ZONDERLINGE LEVENS
H
«telegrammenI
I één kwartje
Litteraire
Kantteekeningen.
ZATERDAG 11 DECEMBER 1937
HAARDE M'S DAGBEAD
ET is niet alleen van den Charlie
Chaplin dien een ieder kent, dat ik
xi wil vertellen, van dat ongeluks-
nxannetje met zijn gelapte schep-
vreugde-in-het-leven-schoenen en het op
zijn verwarde krallekop dansende kaasbolle
tje; van den struikelenden, schokschoude
renden en geslagen Charlie, die met zijn
schuchteren schuifelgang overal onheil aan
richt en met met zijn verwonderde kinder -
oogen in de schaduwenwereld van het witte
doek staart, als een verschoppeling die altijd
steenen voor brood ontvangt.
Ik wil u enkel het kommervolle, moeizame
en bewogen leven schetsen van een Lon-
densch proletariërskind, één uit de duizen
den, dat vóór zijn tiende jaar meer ellende
had beleefd dan andere menschen in een
heel leven; dat het desondanks tot wereld
beroemd filmacteur wist te brengen, een pu
blieke vermakelijkheid werd, millioenèn in
een schaterlach deed uitbarsten en toch een
eenzame peinzer bleef. Ontelbaar is het aan
tal anecdotes, leugens, vermoedens, waarmee
een aanslag gepleegd is op het levensgeheim,
dat Chaplin steeds als zijn kostbaarste schat
heeft verborgen gehouden voor de nieuws
gierige blikken van Jan-en-Alleman.
Maar heeft een geniaal Duitsch schrij
ver niet geschreven, dat kunstenaars ten
slotte heel heimelijk wenschen, dat men hen
begrijpt?
„Ik heb heeft Chaplin eens gezegd r—
honger geleden, ik heb gestreden en om mij
heen geslagen, totdat mijn verdriet in een
schaterlach ontlading vond. En nu nu
lacht de gansche wereld om mij en kent men
mij als een clown. Het is goed, dat de meesten
niet weten wat wel het smartelijke inzicht
was, waaruit deze lach werd geboren. Dan
zou men wellicht alleen nog maar glihilachen.
En uit het diepste van dezen lach zou dan
meteen een traan opwellen. Heel hard heb
ik moeten werken als men tenminste, „lach-
verwekken" arbeid kan noemen. Waarschijn
lijk zal ik er eens aan stervenAls dan
enkele menschen zullen weten, dat het niet
enkel een clown was die uit het leven heen
ging, zal ik gelukkig zijn; dan zal ik mijn
onmogelijke schoenen aantrekken en zacht
wegsluipen, het Nergens tegemoet
In Fontainebleau werd 16 April 1889 Char
les Spencer Chaplin geboren als kind van
een music-hall-zangeres en een variété-ar -
tist. Zijn moeder was te dien tijde in de
theaters bekend als Florence Harley. Een
blijmoedig artistenbloed was het niet, dat
Charles in de aderen stroomdemoeder Flo
rence verfoeide het bohémienleven uit het
diepst van haar hart; geluk had het haar
weinig of niet gebracht en het rusteloos
zwerven eischte meer van haar krachten, dan
haar brooze gezondheid verdroeg. Het gezin
Charlie had een enkele jaren oudere broer
Sidney trok naar Londen en vond daar
in de armzalige arbeiderswijk Kennigston
onderdak in een schamele woning, waar ge
brek en ellende dagelijksche gezellen waren.
Als vader Chaplin 's nachts na afloop van de
voorstelling thuis kwam en collega's mee
bracht om met hen onder Bacchus' hoede tot
in het holst van den nacht liederen te bral
len, werd het Charlie va'ak angstig te moede.
Daar, naast hem, lag moeder en huilde van
vermoeidheid, van zorgen, van wanhoop.
Lang zou zij dit opgejaagde leven niet meer
volhouden dat begreep Charlie wel. Toen
het eindelijk zoo ver gekomen was, besloot
vader Chaplin, dat Charlie haar plaats zou
innemen. Hij was immers muzikaal, had een
fabelachtig geheugen voor melodieën, die hij
een enkel maal gehoord had!
Zoo gebeurde het, dat een vijfjarig ventje
op een goeden avond op de planken ver
scheen van een tweede-rangs variété-thea
ter en een volkswijsje begon te zingen: een
eerste, een tweede, een derde couplet; harde
voorwerpen vlogen hem tegen en om het
hoofd het waren geldstukkenCharlie had
zijn eerste tooneelsucces behaald.
