ZONDERLINGE LEVENS H «telegrammenI I één kwartje Litteraire Kantteekeningen. ZATERDAG 11 DECEMBER 1937 HAARDE M'S DAGBEAD ET is niet alleen van den Charlie Chaplin dien een ieder kent, dat ik xi wil vertellen, van dat ongeluks- nxannetje met zijn gelapte schep- vreugde-in-het-leven-schoenen en het op zijn verwarde krallekop dansende kaasbolle tje; van den struikelenden, schokschoude renden en geslagen Charlie, die met zijn schuchteren schuifelgang overal onheil aan richt en met met zijn verwonderde kinder - oogen in de schaduwenwereld van het witte doek staart, als een verschoppeling die altijd steenen voor brood ontvangt. Ik wil u enkel het kommervolle, moeizame en bewogen leven schetsen van een Lon- densch proletariërskind, één uit de duizen den, dat vóór zijn tiende jaar meer ellende had beleefd dan andere menschen in een heel leven; dat het desondanks tot wereld beroemd filmacteur wist te brengen, een pu blieke vermakelijkheid werd, millioenèn in een schaterlach deed uitbarsten en toch een eenzame peinzer bleef. Ontelbaar is het aan tal anecdotes, leugens, vermoedens, waarmee een aanslag gepleegd is op het levensgeheim, dat Chaplin steeds als zijn kostbaarste schat heeft verborgen gehouden voor de nieuws gierige blikken van Jan-en-Alleman. Maar heeft een geniaal Duitsch schrij ver niet geschreven, dat kunstenaars ten slotte heel heimelijk wenschen, dat men hen begrijpt? „Ik heb heeft Chaplin eens gezegd r— honger geleden, ik heb gestreden en om mij heen geslagen, totdat mijn verdriet in een schaterlach ontlading vond. En nu nu lacht de gansche wereld om mij en kent men mij als een clown. Het is goed, dat de meesten niet weten wat wel het smartelijke inzicht was, waaruit deze lach werd geboren. Dan zou men wellicht alleen nog maar glihilachen. En uit het diepste van dezen lach zou dan meteen een traan opwellen. Heel hard heb ik moeten werken als men tenminste, „lach- verwekken" arbeid kan noemen. Waarschijn lijk zal ik er eens aan stervenAls dan enkele menschen zullen weten, dat het niet enkel een clown was die uit het leven heen ging, zal ik gelukkig zijn; dan zal ik mijn onmogelijke schoenen aantrekken en zacht wegsluipen, het Nergens tegemoet In Fontainebleau werd 16 April 1889 Char les Spencer Chaplin geboren als kind van een music-hall-zangeres en een variété-ar - tist. Zijn moeder was te dien tijde in de theaters bekend als Florence Harley. Een blijmoedig artistenbloed was het niet, dat Charles in de aderen stroomdemoeder Flo rence verfoeide het bohémienleven uit het diepst van haar hart; geluk had het haar weinig of niet gebracht en het rusteloos zwerven eischte meer van haar krachten, dan haar brooze gezondheid verdroeg. Het gezin Charlie had een enkele jaren oudere broer Sidney trok naar Londen en vond daar in de armzalige arbeiderswijk Kennigston onderdak in een schamele woning, waar ge brek en ellende dagelijksche gezellen waren. Als vader Chaplin 's nachts na afloop van de voorstelling thuis kwam en collega's mee bracht om met hen onder Bacchus' hoede tot in het holst van den nacht liederen te bral len, werd het Charlie va'ak angstig te moede. Daar, naast hem, lag moeder en huilde van vermoeidheid, van zorgen, van wanhoop. Lang zou zij dit opgejaagde leven niet meer volhouden dat begreep Charlie wel. Toen het eindelijk zoo ver gekomen was, besloot vader Chaplin, dat Charlie haar plaats zou innemen. Hij was immers muzikaal, had een fabelachtig geheugen voor melodieën, die hij een enkel maal gehoord had! Zoo gebeurde het, dat een vijfjarig ventje op een goeden avond op de planken ver scheen van een tweede-rangs variété-thea ter en een volkswijsje begon te