Rechter zonder genade '*t&fo?.f... V WÈ&^È^ ^ÊkÉmd. Van het strijdtooneel in China. Japansche soldaten trachten een trein die Chineesche troepen vervoerde en door hen tot ontsporing werd gebracht, weer op de rails te krijgen om voor hun eigen doeleinden te gebruiken Staatsraad J. J. Rambonet heeft Vrijdagavond tijdens een bijeenkomst in het hoofdkwartier te Den Haag officieel afscheid ge nomen als hoofdverkenner der Nederlandsche Padvinders Vereeniging. De hoofdverkenner tijdens zijn afscheidsrede Een laatste eer bewijs. De Belgi sche minister van Verkeer, Jaspar, hecht een decora tie aan de lijkkisten met het stoffelijk overschot der leden van de bemanning van het vliegtuig dat te Ostende verongelukte De hooge commissaris van Nieuw Zee land, mr. Jordan, in gesprek met de aviatrice Jean Batten tijdens de receptie te Londen ter harer eere De minister van Waterstaat, mr. dr. ir. J. A. M. van Buuren (x), bracht Vrijdag een bezoek aan de schoenfabriek te Bunschoten, waar vele broodeloos geworden visschers uit Spakenburg en Bunschoten werk hebben gevonden Wachtend op de jury tijdens de Engelsche nationale hondententoonstelling te Birmingham Overste L. D. de Kruytf met Godard" en de Albert B. Maclay trophee, welke hij te New York won op het internationaal concours-hippique. Deze trophee werd uitgereikt voor de beste individueele prestatie bij het springconcours Fabrieksmeisjes riepen Koning Leopold van België een hartelijk welkom toe bij zijn bezoek aan eenige industrieën te Stratford FEUILLETON door GEORG FROESCHEL, 39) Marianne kon van zijn vreeselijk geheim ook niets weten. Had hij iets door uiterlijke tee- kens laten doorschemeren, was hij in zijn uiterlijk veranderd, had hij zelfs in het ge ringste zijn gewoonten, zijn doen en laten ge wijzigd, dan zou ze uit haar diepe gedachten opgeschrikt zijn, en het zou ten slotte door haar innige, bezorgde liefde tot een uitspraak gekomen zijn. Maar Questenberg's ondergang voltrok zich niet op romantische, theatrale manier. Hij bedronk zich niet, hy bracht zijn avonden niet door in kroegen hij zwierf niet langs de straten verdoofde zich zelf niet met gevaarlijke middelen. De echtgenoot en de burger veranderden uiterlijk niet. De rechter Questenberg begon op te vallen. Zijn ambte lijke besluiten behielden nog steeds hun wetti ge vormen, maar hun inhoud week meer en meer af van de traditioneele juridische gebrui ken. Het scheen of alle bewijsmiddelen voor Questenberg hun overtuigingskracht verloren hadden. Wat twee of drie getuigen bezwoeren, wat experts verklaarden, ja zelfs wat beschul digden bekenden, gold voor hem niet als ju ridisch bewezen of als waarheid. Een onder zoek. dat iedere andere rechter gesloten zou hebben, begon hij steeds weer van een ander uitgangspunt. Waarschijnlijk schuldige men schen liet hij weer op vrije voeten stellen maar liet ook wel eens op een zwakke aan wijzing geziene burgers arresteeren. Maai nie mand zou zijn ongewone besluiten door een enkel motief kunnen verklaren. Questenberg was niet teerhartig of onnoodig streng ge worden. Hjj handelde niet uit principe of uit overtuiging, hij had de maat tusschen schuld en onschuld verloren, hij zwaaide tusschen twijfel en zekerheid, gevoel en plicht. Hij had verleerd rechter te zijn. Het valt niet te zeg gen, hoe lang dit had kunnen voortduren en of men hem reeds na maanden of pas na jaren van zijn post ontheven zou hebben, want voor dat zijn superieuren op de gedachte gekomen waren in te grijpen, verdween hij voor altijd van het tooneel. XXVI. GRATIE. Een man liep achter Alfred Questenberg aan, een