Spellingsbeleid sterk bestreden. S. KROM N.V. Alkmaar 20KORTING DE EEUWIGE STRIJD ZATERDAG 11 DECEMBER 1937 HAAREEM'S DAGBESD 3 TWEEDE KAMER Vele Kamerleden willen terug naar ,,1934". Ververij en Chemische Wasscherij TELEFOON 4043 (3 lijnen) Voor de a.s. Feestdagen handhaven wij onze WINKEL HAARLEM: Zijlstraat 57 Tel. 16387 Op snelle beslissing aangedrongen. DEN HAAG Vrijdag. Op het Binnenhof zag ik een gebaarde Ex cellentie, wat witjes om den neus, met een beetje benauwd gezicht de richting van den Ministers-ingang van het Tweede Kamerge bouw inslaan: Minister Slotemaker de Bruine. Heel zijn doen en laten riep in mijn herin nering wakker, hoe ik in m'n schooljaren wel eens 'n leerling schoolwaarts zag gaan, die wist, dat hij een slecht rapport uitgedeeld zou krijgen; natuurlijk gaf ik op mijn tijd een zelfden aanblik te „genieten". Bevreemdend deed dit verschijnsel bij Mi nister Slotemaker de Bruine niet aan. Hij kon op z'n vingers uittellen, dat hem een slecht rapport wachtte, al is de kans op zakken voorshands niet erg groot. Het regende onvoldoende's en standjes voor hem. „Meester" Thijssen (s.d.) nam hem onder handen omdat er veel te weinig voor de onderwijsbelangen gedaan wordt, klacht o.m. gedeeld door Dr. Vos (lib.), die vond dat de Minister van Onderwijs zich in den Ministerraad al te zeer in een hoek heeft laten drukken. Van meester Suring (R.K.) kreeg de Minister ook al een slecht cijfer, vooral omdat hij niet krachtig genoeg optreedt voor verbetering van het onderwijs. Een medelij dend man toonde zich Mr. Oud, (v.d.), die er op wees dat de billijkheid gebood de groote moeilijkheden te erkennen, waarmee deze be windsman tengevolge van bezuinigings-eischen te kampen had gehad. Het ergste kreeg Minister Slotemaker de Bruïne te hooren in verband met z'n spellings beleid: feitelijk bestond er tusschen de ver schillende parlementaire schoolmeesters vol komen overeenstemming, dat de „leerling" Slotemaker de Bruïne een 0 voor spelling moest hebben. En van meer dan één kant klonken thans woorden van hulde aan 't adres van een der „leerlingen", die de school verla ten heeft, te weten Mr. Marchant. Toen hij nog veel op de banken (wel te verstaan in 'n Ministerzetel) zat, werd hij van vele kanten een onmogelijken leerling genoemd, die nooit ernstig kon blijven en al te zeer belust was op 't maken van grapjes en het uithangen van den pias. Het kan verkeeren. Want thans was het Marchant-voor en Marchant-na, dat men kon hooren. Terug naar de spelling-1934, luidde niet slechts de hartekreet van den chr. democr. v. Houten, maar ook Mr, Oud (v.d.) achtte dat nu 't beste, al kon men in zijn stem klan ken beluisteren, die een weemoedig terugden ken aan de ten doode opgeschreven de Vries en te Winkel verrieden. Deze spreker erkende nl. ruiterlijk zelf van die spellingswijze een groot vriend te zijn. Hij waardeerde het in den Minister, dat deze een oplossing zoekt, doch meende, dat hij daarin op den door hem ingeslagen weg niet zou slagen en dat het eenige middel nu was, aanvaarding van de spelling 1934. Dit advies gaf de v. d. spreker, al deed hij zichzelf daarmee geweld aan. Ook beval hij aan, meening o.m. gedeeld door den heer v. Houten, niet op België te wachten, niet op nieuw met een commissie te beginnen, maar nu vlug zelf den knoop door te hakken. Orde in de spelling moet er komen, zoo luidde verder het oordeel van den heer Woudenberg (nat.-soc.) die overigens vond dat we voor 142 millioen al heel matige onderwijs-waar krijgen. De soc.-democraat Thijssen scheen het spellingsstelsel Terp stra aantrekkelijk te vinden terwijl de heer Zij Is tr a (a.-r.), die het tegenover den nat.-soc. woordvoerder voor ons onderwijs opnam het kon z.i. den toets der kritiek, in vergelijking met het buitenland, best doorstaan en naar 's Ministers overwegin gen inzake een wettelijke regeling van de spelling informeerde. Aan de groeiende te genstelling tusschen school en maatschappij moest in elk geval een einde komen en al vond hij, dat men ook rekening dient te hou den met de belangen van de uitgevers, deze mochten niet het zwaarste wegen. Dr. Vos (lib.), die o.m. een betere aan sluiting aan het Hooger Onderwijs bepleitte, dat een meer psychologischen inslag moet krijgen (het L.O. een meer cultureel-histori- schen inslag), en die voorts, gezien ook den grooten toeloop, scherpere selectie bij de toe lating tot de middelbare scholen aanbeval, kwam ook al op tegen de onzekerheid en den chaos op 't gebied van de spelling, Geen commissie, doch beslissing door den Minister met gevoel voor eigen verantwoordelijkheid, luidde zijn leuze, 's Ministers partijgenoot Tilanus (c.