ZONDERLINGE LEVENS uft Fit! Litteraire Kantteek eningen. DAUDEY'S Bloemenmagazijn ZATERDAG 18 DECEMEER 1937 HAAREEM'S DAGBEAD" 7 P een avond in 1815 hield de eene voorname koets na de andere stil voor het statige heerenhuis van Mrs. Martin. Onderdanige lakeien open den de portieren, waren de hooge bezoekers behulpzaam bij het uitstijgen en begeleidden hen tot in de hall, die feestelijk verlicht werd door talrijke kandelabers. Iü den grooten salon verzamelde zich allengs de bloem der Londensche uitgaande wereld: Mrs Martin gaf één harer vermaarde soirees. Modekoningin nen, dames en heeren van hoogen adel en of ficieren schitterden in hun fraaiste costuums, kostbare edelsteenen flonkerden in 't overda dige kaarslicht der luchters en menig galant avontuur nam tijdens den geanimeerden dans of den pikanten kout een onverwachten loop. Onder de aanwezigen bevond zich de her tog van Bourbon, Louis Henri Joseph, zoon van den vermaarden Prins van Condé; zijn tegenwoordigheid moest men nog om andere reden dan zijn hoogen rang op prijs stellen: zeven jaren nu al rouwde deze banneling om den dood van zijn zoon Enghien, die op last van Napoleon in den loopgraaf van Vincennes was gefusilleerd. De Prins van Condé. Juist trok de hertog zich in den intieinen- speelsalon terug om in een partij whist wat verstrooiing te zoeken, toen zijn kamerdienaar Guy hem blijkbaar iets ondeugends in het ooi- fluisterde. Want de hertog glimlachte en liet zijn blik onderzoekend door het schemerige vertrek gaan, tot hij-datgene ontdekte, waarop zijn „valet" hem opmerkzaam had gemaakt: een bekoorlijke gestalte, een kamermeisje, dat oogenschijnlijk alle aandacht bij het arrange ment der stoelen had; een slank, gracieus fi guurtje, een welgevormd, rond gezicht. Inderdaad, een schat je, liét de hertog zich ontvallen. U meentvroeg de waardige Markies zijn partner, die al aan de speeltafel had plaatsgenomen. O, u bedoelt Sophie! Pas op, hertog, we worden nog rivalen! Rivalen? Wel, Markies, laat ons het whistspel doen beslissen, wie van ons beiden het meeste recht heeft op deze lieftallige ver schijning. Nog denzelfden avond deed, ondanks het levendig protest van mrs. Martin, Sophie haar intrede in Wanstead-House, de residentie van den uitgeweken Hertog van Bourbon. In de grauwe eentonigheid van de eenzame verblijf plaats, waar de Hertog de traditie van zijn voornaam geslacht in een operette-achtige hofhouding trachtte te bestendigen, was een kleine afleiding- niet overbodig. De gemalin van den hertog, Louise d'Orléans, deelde de ballingschap van haar echtgenoot niet en hield in Frankrijk verblijf. Adéle Miohelot, een na tuurlijke dochter van den Bourbon, in weerwil van haar onwettige geboorte Mademoiselle de Bourbon genoemd, was vrijwel zijn eenige gezelschap. Geen wonder dat Louis zich met inniger genegenheid aan de nieuwe huisge- noote hechtte dan verstandelijk beschouwd wenschelijlc was. Met liefdevolle toewijding maakte hij haar vertrouwd met de hoféti- quette; zelfs het hij haar onderwijs in het Latijn en Grieksch geven, kortom, hij voedde het eenvoudige kamermeisje op tot een „grande dame". Dank zij een bewonderens waardig aanpassingsvermogen duurde het niet lang of Sophie had zich de kunst eigen gemaakt, als een geboren hertogin aan het miniatuurhof van den hertog te verkeeren. Een visschersmeisje wordt baronesse. Wie was toch die kleine Sophie, die het hart van den toch niet zóó jeugdigen Hertog- van