beenige, groote man, met een hoekig ge zicht en rechte, lichtblonde wenkbrauwen. Hij volgde hem als hij 's morgens naar het ge rechtshof ging, wachtte op hem tot hij weer uit het gebouw kwam, stapte in de zelfde tram als hij en volgde, handen in de zakken, naar huis. Een week lang duurde dat, een week lang reeds voelde hij den helderen scherpen blik van den ander op zijn rug maar hij draaide zich niet om. Ook nu, toen hij van de Schlosz- brücke omboog in de Burgstrasse was de man achter hem. De rechter hoorde duidelijk zijn stappen en toen hij de straat wilde overste ken lag de lange zwarte schaduw van den ander als een balk schuin voor zijn voeten. Questenberg stapte er overheen en betrad het huis waarvan hij vele maanden geleden de verlichting van het trappenhuis aan zulk een nauwkeurig onderzoek onderworpen had. De man bleef achter ging tegen den muur leunen, keek naar de felle zon die tusschen witte wolken boven den Domtoren stond, gluurde met een boozen blik naar een groepje grond werkers die verderop In de straat een kuil aar het graven waren en bromde voor zich heen ,,Die menschen schijnen het heele jaar door te moeten spitten." Op de eerste verdieping langekomer drukte de rechter op de belknop trippelende, vlugge, onregelmatige voetstapjes, de deur werd ge opend op een kier, een kinderstemmetje vraagt: „Wat wenscht U?" „Ik zou graag gravin Rehkamp spreken." Paula Falter in een kort, verschoten jurkje, dat het vlug groeiende meisje nauwelijks tot aan de knieën reikte, liet Questenberg binnen, maar ook niet veel verder. Onderzoekend, bijna dreigend keek zij hem aan, de actetasch, die hij onder zijn arm droeg, maakte haar wantrouwend, zij wist al te goed, dat quitantie- loopers en deurwaarders zulke tasschen droe gen. „Roep Grootmama" beval zij het kleinere zusje. Ursula opende de huiskamerdeur door er tegenaan te gaan leunen en verdween. Vlak daarop verscheen uit de schaduwen de gestalte van de oude dame. Zwaaiend, sloffend, erg gebrekkig bewoog zij zich voort, haar hoofd sidderde boven de dunne schouders, de groote droevige blauwe oogen richtten zich op Ques tenberg. „De zaak is in orde, Mevrouw, de uitslag is gunstig. Ik breng U Ze herkende hem, hief verschrikt haar hand op. „Niet hier, niet waar de kinderen bij zijn!" Zonder te beven of te zwaaien, zeker en energiek ging ze hem nu voor, leidde hem door een lange gang tot in een kamer waarvan de jalouzieën neergelaten waren. Zij trok den rechter in een hoek, die het verst van de deur verwijderd was en vroeg: „Wat voor nieuws heeft U?" „Het is gelukt, het ministerie van financiën heeft Uw aanspraken erkend, Uw oude obliga ties kunnen ingelost worden." Zij greep zijn hand, hield haai- vast: „Hoe veel?" Questenberg noemde de som, die wel is waar slechts een klein gedeelte was van de oor spronkelijke waarde maar die groot genoeg was om de oude vrouw tot. het eind van haa: dagen voor kommer te behoeden „Hier is de bevestiging Zij nam het papier vouwde het tezamen bukte zich en stak het. in een zak, die ergen; tusschen de plooien van haar rok verborgen zat. Daarop richtte zij zich op, haar gezicht was volkomen onbewogen, slechts de lijnen er van schenen dieper en harder geworden te zijn. en zij begon met langzame, onzekere stap pen in de kamer op en neer te loopen. Na een poosje bleef zij voor Questenberg staan en fluisterde nadrukkelijk: „Die daar binnen be hoeven niets te weten, mijn dochter niet en allerminst die Ludwig Falter. Hij is hier al twee uur lang en vertelt mij, dat de politie achter hem aan zit en dat hij het tuchthuis in moet, als hij niet onmiddellijk aan