ST5»Se W*fki.J*'«•^■v ■Élpiö»,,-- j*j-;i%>.. j. K^Lf; T 1 m Rechter zonder genade wm *%EV^ H. M. de Koningin heeft Zaterdagavond in den Stadsschouwburg te Amsterdam de gala-uitvoering bijgewoond van «Der Rosenkavalier» onder auspiciën van de Wagnervereeniging. De vorstin in Haar loge Het 16000 ton groote Japansche passagiersschip «Asama Maru», dat drie maanden geleden tijdens een storm op de rotsen der Sai Wan Bau strandde, be vindt zich nog steeds in zijn be narde positie De Haagsche dierentuin is verrijkt met een tweetal zeldzame schildpadden. Een jeugdig bezoeker der diergaarde en de chimpansé «Beppo» maken een rijtoer op den rug dezer dieren Prof. dr. H. Brugmans tijdens zijn rede, waarmede hij Zaterdag de Vondeltentoonstelling in het Museum Fodor te Amsterdam in tegenwoordigheid van minister-president dr. H. Colijn en vele andere autoriteiten opende De voetbalwedstrijd tusschen het Rotterdamsch elftal en het Bondselftal, welke Zondag in de Maasstad werd gespeeld, eindigde in een 0 6 neder laag voor het Bondselftal. Een moment voor het Rotterdamsch doel De vier mijnenvegers die onlangs uit Nederland vertrokken om te worden toegevoegd aan de Ned. Indische zeemacht, arriveerden j.l. Maandag te Batavia. Vlootvoogd Ferwerda (links) hield een welkomstrede voor de gezamelijke bemanningen en besloot met een driewerf hoera voor de Koningin Namens het Ned. Tooneelvprbond werd door den voor zitter, prof. dr. J. van Ebbenhorst Tengbergen, Zaterdag een krans gelegd aan den voet van het Vondelmonument in het Vondelpark te Amsterdam FEUILLETON door GEORG FROESCHEL. 34) „Maar ook kinderen kunnen schelden en trappen, wanneer zij zich opwinden. Natuur lijk in bijzijn van getuigen, anders is het on interessant." „Neen, nog in bijzijn van getuigen, noch alleen, zij is een klein, zacht vogeltje, een „Goed, een vogeltje is voldoende. Maar heeft Uw vrouw nooit buitensporige uitgaven ge daan voor kleeren of juweelen. uitgaven die boven Uw stand waren? Of heeft ze het huis houden weieens verwaarloosd, de opvoeding van Uw kind te lichtzinnig opgevat?" „Ik kan haar geen verwijten maken, zelfs al nam ik elk uur van ons samenzijn onder de loupe". „Dus met andere woorden, een model-echt- genoote, een zeer interessant geval. Grove be- leediging, mishandeling, verkwisting, verwaar- loozing 'der huiselijke plichten, wij hebben toch niets vergeten, mijnheer Stiewekind? De lijst van mogelijke zonden is toch compleet? Mankeert er niets aan, blijft ons geen aller laatste mogelijkheid? Denkt U eens even na, mijnheer Stiewekind." „Ik weet niet waarop U zinspeelt", ant woordde de cliënt, die door den ironischen toon van den advocaat verward was geworden. „Werkelijk niet? Kent U geen andere reden voor echtscheiding, het alpha en omega van de meeste echtscheidingsprocessen schiet U niet te binnen? Heeft U de voornaamste van alle gronden vergeten?" „Ik ben geen jurist." „Als U geen getrouwd man was geweest, dan had U mij begrepen. Ons blijft nog slechts een reden tot echtscheiden echtbreuk." „Ja. maar dat is absurd. Ik, in mijn positie, kan toch niet mijn vrouw wegens echtbreuk aanklagen?" „Waarom niet, U wilde toch zonder erbar men, met de scherpste middelen strijden." „Zonder erbarmen, maar niet zonder zin. Ik zei toch al, dat ik haar niets te verwijten heb. Als ik maar het minste, een schaduw van een verdenking had gehad, dan zou ik het niet vergeten hebben. U kent mijn vrouw niet. Bij andere vrouwen was het misschien mogelijk geweest, maar Irma heeft uiij niet