Bourbon in vuur en vlam had weten te zetten? Li 1795 werd ze in St. Helens op het eiland Wight geboren als dochter van een eenvoudige Visschersman, die bij een schipbreuk om het leven kwam. Al betrekkelijk jong moest Sophie Dawes als visschersmeisje mee de kost helpen verdienen voor het in armoede levende gezin. De bronnen vermelden niet, hoe oud zij was toen zij werd opgenomen in één dier schrik aanjagende werkhuizen, waarvan Dickens ons een zoo aangrijpend beeld heeft geteekend. Eindelijk wist zij een betrekking als kamer meisje te veroveren. Toen al schijnt haar le venswandel niet vrij te zijn geweest van een zekere lichtzinnigheid: de amourette met een even knap als immoreel officier wejd het eer ste van een lange reeks liefdesavonturen, die met de onschuld, welke zij zoo graag aan den dag legde, matig in overeenstemming waren. Twintig jaar was zij, toen zij bij Mrs. Martin in dienst kwam en den hertog van Condé het hoofd op hol wist te brengen. De plotselinge dood van Louis de Bourbon's vader maakte den terugkeer naar Frankrijk onvermijdelijk. De Hertog was op dat oogen- blik reeds te zeer aan zijn Sophie gehecht om zelfs de mogelijkheid van een vertrek zonder haar te overwegen. Wonderlijk moet het Sophie, welke ook haar oogmerken geweest mogen zijn, te moede zijn geweest toen zij, aan de zijde van haar min naar, den Franschen bodem onder de voeten had. Niet alleen dat haar beschermer een er fenis van 80 millioen francs in ontvangst had te nemen en den titel van Prins van Condé voerde, zijn terugkeer in het moederland open de ook voor Sophie de gouden poorten van de fantastische wereld der Fransche hofhouding. Slechts behoefde daartoe een kleine comedie te worden geënsceneerd: haar aanwezigheid ia, Frankrijk's hoogste kringen behoorde toch SOPHIE DAWES. 'uit het oogpunt van moraal gerechtvaardigd te zijn. Het onontbeerlijke huwelijk werd voor bereid; een partner was spoedig gevonden: Victor Feuchères, knap officier, die reeds een meer dan gewone belangstelling had getoond voor deze „natuurlijke dochter van den Prins van Condé", gelijk ze werd genoemd. 6 Augustus 1818 werd het huwelijk voltrok ken, terwijl Feuchères bovendien de baronsti- tel werd verleend. Aldus voorzien van het adel lijke kroontje kon aan Sophie's echtgenoot zonder bezwaar een functie aan het hof wor den verleend, waarmee de tegenwoordigheid van de Barones de Feuchères in de onmiddel lijke nabijheid van den Prins van Condé niet alleen volkomen gerechtvaardigd, maar' zelfs zeer natuux-lijk was. Baronesse de Feuchères, minnares van den Prins, „grande dame", echtgenoote van een eerbaar officier, die den rang van aide-de- camp bekleedde het moet voor het eenvou dige visscherskind een sprookje gelijk zijn ge weest. En toch en toch gingen de verlangens van de bekoorlijke baronesse hoogerHaar minnaar beschikte over een millioenenvermo- gen, bezat landgoederen, fraaie parken waarom zou zij niet een poging wagen, zich een aandeel in al die schatten der aarde te veroveren? Aan dit slaapdronken hof zou met list en intrige heel wat te bereiken'zijn. Het sluwe spel van zet en tegenzet op het schaakbord der eigenbaat, dat daarmee eerst recht een aanvang nam, teekent den geest dier tijden met schriller kleuren dan' de meest realistische zedenschildering vermag. Daar was de hertog van Orléans, de latere koning Louis Philippe; daar was de gebrekkige en cynische diplomaat Talleyrand, wiens sluw heid zóó spreekwoordelijk