantste vertegenwoordigers van de flora van dit fraaie landschap. De foto's dit die werkje illustreeren wer den door den schr. zelf vervaardigd en en kele er van zijn werkelijk juweeltjes van landschaps- en plantenfotografie, zooals we dat trouwens van den heer Hana gewend zijn. Een handig boekje, dat uiteraard slechts kan aanstippen, zonder al te diep op het on derwerp in te gaan. doch voldoende is om aangename herinneringen wakker te roepen of de belangstelling op te wekken. In ver band met dit laatste was een litteratuur lijstje misschien wel prettig geweest. Winkelen is erg eenvoudig, maar niet op Namlea. EZE keer iets over winkelen. Het lijkt een heel eenvoudige zaak, want er zijn op Namlea meer toko's dan .ge wone huizen, maar aangezien de to ko's allemaal hetzelfde verkoopen, kom je met hun aantal niet zoo erg ver. De meeste toko's zijn heel klein en hun waar niet veel bijzon ders. Ze zijn eigenlijk alleen ingericht op de behoefte van de ketelkerels. Iedereen, die een of twee kerels bezit, houd er een toko op na en betaalt de gestookte olie met waren. In de maanden, toen de olie vrijwel haar laagsten prijs bereikt had," werd er geen cent op de olie verdiend, wel op de waren die de stokers ver plicht waren te koopen. Behalve die vele kleine winkeltjes zijn er vijf of zes grootere zaken en die zijn eigenlijk ook allemaal weer eender. Het stinkt er naar kakkerlakken, Chineesche geneesmiddelen, en kajoepoethi-olie; de nieuw aangekochte waren liggen er hoog opgestapeld; voor ons is deze echter van geen belang; ze bestaan uit gewone Japansche rommel, katoentjes van 8 cent per el, die doorloopen, tennisschoenen prachtige gestreepte shirts, broeken, blauwe en roode emailleschalen en borden met groe ne en gele bloemen. Maar uit de onderste la den en de duisterste hoeken komen de meest ongerijmde voorwerpen te voorschijn. Voor de malaise alles veranderde werd hier grof geld verdiend. In 1928 stond de kajoepoetiholie op f 150 de picol en was de nacht niet lang noeg om het overdag verdiende geld kwijt te raken. In die dagen werden de prachtige lak schoenen ingevoerd, de horloges en wekkers en de dure cognac en portsoorten. Toen kwam de daling en de han delaren bleven met al hun moois zit ten, maar aangezien zij een uitverkoop oneconomisch acht ten, werd alles op geborgen tot betere Brieven uit de Molukken tijden. Die bleven echter uit en daarvan kwam de invasie van goedkoope Ja pansche artikelen en de dure waar verhuisde naar de achterste plaats om te verjaren. Wie op puntige schoenen met glimmende lakneu zen gesteld is, kan ze hier voor een prikje krij gen evenals gebombeerde blikjes, in schoen smeer veranderde boter en doorgeroeste wek kers. Maar soms vind je artikelen, die tegen de jaren bestand zijn, een kist sunlightzeep, een weinig uitgeslagen en de kartonnen hulzen verkleurd (maar tegen de helft van den prijs) een flesch uitstekende port, aan welke deze afzondering bijzonder ten goede is ge komen. Het rondsnuffelen is een spannend en afwisselend bedrijf, je tuimelt van de eene verwondering in de andere; alleen moet je bestand zijn tegen de losbrekende kakker lakken en een neus zonder pretenties heb ben. Dit alles geldt alleen nog maar de inge voerde producten, maar hier liggen ook de voortbrengselen van het land, het donkerge- vlamde salamoulihout, zware ebbenbalken en gedroogde pythonhuiden van drie tot tien meter lengte. In groote martavanen geurt de kajoepitiholie, overal ruikt het naar kajoe- poetih. Eens in de vier weken komt de groote win kel, de K.P.M. uit Macassar. Het is de groot ste, belangrijkste dag van de maand. Meestal ligt de boot er van zonsopgang tot zonsonder gang. We gaan er eten, we krijgen bezoek, één dag lang behooren we ook tot de wereld. Nauwelijks hebben, we de ankerketting hoo- ren rammelen of we vliegen naar de badka mer om met de eerste motorboot aan boord te gaan. Het eerste klasse-dek is helder ge schrobd en het bier en de orangecrush is ex- heerlijk koud, maar daar wil ik nu ïxiet van vertellen. Beneden ixi het tusschendek zijn de Chineesche handelaren geïnstalleei-d, die van Macassar uit den grooten Oost bereizen, heele- maal Ternate voorbij, langs de kusten van Halmaheira en Papoea. In ï-eusachtige kisten is hun koopwaar opgeborgen en gedurende de reis wordt alles rondom opgestapeld. Hon derden blokken katoentjes, biet kleine pa troontjes voor de lange kabaja's der Ambo- neesche vrouwen, met helle, kleurige pati-o- nen voor de Mohammedaansche dames, hel groene en roze geruite sarongs zooals de Bi- noekoes en