GROOTE PUZZLEWEDSTRIJD S, VONDEL'S FAËTON. Nat. Fonds voor Bijz. Nooden HOOFDPRIJS A to Vereeniging Geloof en Wetenschap ONS WEKELIJKSCH KNIPPATROON. ZATERDAG 20 NOVEMBER 1937 HA AR GEM'S DAGBC'AD 5 (UN/T EN EEIIEEE^ HET TOONEEL DE CALA-OPVOERING VAN Van de verschillende feestelijkheden in deze Vondel-week, is de galavoorstelling van Faëton onder auspiciën van de Waigner-veir- eeniging gisteren in den Stadsschouwburg te Amsterdam het hoogtepunt geworden. Want op dezen avonfl heeft men Vondel zelf aan het woord gelaten in een zijner treurspelen en dit was de grootste hulde, welke men een dichter, die zooals Vossius zeide „voor de eeuwigheid heeft geschreven" brengen kon. De tegenwoordigheid van Hare Majesteit de Koningin en van zoo vele officieele personen heeft aan deze voorstelling een zeer bijzonder cachet gegeven en de opvoering van Vondel's treurspel tot een nationale gebeurtenis ge maakt. Sommigen hebben er zich over verwonderd, dat voor dezen herdenkingsavond niet een van Vondel's meest representatieve treurspelen, zooals Lucifer of Adam in Ballingschap was gekozen, maai* velen zullen het met mij heb ben toegejuicht, dat de keuze op één van Von del's minder bekende werken is gevallen, te meer, omdat juist Faëton in de 17de en 18de eeuw een der meest gespeelde treurspelen van den dichter is geweest. Vondel schreef zijn Faëton In 1662, onmiddellijk vóór zijn Adam in Bal lingschap. Hij zelf heeft het treurspel nooit zien opvoeren, maar in 1685 dus zes jaar na zijn dood werd het niet minder dan 14 maal gespeeld. In Dr. Worp's Geschiedenis van den Amsterdamschen schouwburg lezen wij. dat het tot 1747 in het geheel 91 keer werd opgevoerd. De groote voorliefde voor Faëton in de 17de en 18de eeuw was echter niet uitsluitend aan de innerlijke waarde van het treurspel en de kracht van Vondel's taal te danken. Dit treurspel waarin de dichter de oude fabel dramatiseerde van den zoon van Phebus, den zonnegod, Faëton, die de „reuke- looze stoutheid" beging den zonnewagen van zijn vader te berijden en er mee ten onder ging leende zich meer dan één ander treur spel van Vondel voor „kunst- en vliegwerk", waarop het publiek uit dien tijd nu eenmaal verzot was. Het werd dan ook nooit in zijn oorspronkelijken vorm gegeven maar in een bewerking van Govert Bidloo. die van het treurspel een „drama a grand spectacle had gemaakt en het had „versiert met verschei- de konstwerken, danssen, spreekende en stomme perzoonen en andere toestellen". Bidloo had er niet minder dan 11 sprekende en 19 zingende personen aan toegevoegd, o.a. de Nacht, Zorg, Arbeid, Lucht, Tijd, bosch godinnen, boschnimfen, de „dansende Mor genstond" en de ,„gebrande Volkeren". Van Vondel's oorspronkelijk werk zal in deze op voeringen dan ook wel niet veel zijn over gebleven. Vondel was 75 jaar, toen hij Faëton schreef. Hij ging nog zwaar gebukt onder het groote leed, dat zijn zoon Joost hem had aange daan. Aan zijn verdriet na den dood van zijn kinderen Konstantijntje en Saar en van zijn vrouw had hij in verzen op roerende wijze uiting gegeven, maar over zijn zoon, die door zijn slecht gedrag zijn naam had bezoedeld, zweeg hij. Dit leed was blijkbaar te groot voor hem om het te .bezingen". Maar het is wel zeker, dat wij in het treur spel van Faëton een gelijkenis van Vondel's eigen leed hebben te zien. Er komen in dit treurspel verscheidene ontroerende versre gels voor, die uitingen zijn van Vondel's eigen smart. Doch 't was