was, dat men zich bij zijn dood afvroeg, wat hij daarmee nu wel weer bedoeld zou hebben. Beiden hadden in de barones de Feuchères al spoedig een zeer bruikbaar instrument ontdekt ter bevordering van hun geraffineerde plannen, waarmee de niets vermoedende Prins van Condé werd be laagd. Sophie was inmiddels begonnen, op eigen gelegenheid te opereeren. Alle dienaren in de omgeving van haar minnaar werden ach tereenvolgens ontslagen en vervangen door creaturen van haar allooi. Zelfs de natuurlijke dochter van den hertog, Adèle Michelot, moest het veld ruimen. Overal waar mogelijk, werden, dank zij de hulp van den volijverigen Talley rand, betrekkingen gecreëerd voor haar neven en nichten. Men waarschuwde den Prins, men ried hem dringend, op zijn hoede te zijn voor de innemende barones. Tevergeefs de prins liet zich door Sophie met allerlei voorwendsels om den tuin leiden. Steeds nauwer werd het net van intriges om den Prins aangetrokken. Sophie was er niet alleen in geslaagd om het testament van den Prins van Condé ten gunste te doen lui den van den vierden zoon van den hertog van Orléans, maar zelfs diens aanwijzing tot uni verseel erfgenaam te bewerkstelligen, waar mee de titel van Prins van Condé op de Or léans zou overgaan. Voor zichzelf wist zij het paviljoen van het Palais-Bourbon, het kas teel van St. Leu en verschillende bezittingen ter waarde van 12 millioen francs in de wacht te sleepen. Maar, daarmee namen -de intriges nog lang geen einde. Van haar echtgenoot had Sophie zich al weten te ontdoen door tijdens een heftige woordenwisseling te verraden, dat zij niet de dochter van den hertog, maar slechts een eenvoudig burgermeisje was. De bedrogen Feucheres, die van zijn huwelijk weinig vréugde had beleefd, verbrak onmiddellijk alle relaties, zoowel met zijn ega als met het hof en nam dienst in het leger van den her tog van Angoulême, dat in Spanje streed. Dreigende wolken. (nmiddels rommelde het dreigend in de po litieke regionen. Het reactionnaire bewind van Karei X en het beleid van den aarts-con servatieven minister de Polignac hadden de atmosfeer dusdanig geladen, dat een uitbar sting allerminst tot de onmogelijkheden be hoorde, De zwoele sfeer in het Fransche Ko ninkrijk was bepaald onbehagelijk. Li de eerste Juli-dagen van 1830 besloot de Prins van Condé om het Paleis-Bourbon tij delijk te verlaten en in het kasteel St. Leu, temidden van de fraaie parken en lommerrijke bosschages verstrooiing te zoeken. St. Leu geliefd toevluchtsoord: wat was er van ge worden Niets dan vreemde gezichten en duis tere figuren, die den Prins omringden. Kon men zich hier welbehagelijk en veilig voelen? Geleek het bezoek der Orléans-familie niet meer op een samenzwering dan op een feeste lijk bijeenzijn? Had de oude hertog geweten, dat zijn bezitting St. Leu, die hij aan Sophie vermaakt had, bijna door haar verkwanseld was aan de zuster van den hertog van Orléans, het zou hem wellicht nog angstiger te moede zijn geworden. Nog werd over de koopsom van St. Leu onderhandeld toen onrustbarende geruchten tot St. Leu doordrongen; de bui was plotse ling losgebarsten; de tweede revolutie, de Juli- omwenteling van 1830 zette allés op losse schroeven. Karei X zou zijn gevlucht; de Or léans, Louis-Philippe, vader van den jongen hertog Aumale (door den Prins van Condé tot universeel erfgenaam gemaakt) was dooi de burgerklasse ten troon verhevenHet duizelde Condé; nog eens doorleefde de