Tien jaar was hij oud toen een leider van
een danstroep hem engageerde, nadat hij
hem eens had bespied, terwijl de kleine met
zijn aangeboren talent voor imitatie de
danspassen van de stepdansers nabootste.
Charlie ging deel uitmaken van „De 8 Lan
cashire Boys". Van theater naar theater trok
hij, in dienst van een hard en meedoogen-
loos man.
Toen de troep na vele omzwervingen weer
!n de nabijheid van Londen optrad, wist
Charlie te ontvluchten en zijn eerste werk
was, de verblijfplaats van zijn moeder op te
sporen. Wat hij na lang zoeken terug vond
was niet zij, die hij in zijn herinnering mee-
"droeg, veeleer een schim daarvan, een uit
geputte, vermagerde vrouw, die doodsbleek
over het naaiwerk zat geborgen, waarmee
zij in haar levensonderhoud moest voorzien.
Vader Chaplin was al sinds maanden zoek:
wie wist, waar hij zich ophield! Beiden, moe
der en zoon, leefden in den greep van de
armoede, hopend nog op den terugkeer van
Chaplin, als op een redder in den nood. Vrij
onverwacht kwam het bericht dat Chaplin
in een ziekenhuis was opgenomen, waar hij,
ondermijnd door zijn losbandig leven, en
kele dagen later stierf. Kort daarop gaf ook
Florence Chaplin den geest, moegestreden,
uitgebrand, opgeleefd.
Charlie, de eenzame
CHARLIE, alleen nu, doolde door de stra
ten, zocht zoo goed en zoo kwaad als het
ging een onderkomen en leefde van de hand
in de tand, tot vrij plotseling de duistere hemel
van zijn leven scheen op te klaren: Sidney,
zijn broer, was uit Afrika teruggekeerd, voor
zien van moeizaam overgelegde spaarpen
ningen. Voor het eerst van zijn leven huisde
Charlie in een woning, waar licht en lucht
vrij toegang haddenEen weelde was dat,
een verkwikking, die hem nieuwen moed ga
ven tot geloof in een toekomst.
Tooneelspeler, dat wilde hij worden! Maar
hoe? Dagenlang ging hij bureau-in, bureau-
uit om een engagement te veroveren, vol hoop
eerst, dan ontnuchterd, verslagen. Juist was,
ten einde raad, besloten, dat hij zijn broer, die
een plaats als kellner had gekregen op een
der booten van de Zuid-Afrika-Lijn, zou ver-
Charlie Chaplin.
Charlie Chaplin.
gezellen als scheepsjongen, toen een zekere
Frank Stern hem een engagement aanbood in
het volksstuk „Lompen en Rijkdom". Groot
was de overeengekomen gage allerminst, maar
wat deed dat er toe: het ging immers om een
debuut, om een kans!
Het succes, dat hij in de provincie oogstte,
was boven verwachting; zelfs smaakte hij de
voldoening, opgemerkt te worden door Wil
liam Gillette, die hem onmiddellijk engageer
de voor de groom-rol in „Sherlock Holmes", die
juist in het Westend-theatre werd opgevoerd.
Al te korstondig was deze voorspoed: Gillet
te vertrok met zijn gezelschap naar Amerika
zonder CharlieSidney was al lang en breed
aan boord van zijn schip, voer wie weet waar
op de wereldzee Charlie was opnieuw alleen.
Fabrieksarbeider werd hij en droeg daarbij
de slagen van het lot met gelatenheid, terwijl
hij in het verborgenste van zijn hart droom
de van gelukkiger leven, van rijkdom, ja van
roem. Toen de tooneelwereld zich opnieuw
voor hem opende en hij als komiek, als clown
optrad bij het circus-Casey was de Charlie ge
boren, dien wij kennen: het pech-mannetje,
dat niets dan goed wil doen, altijd het onge
luk in de armen schijnt te moeten loopen en
met verbaasde oogen onder de opgetrokken
wenkbrauwen het onheil aanstaart, dat hij
weer heeft aangericht. Het borstelsnorretje
schokt stumperig van verlegenheid dan
schuifelt de Jan-Ongeluk verder, een nieuwe
catastrophe tegemoet. Men lachte, men brul
de toenal! Met de creatie van Charlie-de-
clown was zijn carrière gemaakt. Achttien jaar
was hij oud, toen Reeves hem opnam in zijn
vermaarde Karnotroep, waarmede hij in 1909
den Oceaan overstak, het land der filmbelof
ten tegemoet varend.