-h.), die z'n teleurstelling er over uitte, dat deze bewindsman aan den warwinkel geen einde had gemaakt, gaf te kennen, dat het in 't leven roepen van een commissie de Kamer niet meer aanging en een zaak der Regeering' was, sinds zij haar desbetreffend besluit had aangekondigd; gaarne zou hij vernemen, hoe het nu met die commissie stond. Bepaald onvriendelijk was zijn opmerking, dat hij bewondering koester de voor de genialiteit waarmee de Minister tot dusverre een beslissing had weten te vermijden. Met alle kracht moest deze afge vaardigde zich verweren tegen het denkbeeld om de regeling van 1934 weer te aanvaarden. Die z.g.n. vereenvoudiging had niets gehol pen. Spr. wensehte de cultuur tegen cultuur loosheid te verdedigen vandaar zijn harts tochtelijk betoog tegen het denkbeeld „te rug naar 934". Dit nu bleek juist de geheele R.-K. fractie toe te lachen. Want namens haar verzette Dr. M o 11 e r zich niet slechts tegen een nieuwe spellingscommissie, maar ook drong hij er op aan „1934" in eere te herstellen. Voor zichzelf verklaarde deze afgevaardigde geen vertrouwen te stellen in 's Ministers beleid. Na dit alles had minister 'Slotemaker de Bruïne een verre van gemakkelijke taak. Enfin, ten deele stelde hij haar nog wat uit, door aan te kondigen, dat hij bij de ver schillende afdeelingen hoopt aan te toonen, dat hij heusch wel belangrijke voornemens met 't oog op verbetering van ons onderwijs koestert. Hij waarschuwde er intusschen te gen uitgaven te willen doen waarop men dan later toch weer moet terug komen. Op het oogenblik hierop viel de klemtoon is er geen geld beschikbaar voor maatre gelen enz. op onderwijsterrein, die geld kosten. Natuurlijk moet er, ook volgens hem. spoedig een beslissing in zake de spelling vallen. Hij zou echter gaarne eerst eens willen weten, en meent dat hij dat ook spoedig zal kunnen we ten, wat België wil. Wat echter nog niet betee- kent, dat we per se achter onze zuidelijke bu ren zullen aanloopen. Tenslotte verklaarde hij op 't oordeel der door hem weldra te benoe men commissie bepaald prijs te blijven stellen. Met het gevolg, dat er nu een motie-Moller voor den dag kwam, gericht tegen nieuwe com missoriaal onderzoek en vóór terugkeer tot de spelling 1934. Zulk een motie komt niet te pas, want in dezen moet de Regeering zelf weten wat er dient te geschieden, verkondigde de heer Z ij 1 s t r a (a.r.) waarna de heer Tilanus (c. h.) een soortgelijk standpunt belichtte. De Minister had vandaag 't laatste woord. Want nadat hij er bij Dr. Moller op had aangedrongen de motie te splitsen opdat de Kamer aan de Regeering aldus tenminste kenbaar had kunnen maken wat ze met be trekking tot de spelling wil al of geen com missie is immers een punt op zichzelf bleef die daad of zelfs maar 'n woord ter aankon diging van 't voornemen om aan dit verzoek van den Minister te voldoen, ten eenen male uit. Dinsdag stemming over de motie-Moller. De aanvang der vergadering van heden le verde o.m. de goedkeuring van de naturalisa tie van 162 aspirant-Nederlanders op en 'n korte gedachtenwisseling over de grenswijzi ging tusschen Ambt-Hardenberg en Vriezen- veen. De heer v. d. Zaal (a.r.) die meende dat eerstgenomde gemeente onbillijk werd be handeld kreeg van Minister v. Boeyen te hoo ren, dat deze het Dag. Best. van Ambt-Har denberg aan z'n zijde had. Niet overtuigd, liet de heer v. d. Zaal aan- teekenen dat hij eigenlijk „tegen" was. E. v. R. Roodvonk te Monster. Nadat Donderdag op last van den inspec teur van de volksgezondheid twee scholen in de gemeente Monster wegens het heerschen van roodvonk waren gesloten, heeft de bur gemeester dier gemeente Vrijdag ook de derde lagere