om zijnen vader niet, Maar om genot van hem te trekken, En schande met deze eer te dekken, Het eenig wit, dat hij beschiet. Iaat Vondel een der „reyen" zingen. En iets later hooren wij van de rey: Hij treedt zijns vaders hart met hoeven. Hoe klinkt ook de vaderssmart bijna pijnlijk in de woorden van Juno: Hij zit versuft, verstokt, Van blinde liefde tot dien dwazen zoon gedreven, Is hem, tot zijn bederf, de toom te ruim gegeven. Is het niet, of Vondel In zelfbeklag spreekt in de woorden van Phebus, den vader: Och, Faëton, helaas, ter kwader uur geboren Tot zulk een ongeval, ter schande van mijn naam. Maar nog het meest in den versregel: Och, Faëton, mijn hart legt "in uw hart begraven, en in: Och, waart ge nooit geboren! Deze klachten van den vader over den zoon geven aan het treurspel een zeer persoonlijk accent. Maar meer nog om de prachtig beeldende taal van Vondel, verdient dit treurspel tot opvoering te komen. De beschrijving van de noodlottige zonnevaart door de Faam, die begint met de versregel: De paarden trappelden en briesten eerst, om door Den draaiboom van de kim in 't open veld te raken, 'En Tethys, onbewust wat rampen haar genaken, Ontsloot haar neef het dek. De hengst rijdt ongepord Het veld in, trapt de lucht. De donkre nevel wordt Gebroken van zijn borst. is van ongeëvenaarde schoonheid en kracht. En telkens weer worden wij getroffen dooi de zangerige taal en in het vierde en vijfde bedrijf ook do'or de dramatische kracht, die Vondel daar ontwikkelt. Toch is dit treurspel over het algemeen meer statisch nog dan Vondel's andere werken, zooals Lucifer, Gysbreght' en Jephta waar door het op een publiek van dezen tijd al thans in de drie bedrijven vóór de pauze niet een sterken, dramatisch en indruk maakt. Nu dient gezegd, dat Verkade als regisseur ook weinig heeft gedaan om dramatische be- wogenheid in het spel te brengen. Dit heeft de opvoering in het begin ongetwijfeld ge schaad. De regie was geheel op het statische ingesteld en pas in het vierde bedrijf, toen in den Hemelraad de goden meer „mensche- lijk" werden kwam er ook meer dramatische bewogenheid in het spel. Het was dan ook op merkelijk, hoe verschillend de indruk van de opvoering voor en na de pauze was. Vóór de pauze was eerlijk gezegd heel de opvoering mij en waarlijk mij niet al leen een teleurstelling. Febus' hof waar in de eerste bedrijven spelen was een mooi door een blauwen cirkelboogden hemelboog Deze fraaie en comfortabele Ford V-S club-coupé Verder: Eng. huisk. mah. ciré, waarde f. 400.-, Vroom Dreesmann; Dameskleedlng naar keuze f. 275.-, Gebr. Lampe, Amsterdam, Rotterdam, Utrecht; Dameskleeding naar keuze f. 275.-, Haagsch. Modehuis, Den Haag; Goederen t.w.v. f. 250.- naar keuze, N.V. Mag. De BijenkorfPhilips' Radiotoest. „Arabesque", type No. 802 A, waarde f. 249.- en 1324 andere fraaie prijzen. Knip onderstaande stukjes uit, voeg ze samen en plak ze op een briefkaart. Men vindt dan in een symmetrischen rand een kernachtige spreuk door H.K.H. Prinses Juliana. Eere-Voorzitster van het Nat. Fonds voor Bijzondere Nooden, uitgesproken bij de installatie van het Bestuur van het N.C.C. 1. Inzenden vóór 20 December 1937, laatste buslichting, aan hetNationaal Fonds voor Bijz. Nooden, Den Haag. 2. Boven de gewone porto minstens 25 ct. aan postzegels bijplakken welk meer-bedrag door-de Posterijen aan het N.F.v.B.N. vergoed, tenvolle aan Uw noodlijdende landgenooten ten goede komt. 9. Iedereen kan