Moeizaam was en bleef de bestaansstrijd
afmattend het zwervënd leven, weinig hoop
vol de toekomst. En toch gebeurde het, dat
de clown die daar met zijn troep rondzwierf,
het bracht tot een dollarkoning onder de
filmacteurs. Het was een zekere Mac Sennett,
die den filmacteur in hem ontdekte. Zijn de
buut in de droomfabriek der rolprent moet
een jammerlijke mislukking zijn geweest en
zijn tweede poging viel niet veel gelukkiger
uit. Misschien zouden zich de poorten van de
lokkende filmwereld voor goed voor hem ge
sloten hebben, als Charlie niet zelf op een
geniaal idee gekomen was. Hij stelde voor.
hem eens datgene te laten spelen, wat de
intuïtie hem ingaf; achteraf kon dan de film
geknipt worden en de beste stukken zouden
dan door hemzelf verwerkt kunnen worden tot
een scenario. Zoo werd Charlie zijn eigen re
gisseur en slaagde. Maandelijks groeide het
aantal films, waarop Charlie, de verschoppe
ling, als slachtoffer van het schijnbaar zoo
komische noodlot in openstaande luiken viel,
van trappen duikelde, vijf-, tien-, twintigmaal
achtereen voortgezeuld en geslagen werd en
zich dat alles liet welgevallen met den naïeven
glimlach en de nooit-vochtige, onschuldige
wanhoopsoogen, die z ij n schepping waren,
zij n overwinning en zij n - tragiek. Dagelijks
nam het aantal theaters toe welker met rook
pluimen doorkrinkelde stralenbundels Charlie
projecteerden in tallooze hachelijke, belache
lijke levensepisodes van fantastisch allooi.
Verstond men de zwijgende taal van die ma
gere handen? Begreep men den onnoozelen
schuifelgang van die afgetrapte schoenen?
Mèn zag het misschien niet: maar den inge
wijden. beseffend dat een contract met dien
talentvollen Chaplin een winstgevende trans
actie moest zijn, ontging dit alles geenszins. In
1916 volgde zijn engagement bij de Mutual
Film Corporation, in 1918 dat bij de National
Film Cornp. Het eene succes kwam na het an
dere; zijn banksaldo begon allengs fantasti
sche afmetingen aan te nemen Chaplin, het
Londensche proletariërskind was een beroemd
en een schatrijk man geworden.
Een droomer aan de Theems
NOG eens ging Charlie in deze jaren van
eersten roem door de straten van de stad
zijner jeugd: door Londen. Voor hem sprak
deze wereldstad een zeer verstaanbare taal:
wat daar huisde aan kommer en ontucht, wat
daar stierf en naar leven hunkerde, lag hem
na aan het hart. Charlie doolde door zijn eigen
verledenHij stond, in gedachten verzon
ken aan de oevers van de Theems; het duistere
water spoelde het droesem van de stad naar
de groote, ruime zee. Charlie legde de hand op
den muur vóór hem: „Toen ik zes jaar was,
dacht hij, liep ik vaak langs dezen muur; ik
kon er niet overheen kijken; mijn vingers
reikten niet eens tot aan den rand. Maar ik
wou zoo graag weten wat daarginds op den
anderen oever was. Nu, terwijl ik wéét, wat er
aan den overkant is, behoef ik het niet meer
te weten
Toen men aan Charlie vroeg, wat hem wel
het meest getroffen had bij het weerzien van
Londen, antwoordde hij na eenige aarzeling:
„de aanblik van die menschen, die onder den
blooten hemel slapen, terwijl wij in weelde le
ven. Enkele dagen heb ik in Londen doorge
bracht en ik heb getracht mij weer in mijn
jeugd in te leven. Ik heb dezelfde dingen en
gestalten gezien die ik toen zag. Velen van die
f
Hbinnenland
H 10 woorden
feg kosten
H tegenwoordig
menschen houden dit armzalige leven nog
steeds uit, vele nieuwen deelen him lot. Zoo
gaat het altijd maar doorAls ik hun al
mijn geld geef, dan zou dat nog niets helpen,
en als ik het voor mezelf houd, dan helpt
het ook niets. Over den muur des levens kun
nen wij als jongen niet heenzien. En als wij
mannen zijn geworden en wel overheen kun
nen kijken zien wij nog niets
Alléén was Charlie naar Londen gekomen
alleen aanvaardde hij ook den terugtocht.