zingen: een eerste, een tweede, een derde couplet; harde voorwerpen vlogen hem tegen en om het hoofd het waren geldstukkenCharlie had zijn eerste tooneelsucces behaald. Tien jaar was hij oud toen een leider van een danstroep hem engageerde, nadat hij hem eens had bespied, terwijl de kleine met zijn aangeboren talent voor imitatie de danspassen van de stepdansers nabootste. Charlie ging deel uitmaken van „De 8 Lan cashire Boys". Van theater naar theater trok hij, in dienst van een hard en meedoogen- loos man. Toen de troep na vele omzwervingen weer !n de nabijheid van Londen optrad, wist Charlie te ontvluchten en zijn eerste werk was, de verblijfplaats van zijn moeder op te sporen. Wat hij na lang zoeken terug vond was niet zij, die hij in zijn herinnering mee- "droeg, veeleer een schim daarvan, een uit geputte, vermagerde vrouw, die doodsbleek over het naaiwerk zat geborgen, waarmee zij in haar levensonderhoud moest voorzien. Vader Chaplin was al sinds maanden zoek: wie wist, waar hij zich ophield! Beiden, moe der en zoon, leefden in den greep van de armoede, hopend nog op den terugkeer van Chaplin, als op een redder in den nood. Vrij onverwacht kwam het bericht dat Chaplin in een ziekenhuis was opgenomen, waar hij, ondermijnd door zijn losbandig leven, en kele dagen later stierf. Kort daarop gaf ook Florence Chaplin den geest, moegestreden, uitgebrand, opgeleefd. Charlie, de eenzame CHARLIE, alleen nu, doolde door de stra ten, zocht zoo goed en zoo kwaad als het ging een onderkomen en leefde van de hand in de tand, tot vrij plotseling de duistere hemel van zijn leven scheen op te klaren: Sidney, zijn broer, was uit Afrika teruggekeerd, voor zien van moeizaam overgelegde spaarpen ningen. Voor het eerst van zijn leven huisde Charlie in een woning, waar licht en lucht vrij toegang haddenEen weelde was dat, een verkwikking, die hem nieuwen moed ga ven tot geloof in een toekomst. Tooneelspeler, dat wilde hij worden! Maar hoe? Dagenlang ging hij bureau-in, bureau- uit om een engagement te veroveren, vol hoop eerst, dan ontnuchterd, verslagen. Juist was, ten einde raad, besloten, dat hij zijn broer, die een plaats als kellner had gekregen op een der booten van de Zuid-Afrika-Lijn, zou ver- Charlie Chaplin. Charlie Chaplin. gezellen als scheepsjongen, toen een zekere Frank Stern hem een engagement aanbood in het volksstuk „Lompen en Rijkdom". Groot was de overeengekomen gage allerminst, maar wat deed dat er toe: het ging immers om een debuut, om een kans! Het succes, dat hij in de provincie oogstte, was boven verwachting; zelfs smaakte hij de voldoening, opgemerkt te worden door Wil liam Gillette, die hem onmiddellijk engageer de voor de groom-rol in „Sherlock Holmes", die juist in het Westend-theatre werd opgevoerd. Al te korstondig was deze voorspoed: Gillet te vertrok met zijn gezelschap naar Amerika zonder CharlieSidney was al lang en breed aan boord van zijn schip, voer wie weet waar op de wereldzee Charlie was opnieuw alleen. Fabrieksarbeider werd hij en droeg daarbij de slagen van het lot met gelatenheid, terwijl hij in het verborgenste van zijn hart droom de van gelukkiger leven, van rijkdom, ja van roem. Toen de tooneelwereld zich opnieuw voor hem opende en hij als komiek, als clown optrad bij het circus-Casey was de Charlie ge boren, dien wij kennen: het pech-mannetje, dat niets dan goed wil doen, altijd het onge luk in de armen schijnt te moeten loopen en met verbaasde oogen onder de opgetrokken wenkbrauwen het onheil aanstaart, dat hij weer heeft aangericht. Het borstelsnorretje schokt stumperig van verlegenheid dan schuifelt de Jan-Ongeluk verder, een nieuwe