oude hertog de bewogen jaren van zijn jeugd: weer zag hij in verbeelding de Bastille bestormen en zichzelf het Fransche stof van de schoenen schudden. Weg, hier vandaan, ver van den machtsgreep der Orléansen, ver van de intri ges der duivelsche Sophie, de barones, schep ping van zijn gril nu zijn noodlot! In alle stilte werd een koets besteld, die den hertog buiten deze vergiftigde atmosfeer zou bren gen. Maar zóó heimelijk kon het vluchtplan niet zijn ontworpen of de baronesse de Feu chères had er de lucht van gekregen. Heftig moet de scène zijn geweest, waarbij Sophie den Prins trachtte te dwingen, St. Leu niet te verlaten. Zelfs moet Louis plots uit de ka mer zijn gekomen en met een bedenkelijk ge zwollen oog en hebben uitgeroepen: „Een ver dorven vrouw, dat is ze die Madame de Feuchères!" Sindsdien voelde de hertog zich voortdurend bedreigd. De inhoud van den brief dien Sophie onder zijn kamerdeur schoof, voordat zij overhaast St. Leu verliet, is al evenmin be- bekend als het doel van haar onverwachte reis. Hoe ongerust de Prins zich nadien voelde bleek wel uit zijn verzoek aan zijn kamerdie naar Manoury, om gedurende den nacht voor zijn kamerdeur te slapen. Zelfs scheen hij ernstig te overwegen. St. Leu te verlaten en naar Chantilly te gaan, waar zijn nachtver- trek alleen bereikbaar was via de slaapkamer van de valet-de-chambre. Maar het noodlot wilde het anders.... Moord of zelfmoord? Onverwachts keerde de Barones de Feu chères terug op St. Leu. Kort daarop schijnt in de kamer van den Prins een twist gesprek te hebben plaats gehad dat zóó hoog liep, dat Louis de barones de deur wees. Het had er de schijn van. dat de Prins tot bezin ning was gekomen en eindelijk doortastend een einde wilde maken aan den terrorisee- renden invloed der gevaarlijke minnares. Nog denzelfden dag had hij een langdurig onderhoud met een afgezant van Karei X, den Graaf de Cossé-Brisac, dat hoofdzake lijk een testamentswijziging ten gunste van den hertog van Bordeaux betrof. De minach ting, waarmee de Prins aan het diner Sophie bejegende liet geen twijfel of de besprekin gen hadden een voor haar ongunstig ver loop gehad. Met een ongekende zelfbeheersching speel de de Prins dien avond meerdere partijen whist om 11 uur begaf hij zich te ruste met het bevel, hem den volgenden morgen om 8 uur te wekken, Op den ochtend van den 27sten Augustus 1830 tikte Lecomte,de kamerdienaar, klokke acht aan de deur van den Prins en toen het gebruikelijke antwoord uitbleef, herhaalde hij dringender zijn klop tevergeefs. Ver ontrust meldde Lecomte zijn waarneming aan de Barones, die hem onmiddellijk-volgde en met luider stem voor de deur riep: „Ik ben het Monseigneur, doe open, ik ben het..r' Onheilspellende stilte. Ten einde raad werd de deur opengebro ken: het bed was leeg! Was de Prins ge vlucht? Men drong in het schemerduister van de kamer binnen, zag om zich heen. In eens slaakte Lecomte een kreet en wees in de richting van de gesloten luiken: duidelijk teekende zich tegen het matte daglicht, dat door de reten viel, de omtrekken af van een menschelijke gestalte. De luiken werden open gestooten het licht van den zonnigen Augustusmorgen viel op een verwrongen ge zicht: het was dat van den Prins van Condé, Twee aan elkaar geknoopte zakdoeken, be vestigd aan de spanjolet van het venster, hadden hem de keel dichtgesnoerd. Zelfmoord dus! Maar die gebogen knieën dan? Die voeten, die den grond raakten! Het alom