Weliswaar had hij het anders gedroomd:
nooit had hij zijn jeugdliefde, Lillie Kelly, kun
nen vergeten, hoevele vrouwen zijn levens
baan ook gekruist hadden. Misschien zou
ook hij niet uit haar herinnering zijn wegge
vaagd.... Charlie kwam te laat; Lillie werd
juist ten grave gedraven, toen hij in Londen
aankwam.
Eenmaal weer in Amerika weigerde hij met
beslistheid op eenige wijze mede te werken
aan de propaganda, die de film voor den
oorlog maakte. Toen hij zich eens in den
uniform stak, om als een handlanger van
den dood door de loopgraven van filmland
te dolen, was het niet de Amerikaan die als
vurig patriot tegen den „Boche" optrok, maar
de „mensch" met vragende oogen en kinder
lijke handen, de mensch, die niet weet
waarom hij dooden en sterven moet en tijdens
een vernietigend gratnaatvuur zijn komischen
heldendroom droomt als een onschuldig
kind
„Een publieke vermakelijkheid.
NIET alleen Charlie's filmcreaties waren
een publieke vermakelijkheid, het op sen
satie beluste publiek heeft er zelfs zijn in
tiemste leven in willen betrekken. Wat is er
niet geschreven over het echtscheidingspro
ces van Lilla Grey tegen Chaplin! Maar er zijn
paden in Charlie's leven die wij willen noch
mogen betreden. Waartoe ook zouden wij dat
doen? Wat Charlie den menschen te zeggen
heeft, beeldde hij zwijgend, maar sprekender
dan het woord ooit zou kunnen doen, op het
witte doek: zijn „Goldrush", „De Pelgrim",
„Circus", „City-lights" en „Modern Times''
hebben ons als in een lachspiegel onszelf in
caricatuur doen zien; sindsdien kunnen we
weten, wat we waard zijn
Simpel is zijn handwerksuitrusting: een
paar afgetrapte laarzen, een rottinkje, een
gedeukt kaasbolletje. Maar zijn garderobe
kreeg een ziel: Charlie blies zijn gereedschap
tragisch leven in, niet zeer verschillend van
dat, hetwelk het beroemde schoenenpaar van
Vincent van Gogh ademt. Met deze sobere
requisieten heeft Charlie een menschtype ge
schapen: de arme drommel, die toch zoo
graag een gentleman wil zijn en niets dan
spot ondervindt; die altijd weer luchOkastee-
len bouwt en onder hun puinhopen bedolven
wordt: die zóó onschuldig in de hooge heme
len staart, dat hij niet beseft hoe het leven
op een listige truc zint, om hem wéér eens
beentje te lichten. Waarom doet het leven
dat? Waarom?
C. J. E. DINAUX.
(Adv. Ingez. Med.)
STADS BIBLIOTHEEK EN LEESZAAL
PRINSENHOF.
(Openbare Leeszaal en Bibliotheek).
NIEUWE AANWINSTEN.
GODSDIENST.
Bouwman. Gereformeerd kerkrecht. 1. 1928
2. Het recht der kerken in de practijk.
Coudenhove. Mary Ward; een heldensage.
Kagawa. De doorn in het vleesch.
LANDBOUW.
Otten. Bemestingsleer.
LETTERKUNDE.
Van Broekhuizen, Nasate; 'n tooneelstuk
in twee deelen.
Von Goethee. Westöstlicher Divan.
Malory. Der Tod Arthurs. 3 din.
Multatuli, Saïdjah en Adinda; fragment
uit den Max Havelaar.
Proost. Frank Wedekind; zijn leven en
werken.
Thym-Almanak; onder red. van A. van
Duinkerken e.a. 1937.
Verhoeven. Maskers; gedichten.
GESCHIEDENIS.
Böhm. Het recht van kolonisatie.
Stibbe. Zwanenridder en Vliegende Hol
lander.
De arm van een
fletser Isgeentoo-
verstaf: vóór het
veranderen van
richting moet hij
r.ich ervan over-
.uigen of de ma-
ioeuvre VEILIG
volvoerd zal kun
nen worden!