catastrophe tegemoet. Men lachte, men brul de toenal! Met de creatie van Charlie-de- clown was zijn carrière gemaakt. Achttien jaar was hij oud, toen Reeves hem opnam in zijn vermaarde Karnotroep, waarmede hij in 1909 den Oceaan overstak, het land der filmbelof ten tegemoet varend. Moeizaam was en bleef de bestaansstrijd afmattend het zwervënd leven, weinig hoop vol de toekomst. En toch gebeurde het, dat de clown die daar met zijn troep rondzwierf, het bracht tot een dollarkoning onder de filmacteurs. Het was een zekere Mac Sennett, die den filmacteur in hem ontdekte. Zijn de buut in de droomfabriek der rolprent moet een jammerlijke mislukking zijn geweest en zijn tweede poging viel niet veel gelukkiger uit. Misschien zouden zich de poorten van de lokkende filmwereld voor goed voor hem ge sloten hebben, als Charlie niet zelf op een geniaal idee gekomen was. Hij stelde voor. hem eens datgene te laten spelen, wat de intuïtie hem ingaf; achteraf kon dan de film geknipt worden en de beste stukken zouden dan door hemzelf verwerkt kunnen worden tot een scenario. Zoo werd Charlie zijn eigen re gisseur en slaagde. Maandelijks groeide het aantal films, waarop Charlie, de verschoppe ling, als slachtoffer van het schijnbaar zoo komische noodlot in openstaande luiken viel, van trappen duikelde, vijf-, tien-, twintigmaal achtereen voortgezeuld en geslagen werd en zich dat alles liet welgevallen met den naïeven glimlach en de nooit-vochtige, onschuldige wanhoopsoogen, die z ij n schepping waren, zij n overwinning en zij n - tragiek. Dagelijks nam het aantal theaters toe welker met rook pluimen doorkrinkelde stralenbundels Charlie projecteerden in tallooze hachelijke, belache lijke levensepisodes van fantastisch allooi. Verstond men de zwijgende taal van die ma gere handen? Begreep men den onnoozelen schuifelgang van die afgetrapte schoenen? Mèn zag het misschien niet: maar den inge wijden. beseffend dat een contract met dien talentvollen Chaplin een winstgevende trans actie moest zijn, ontging dit alles geenszins. In 1916 volgde zijn engagement bij de Mutual Film Corporation, in 1918 dat bij de National Film Cornp. Het eene succes kwam na het an dere; zijn banksaldo begon allengs fantasti sche afmetingen aan te nemen Chaplin, het Londensche proletariërskind was een beroemd en een schatrijk man geworden. Een droomer aan de Theems NOG eens ging Charlie in deze jaren van eersten roem door de straten van de stad zijner jeugd: door Londen. Voor hem sprak deze wereldstad een zeer verstaanbare taal: wat daar huisde aan kommer en ontucht, wat daar stierf en naar leven hunkerde, lag hem na aan het hart. Charlie doolde door zijn eigen verledenHij stond, in gedachten verzon ken aan de oevers van de Theems; het duistere water spoelde het droesem van de stad naar de groote, ruime zee. Charlie legde de hand op den muur vóór hem: „Toen ik zes jaar was, dacht hij, liep ik vaak langs dezen muur; ik kon er niet overheen kijken; mijn vingers reikten niet eens tot aan den rand. Maar ik wou zoo graag weten wat daarginds op den anderen oever was. Nu, terwijl ik wéét, wat er aan den overkant is, behoef ik het niet meer te weten Toen men aan Charlie vroeg, wat hem wel het meest getroffen had bij het weerzien van Londen, antwoordde hij na eenige aarzeling: „de aanblik van die menschen, die onder den blooten hemel slapen, terwijl wij in weelde le ven. Enkele dagen heb ik in Londen doorge bracht en ik heb getracht mij weer in mijn jeugd in te leven. Ik heb dezelfde dingen en gestalten gezien die ik toen zag. Velen van die f Hbinnenland H 10 woorden feg kosten H tegenwoordig menschen houden dit armzalige leven