school doen sluiten. Er hebben zich Vrijdag enkele nieuwe gevallen van roodvonk voorgedaan. Naar coördinatie van het verkeer. Wetsontwerp volgend jaar te wachten. De regeei'ing is van meening, dat thans de overgang geregeld dient te worden naar den toestand van coördinatie van het verkeerswe zen, waarbij inmenging van de regeering in de binnenscheepvaart onvermijdelijk is. Een wetsontwerp van deze strekking, waar bij tevens gestreefd wordt naar wegneming van de tegen de huidige regeling bestaande bezwaren, is in voorbereiding en zal, naar de minister van Waterstaat vertrouwt, de Ka mer in de eerste helft van het volgend jaar bereiken. In afwachting van dit wetsontwerp, zal een wijziging van artikel 13 der wet van 5 Mei 1933 worden bevorderd, tot verschuiving van den daarin gestelden termijn tot 30 Juni 1938. Met het oordeel van verscheidene Kamer leden, dat de uitgaven ten behoeve van de evenredige vrachtverdeeling ten laste van het verkeersfonds moeten worden gebracht, kan de minister bij nadere overwegixxg instem men. In verband hiermede wordt bij nota van wijziging een nieuw artikel op de begrooting van het verkeersfonds 1938 onder de afdee- ling scheepvaart uitgetrokken ter bestrijding van de kosten, verbonden aan maatregelen ten behoeve van het vervoer in de binnen scheepvaart. Verplichte verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid. Commissie van Onderzoek geïnstalleerd. Rede Minister van Waterstaat. Vrijdag heeft de minister van waterstaat, rar. dr. ir. J. A. M. van Buuren, in tegenwoor digheid van den minister van justitie, mr. Goseling. de commissie geïnstalleerd, welke tot opdracht heeft een onderzoek in te stellen ter zake het verplicht stellen van verzekering tegen de geldelijke gevolgen van de aanspra kelijkheid volgens de wet, voortvloeiende uit het gebruik van motorrijtuigen. Bij het opleggen van verzekeringsplicht zal moeten worden nagegaan, op wien deze plicht behoort te rusten en in hoeverre die plicht ook voor buitenlanders zal moeten gelden, zoo zei- de de minister in zijn rede. Voorts dient de vraag beantwoord te worden, voor welke soor ten schade de verzekeringsplicht moet gelden (Adv. Ingez. Med.) ■en tot welke bedragen men daarbij zal moeten gaan. Overwogen zal moeten worden, of het wen- schelijk is, dat de verplichte verzekering te vens de aansprakelijkheid dekt van personen, voor wie de verzekeringsplichtige, hoewel zij tijdens het ongeval zijn motorrijtuig gebruik ten, volgens het tegenwoordige recht niet aan sprakelijk is. Verdient het aanbeveling ter voorkoming van roekeloos rijden een verplicht eigen risico voor te schrijven, en zoo ja, tot welk bedrag? Bij wie zal voorts de verzekering gesloten moeten worden, en op welke wijze kan men de nakoming van de verplichtingen van den ver zekeraar waarborgen? Voorts zal onderzocht moeten worden de vraag, in hoeverre den gelaedeerde een recht- streeksche vordering tegen den verzekeraar behoort te worden toegekend, welke excepties de verzekeraar heeft, in hoever hij een regres- recht heeft tegen den verzekeringsplichtige. voor wien hij betaalt en welke regeling getrof fen moet worden, voor het geval dat de aan rijder onbekend blijft. Voorkomen zal moeten worden, dat de ver zekeringsplicht, door stijging der tarieven, te zwaar drukt. Verder rijst de vraag of het beginsel van de artt. 1406 en 1407 burgerlijk wetboek bij het bepalen der schadevergoeding behooren te blijven gelden, en wat, wanneer er meer dan één benadeelde is en de totale schade het be loop der verzekering te boveix gaat? De slachtoffers van het verkeer zijxx vaak niet bij machte de kosten van eerste hulp of verpleging te betalen. Behoort nu aan artsen, ziekenhuizen of gemeentelijke diensten een bijzonder recht op de verzekeringssom te wor den toegekend? Ook zal moeten worden nage gaan het verband van de w. a.