Arthur van Schendel. De
grauwe vogels. (Amsterdam
J. M. Meulenhoff).
Pericles en Korolenko.
(Twee Kerstgaven van de
Wereldbibliotheekvereeniging)
Telken jare pleegt de Wereldbibliotheek
haar leden een Kerstgave aan te bieden,
waarvoor zij haar keuze op minder alledaag-
sche litteraire kunstwerkjes laat vallen, die
dan in een keurig verzorgd kleedje steekt en
ze niet in den gewonenhandel brengt, doch
voor haar zeven duizend leden reserveert.
Aardiger middel om de liefde voor het goed
en sierlijk verzorgde boek, de bibliophilie, ook
onder de groote massa der lezers te brengen,
is moeilijk derïkbaar. Aan de voor dit jaar
gekozen teksten kunnen wij daarenboven geen
grooter hulde brengen dan door ze in één
bespreking te voegen met het jongste proza
van Van Schendel, wiens schrijfkunst ook
door ons tot het zuiverste werk gerekend
wordt, dat op den dag van vandaag in Hol
land wordt afgeleverd.
Hoe prachtig instrument is de taal zoo ze
geschreven of gesproken wordt door een, die
haar beheerscht, verzorgt en streelt en tege
lijk haar klank en macht op oeconomische
wijze weet te benutten. Maar tevens: hoe
hoog staat een volk dat den redenaar eert,
die deze wetenschap op schoone wijs in de
praktijk brengt. Ik denk hier aan de rede
van Pericles (één der Kerstgaven der W. B.
V.) meer dan twee duizend jaar geleden uit
gesproken tot de Atheners, als grafrede voor
hen, die in het eerste jaar van den strijd
tegen Sparta gevallen waren. Thucydides
heeft die rede geboekstaafd en het is in een
waardige Hollandsche vertaling van»Dr, D.
Loenen, dat ze thans voor ons ligt. Die rede
is schoon in har gedrongen vorm,, waarin
een denker voor een enkele zinswending, een
paar aaneengeschakelde woorden slechts,
méér zegt, dan thans vaak een hoofdartikel
van een Europeesch politiek orgaan bevat.
Maar dat zou, alleen, niet genoeg zijn om dit
boekje voor de lezers van onzen tijd waarde
te verleenen. Die ligt daarin dat het won
derlijk actueel naar den inhoud is en mis
schien zelfs, voor de toekomst, een angstige
•'oorspelling kan bevatten. Want a1 priist hier
Pericles zijn stad en haar hooge beschaving,
zijn Atheners en hun persoonlijken moed, hij
sprak in het eerste jaar van den krijg, waar
van het einde niet hem bekend was. doch ons
werd overgeleverd: het einde der Atheensche
democratie, vernietigd door Sparta.
Is het niet of Pericles gisteren bij ons ge
sproken heeft en wij een stenographisch ver
slag er van in ons dagblad lezen? Al hebben
wij weinig waarlijk groote redenaars meer in
ons midden en zijn er slechts scharen die de
„gave des woords" meenen te bezitten.
Luister slechts:
'„Wij hebben een staatsvorm, die niet een
navolging is van anderer instellingen en
tradities; veeleer zijn wijzelf een voorbeeld
voor menig ander, dan dat anderen ons ten
voorbeeld strekken. Zijn naam is democratie,
omdat invloed op staatszaken bij ons niet
een voorrecht is voor weinigen, maar een
recht voor velen". En verder:
„Wij onderscheiden ons ook van onze tegen
standers in militaire methode en disipline.
Wij maken immers onzen staat tot een ge
meenzaam verblijf voor ieder en nooit zetten
wij vreemdelingen uit om te verhinderen, dat
een van onze vijanden door leeren of waar
nemen zijn voordeel zou kunnen doen met
iets, dat wij niet verheimelijken, omdat wij
minder ons verlaten op lange voorbereiding
en krijgslisten, dan op persoonlijken moed op
het slagveld".
„Daarom jagen zij dan ook door moeizame
training van hun prilste jeugd af de dapper
heid onverpoosd na, terwijl wij, met onze
„losse levenswijze", even moedig de gevaren,
met onze krachten evenredig, trotseeren".