nog steeds uit, vele nieuwen deelen him lot. Zoo gaat het altijd maar doorAls ik hun al mijn geld geef, dan zou dat nog niets helpen, en als ik het voor mezelf houd, dan helpt het ook niets. Over den muur des levens kun nen wij als jongen niet heenzien. En als wij mannen zijn geworden en wel overheen kun nen kijken zien wij nog niets Alléén was Charlie naar Londen gekomen alleen aanvaardde hij ook den terugtocht. Weliswaar had hij het anders gedroomd: nooit had hij zijn jeugdliefde, Lillie Kelly, kun nen vergeten, hoevele vrouwen zijn levens baan ook gekruist hadden. Misschien zou ook hij niet uit haar herinnering zijn wegge vaagd.... Charlie kwam te laat; Lillie werd juist ten grave gedraven, toen hij in Londen aankwam. Eenmaal weer in Amerika weigerde hij met beslistheid op eenige wijze mede te werken aan de propaganda, die de film voor den oorlog maakte. Toen hij zich eens in den uniform stak, om als een handlanger van den dood door de loopgraven van filmland te dolen, was het niet de Amerikaan die als vurig patriot tegen den „Boche" optrok, maar de „mensch" met vragende oogen en kinder lijke handen, de mensch, die niet weet waarom hij dooden en sterven moet en tijdens een vernietigend gratnaatvuur zijn komischen heldendroom droomt als een onschuldig kind „Een publieke vermakelijkheid. NIET alleen Charlie's filmcreaties waren een publieke vermakelijkheid, het op sen satie beluste publiek heeft er zelfs zijn in tiemste leven in willen betrekken. Wat is er niet geschreven over het echtscheidingspro ces van Lilla Grey tegen Chaplin! Maar er zijn paden in Charlie's leven die wij willen noch mogen betreden. Waartoe ook zouden wij dat doen? Wat Charlie den menschen te zeggen heeft, beeldde hij zwijgend, maar sprekender dan het woord ooit zou kunnen doen, op het witte doek: zijn „Goldrush", „De Pelgrim", „Circus", „City-lights" en „Modern Times'' hebben ons als in een lachspiegel onszelf in caricatuur doen zien; sindsdien kunnen we weten, wat we waard zijn Simpel is zijn handwerksuitrusting: een paar afgetrapte laarzen, een rottinkje, een gedeukt kaasbolletje. Maar zijn garderobe kreeg een ziel: Charlie blies zijn gereedschap tragisch leven in, niet zeer verschillend van dat, hetwelk het beroemde schoenenpaar van Vincent van Gogh ademt. Met deze sobere requisieten heeft Charlie een menschtype ge schapen: de arme drommel, die toch zoo graag een gentleman wil zijn en niets dan spot ondervindt; die altijd weer luchOkastee- len bouwt en onder hun puinhopen bedolven wordt: die zóó onschuldig in de hooge heme len staart, dat hij niet beseft hoe het leven op een listige truc zint, om hem wéér eens beentje te lichten. Waarom doet het leven dat? Waarom? C. J. E. DINAUX. (Adv. Ingez. Med.) STADS BIBLIOTHEEK EN LEESZAAL PRINSENHOF. (Openbare Leeszaal en Bibliotheek). NIEUWE AANWINSTEN. GODSDIENST. Bouwman. Gereformeerd kerkrecht. 1. 1928 2. Het recht der kerken in de practijk. Coudenhove. Mary Ward; een heldensage. Kagawa. De doorn in het vleesch. LANDBOUW. Otten. Bemestingsleer. LETTERKUNDE. Van Broekhuizen, Nasate; 'n tooneelstuk in twee deelen. Von Goethee. Westöstlicher Divan. Malory. Der Tod Arthurs. 