bekende feit dan dat de hertog door een gebrek aan een der handen zelfs de veters van zijn schoenen niet zelf kon vast maken. Hoe zou hij ooit den knoop in de zakdoeken hebben kunnen leggen? Dus toch moord? Een jaar lang hield deze affaire-Condé de gemoederen in beroering. Een strafvervolging- werd ondanks een nauwgezette instructie, niet ingesteld: geen schijn van bewijs, dat hier een misdrijf was gepleegd, kon worden aangevoerd. Toch hielden de geruchten om trent een moordaanslag, waarbij zelfs onom wonden de naam van de Barones de Feu chères werd genoemd, hardnekkig aan. Op nieuw werd een onderzoek ingesteld: 122 getuigen werden gehoord met hetzelfde negatieve resultaat als de eerste maal. De zaak-Condé raakte, verdrongen door actuee- ler en sensationeeler processen, op den ach tergrond. Sophie keerde naar haar geboorteland te rug. In 1840 stierf ze te Londen. Op zijn sterfbed moet de kamerdienaar Lecomte hebben verklaard, dat hij in den bewusten nacht de barones in gezelschap van een wachtmeester der gendarmerie, met wien ze te dien tijde een amourette had, uit de ka mer van den Prins had zien komenOn der bedreiging had hij Sophie moeten belo ven, daarover nooit te zullen spreken. De bekentenis -kwam te laat: dertig jaar reeds was het geleden, dat de barones van Feuchères, het eenvoudige visschersmeisje van weleer, het tijdelijke met het eeuwige had verwisseld. C. J. E. DINAUX. En wie weet door Herman Besselaar, Rot terdam, Brusse. „Zij heeft nog weinig levenservaring, Laura van der Voorde. Bovendien denkt zij zelden of nooit door. Zij smijt deuren open zonder binnen te treden. Zij is, wat degelijke Hol- landsche menschen plegen te noemen, op pervlakkig en in hooge mate inconsequent". Men kan niet zeggen, dat de schrijver van „En wie weetop de eerste bladzij van zijn boek een -verleidelijk portret geeft van haar. wier geestelijken dans op het slappe koord des levens hij ons gaat vertoonen. Eer is men geneigd door het schablone-achtig karakter van dit portret, niet veel te ver wachten van wat er over haar te vertellen zal zijn. Maar dat valt mee. Laura wordt on der de handen van dezen schrijver wiens „Reis naar de volwassenheid" wij indertijd met belangstelling lazen, wel een kantig en merkwaardig figuurtje, al zal zij voor den degelijken Hollander, bovenvermeld, wel een beetje wild en onberekenbaar blijven. In het voorbijgaan zij opgemerkt: waarom toch altijd met onze degelijkheid een loopje ge nomen, zoolang niet bewezen is dat ondege- lijkheid verre te verkiezen is! Laura levert dat bewijs allerminst, doch is voor een schrij ver als Besselaar een prachtig object om het met al de perikelen, die karakter en leeftijd haar opdringen, op grondig doordachte wijs te omkleeden. Op enkele kleine gedeelten na blijft -zijn verhaal ons interesseeren, zijn ob servaties van „de stad" rhier: Rotterdam, zijn veelal merkwaardig scherp en zijn schrijfkunst gaat, vooral in die verhalend- beschrijvende gedeelten, verre boven het ge bruikelijke uit. De lezer wil iets van Laura weten. Zij is een twintigjarig journalistje, die in de stad op een rustig, burgerlijk pleintje op kamers woont, verslagjes voor haar 'krant schrijft, hard werkt en tegelijk op dat dagelijksch werk met de gebruikelijke minachting neer ziet. Niets is natuurlijker dan dat jonge men schen altijd daverende dingen willen doen. In Laura, wier keurige ouders op een villatje bij Utrecht wonen, is het daverende dat zij