„Zoo wij het dan verkiezen, meer in „zor-
gelooze lichtzinnigheid" dan na trainende
ontberingen, liever met aangeboren, dan met.
voorgeschreven moed de gevaren te bestaan,
welaan, dan hebben wij het voordeel, dat wij
niet, onder den last van plagen, die nog komen
moeten, tevoren al in druk en zorgen leven
en dat wij toch niet minder moed en vol
harding toonen in het aangezicht van die ge
varen, dan zij, die steeds moeizaam zich voor
bereiden; zoo verdient onze burgergemeen
schap ook hierom bewondering, maar ook nog
om andere redenen. Wij minnen schoonheid
in soberheid, wij minnen geestesontwikkeling
zonder verslapping in daadkracht.
Nog spreekt Pericies in het volle bewust
zijn van de waarde van zijn stad en zijn volk
maar Sparta zou zegevieren over „de stad dei-
vrijheid, den haard der cultuur", Sparta zou
heerschen in Griekenland, een korte glorie
beleven vóór haar ondergang in den nacht
der tijden, zonder geestelijkiJerf. Athene, ver
nederd, verloor haar politieke beteekenis maar
haar cultuur hield het vuur des geestes bran
dende. tof een 'icht voor alle eeuwen (Dv
Tienen in het Voorwoord!.
Pericles' rede in zeven duizend evemoiar
na drie en twintig eeuwen in Holland her
drukt! En als stijlproef nog een voorbeeld
van bouw, ordening en klaarheid, zelfs in d'
niet oorspronkelijke taal. Wat zij blijven zal
al zou neen nieuw-Spartaansche geest zij
waarde voorbijgaand willen ontkennen.
De onroerende kleine novelle van Vladiemir
Korolenko „In slecht gezelschap" die dit
presentje vergezelt, is in haar soort niet
minder voorbeeldig. Eigenaardig Russisch
van psychologie is dit verhaal vah'den kleinen
knaap die van zijn vader vervreemd is, na den
te vroegen dood der moeder en die door den
dood van een klein vriendinnetje, dat hij on
der de verschoppelingen van zijn kleine stad
gevonden had, weer tot den vader terug
gevoerd kon worden. De vertaling is door
Annie de Graaff, naar het mij voorkomt, uit
stekend verzorgd.
Van Schendel tenslotte. Het wonder in het
werk der laatste jaren is bij dezen auteur, dat
in een schijnbare monotonie in zijn vertel
len de aandacht toch voortdurend gespannen
blijft bij de doening zijner figuren, hun ge-
dachtengang, hun soms vreemde oplossingen
voor wat het leven ze ter oplossing voor set,
Hij dringt liefst door in de religieuse geesten
van eenvoudigen huize, wier ingeboren goed-
zijn in conflict komt met de meer aangeleerde
„getuigenis" zijner omgeving. Conflicten,
waarin de onafhankelijke zoeker en ten
slotte niet-begrijper het aflegt tegen zijn
omgeving- van aanvaarders en dus
wetenden. Tragische conflicten worden dat
veelal en ook deze Kasper Valk is weer een
waai- ongelukskind en toch een soort held in
zijn vasthouden aan wat hem nu eenmaal
heeft goedgedacht. Hij had botanicus moven
worden, maar het lot maakte een simpelen
tuinder in de Vechtstreek van hem. In zijn
tegenspoed is hij zonder opstandigheid, doch
kent evenmin de berusting noch den wil zich
te onderwerpen. Zijn goedheid is een reli-
gieusiteit zonder religie, waardoor hij zwevend
blijft en voor zijn calvinistische omgeving
voortdurend object ter vermaning.
Grauw is dit leven, maar Van Schendel's
kunst geeft er een zilveren schijn aan. Het is
heel bijzonder en tegelijk heel eenvoudig: dat
is het wonder van den echten artist, dat men
eigenlijk niet probeeren moet te gaan uit
leggen of ontleden. Het is er en daarmee uit.
Zoo ge een willekeurig boek, waarvan ge niets
weet, openslaat en een paar zinnen leest, zult
ge Van Schendel herkennen, zoo hij er de
schrijver van was.
Reeds één zin van hem schept sfeer en die
treft ge constant aan van begin tot slot. Schijn
baar onbewogen grijpt hij diep in zijn sujetten
en teekent ze, alsof zijn belangstelling voor
7e slechts serine- waren. intiiKschen vol be-
"•in en mpp^pi'oe! Van Sttoen'to1 is «en aristo
cratisch schrijver over zielig-eenwudiger
'ijn kunst komt in haar volle waarde daarom
-erst langzaam tot den lezer. Maar wie er
1e bekoring van onderging blijft haar waar-
deerèn,
J. H. DE BOIS.
Wanneer U nu een Philips' Radio
koopt, luistert U inderdaad naar mu
ziek. Maar koopt dan bij een specialist
op Radio-gebied!