Soelaixeezen die dragen, duizen den fluweelen topi's, Japansche hemden, schoenen, messen, borden, dekens, matras sen, en vervalschte Boldoot Eau de Cologne. Zoo tegen Kei-stmis als er inkoopen moeten s-edaan worden voor de Amboneesche bedien den, die hier hun presentje met Kerstmis krij gen zooals op Java onze Mohammedaansche bediendeix met Lebaran, den feestdag aan het eind van de vasten wat ontvangen, ga ik hier inkoopen doen. Goed boven de tien cent per el loopt niet door in de wasch maar verschiet in de zon, voor 15 cent kun je wel wat aar digs krijgen in een soort namaak tobralco. Handdoeken zijn ook bijzonder geschikt als cadeautje en leeren sandalen en voor de mannen breedgerande hoeden. Er is een ro man te schrijven over de wijze, waarop de Ambonees zijn hoed draagt. Maar behalve al deze Japansche artikelen, die wij rommel noemen en die toch voor de bevolking hier, waax- het geld zoo schaarsch is, een uitkomst zijn, kun je ook nog artikelen krijgen, af komstig van tokovenduties; althans uit den prijs leidde ik hun herkomst af. Blikken havermouth, doozen lux. potten jam, melk en ham, de meest uiteenloopende soorten en merken. Je weet alleen niet vooruit wat ex- wezen zal. De eene maand loop ik naar jam te zoeken en kom met zeep thuis en de vol gende maaxid, afgaande op havermout, is er alleen een geweldige voorraad lactogeen of een uitgezochte collectie toiletspiegels. Iedere maand zijn er weer andere verrassingen en is het weer een vreeselijk gedrang, want alle handelaren slaan hier hun voox-raad in en als over veertien dagen de boot terug komt zijn tocht rond Halmaheira, betalen zij hun schulden af in kajoepoetiholie. Die wordt naar boord gebracht in steenen tampayans, oude sajakruiken, waarin ze van de ketels komt en de reizende handelaren nemen ze mee als overvracht naar Macassar. Als het droge tijd is, gaan we dikwijls met de kinderen een paar dagen naar ons concessieterrein. We hebben er een eenvou dige, pondok, een goedang voor levensmid delen en kajoepoetiholie, een open galerij en twee slaapkamex-s. Het huis staat op palen, de vloer is van gevlochten bamboe en slin gert een beetje als een hangbrug, het dak is van atap en de wanden zijn van nipa ge vlochten. Toen het nog nieuw was had het een lichtgroene kleur: als je 's middags wak ker werd en je ootren opsloeg In dit teedere groene licht, leek het of Je betooverd in de holte van een rietstengel ontwaakte. We varen er heen in de groote prauw, ste- (Nadruk verboden). ken de baai over en x-oeien de kali op tus- schen de maxxgroves ïxiet hun helgroene vezelige bladeren en de slordige nipapalmen. waarvan de di'oge bladstelen naar beneden knakken langs den stam. Van den steiger naar het huls is het dan nog ruim een half xxxxr loopen door de gloeiend heete alang alang vlakte tusschen steile heuvels met kajoepoetihopslag. Het benedengedeelte van de vlakte is afgebrand en tusschen de rookende restanten van boomstammen wor den de platstekken voor de klappers uitge zet. Langs den weg worden de gaten voor kapok gegraven. De weg loopt langs een kajoepoetihketel, beklimt eexx kleine tjot en daalt weer in de vlakte. Achter het wildhout- boschje, waar roode en groene papagaaien krijschend opfladderen, begint de tuin, de papaja- en pisang aanplant. De groentebed den liggen kaal en de grond is dor; in deze hitte kan geen enkele groente groeien. Als de eerste regens vallen worden ze omgespit en bezaaid, nu eten we dagelijks kankoeng, dat half in de kali groeit en katjang tomtoeh, ontkiemde groene erwtjes. Apart naast het huts is een keuken en een badkamer. We eten heel primitief rijst met dendeng, (gedroogd vleesch), tjolo-tjolo, een sausje van uien, azijn water en waarin stuk jes aubex-gines zijn. Tweemaal in de week sturen we iemand naar Namlea oxn visch en brood te halen, die de meid thuis ge bakken heeft. Het leven is hier terugge keerd tot den aller pi-imitiefsten vorm. De kinderen loopen den geheelen dag in ge breide zwembroekjes en met linxxen hoeden op, maar ondanks hun hoofddeksels zijn hun haren wit verschoten en zien zij met hun gebx-ande rixggen er uit als grijze negers. Dikwijls gaan we er 's morgens voor zes sen al op uit. De jongste op den rug van een jongen, de oudste het eerste stuk loopend en daarna gedeeltelijk gedragen. We trekken de vlakte in, twee uur vex-der naar den grens- ketel Toebahoni en naar de ketels aan den anderen kant van de kali aan het strand, waar een paar klapperbooxxxen staan en we klapperwater drinken en het zachte vrucht- vleesch afschrapen met een uit de bolster