vijfhon derd mark komen kan. Ik zou het zilver moe ten verkoopen. Maar ik verkoop het zilver niet, want ik weet, dat geen woord van wat hij zegt, waar is; ik ken hem maar al te goed. Nooit, nooit krijgt hij dat geld van mij." Zij streek met haar hand over het roze be hang en keek strak naar een van de bloemen- motieven. „Maar wanneer ik dood ben, dan geeft zij hem alles, dan neemt hij alles en blijft er voor de kinderen niets." „Dat kunt U door een testament verhinde ren", antwoordde de rechter en gaf haar aan welke beschikkingen zij daarvoor treffen moest. Met beweginglooze aandacht luisterde zij naar hem en knikte met haar gerimpelde ge zicht: „Ja, dat is een goed, een knap testament. Ik zal alles wat U mij daar verteld heeft, op schrijven, maar maar in werkelijkheid heb ik geen testament noodig. Die daar binnen wacht tevergeefs, want ik ga nog niet dood, nog vele jaren niet." Daarop geleidde de gravin den rechter naar de deur en schuifelde, zwaaiend en bevend terug naar de huiskamer, waai' haar schoon zoon op haar wachtte om haar met vurige en ontroerende woorden er van te overtuigen, dat nu, en vooral nu. het de beste tijd was, de beste nooit meer wederkeerende gelegenheid bestond, om het doode bleeke zilver in ren te- gevend kapitaal om te zetten. Questenberg ging de trap af en geleek wer keüjk in zijn zwarte overjas met de actentasch onder den arm op een deurwaarder. Beneden gekomen drukte hij in het voorbijgaan mecha nisch op den knop van de trappen verlichting: er gebeurde niets, want op dezen helderen na middag was de stroom natuurlijk uitgescha keld. Mannicke was een betrouwbaar portier die zijn plichten kende. Toen Questenberg op straat kwam keek ook hij naar de zon. Zij was achter de wolken en lichtte als een witte, schier omlijnde vlek boven den Dom. De rech ter knipperde met zijn oogen, draaide zijn hoofd een weinig om, en kreeg juist een balkon van de tweede verdieping in het gezichtsveld. Daar lag Irma Stieweklnd in een rustsoel en sprak met een kleine jongen waarvan alleen de bloote beenen en de korte sokken zichtbaar waren. Het hoofdje en de romp van het kind waren onzichtbaar door de zware steenen balustrade. Questenberg nam even dat tafe reeltje in zich op, toen boog hij het hoofd en ging, de straat schuin overstekend, recht op den blonden man toe. Deze leunde tegen een hek en hield zijn oogen gericht op de voordeur. De rechter bleef voor den man staan. „Hier ben ik, U wilde mij spreken?" „Ja, ik wilde U iets vragen." „Ik zal U antwoorden, Rittenwald. Komt U mee." Zij liepen naast elkaar langs den oever en vervolgens voorbij het Schloss. Questenberg hield zijn actentasch stijf onder zijn arm ge kneld, Karl Rittenwald laad de sportpet in zijn zak gestoken, liet zijn lange armen vrij' zwaaien en liep met zijn hoofd voorover tus schen de afhangende schouders,, alsof hij vlug aan een zeker doel komen wilde. Het begon te regenen, de druppels waren nog fijn en bijna onzichtbaar en bleven als heldere puntjes hangen op wangen en neus van den voetbal speler. Toen zij voorbij een bushalte kwamen, stond er juist een bus. „Kom", zei Questen berg, „daar boven zijn wij alleen". Hij klom de smalle steile trap op naar de bovenverdieping van de bus, Rittenwald volgde hem, zij gingen zitten de bus reed weg. De rechter sloeg zijn eene been over het andere en zijn linkervoet raakte het emaille bordje aan waarop stond' „Waarschuwing aan het publiek. Het is levensgevaarlijk om op te staan voor. gedu rende en kort na het passeeren van viaduc ten." (Wordt vervolgd.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 16