-verzekering met andere verzekeringen zooals bijv. die krachtens de oxxgevallenwet. Over mijnen en steenkolen. De minister van Waterstaat merkt in de Me morie van Antwoord op het Voorloopig Ver slag, naar aanleiding van de vraag of er een mijnboxxwplan bestaat, het volgende op: Na het verschijnen van het eindverslag van de Rijksopsporingsdienst van delfstoffen in 1916, zijn nog nadere onderzoekingen ge schiedt tot 1923. Het vindersreclxt van den Staat op de door den dienst aangetoonde delf stoffen- werd vastgesteld bij de wet van 20 Ju ni 1924. terwijl bij de wet vaxx 29 Juli 1925 houdende bijzondere regeling voor het ver- leenexx van mijxxcoxxcessies, een wettelijke grondslag werd gegeven aan de toezegging, dat over de terreinen, waarvoor dexx staat het vindersreclxt toekomt, niet beschikt zou wordexx zonder medewerking van de staten- generaal. In de memorie vaxx toelichting tot dat ontwex'p werd uiteengezet, welke bestem ming aan de door den staat geëxploiteerde mijnvelden gegeven zal moeten worden en werd eexi plan ontwikkeld. Sedert zijn uit den aard der zaak de be schikbare gegevens uitgebreid, waarbij ook van de vraag omtrent den duur van de exploi tatie der Limburgsche mijnen studie is ge maakt. Die studie heeft ongetwijfeld ten doel te gaan in de richting van een bepaald plan, waarbij ook de bruikbaarheid van de denk beelden bij de behandeling van het wetsont werp van 1925 ter sprake gekomen,' getoetst zal wordexx, immers het bepalen van een gedragslijn ten opzichte van de mijnontgin- xxing is de bedoeling vaxx die voorstudie. De minister is gaarne bereid toe te zeggexx, dat hij het voortgaan ixx die richtixxg zooveel mo gelijk bevordex'exx zal. Het probleem van de ontginnixxg van de Peel is mede in deze voorbereidende studie betrok- kexx. Het ligt ixx de bedoelixxg deze reserve eerst aaix te spreken, wanneer hieraan be hoefte blijkt, maar daix zal ook de ontsluiting voldoende voorbereid moeten zijn om elders uitvallexxde productie te kuxxnexx overnemen en vrijkomende Nederlandsche mijnwerkers te werk te kunxxen stellen. Bijzondere techxxjsche en economische vraagstukkexx hieromtrent vormen een punt van verdere studie voor de regeering. Ontginning van de kolenlagen in den Gel- derscheix Achterhoek, voor een deel waarvan de coxxcessie „Gelria" is verleend, wordt tegen gehouden door moeilijkheden van economi- schen exx van technischen aard. Naar aanlei ding vaxx het rapport vaix Mr. T. J. Verschuur inzake den toestand Van de mijnindustrie, heeft de regeering ernstig overwogen, in hoe verre het mogelijk zou zijxx xxxet behulp van de contingenteering van dexx invoer van steexx- koleix steuxx te verleexxexx aaix saneering vaxx dexx huisbrandhaxxdel. Met eexx dergelijken steuxx werd toen ixx de eerste plaats verbete ring van de positie der mijnen beoogd, welke toentertijd o.a. zeer werd geschaad door het groote aantal oninbare vorderiixgexx bij den braixöstoffexxhandel. Over deze aangelegen heid is gedurende langen tijd overleg gepleegd met de belaixghebbeixdexx, waarbij de regee ring vex-sclxillende aanwijzingen heeft ge geven omtrent de vereischten, waaraan een saxxeering ten minste zou moeten voldoen, wilde zij daaraan haar saxxctie kunnen ge ven. Sixxsdiexx is eexx dusdaxxige wijziging in de geheele kolensituatie ingetredexx, dat de regee- x'ixxg geexx aaxxleidixxg meer zag tot het ixemen vaxx zoo ver strekkende maatregelexx als oor spronkelijk waren beoogd. Zij heeft derhalve aaix belanghebbenden doen weten dat zij geexx termen meer aanwezig achtte oixx saneering van den huïsbrandhandel te steunen door het inhouden vaix consenten e.d. waarmede op dat oogenblik dus elke rechtstreeksche benxoeie- xxis der regeering xxxet deze saneering ophield. Wat xxu goedkeuring van de saxxeering door de regeering betreft dient niet uit het oog te wox'dexx veriorexx. dat het hier betreft eexx po ging van producenten en leveranciers van steenkolen om den afzet van hun producten te regelen. Zulke pogingen treft men ook op velerlei axxder gebied aan. De regeering zou slechts kunnen ixxgrijpen, ixxdien van de zijde der belanghebbexxden een beroep werd gedaaxx op haar verleende wettelijke bevoegdheden of indien strijd met het algemeen belang mocht blijken. De minister is met zijn ambtgenoot van economische zaken van meening, dat in de tegenwoordige omstandigheden geen voldoen de aanleiding bestaat voor het instellen van een rijkskolenbureau.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 5