3 din. Multatuli, Saïdjah en Adinda; fragment uit den Max Havelaar. Proost. Frank Wedekind; zijn leven en werken. Thym-Almanak; onder red. van A. van Duinkerken e.a. 1937. Verhoeven. Maskers; gedichten. GESCHIEDENIS. Böhm. Het recht van kolonisatie. Stibbe. Zwanenridder en Vliegende Hol lander. De arm van een fletser Isgeentoo- verstaf: vóór het veranderen van richting moet hij r.ich ervan over- .uigen of de ma- ioeuvre VEILIG volvoerd zal kun nen worden! Arthur van Schendel. De grauwe vogels. (Amsterdam J. M. Meulenhoff). Pericles en Korolenko. (Twee Kerstgaven van de Wereldbibliotheekvereeniging) Telken jare pleegt de Wereldbibliotheek haar leden een Kerstgave aan te bieden, waarvoor zij haar keuze op minder alledaag- sche litteraire kunstwerkjes laat vallen, die dan in een keurig verzorgd kleedje steekt en ze niet in den gewonenhandel brengt, doch voor haar zeven duizend leden reserveert. Aardiger middel om de liefde voor het goed en sierlijk verzorgde boek, de bibliophilie, ook onder de groote massa der lezers te brengen, is moeilijk derïkbaar. Aan de voor dit jaar gekozen teksten kunnen wij daarenboven geen grooter hulde brengen dan door ze in één bespreking te voegen met het jongste proza van Van Schendel, wiens schrijfkunst ook door ons tot het zuiverste werk gerekend wordt, dat op den dag van vandaag in Hol land wordt afgeleverd. Hoe prachtig instrument is de taal zoo ze geschreven of gesproken wordt door een, die haar beheerscht, verzorgt en streelt en tege lijk haar klank en macht op oeconomische wijze weet te benutten. Maar tevens: hoe hoog staat een volk dat den redenaar eert, die deze wetenschap op schoone wijs in de praktijk brengt. Ik denk hier aan de rede van Pericles (één der Kerstgaven der W. B. V.) meer dan twee duizend jaar geleden uit gesproken tot de Atheners, als grafrede voor hen, die in het eerste jaar van den strijd tegen Sparta gevallen waren. Thucydides heeft die rede geboekstaafd en het is in een waardige Hollandsche vertaling van»Dr, D. Loenen, dat ze thans voor ons ligt. Die rede is schoon in har gedrongen vorm,, waarin een denker voor een enkele zinswending, een paar aaneengeschakelde woorden slechts, méér zegt, dan thans vaak een hoofdartikel van een Europeesch politiek orgaan bevat. Maar dat zou, alleen, niet genoeg zijn om dit boekje voor de lezers van onzen tijd waarde te verleenen. Die ligt daarin dat het won derlijk actueel naar den inhoud is en mis schien zelfs, voor de toekomst, een angstige •'oorspelling kan bevatten. Want a1 priist hier Pericles zijn stad en haar hooge beschaving, zijn Atheners en hun persoonlijken moed, hij sprak in het eerste jaar van den krijg, waar van het einde niet hem bekend was. doch ons werd overgeleverd: het einde der Atheensche democratie, vernietigd door Sparta. Is het niet of Pericles gisteren bij ons ge sproken heeft en wij een stenographisch ver slag er van in ons dagblad lezen? Al hebben wij weinig waarlijk groote redenaars meer in ons midden en zijn er slechts scharen die de „gave des woords" meenen te bezitten. Luister slechts: '„Wij hebben een staatsvorm, die niet een navolging is van anderer instellingen en tradities; veeleer zijn wijzelf een voorbeeld voor menig ander, dan dat anderen ons ten voorbeeld strekken. Zijn naam is democratie, omdat invloed op staatszaken bij ons niet een voorrecht is voor weinigen, maar een recht voor velen". En verder: „Wij onderscheiden ons ook van onze tegen standers in militaire methode en disipline. Wij maken immers onzen staat tot een ge meenzaam verblijf voor ieder en nooit zetten wij vreemdelingen uit om te verhinderen, dat een van onze vijanden door leeren of waar nemen zijn voordeel zou kunnen doen met iets, dat wij niet verheimelijken, omdat wij minder ons verlaten op lange voorbereiding en krijgslisten, dan op persoonlijken moed op het slagveld". „Daarom jagen zij dan ook door moeizame training van hun prilste jeugd af de dapper heid onverpoosd na, terwijl wij, met onze „losse levenswijze", even moedig de gevaren, met onze krachten evenredig, trotseeren". „Zoo wij het dan verkiezen, meer in „zor- gelooze lichtzinnigheid" dan na