Motie—v. Houten verworpen.
JAPANSCHE PARDON-BOMMEN
ZATERDAG 18 DECEMBER 1937
H A A R L E M'S DA'GBEAÖ
3
TWEEDE KAMER
Onderwijspolitiek is Kabinetspolitiek"
zegt Mr. Oud.
Minister Slotemaker
mag niet de zondebok zijn.
Volgende week, komt de
leerlingenschaal aan de
orde.
DEN HAAG Vrijdag.
De .minister van Onderwijs moest vanmiddag
ver-der onder het mes, nadat de Kamer eerst
de motie-v. Houten inzake ongedaan maken
der pensioenkorting van 't spoorwegpersoneel
met 5825 verworpen had (alleen sociaal
democraten, communisten, christen-democra
ten en nat. socialisten stemden voor) en na 'n
korte discussie de vereeniging van Stompwijk
en Veur had goedgekeurd.
Intusschen is het Minister Slotemaker heden
bepaald, heel wat makkelijker gemaakt dan
gisteren. Mr. Or d hielp hem heel aardig en
de heer Til ai is (c.h.) zei hem zelfs voor.
Laatstgenoemde toch deed het Kabinet
voortdurend onderstreepte hij, dat het om 'n
zaak ging, die het gansche Kabinet raakt
en daarmee den Minister van Onderwijs meer
dan één oplossing aan de hand met betrek
king tot de kwestie van de leerlingenschaal,
dat zoo langzamerhand hét punt in heel het
debat was geworden. Spr. somde een aantal
factoren op, welke de psychologische uitwer
king zouden hebben gehad, dat er zulk een
sterk verzet tegen handhaving van den hui-
digen leerschaal was gegroeid. Twee elemen
ten bovenal hadden duchtig gewerkt. Ten
eerste de nood van de jonge werklooze onder
wijzers en in de tweede plaats de moeilijke
toestand in sommige wel zeer talrijk bevolkte
scholen. Omtrent dien nood van de jeugdige
acte-houders zijn we het allemaal eens, zoo zei
de heer Tilanus. De vraag is alleen maar:
hoe kunnen we hen helpen? Misschien ver
diende het aanbeveling om tijdelijk den toe
gang tot de kweekscholen voor een beperkt
aantal gegadigden open te stellen.
Wat nu de school- en klasse-overbevolking
betreft was deze afgevaardigde hét eens met
Mr. Terpstra (a.r.), dat er wel wat overdrijving
gepleegd wordt. Hier en daar echter zit men
dusdanig in de knel, dat wellicht een soepelere
toepassing van art. 56 van de L.O. wet, waar
door uitzonderingen op de voorschriften in
zake het normaal toelaatbaar getal leerkrach
ten mogelijk zijn. raadzaam zou wezen. Het
liefst zou de heer Tilanus met den heer Suring
zien een wijziging in de leerlingenschaal
overeenkomstig de wenschen door den woord
voerder der R.K. fractie voorgedragen. Wan
neer het Kabinet daartoe om financieele rede
nen niet zou kunnen overgaan, beval hij zijn
denkbeeld aan, betreffende een royaler gebruik
maken van de bevoegdheden om extra-leer
krachten aan te stellen. En mocht dat ook nog
te duur zijn, dan moest dè Regeering zich eens
afvragen of het tenminste niet mogelijk ware,
zich tijdelijk te behelpen voor die gevallen
waar 't dringend noodig zou zijn, met kwee-
kelingen-met-acte tegen een vergoeding van
bv. f 50 per maand, want dat kon toch zeker
geen extra-uitgaven van beteekenis veroor
zaken. Zullen de kweekelingen-met-acte tegen
f 50 per maand den reddingsplank vormen
voor.Ja, voor wie? Eigenlijk eer voor de
R.K. fractie om een dusdanige concessie van
de zijde der Regeering aan te grijpen ten
einde te trachten haar figuur te redden, dan
voor het Kabinet, welks positie, vooral ook na
de later op den middag gehouden rede van
Mr. Oud bepaald nog versterkt is. En fin het
Kabinet heeft nu een paar dagen den tijd om
eens in alle kalmte te overwegen wat het zal,
tevens ook wat het kan doen.
Zeer .vele sprekers lieten zich nog hooren.
De belangstelling was echter weg.
Toen tegen half vijf Mr. Oud (v.-d.) aan
het woord kwam, begon de op dat oogenblik
vrij slecht bezette zaal zich langzamerhand
weer te vullen.
Spr. stelde voorop de financieele moeilijk
heden van het Kabinet te kennen. Daarom
moest hij toegeven, dat bij het vragen van
inwilliging van allerlei verlangens, de Kamer
zich de uiterste zelfbeperking moet opleggen.
Derhalve acht hij het plicht zich te concen
tre eren op de vraag i.z. de leerlingenschaal.
Zonder eenig verwijt aan dezen Minister te
willen maken, wat hoogst onredelijk ware,
meent de afgevaardigde, dat de tegenwoor
dige toestand zoowel voor het onderwijs als
voor de jeugdige acte-bezitters onbevredi
gend is.
De toestand is hoogst ernstig en zeker
dient men te trachten er wat aan te doen.
Hoofdzaak is de leerlingenschaal, een bij
komend voordeel ware verruiming van werk
gelegenheid.