gesneden lepeltje. Terug gaan we langs de boschketels en als we op Pohon Samana komen, zit de anachoda gehurkt bij het vuur Twee kerels herstellen de wateraanvoer. Van bamboe maken ze een drinkbeker en we drinken het koele bronwater, dat naar aarde en mos en kruiden smaakt. Texnig gaaxx we door de kleine zij kali, sprïnend van steen tot steen, krommingen afstekend door het bosch en afdalend in het droge kalibed, een breden weg, ritselend van dorre bladeren. De duiven in de bloeiende warin- gins koeren, er zijn hertespoi'en op het pad, 'n bloem bloeit met stijve roode bladeren, van een boom hangt een slingerplant naar beneden met volle trossen als brem, maar oneindig overvloediger en welriekender. Daar is het open plekje met de stijve bladeren van de koenjit, de zoxx valt recht op onsneer, dan dalen we weer af in de kalibedding waax- de x-otswand steil omhoog stijgt, groen en bewegelijk van chevelures. Thuis drinken we kwast. De jonge zet rijst op, weekt de dengdeng en kookt de kankoeng' (soort spinazie) voor de kinderen. Maar wij loopen het pad af naar de kali, 100 meter naar beneden. Op Namlea is het water brak en troebel, maar op Batoebooi stx-oomt een kleine rivier met helder water snel over doxx- kere steenen. Vlak achtef ons huis, tusschen. de bamboeboschjes is een prachtige badplaats. Om geexx enkel risico te loopen heeft mijn man dwax-s door de kali hier een bamboehek laten bouwen, zoodat de krokodillen, die aan de xnonding van de kali op de uitstekende ïxxangrove wortels liggen te zonnen, ons niet kunnen overvallen. Na den zwaren warmen tocht van dien morgen komen we hier weer op temperatuur. De kinderen zoeken steentjes en wij liggen soms bijna een uur in de aangename groene schemering in het snelle water af te koelen. En daarna het middagslaapje. Misschien krijgerx we pisang goreng bij de thee en anders is er een overvloed van sweet potatoes, die heel fijn ixx schijfjes gesneden, knappend ge bakken als een soort kripik (koekjes) ge geten worden. Nu valt de schaduw van de hooge heuvels aaxxgenaam in de vlakte. We loopen dpor den aanplant, zoeken de plaats voor de nieuwe kweekbedden, tellen de ana nassen en verzamelen rijpe papaja's en dan gaan we achter het huis van de Alfoersche tuinjongens de biggen kijken. Het zijn er zeven stuks. Op een morgen waren de drie Alfoeren op weg naar de klapperontginning, toen z-e opeens bezijden den weg in een sago- boschje een hevig geknor hooiden, de jongens hieven eendrachtig een vreeselijk krijgsge schreeuw aan en stormden er op las. Dc beide moeders gingen aan de haal maar de biggen zaten bevend en als betooverd, verlamd weg gedoken in de alang alang. Obednega bukte zich en raapte ze op alsof hij schelpen raapte aan 't strand. Negen stuks stopte hij tusschen zijn hemdje, twee wisten er later nog te ont snappen. Nu zitten ze in een hokje van bamboes ge maakt en eten sago en mais en snuffelen aan onze vingers als jonge honden. Ze zijn nu reeds een maand in gevangenschap en giste ren zijn hun ooren gecoupeerd, waarmede ze bevordei-d zijn tot tamme varkens. De avond begint met een roode en gouden verkleuring in het westen en een koele wind, die door de breede vallei waait en de hitte van den dag verdrijft. Als de kinderen in bed liggen, zetten we de stoelen buiten onder den wilden mangaboom. De maan begint op te komen, bij de rivieren schx-eeuwen twee uilen. Onze mandoer loopt langzaam den weg af om in het sagoboschje te posteeren. De jongen bakt eieren bij de nasi goreng en brengt de koffie. Het is nu bijna koud. We praten over liet werk van dezen dag en het werk van de toekomstige dagen. De kajoe- poetihprijzen loopen omhoog, de klapi>er stijgt. Het wordt kouder en helder als in een vriesnacht, de heuvels blinken in het maan licht. Tegen de hellingen groeit de kajoepoetih en van de mangrovebosschen aan lxet strand tot den grensketel Toebahoni strekt zich de vlakte uit, 200 bouws alang alang, waarvan 10 bouws gereed zijn gemaakt om na de eerste regens met klappers beplant te worden.. Er staan duizend stuks kapok op de kweekbedden, er is een klein proefaanplant van rijst en' kedele (sojaboonen). Er is grond in overvloed, er is werk in ovex-- vloed, wasdom en een óploopende markt, maar geen menschen, die een patjol kunnen vast houden noch hakkers om het bosch te kappen, noch handen om het onkruid te wieden Door de wereld gaat een kreet om werk Maar in de Molukken eet het volk sago en hoeft niet te werken. Wie verlost dit land van deze oude vloek?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 15