WATERGEBREK TE FINSTERWOLDE. Rechter zonder genade De Lekdijk te Wijk bij Duurstede, welke onlangs ten behoeve van de doortrekking van het Amsterdam - Rijnkanaal door de genie werd opgeblazen, wordt thans verder afgegraven. Een overzicht der werkzaamheden Te Finsterwolde heerscht op het oogenblik gebrek aan drinkwater, zoodat gebruik moet worden gemaakt van de aldaar aanwezig zijnde Norton- putten. In melkbussen wordt het pompwater naar de plaats van bestemming vervoerd Finsche jagers met hun adelaar luisterden de opening der internationale jachttentoonstelling te Berlijn op Yvon Delbos tijdens zijn rede op de mogendheden-conferen- tie te Brussel. De kunst-skibaan, die in het Circus te Scheveningen is aangelegd, is Don derdagmiddag gereed gekomen, van welke gelegenheid terstond eenigo skisportliefhebbers gebruik maakten om een «proeftocht» te maken Mond- en klauwzeer. Op vele plaatsen in ons land is een dergelijk bord de aanduiding van de besmetting, welke op de boerderijen heerscht De Chineesche delegatie ter mogend- heden-conferentie te Brussel, welke het conflict in het Verre Oosten be handelt De viering van het 7de lustrum der Amsterdamsche Vrouwelijke Studentenvereniging werd Donderdag ingezet met de ontvangst der reünisten. Aan het Centraal Station stond een eerewacht opgesteld Als de mist hangt over ons land. Een typisch stemmingsbeeld pont aan het Renkumsche veer bij Heteren FEUILLETON door .GEORG FROESCHEL. Toen Michael met de juffrouw van den die rentuin teruggekeerd was, vond hij weer twee kanaries in de kooi, een grijsgeel wijfje en een helgeel mannetje, Bertha brengt hem tot voor de kooi en het knaapje, die de vlucht van Hansel en zijn eigen verdriet reeds vergeten, staat met groote oogen te kijken. Hij begrijpt niet wat er gebeurd is, hij voelt slechts, dat deze vogeltjes hem vreemd zijn, dat er iets verschrikkelijks met zijn Hansel en Gretel ge beurd is, ofschoon deze Hansel juist begint te zingen en Gretel monter en wel heen en weer •hupt. Plotseling begint Michael wild te wee- nen, geheel verschillend van zijn ver twijfeling van drie uren vroeger, toen hij Hansel's vlucht ontdekte. Irma staat nu in den hoek van de kamer en zonder een woord keert zij om en gaat zacht naar haar slaapkamer, waar zij zich opsluit, terwijl Bertha tevergeefs moeite doet, het snikkende kind te troosten. De dag is bedorven, Irma heeft een zware migraine. Zij gaat liggen, voelt zich erg zwak als zij des middags opstaat om naar de veiling van Harinki te gaan, waar zij een geschikt cadeau voor haar moeder hoopt te koopen. Langzaam verhief Irma Stiewekind zich van haar stoel onder den blik van den rechter in het veilingslokaal. Samen gingen zij naar den uitgang. Bij de deur werden zij ingehaald door een employé van de veilings-finna die Irma het witte porceleinen beeldje, dat zij door het ophouden van haar hand verworven had, overhandigd. Questenberg nam het der tig centimeter hooge beeldje van een Chi- nèesch bedelaar van hem over en stak het in een zak van zijn overjas. Irma opende haar handtaschje en legde bankbiljetten op het dienblad, dat de employé voor haar hield. Toen de juiste som bereikt was, haastte deze zich naar het podium terug. Irma's vingers openden zich, lieten een biljet op den grond vallen, waarop Questenberg zich bukte, het in haar handtaschje legde, dit dichtdrukte en haar arm aanrakte. Daarop gingen zij naar buiten. Het was geen strijd tusschen twee krachten, het was een zege zonder strijd, onderwerping