trainende ontberingen, liever met aangeboren, dan met. voorgeschreven moed de gevaren te bestaan, welaan, dan hebben wij het voordeel, dat wij niet, onder den last van plagen, die nog komen moeten, tevoren al in druk en zorgen leven en dat wij toch niet minder moed en vol harding toonen in het aangezicht van die ge varen, dan zij, die steeds moeizaam zich voor bereiden; zoo verdient onze burgergemeen schap ook hierom bewondering, maar ook nog om andere redenen. Wij minnen schoonheid in soberheid, wij minnen geestesontwikkeling zonder verslapping in daadkracht. Nog spreekt Pericies in het volle bewust zijn van de waarde van zijn stad en zijn volk maar Sparta zou zegevieren over „de stad dei- vrijheid, den haard der cultuur", Sparta zou heerschen in Griekenland, een korte glorie beleven vóór haar ondergang in den nacht der tijden, zonder geestelijkiJerf. Athene, ver nederd, verloor haar politieke beteekenis maar haar cultuur hield het vuur des geestes bran dende. tof een 'icht voor alle eeuwen (Dv Tienen in het Voorwoord!. Pericles' rede in zeven duizend evemoiar na drie en twintig eeuwen in Holland her drukt! En als stijlproef nog een voorbeeld van bouw, ordening en klaarheid, zelfs in d' niet oorspronkelijke taal. Wat zij blijven zal al zou neen nieuw-Spartaansche geest zij waarde voorbijgaand willen ontkennen. De onroerende kleine novelle van Vladiemir Korolenko „In slecht gezelschap" die dit presentje vergezelt, is in haar soort niet minder voorbeeldig. Eigenaardig Russisch van psychologie is dit verhaal vah'den kleinen knaap die van zijn vader vervreemd is, na den te vroegen dood der moeder en die door den dood van een klein vriendinnetje, dat hij on der de verschoppelingen van zijn kleine stad gevonden had, weer tot den vader terug gevoerd kon worden. De vertaling is door Annie de Graaff, naar het mij voorkomt, uit stekend verzorgd. Van Schendel tenslotte. Het wonder in het werk der laatste jaren is bij dezen auteur, dat in een schijnbare monotonie in zijn vertel len de aandacht toch voortdurend gespannen blijft bij de doening zijner figuren, hun ge- dachtengang, hun soms vreemde oplossingen voor wat het leven ze ter oplossing voor set, Hij dringt liefst door in de religieuse geesten van eenvoudigen huize, wier ingeboren goed- zijn in conflict komt met de meer aangeleerde „getuigenis" zijner omgeving. Conflicten, waarin de onafhankelijke zoeker en ten slotte niet-begrijper het aflegt tegen zijn omgeving- van aanvaarders en dus wetenden. Tragische conflicten worden dat veelal en ook deze Kasper Valk is weer een waai- ongelukskind en toch een soort held in zijn vasthouden aan wat hem nu eenmaal heeft goedgedacht. Hij had botanicus moven worden, maar het lot maakte een simpelen tuinder in de Vechtstreek van hem. In zijn tegenspoed is hij zonder opstandigheid, doch kent evenmin de berusting noch den wil zich te onderwerpen. Zijn goedheid is een reli- gieusiteit zonder religie, waardoor hij zwevend blijft en voor zijn calvinistische omgeving voortdurend object ter vermaning. Grauw is dit leven, maar Van Schendel's kunst geeft er een zilveren schijn aan. Het is heel bijzonder en tegelijk heel eenvoudig: dat is het wonder van den echten artist, dat men eigenlijk niet probeeren moet te gaan uit leggen of ontleden. Het is er en daarmee uit. Zoo ge een willekeurig boek, waarvan ge niets weet, openslaat en een paar zinnen leest, zult ge Van Schendel herkennen, zoo hij er de schrijver van was. Reeds één zin van hem schept sfeer en die treft ge constant aan van begin tot slot. Schijn baar onbewogen grijpt hij diep in zijn sujetten en teekent ze, alsof zijn belangstelling voor 