den „ooisslag des levens" alleen maar bi.i het- „volk" meent- waar te nemen, temidden daar van in de buurt der varensgasten zou willen gaan wonenals haar oorsnrong en jeugd haar daarvan niet terug hielden. Zij droomt van een roman dien zij schrij ven zal, een roman van een zeeman, éen die uitgaat en thuis komt, zijn vrouw zoent en weer vertrekt. Het leven van de daad, de wisselvalligheid en het gelukzooals Laura zich dat begeerlijk denkt. Zij voelt zichzelf een beetje dien zeeman, zij begeert diens activiteit, die niet naar het hoe, waar om, wanneer vraagt, maar eenvoudig doét, neemt, grijpt op een impuls. Als op ihet bur gerpleintje, waar zij woont, een relatie ont staat tusschen haar en een overbuurman, een jongen pianist, relatie die tot een ver loving leidt, voelt zij telaat dat zij voor iets zoo doodgewoons ongeschikt is en schrijft den stakker af. Laura heeft 'charme, veel charme zélfs, zooals vele nonsens-vertellende-vrouw- tjes-met-temperament, charme kunnen heb ben. Een ietwat oudere redacteur op de krant krijgt het langzamerhand ook van haar te pakken. Hij bedoelt het goed, heeft in haar karaktereigenschappen en capaci teiten ontdekt die onder zijn leiding enz. Maar zooals met den pianist gaat het met den journalist. Laura voelt vriendschap voor ze en wil vrienden met ze blijven. Meer niet. Zij wacht op het denderende, het avontuur, het noodlot desnoods. Zij schrijft nog steeds in haar hart den roman van den zeeman. Zij is intusschen verhuisd van het burgerbuiten- pleintje naar kamers op éen der binnenha vens, die uitzien naar de rivier. Zoo komt ze al dichter bij het leven. En het denderende komt naderbij. Dat is een jonge Spanjaard, wereldreiziger-op-de-fiets van professie, die op het ibureau van de krant met ansichtkaarten of een album met handteekeningen of zoo komt en dien Laura te woord staat. Het pleit is dan spoedig beslist. Binnen het etmaal is José Baran te gast op Laura's kamer en ibij het krieken van den nieuwen dag vernietigt Laura haar halfvoltooiden ro man van den zeeman „omdat de werkelijk heid gebleken is de schoonste droom te zijn". En daarna trekt ze met José Baran mee naar Spanje om te strijden aan de zijde dei- revolutie. Aan haar ouders schrijft ze uit Hendaye een adieu, en tracht haar leven te expliceeren. Het zal dien braven lieden niet geheel duidelijk z-ijn geworden, hoe de oor log m Abessynië, de dood van Koningin Astrid en nu weer de Spaansche tragedie van invloed hebben kunnen zijn op Laura's spe- cialen voorkeur voor den steeds fietsenden wereldreiziger. Maar het denderende is in ieder geval over haar gekomen. En wie weet... Doch of zij nu het recht heeft de Anda- lusische spreuk, die dit boek als motto draagt „Ik ben geboren om lief te hebben en voorts om te strijden" tot de hare te maken, zal haar verder leven nog moeten uitmaken. En wie weet Het zou, meen ik, op de romanproductie uiterst belemmerend werken, doch voor veel lezers uiterst gezond zijn, zoo de schrijvers gedwongen werden de grondige verschillen tusschen liefde en paardrift niet voortdu rend te vermoffelen en aan elk het zijne te geven. Beide natuurverschijnselen hebben gelijke rechten, maar het is kortzichtig ze met elkaar te verwarren, omdat ze m zeld zame sublieme gevallen inderdaad in elkaar op kunnen gaan. Met liefde moest men in de romans wat zuiniger zijn. Misschien zou een matige rant soeneering de vele Laura's een ietwat klaar der kijk op dat begrip