Onze oude Firmanaam is Uv/ waar
borg, dat U bij ons een Radiotoestel
koopend, een instrument koopt, dat
getest is, op goede Weergave en
zuiveren toon. U koopt dan een mu
ziekinstrument!!
RADIO- EN GRAMOFOON SPECIALIST
GR. HOUTSTR. 108 - TEL. 13046 - HAARLEM
Hoofdagent voor Haarlem en Omstreken
voor den verkoop van N.S.F.-apparaten.
(Adv. Ingez. Med.)
Verhofstad. De regeering der Nederlanden
in de jaren 15551559.
NEDERL., ZUID-AFRIKAANSCHE en i. h.
NEDERL. VERT. ROMANS.
Bruyn. De zaadsjouwers.
Van den Heever. Droogte.
Jarnefelt, Greta en haar zoon,
Van Lokhorst. Phil's laatste wil.
Pauwels. Ambtsgeheim.
Van Rossem, Surprises.
Varing. Marja.
Deze week zullen we bij wijze van uitzonde
ring, eens wat moeilijker oefeningen doen
Den „schouderstand",
zooals deze in oefe
ning 133 te pas komt,
hebben we reeds ge
daan met steun van
de handen in den rug.
Maar zonder dien
steun gaat het ook
wel. Het beste is het,
te beginnen uit lig
gende houding op den
rug en de armen langs
het lichaam. Nu bei
de beenen hoog op
tillen,, gevolgd door
het lichaam, zoodat u ten slotte steunt op nek
en schouders. Nu één been langzaam en ge
strekt laten dalen zooals de stippellijn aan
geeft. Geleidelijk, in een rustig tempo afwis
selen, zoodat linker en rechter voet om de
beurt even den grond aanraken.
Oefening 134 wordt uitgevoerd in de zooge
naamde „hordenloop zit". Toch hoeft u geen
geoefend hordenlooper to zijn, om groote
voordeelen uit deze oefening
te halen. Het is voor u alle
maal een pracht-gelegenheid
een goed te ondervinden,
hoe het nu met uw lenigheid
staat. Velen zullen merken,
dat er nog wel het een en an
der ontbreekt: laten we hopen,
dat zij hierdoor tot de trouwe
beoefening van deze rubriek
gebracht worden. We begin
nen zittend met beide beenen
gestrekt naar voren. Nu het rechter been, ge
bogen in de knie, zijwaarts neerleggen,, zooals
de teekening laat zien. (Beide beenen liggen
dus in hun geheel op den. grond; het linker
naar voren, het rechter bovenbeen zijwaarts,
onderbeen naar achteren) door kleine, vee-
rende bewegingen naar den kant van het
gebogen been de lenigheid vergrooten, Het
omwisselen kan zeer snel: rechter been naar
voren en tegelijkertijd het Imkerbeen al zij
waarts brengen. Ook naar dezen kant eenige
malen flink doorveeren.
Oefening 135 is weer voor paren bestemd.
Gaat u eens te
genover elkaar
staan (gezich
ten naar elkaar
toe) en zoo ver
uit elkaar, dat
u gewoon recht
op staande beide
handen vast kunt
houden. Nu door
kleine pasjes op
de plaats lang
zaam omdraaien,
handen vast hou
den, zoodat u met
de ruggen naar
elkaar toe komt te staan. De afbeelding geeft
dit moment weer. Zoo kunt u gemakkelijk
doorgaan, steeds maar in de rondte. Vooral
als u behoorlijk ver uit elkaar blijft staan is
het een buitengewone lenigheidsoefening voor
schouders en romp.
Oefening 136. Als slot een handigheidje!
Een behendigheidsoefening, die héél geschikt
is om als wedstrijd in den huiselijken kring
toe te passen. De heele familie gaat voorover
liggen met de armen op den rug gebogen, zoo
dat de handen om de ellebogen komen. Eén
fluit: Wie het eerste staat, zonder de handen
los te laten.
JULES KAMMEIJER,
Leeraar Lich. Opv. M.O,