zonder tegenstand. In glasblazerijen laat men U traanvormige glasdruppels zien, die in een fijn puntje uitloopen.Raakt men ze met een lichten druk aan, dan verstuift het geheel in fijne, afzonderlijke, bijna onzichtbare deeltjes. Zoo verstoof Irma's zwakkere wil onder Ques- tenberg's bevel. Zij liepen door de straten, over het flon kerend, spiegelend asphalt, onder de koude zonnen van de hooglampen en lichtreclames. Voor hen bleef geen enkele herinnering aan deze wandeling, geen ontmoeting, geen van de kleine gewone gebeurtenissen van de straat viel hen ten deel, zooals in de Mythe werden zij naar een andere sfeer gebracht. Eerst in een trappenhuis, waarin een trieste electrische lamp gloeide, over de vezels van een cocos- looper, die onder hun voestappen kraakte, toen in een kamer met groote, zwarte meubelen, beschenen door een straatlantaarn. Questenberg legde de sleutel, waarmede hij opengemaakt had op de tafel en hoorde hoe het metaal het hout aanraakte, voelde de droge oververhitte lucht van de kamer als een heete adem op voorhoofd en wangen, hij ademde diep. en wilde tot de vrouw naast hem spreken. Mei ?en noodeloozen omweg langs de tafei. di tusschen hen stond, trac hij op haar toe. Spreken, beredeneerei vertuigenIn woor den gieten, dat wat her oedrukte en bedreig de, het denken terwijl men in zinnen over bracht om ze door gerechtmatigde motieven de vrouw tot bondgenoote te maken! Het ge sproken woord van mensch tot mensch geeft den doorslag, maar Irma Stiewekind scheen in dit uur doof voor woord en rede. Toen hij voor haar stond, toen hij de strakke blik uit haar wijdgeopende oogen opving, toen hij haar pols aanraakte, besefte de rechter, dat het vergeefsche moeite was om tot haar te spreken. Zij was voor elke rede verloren, er was geen mogelijkheid om haar aan het verstand te brengen, dat hij haar kracht en vastberadenheid eischte, omdat de staat en het recht niet door een brutalen vlegel verloo chend zouden kunnen worden. Zij was on eindig ver van al het verstandelijke, slechts een drijvende, stomme angst en verlammende verwachting werden door haar houding en haar kindergezichtje uitgedrukt. Waar was ze bang voor? Plotseling begreep Questenberg. dat de vrouw die hem hierheen gevolgd was in een stomme afwachting, een overrompeling verwachtte, vreesde en verlangde. Wat een stommiteit, welk een vrouwelijke banale vergissing. Questenberg bezon zich, overzag de situatie, legde een hand op Irma's schouder, streelde haar zooals een ruiter een paard kalmeert en zei in een halfluide een tonige stem: „Blijf nu kalm, er gebeurt niets, wees nu kalm, men doet je niets. Hij vervolgde zachtjes: „Irma, je moet naar me luisteren, je moet elk woord, dat ik tot je spreek begrijpen. Her inner je je nog dien zomernacht toen die mijnheer, die juist uit Amerika kwam bij jullie was? Herinner je je dat? Denk aan alles, wat toen gebeurde, denk er zoo aan, alsof je het nog een keer beleeft. Jij gaat met mijnheer Seiffart langs de trap, waar het licht nog helder brandt, naar beneden, mijnheer Seiffart wenscht je goeden nacht en jij gaat de trap weer op. Plotseling komt je een man tegemoet gerend, hij gaat vlug. maar je ziet hem duidelijk, hij komt recht op je af, en dringt zoo ruw voorbij, dat je tegen de leu ning gedrukt wordt. Je voelt nu nog. hoe zijn beènig lichaam je aan schouder en zijde aan geraakt heeft. Dat is dezelfde man. die morgen tegenover je staan zal en je moet hem zeggen, dat je met absolute zekerheid