7e slechts serine- waren. intiiKschen vol be- "•in en mpp^pi'oe! Van Sttoen'to1 is «en aristo cratisch schrijver over zielig-eenwudiger 'ijn kunst komt in haar volle waarde daarom -erst langzaam tot den lezer. Maar wie er 1e bekoring van onderging blijft haar waar- deerèn, J. H. DE BOIS. Wanneer U nu een Philips' Radio koopt, luistert U inderdaad naar mu ziek. Maar koopt dan bij een specialist op Radio-gebied! Onze oude Firmanaam is Uv/ waar borg, dat U bij ons een Radiotoestel koopend, een instrument koopt, dat getest is, op goede Weergave en zuiveren toon. U koopt dan een mu ziekinstrument!! RADIO- EN GRAMOFOON SPECIALIST GR. HOUTSTR. 108 - TEL. 13046 - HAARLEM Hoofdagent voor Haarlem en Omstreken voor den verkoop van N.S.F.-apparaten. (Adv. Ingez. Med.) Verhofstad. De regeering der Nederlanden in de jaren 15551559. NEDERL., ZUID-AFRIKAANSCHE en i. h. NEDERL. VERT. ROMANS. Bruyn. De zaadsjouwers. Van den Heever. Droogte. Jarnefelt, Greta en haar zoon, Van Lokhorst. Phil's laatste wil. Pauwels. Ambtsgeheim. Van Rossem, Surprises. Varing. Marja. Deze week zullen we bij wijze van uitzonde ring, eens wat moeilijker oefeningen doen Den „schouderstand", zooals deze in oefe ning 133 te pas komt, hebben we reeds ge daan met steun van de handen in den rug. Maar zonder dien steun gaat het ook wel. Het beste is het, te beginnen uit lig gende houding op den rug en de armen langs het lichaam. Nu bei de beenen hoog op tillen,, gevolgd door het lichaam, zoodat u ten slotte steunt op nek en schouders. Nu één been langzaam en ge strekt laten dalen zooals de stippellijn aan geeft. Geleidelijk, in een rustig tempo afwis selen, zoodat linker en rechter voet om de beurt even den grond aanraken. Oefening 134 wordt uitgevoerd in de zooge naamde „hordenloop zit". Toch hoeft u geen geoefend hordenlooper to zijn, om groote voordeelen uit deze oefening te halen. Het is voor u alle maal een pracht-gelegenheid een goed te ondervinden, hoe het nu met uw lenigheid staat. Velen zullen merken, dat er nog wel het een en an der ontbreekt: laten we hopen, dat zij hierdoor tot de trouwe beoefening van deze rubriek gebracht worden. We begin nen zittend met beide beenen gestrekt naar voren. Nu het rechter been, ge bogen in de knie, zijwaarts neerleggen,, zooals de teekening laat zien. (Beide beenen liggen dus in hun geheel op den. grond; het linker naar voren, het rechter bovenbeen zijwaarts, onderbeen naar achteren) door kleine, vee- rende bewegingen naar den kant van het gebogen been de lenigheid vergrooten, Het omwisselen kan zeer snel: rechter been naar voren en tegelijkertijd het Imkerbeen al zij waarts brengen. Ook naar dezen kant eenige malen flink doorveeren. Oefening 135 is weer voor paren bestemd. Gaat u eens te genover elkaar staan (gezich ten naar elkaar toe) en zoo ver uit elkaar, dat u gewoon recht op staande beide handen vast kunt houden. Nu door kleine pasjes op de plaats lang zaam omdraaien, handen vast hou den, zoodat u met de ruggen naar elkaar toe komt te staan. De afbeelding geeft dit moment weer. Zoo kunt u gemakkelijk doorgaan, steeds maar in de rondte. Vooral als u behoorlijk ver uit elkaar blijft staan is het een buitengewone lenigheidsoefening voor schouders en romp. Oefening 136. Als slot een handigheidje! Een behendigheidsoefening, die héél geschikt is om als wedstrijd in den huiselijken kring toe te passen. De heele familie gaat voorover liggen met de armen op den rug gebogen, zoo dat de handen om de ellebogen komen. Eén fluit: Wie het eerste staat, zonder de handen los te laten. JULES KAMMEIJER, Leeraar Lich. Opv. M.O,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 13