aan. den wedstrijd deelnemen en zooveel oplossingen 'inzenden als hij wil, mits iedere briefkaart voorzien is van minstens 25 ct. extra porto. Indien meerdere goede oplossingen binnen komen, beslist het lot. Naam an adros obsondor In blokletters vermelden. (Adv. Ingez. Med.) met de dierenriem afgesloten gestileerd trappen-décor. En de eveneens door Ver kade ontworpen costuums waren fraai van kleur en stijl. Maar het spel was in de eerste bedrijven al te statisch en ook te verschillend van stijl. Ank van der Moer bleek niet de aan gewezen actrice voor Klymene, de moeder van Faëton. Niet alleen, dat Vondel's verzen haar niet liggen ze klonken nu en dan wel heel gemoedelijk maar ook was zij meer een lief meisje dan een moeder. Geheel onvoldoen de waren de drie zónnelingen, de dochters van Klymene, die bepaald een dilettantischen in druk maakten en geen begrip van verzen zeg gen bleken te hebben. De eenige die voldeed, was Ben Groenier als Faëton. Hij althans speelde met gloed en gaf aan Faëton de glans van de jeugd. Frits van Dijk is een goed verzen-zegger en Vondel's taal kwam bij hem dan ook volkomen tot haar recht. Maar in zijn spel was ook hij voor de pauze te onbewogen en gaf hij te weinig kleur en relief aan dezen zonnegod. Pas toen Louise Kooiman als een waarlijk vorstelijke Juno verscheen, wist zij door haar dramatisch spel ook Frits van Dijk mee te krijgen en het too- neel tusschen deze twee werd ook door het voortreffelijk zeggen der verzen het hoog tepunt van de opvoering vóór de pauze. Maar de grootste deceptie gaven de „reyen". Ik zal mij niet wagen aan een beoordeeling van de door een kamerorkest en piano uit gevoerde muziek van Willem Pijper, maar het is een zondigen tegen Vondel, wat hij met zijn rey-muziek heeft gedaan. Hij heeft de prachtige reyen van Vondel in het keurslijf van zijn muziek gewrongen en deze reyen ha'lf gezongen, half gesproken werden daar door letterlijk vermoord. „In mootjes gehakt", zoo drukte een zeer intelligente en artistieke dame zich terecht in de pauze over dit rey- zeggen tegen mij uit. Er is met de reyen van Vondel in den loop der jaren heel wat ge- experimenteerd, maar dit is wel het ergste, dat ik ooit heb gehoord. Pijper heeft Vondel geheel ondergeschikt gemaakt aan zijn muziek en dat is ontoelaatbaar. Het was bijna niet om aan te hooren, en zoo werd het telkens een verademing, als de reyen waren afgeloopen. Overigens verdient Arend Hauer hulde voor de wijze, waarop hij zich als reyzegger er doorheen sloeg te meer, omdat hij ook onverwachts de verzen van de plotseling ziek geworden rey-zegster Saar Besseon voor zijn rekening kreeg. Na de pauze maakte de opvoering een veel sterkeren indruk. Misschien kwam dat ook, doordat de handeling in IV veel bewogener is en de spelenden daardoor als het ware wer den opgevoerd tot sterkei en meer beeldend spel. „De Hemelraad" is het hoogtepunt van het treurspel en werd het ook in de opvoering. Voortreffelijk was aldoor Louise Kooiman, die Juno majesteitelijk, vol gloed en tempe rament speelde en haar verzen met haar mooie, klankrijke stem prachtig zeide. En nu ook kwam Frits van Dijk als Febus „er in". Hij gaf de smart van den vader zeer bewogen weer en toonde zich na de pauze een treurspeler van formaat. Coen Hissink was een monumentale Mars en de eenige, die er nu en dan uitviel was Verkade zelf als Ju piter, die door gebrekkige tekstkennis telkens het tempo verbrak en zijn verzen wel wat erg