weet. dat hij de man is, dien je toen op de trap ge zien hebt. Het is Karl Rittenwald." En nog eens fluisterde hij haar in het oor: „Karl Rittenwald vergeet het niet, vergeet het niet!" Questenberg ging vooruit en opende de voordeur van de flat. Haar blik viel op het visitekaartje, dat onder de belknop op den muur zat. Met een vinger streek zij over den zwarten reliëfdruk en las hardop: „Rechter aan de arrondissementsrechtbank, Alfred Questenberg." Zij herhaalde, „Alfred. Dus je heet Alfred?" „Ja Alfred." Éen seconde daarna stond zij alleen voor de gesloten deur. zag even verwonderd om zich heen en ging toen zorgeloos de trap af. Enaldus glimlachend, geschminkt, ge parfumeerd liep zij Marianne tegen het lijf, die de trap opkwam om Questenberg nog even te berichten, dat haar moeder aan het gemeen telijke woningbureau succes gehad had. Op de trap passeerden de beide vrouwen elkaar, Irma tegen den muur, Marianne dicht tegen de leuning. Marianne vertraagde haar stap niet, zij ging voorbij en besteeg de laatste treden. Duidelijk had zij gehoord, dat Questenberg's deur dichtgevallen was. Onmiddellijk had zij de vrouw herkend, waarmede Alfred gister avond gedanst had. Achter zich hoorde zij de schreden van de andere, voelde nog op den rug van haar hand de aanraking van den bontmantel van de andere, en toch bereikte zij de deur, die haar doel was. Langzaam, diep ademhalend, draaide Ma rianne zich naar rechts en in haar gezichtsveld verscheen het visitekaartje bij den drukknop van de bel. De gedrukte letters vormden zich tot een naam, die haar lippen geluidloos her haalden: ..Rechter aan de arrondissements rechtbank, Alfred Questenberg". Haar hand, die op het koperen drukknop je lag, viel terug, de bruine deur, het naam kaartje. vervaagden, zij stortte in diepten van tallooze afgronden, en stap voor stap, trede na trede, ging zij naar beneden, Alle lichame lijke krachten waren noodig om haar door de voordeur met den automatischen sluiter te brengen. Terwijl deze zich langzaam en ge luidloos achter haar sloot en de eerste koude whiter vlaag haar gezicht vlijmscherp beroerde, besloot zij om nooit meer, onherroepelijk, on verbiddelijk in dat huis een voet te zetten. XVI. HET VONNIS VAN RITTENWALD. De hekkesluiter, die Rittenwald weer naar zijn cel gebracht had, bleef op den drempel staan: „Enwat is het geworden?" „Een jaar". „Preventief erbij?" „Ja." „Dus blijven er acht maanden over.nu, dat gaat. Heb je het geaccepteerd?" „Ja." „Dat was verstandig. Dat heen en weer ge babbel heeft geen nut. Wat zijn moet, komt toch, en uitvluchten helpen niet. Nu, ik zal je aanstonds je koffie brengen, dat doet ons allen goed na een behandeling". Toen het blikken maatje met de zwarte drank op de tafel stond, ging Rittenwald zwaar op zijn bankje zitten, brak een stuk brood, trok de koffie naar zich toe en deed dit alles met de besliste, langzame bewegin gen van iemand, die dachi,: „ik heb honger; dus gaan wij eten." Maar ofschoon hij altijd zoo reageerde, wil den zijn tanden thans niet het brood verwer ken, hij kon het niet slikken, en de koffie, anders een warme verkwikkende laving, was een bittere medicijn, een afschuwelijk brouw sel. Rittenwald spuwde het uit, zette zijn kopje op de tafel en verwonderde er zich over. dat zijn hand beefde, toen hij het lichte' ding op hief. „Nu, ouwe jongen, wat gebeurt Jou", zei hij en leunde achterover tegen den grijzen muur. CWordt vervolgd.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 13