bedrogen." „Daarop komt het voorloopig nog niet aan. Wij kunnen het in elk geval beweren. Het is onze laatste troef, wij moeten hem uitspelen." De advocaat staat op, gaat in een hoek zitten, die niet door de bureaulamp beschenen wordt, strekt zijn lange magere beenen uit, kijkt naar zijn lange, smalle, lage schoenen. „Ja, dat zou mogelijk zijn, dat is in Uw geval het eenige mogelijke. Niemand kan ons ver hinderen het te beweren, een klacht te fun- deeren op die bewering, een korte nauwkeurig geformuleerde eisch tot echtscheiding wegens echtbreuk gepleegd door de echtgenoote. De rechtbank moet de klacht aanvaarden, moet haar in behandeling nemen, moet de getuigen die wij noemen zullen, verhooren." „Welke getuigen?" „De getuigen tegen wie wij de verdenking koesteren, met Uw vrouw echtbreuk gepleegd te hebben. Het kan er een zijn. het kunnen er honderd zijn dat hangt heelemaal van ons af. Zij moeten op de zitting komen, zij wor den beëedigd. zij worden verhoord, de tailleur, de kapper, de tandarts, de dansleeraar, haar tennis-partner, voor mijn part ook de oom en de neef. Zij moeten onder eede verklaren wan neer en waar zij Uw vrouw gesproken en ge zien hebben, wat zij gesproken hebben en wat er misschien ook nog gebeurd is. Wij zitten er ook bij en luisteren naar de verhalen. Maar gelooft U. dat Uw vrouw er ook stil bij kan blijven zitten? Gelooft U, dat wanneer zij de aanklacht met de lijst van de getuigen ziet, niet liever toe zal geven, om zich zulk een af- ischuwelüke scène te besparen?" „U heeft gelijk, het is afschuwelijk." „Maar volkomen wettelijk, op juridisch ge bied toelaatbaar en in de praktijk in tallooze gevallen met succes aangewend. U zet zulk een bedrukt gezicht, mijnheer Stiewekind." „Wat U voorstelt is gemeenschurk achtig." De advocaat bleef volkomen rustig. „Ik ben het met U eens, maar ik heb de wetten niet gemaakt, ik weet alleen maar, hoe men ze gebruiken kan. De beslissing in deze ligt bij U alleen. Zal ik de aanklacht indienen?" Dr. Kislinski legt zijn vingertoppen tegen elkaar en wacht. Stiewekind is koopman en het zakenleven vergt sluwheid, list en soms ook brutaliteit. Maar in alle privé-dingen is hij tot dusver steeds gentleman gebleven. Hij heeft nog nooit iets gedaan wat tegen eer en haar meer sub tiele vormen indruischt. Nu zit hij stil met een vertrokken, bleek gezicht en zoekt een uitweg, die hem permitteert om fatsoenlijk te blijven en toch zijn doel te bereiken. Wat de advocaat hem voorstelt is verachtelijk en gemeen, alles komt in hem in opstand tegen deze laagheid, en even denkt hij de kracht te bezitten om van alles af te zien om z-ich zelf niet te moeten verachten. Een oogenblik meent hij sterk ge noeg te zijn om te kunnen kiezen tusschen zijn geweten en dat wat voor hem geluk, hoop en toekomst is. Dan bekent hij, dat het te laat is, dat hij er zich reeds te diep in gestoken heeft, dat er geen terug meer voor hem is en hij zegt droog en met een heesche stem: „Dient U de aanklacht in." „Dus toch?" Kislinski komt met lange stappen uit zijn donkeren hoek te voorschijn, legt een bedrukt vel papier op de schrijftafel: „Wilt U dan de volmacht onderteekenen." Stiewekind onderteekent, er zit een haar aan de pen, hij moet tweemaal beginnen voor zijn naam hoekig en zwart op het papier staat. „Kan ik nu gaan Doctor Kislinski?" ,.JaDe advocaat drukt het vloeiblok op de handteekening. „U kunt natuurlijk gaan, ten minste als U de lijst niet meteen opmaken wilt." „Welke lijst?" „De lijst van getuigen, die