huiselijk zeide. En wij stellen ons Jupiter ook wel eenigszins anders minder aartsvader lijk en gewoontjes voor dan Verkade hem gaf. Grooten lof heb ik voor de Faem van Willy Haak Dank zij haar gemouvementeerd en beeldend zeggen kwam gelukkig het prachtig verhaal van de Faem volkomen tot zijn recht. Ook het slot de rouw van Febus over Faëton's dood was indrukwekkend en zoo was er in de opvoering dus een stijging, die veel vergoedde voor de teleurstelling van het zeer zwakke begin. De stampvolle zaal heeft het aan toejui chingen nadat H.M. de Koningin hiervoor het sein had gegeven na het laatste bedrijf dan ook niet- laten ontbreken. Men heeft de spelers, Verkade en Willem Pijper hartelijk gehuldigd en zoo werd het een feestelijk slot van dezen grootsch opgezetten Vondel-avond. J. B. SOHUIL. Het bestuur van „Geloof en Wetenschap" heeft den leden 'dier vereeniging Vrijdag een buitengewoon aardigen avond bereid door de N.V. Nieuw-Schouwtooneel uit te noodigen. „De Mensch wiktPa beschikt" in den Sads- schouwburg te komen opvoeren. Als „een genoeglijke familiegeschiedenis" wordt dit stuk van Sophie Kerr (de vlotte vertaling is van Ferd. Koolbergen) in het programma aangeduid, 't Is maar, wat men genoegelijk noemt. Als u het genoegelijk vindt, dat een vader als een tyran over zijn vrouw en kinderen heerscht, zijn zoen den weg naar een vak, dat hem lief is, afsnijdt; het jonge liefdesgeluk van zijn dochter verstoort; zijn vrouw als een dienstbode laat werken, niet tegenstaande hij in zeer goede financieele om standigheden verkeert; zich tegenover zijn gasten gedraagt als een vlegelachtige idioot, ja: dan kunt u dit stuk een genoeglijke -fa miliegeschiedenis noemen. Maar dan zal het u tóch plezier gedaan hebben, dat diezelfde tyrannieke vader, de fabrikant Kalness, in het derde bedrijf zijn trekken thuis kreeg, doordat zijn vrouw, ein delijk, door moederliefde tot opstandigheid gedreven, en ook wel, omdat zij zelf van al de genoeglijkheidgenoeg had, hem met zijn eigen wapens ging bestrijden, de gasten van haar man, met medewerking van haar kin leren. ontving op de burgerlijkste manier, die men zich maar kan denken en hun hutspot met appelbollen toe voorzette, daarbij steeds naar het voorbeeld van haar man, en tot in den treure den nadruk op leggend, dat zij „maar doodgewone menschen zijn, die een hekel hebben aan mooidoenerij", enz. enz. Gelukkig voor de familie Kalness werkt dit paardenmiddel en ziet de vader zijn fouten in, waardoor het gezin nu, naar wij hopen, in derdaad een genoegelijk en gelukkig gezin zal kunnen worden. En zoo heeft tenslotte -Fa" niet „beschikt", maar Ma! Een zeer vlotte opvoering gaf het Nieuw Schouwtooneel van dit stuk; een opvoering waarbij niemand bepaald boven zijn omgeving uitstak maar die gekenmerkt werd door uit muntend samenspel. Richard Flink gaf in I en II een zeer goede creatie van den koppigen fabrikant, die naar geen rede wil luisteren en zeker niet minder was hij in III, nadat hij, als tyratn dan, „ge vallen" was. Dat hij in II, in de familie- kijfpartij, eigenlijk geen mensch meer is, maar een charge, is niet zijn schuld. Jetty van Dijk Riecker stond, hem dapper ter zijde, zoowel in de eerste twee bedrijven als de aldoor maar schipperende vrouw en moeder, ais in het derde, waarin van „terzijde staan" eigenlijk geen sprake meer is, maar zij lijnrecht staat tegenover haar man, zij het met de beste bedoelingen. Dogi Rugani was een allerliefste Alice, die