bijbrengen, zij het ten detrimente van de romanschrijvers. Dit is een algemeene opmerking die, let wel, in geen geval op ons boek van vandaag' slaat. Want Besselaar is geen slecht schrij ver; integendeel. Wel is hij, naar het mij voorkomt, ongelijk van litteraire waarde. Zoo past, voor mijn gevoel, het Intermezzo dat een indruk wil geven van de meening, die menschen uit haar omgeving over Laura's gedrangingen koeste ren, al heel slecht in het kader van zijn ove rigens zoo goed gecomponeerde boek Die meeningen zijn volslagen onbelangrijk en doen denken aan een pierement dat tusschen de deelen van een concert-programma ge draaid wordt. Heel aardig, maar niet ter zake Als de moderniteit van een schrijver daarin gaat zitten, wordt het tijd dat we weer ouder- wetseh worden, want dat lijkt een opzettelijk verhaspelen van het eigen goede werk dus onartistiek. NIEUWE BOEKEN. JO KALMIJN-SPIERENBURG. Een huis vol zon. Met teekeningen van Adri Alindo 145 pag. Baarn, Bosch en Keuning N.V. Klei ne schetsen uit het kinderleven. Waarom de bekende en begaafde schrijfster uit het kamp der Christelijke litteratoren ze schreef? Kun nen wij onzen kinderen in dezen tijd van oorlogsdreiging en. werkloosheid nog wel een huis vol zon geven? En zij antwoordt: „Ja, zeker. Wij kunnen en moeten er, trots alles, voor zorgen, dat onze kinderen opgroeien in een huiselijke sfeer van innige liefde en van blijmoedig vertrouwen. Met een stil igebed. een flinke dosis geduld en een vleugje hu mor komen wij dikwijls al een heel eind. Dat de schetsen zelf niet in éen en ander geconfijt zijn, maakt ze des te leesbaarder en het boek als geheel aantrekkelijk. ANDREAS LATZKO. De man aan den oever. Naar het Duitsehe handschrift ver taald door N. van Suchtelen en uitgegeven door de Wereldbibliotheek (289 pag.) G. KAZEMIER. De historie van isabele en Verowin. Laren uitg. De Nieuwe Tijd (207 pag.) Mi'. ROEL HOUWINK, als redacteur en samensteller van „Volk bij den Weg" een lees- en kijkboek (prachtige foto's van Hans Gilberg) uitgegeven door Callembach-Nij- kerk' Een mooi boekdeel voor onder den Kerstboom waarvoor (in alphabetische volg orde). Den Doolaard, Johan van Hulzen. Jan H. de Groot, Coolen, Brusse. Hendrika Kuv- per-van Oordt, van Eerbeek, Ritter. proza stukken hebben afgestaan. Teekeningen en aquarellen door Sierk Schroder maken dit boekwerk nog aantrekkelijk bovendien. De namen der schrijvers spreken voldoende voor den bundel, die voor de leestafel van het geheele gezin geëigend en een aanwinst is. J. H. DE BOIS. Bloemenéroet- voor Kerst en Nieuwjaar in 't BUITENLAND verzorgd CR. HOUTSTRAAT 112 TEL. 10859 (Adv. Ingez. MedJ PROGRAMMA VAN DE HAARLEMSCHE RADIO CENTRALE OP ZONDAG 19 DEC. Progr. I Hilversum I. Progr. n Hilversum II. Progr. IH 8.30 Diversen, 8.50 Keulen, 10.20 Fransch Brussel, 10.45 Keulen, 1.20 Ned. Brus sel, 2.20 Fransch Brussel, 2.35 Ned. Brussel, 3.20 Keulen, 5.20 Parijs Radio. 7.20 Keulen, 9.20 Diversen, 9.50 Keulen, 11.20 Berlijn. Programma IV 8.30 Ned. Brussel, 11.20 Radio P.T.T., 12.20 Ned. Brussel, 12.50 Droitwich, 2.20 Diversen, 2.40 Droitwich, 3.20 Fransch Brus sel, 5.20 Keulen, 6.20 London Regional, 8.15 Droitwich, 9.05 Diversen, 9.55 London Regio nal, 10.50 Droitwich, 11.00 Boedapest, 11.20 Parijs Radio. Progr. V 8.30—12.00 Diversen. PROGRAMMA VAN DE HAARLEMSCHE RADIO-CENTRALE op Maandag 20 December. Progr. I Hilversum I. Progr. II Hilversum II. Progr. m 8.00 Keulen; 10.00 Pauze; 10.35 Parijs Radio; 12.05 Radio P.T.T.; 12.20 Ned. Brussel; 1.35 Keulen; 2.20 Diversen; 2.35 Lon don Regional; 3.20 Keulen; 4.20 Pauze; 4.25 London Regional: 5.20 Parijs Radio; 6.20 Keulen; 8.20 Rome, Bari; 9.25 London Regio nal; 10.20 Keulen; 11.20 Diversen Progr. IV: 8.00 Ned. Brussel; 9.20 Diver sen; 10.35 Droitwich; 1.50 London Regional: 2.35 Droitwich; 8.05 London Regional: 9.05 Droitwich. Progr. V: 8.007.00 Diversen. 