verklaren moe ten dat „Ja, ik weet het." Stiewekind staat met ge bogen hoofd. „Het is beter, dat ik dat nu doe!" Hij gaat zitten en de advocaat gaat naar zijn hoek terug. Met wat voor mannen had Irma kunnen..? Onzin, krakzinnig idee, er is geen een man tegen wien hij de minste verdenking koesteren kan. Maar daarover gaat het niet. Hij be hoeft slechts namen te noemen, namen, na men.. En met zijn gouden vulpotlood, dat hij uit zijn vestzakje haalt schrijft Stiekekind een lange scheeve kolom namen op een vel papier, voornamen, achternamen en adressen van een dozijn mannen, waarmede Irma op de een of andere manier een tijd in aanraking gekomen is. Een paar heeren uit de tennis club, de jonge architect, die zij het vorige jaar in de Dolomieten ontmoet heeft, de chauffeur, de tandarts en neef Bruno Seiffart komen ook op de lijst. Seiffart wordt weer geschrapt, want het schiet hem te binnen, dat deze kort gele den weer naar Zuid-Afrika afgereisd is, en in plaats daarvan schrijft hij de naam op van Irma's zangleeraar, ofschoon ze al sinds lang geen lessen meer neemt, en die van den kapel meester van de Staatsopera wien zij eens een paar liederen voorgezongen heeft en die dien zomer tweemaal in hun huis gedineerd heeft. „Zie zoo". Stiewekind schuift het vel papier weg. staat op en gaat naar de deur. „Goeden avond Doctor Kislinski". „Goeden avond.wacht U even, mijnheer Stiewekind, U heeft Uw potlood vergeten." Stiewekind keert terug in den lichtkring van de bureaulamp en grijpt naar het kleine gouden ding dat op de lijst ligt. Terwijl hij het potlood terugschroeft staat hem plotseling een helder, nauwkeurig beeld voor oogen: Irma in avondtoilet, zij raakt met haar wang bijna een wit rokhem aan, haar hand ligt op den schouder van een man, die strak over haar heen ziet. „Wanneer was dat? vraagt zij zacht. „Wie was dat ook weer?" Hij sluit de oogen en zegt dan hardop alsof de woorden hem voorgezegd werden: „Rechter aan de arron- dissements-rechtbank Alfred Questenberg." „Wat zegt U?" vraagt de advocaat. „Rechter Questenberg", herhaalt Stiewe kind en schrijft vlug den vollen naam onder aan de lijst. Dr. Kislinski aarzelt. „Een rechter als getuige in een echtscheidingsproces?" Scherp antwoordt Stiewekind: „Een chauf feur, een tandarts, een zangleeraar, waarom dan geen rechter, waarom zou een rechter geen getuige behoeven te zijn? De wetten gel den toch voor iedereen? Waarom zou een rechter ook niet eens een beetje in een kruis verhoor genomen worden? Ik vind het een prachtig idee, en ik hoop alleen maar, dat het vaak navolging zal vinden." Het is duidelijk, dat de koopman Stiewekind geprikkeld is en dat hij zijn zelfbeheersching dreigt te verliezen. „Nu, net zooals U het hebben wilt," zegt de advocaat kalmeerend. „ik zal den rechter wel als getuige oproepen. Ik hoop, dat de zaak spoedig voorkomt, ik zal in elk geval alles doen om het zoo vlug mogelijk te doen geschieden." „Hoe lang zou het duren voordat alles afge- loopen is?" „In het gunstigste geval twee, misschien drie maanden." „Drie maanden dus enfin, die moeten we door zien te komen. Gceden avond Doctor Kislinski." De advocaat sluit de deur achter zijn cliënt, ademt op zijn vingertoppen, alsof hij het koud heeft, neemt een klein, zilveren doosje uit zijn zak, opent het, bekijkt het witte poeder, dat er in zit, overwint de verleiding, loopt naar de andere deur en roept: „Mejuffrouw Thoma, wilt U even een aan klacht opnemen?" (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 14