tenslotte haar Andrew toch nog- kreeg (dit was méér dan waarop het arme kind gerekend had) en deze Andrew vond in Adolf Rij kens een zeer goeden "vertolker, evenals de oudste zoon van Kalness, Herbert, die uiteindelijk toch zijn ideaal: ingenieur worden, zal mo gen nastreven, dien vond in Joham Schmitz. Mies Elout was modern en later tegen haar zwager heftig naar behoor en en als wij Nina Bergsma het laatst noemen is dat zeker niet, omdat wij haar onder de medespelenden het minst hoog aanslaan. Integendeel: zij gaf Kalness's jongsten zoon, Robert, als een aar digen, spontanea jongen met een helder ge zond verstand, opmerkelijk goed. De leden van Geloof en Wetenschap, die in grooten getale waren opgekomen, hebben zich met dit stuk uitstekend geamuseerd. De dames Jetty van Dijk-Riecker en Dogi Rugani kregen bloemen. MUZIEK CONCERT DER H. O. V. Niet minder dan drie solisten verschenen dezen Vrijdagavond op het podium der Ge meentelijke Concertzaal. Twee daarvan, Hans Byvanck en Fred. Leidner, bekleeden belang rijke posten In ons orkest, resp. als concert meester en als koruphaios der alten en zij concerteerden op vreedzame wijze, zooals dat den leden van één organisatie betaamt. Het leek heelemaal niet op een „Europeesch con cert", want het was geen wedstrijd in bewa pening, waarmede zij den vrede zoo vreedzaam dienden: hun wapens waren slechts een klei ne en een iets grootere vedel. En bij hun con ferenties beaamden zij eikaars beweringen en argumenten, of gingen eendrachtelijk langs parallel loo«#snde wegen, die door greppeltjes ter breedte van een terts, een sext of een de cline gescheiden waren, en bij een schoonen waterval kruisten hun wegen elkaar. En de vreugde en de klacht van den een waren ook de vreugde en de klacht van den ander en zij dienden getweeën de schoonheid, niet al leen door hun eensgezindheid, maar ook door al de schoone ideeën, die zij opperden en dooi de schoone vormen, waarin die ideeën vervat waren. En in dien schoonheidswedstrijd toon de zich de bescheiden altvedel de gelijkwaar dige van den voornamen vedel, die gewend is als eenling het openbare strijdperk te betre den. Ik wil daarmee maar zeggen, dat Byvanck en Leidner ons een heel mooie vertolking van Mozart's „Symphonie concertante" geschon ken hebben; ik wil er bijvoegen dat Schuur man en het orkest hen waardig gesecondeerd hebben. En voor hen, die nog zouden vragen, wat men onder de benaming „Symphonie concertante" eigenlijk te verstaan heeft, zou ik „den ouden muziekmeester" kunnen ci- teeren Men kent van.het „Concert" een aan- of bloedverwante Die heet wel „Symphonie", maar is de concert-tante. Want après-tout schijnt Mozart's werk no. 364 toch nauwer verwant met zijn solo-con certen dan met de concerti grossi uit den tijd van Corelli of van Handel, waarmee het wel eens in vergelijking gebracht wordt. Terloops moge hierbij nog opgemerkt worden dat Mo- zart's Concert voor 2 klavieren en orkest als no. 365 in Köchel's lijst vermeld is; men kan hieruit zien, dat Mozart de beide dubbelcon certen onmiddellijk na elkaar schreef. Aan het feit dat hij voor beide dezelfde toonsoort Es gr. t. koos, behoeft men geen diepere be- teekenis te hechten. De derde soliste van den avond was de so praanzangeres Helène Ludolph, die met ons orkest eerst Rudolf Mengelberg's hymne „Sal ve Regina". later Diepenbrock's „Hymne an die Nacht" voordroeg. Eerstgenoemd werk is hier in Haarlem vroeger als eens uitgevoerd. Men