7.00 Eigen gramofoonplaten concert: Oude bekende platen, 1 Blaze Away, Regionald Dixon; 2 Mario netten Brautzug, Dajos Bela; 3 Ein Lied geht um die Welt, Joseph Schmidt; 4 Kaizenvalzer Eugen Jahn; 5 Al te Kameraden, Gr. Massed Brass Bands; 6 Polospiele, Dajos Bela; 7. Frag' nicht, Joseph Schmidt; 8 With sword and lance, Reg. Dixon;9 Wanneer je alles had, Willy Derby; 10 Was Blumen traumen, Dajos Bela; 11 Geen dag en geen uur, Bob Scliolte; 12 Luftscharmören, Duo Ja; 13 Het meisje met den blauwen hoed. Willy Derby; 14 Narcissus, Dajos Bela; 15 Hór du flicka lilla, Duo Ja; 16 Geen geld en ook geen zorgen. Bob Scholte; 17 The great little army, Gr. Massed Brass Bands. 8.0012.00 Diversen. Oefening 137. Knielen. dames en heeren! Nu één been naar voren strekken en met de han den probeeren of u bij den voor sten voet kunt komen. Lukt het niet, dan met veerende bewegingen van den romp tenmin ste trachten er nog het beste van te maken. U kunt toch zéker met de borst op uw boven been komen. De lenigsten mogen natuurlijk niet tevreden zijn met alleen maar den voor sten voet te raken; zij moeten eens probee ren of ze, al veerend. met de handen langs den grond, nog een stuk verder kunnen komen. Oefening 13S is een bijzon- dere oefening, C,' die u vast nog nooit gedaan hebt. We be ginnen liggend r op de rechter- zij. met de rechterknie gebogen (toch ligt dat been plat op den grond, zooals in de teekening geprobeerd is duidelijk te maken). De linkerarm is over den rug ge bogen en houdt den rechter elleboog vast. Maar nu, na dit lange verhaal, begint dan toch de eigenlijke oefening, die bedoeld is om den zijkant van uw lichaam eens goed te oefe nen: langzaam zijdelings oprichten tot zitten de houding. Weer langzaam gaan liggen, en eenige malen herhalen. Nee, als u met den arm afzet is er niets aan, maar probeert u het nu eens zónder gesmokkel! Oefening 139 is weer voor paren. A. staat in „uitvalstand", dat is met de beenen wijd uit elkaar, waarvan er één gebogen is. Z'n vriend B. zet zijn voet op het bovenbeen van A. en met kinderlijk vertrouwen in de kracht van A. die hem bij zijn voet vasthoudt, laat B. zich zoo ver als hij maar kan doorbuigen. Met de armen langs het hoofd gestrekt is wel de moeilijkste vorm; 't is iets eenvoudiger met de handen in de zij, naast de schouders, of achter het hoofd gevouwen. Wisselt u nog even van functie? Oefening 140. En nu; de koprol! Eerst voor alle zeker heid maar op een paar dikke kussens. U kunt op verschil lende manieren beginnen. Gehurkt met de handen aan den grond is wel de eenvou digste vorm. Nu het hoofd diep voorover buigen, buk ken, en.u laten vallen. Simple comme bon jour! 't Kan ook van spreidstand uit of van den gewonen stand uit. Maar nu, na den rol, niet gaan zitten, doch direct doorgaan, dat u komt te staan. Wilt u het héél goed doen, dan mag het hoofd niet eens den grond aanraken, dus komen alleen nek en rug aan den grond.' JULES KAMMEIJER, Leeraar Lich. Opv. M.O.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 13