vindt er wendingen in, die aan Richard Strauss herinneren en meiismen, die door den R.K. kerkzang beïnvloed schijnen, maar de muziek dezer hymne klinkt, grootendeels al thans, innig gevoeld en welluidend en is dus absoluut onmodern; de orkestpartij is rijk aan verscheidenheid van kleur. Mevr. Ludolph deed in dit werk een klankschoonheid en een voordrachtswarmte hooren. als we van haar niet gewend zijn; aan de vlekkelooze intonatie van haar zang zijn we wél gewend. In Die penbrock's „Hymne an die Nacht" waren die reine intonaties het voornaamste wat in haar vertolking te waardeeren viel: de zang klonk ongevoelig en scherp; de woorden van Nova lis' tekst bleven grootendeels moeilijk ver staanbaar. De muziek, die Diepenbrock op de zen tekst componeerde, is verre van gemakke lijk te volgen. De stemmen gelijken eenigszins lianen, die onnaspeurlijk dooreengestrengeld zijn; ook enkele schrille effecten als het trom petsignaal in de eerste strofe schijnen niet terstond verklaarbaar. Veel Wagner is er in verwerkt; in het nasnel hoort men klanken uit „Tristan und Isolde". Maar een paar or kest-interludia, vooral liet tusschenspel na de vierde strofe, bevatten zeer mooie muziek, die ook bij een eerste auditie den hoorder treft. Of het overige bij herhaalde uitvoering tot grooter klaarheid zou komen, valt uit deze première niet met zekerheid te zeggen; laten we hopen en vermoeden van wèl, en in tus schen voor de eerste kennismaking erkente lijk zijn. En laten we ons verheugen dat mevr. Ludolph in Mengelberg's werk vocale kwali teiten getoond heeft, die zij tot verdere ont wikkeling moge brengen. Een tintelende vertolking van Mozart's Fi garo-Ouverture opende den avond. Rabaud's „Procession nocturne", waarin de van Wagner over César Franck loopende lijn goed te her kennen is, vormde een zeer geschikt voorspel voor Diepenbrock's Hymne. En de Tannhau- ser-Ouverture deed de virtuositeit van het strijkensemble en de kracht der vereenigde bazuinen weer eens goed uitkomen, maar de houten blaasinstrumenten waren wel eens minder zuiver dan wenschelijk geacht mocht worden. K. DE JONG Gekleede japon voor oudere dames. Het is voor de oudere dame, vooral wanneer ze niet zoo slank meer is, heel moeilijk een japon te vinden, die haar in alle opzichten voldoet. Want nietwaar, nu eens staat de kleur haar niet aan, en dan weer kleedt het model niet slank af. De japon op bijgaande illustratie is echter speciaal voor deze dames ontworpen. Het is zeer af kleedend; dit komt doordat de rok glad valt en slechts aan den onderkant voorzien is van een plooistuk. In den rug is het tailledeel puntig opgeknipt. Ook de bijzonder aardige kraag en de strakke mouw zijn slank klee dend. Het vestje kan men desgewenscht van lichte zijde vervaardigen. Het maken van deze japon vereischt geen speciale handigheid. Benoodigd materiaal: 3l/2 Meter stof van 130 centimeter breedte. Het patroon is te ver krijgen in maat 50: bovenwijdte: 120 centi meter; heupwijdte: 138 centimeter en taille wijdte: 100 centimeter. Door het al of niet aanknippen van naden, kan men het patroon passend maken voor het eigen figuur. Als materiaal kan men zijde of wollen stof kiezen. Neemt men zijde, dan heeft men 6 meter van 90 centimeter breedte noodig. Prijs van het patroon 26 ets. Het is van heden af gedurende een week te verkrijgen bij de bureaux van dit blad, Gr. Houtstraat 93 en Soendaplein 37.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 9