Het allerbelangrijkste is, te beginnen met
een maatregel om de uitwassen van al te
groote klassen weg te nemen en nu zijn er
ongetwijfeld veel te groote klassen. Laat de
Minister nu eens onderzoeken waarom be
paalde klassen zoo ver boven het gemiddel
de hebben en ook nagaan hoe, alsmede met
welke kosten daarin verbetering aan te bren
gen ware. De v.-d. afgevaardigde bleek der
halve lang niet zoover te willen gaan als de
heer Suring. Gehinderd heeft het den heer
Oud bepaald, dat de woordvoerder van de
R.-K. fractie zich tegen dezen Minister van
Onderwijs keert. Want het bezwaar van den
heer Suring treft de Kabinetspolitiek in het
hart. Als men die Kabinetspolitiek verkeerd
vindt, hadden dan de 4 katholieke ministers
niet moeten trachten die politiek te wijzigen?
„Samen uit, samen thuis", hoort de leuze te
zijn. Grondoorzaak van de moeilijkheid is,
dat het Kabinet 't defensiebelang als een
uniek belang heeft gezien, waarmee de heer
Suring en z'n fractie accoord zijn gegaan
blijkens hun stemmen voor de defensievoor-
stéllen. Daarvan hebben ze nu de consequen
tie te aanvaarden. Spr. weigert er toe mede
te werken dezen Minister te laten bloeden
voor de zonden van het Kabinet. Wat de
heer Suring met de zijnen zal doen, weet spr.
niet. Het zal. zoo denkt hij, vermoedelijk wel
bij booze woorden blijven. In elk geval hoort
het Kabinet zich achter dezen bewindsman
te stellen, ook het „kloeke katholieke vier
span". Plicht is hier te handelen naar de
leuze ..Hou en trouw, in nood en dood".
De rede van den heer Oud was den R.-K.
afgevaardigden, blijkens verschillende inter
rupties, verre van aangenaam.
Reeds kort na de vorming van het Kabinet
heeft de Minister zoo deelde hij in zijn rede
mee met zijn ambtgenooten de vraag be
sproken inzake de verhouding tusschen
openbaar en bijzonder lager onderwijs. Het
voorbereidend- of kleuteronderwijs is ten
slotte een voorportaal voor de lagere school
en daarom gevoelt de Minister uit 't oogpunt
van loyaliteit tegenover openbaar en bijzon
der lager onderwijs meer voor de op dit punt
door de heeren Suring en Tilanus ontwikkel
de gedachte, dan Mr. Oud bleek te doen, n.l.
dat de gemeenten dergelijke scholen finan
cieel gelijkelijk behooren te behandelen.
Op de vraag van den heer Tilanus hoe
's Ministers houding inzake de gehuwde on
derwijzeressen klopt met de kabinetspolitiek
wijst de heer Slotemaker de Bruine, dat ook
in 't voor-ontwerp inzake arbeidsverbod voor
de gehuwde vrouw, vrijheid wordt gelaten om
gehuwde vrouwen-kostwinsters toe te staan
haar taak te blijven vervullen. Met kracht
verdedigt de Minister het door hem gevolgde
beleid ten aanzien van ontslag (of handha
ving) van gehuwde onderwijzeressen.
Naar aanleiding van Dr. Vos' (lib.) opmer
king dat we met 't resultaat van het onder
wijs gezien ook het Lager Onderwijsrap-
port toch niet erg tevreden kunnen zijn,
verklaart de Minister te hopen, dat er straks
nog meer dan tot dusverre kan gebeuren voor
de paedagogische en praktische opleiding
van de onderwijzers. Wat voorts de gedachte
van differentiatie betreft, geeft de Minister
te kennen, dat bij 'h goede regeling de selec
tie noch aan de ouders noch aan de kinderen
'n minderwaardigheidsgevoel zal behoeven te
geven. In elk geval is het de moeite waard
een proef met selectie te nemen.
Tot besluit van dezen middag besprak de
Minister de tuchtkwestie. Dat de tuchteloos
heid 'n gevolg.van de leerlingenschaal zou
zijn, gelijk de heer Truyen (R.K.) had be
toogd, meende minister Slotemaker te moeten
ontkennen.
Het tuchtrecht van de onderwijzers is vol
gens dezen bewindsman niét voor betwisting
vatbaar. En daarom gelooft de Minister, dat
het voorshands beter is niet met een wet te
komen, maar liever te werken met nadere
instructie ten aanzien van wat de onderwij
zers op het gebied van tuchtrecht mogen
doen. De eigenlijke positie van den hoofd
onderwijzer met betrekking tot het tucht
recht zal niet van een of anderen administra
tieven maatregel afhangen, maar van wat hij
zelf is en kan
Hier mocht de Minister z'n rede afbre
ken om haar Woensdagavond voort te zetten.
Aan tijd voor rustig beraad is dus geen ge
brek!
E. v. R.
DENATURATIE
VAN FABRIEKSAARDAPPELEN
Naar men ons mededeelt, ligt het in de be
doeling, de gelegenheid tot denaturatie van
aardappelen geteeld door landbouwers, die in
het bezit zijn van een uitpootvergunning voor
fabrieksaardappelen, welke gelegenheid op 4
October 1937 werd gesloten, met ingang van
3 Januari wederom open te stellen.
Vliegtuig bij Eelde verongelukt.
Een Koolhoventoestel, PH-A.K.C., bemand
met de heeren H. Plesman Jr. en A. de Laat,
maakte Vrijdagochtend een oefenvlucht van
Schiphol naar Eelde en Teuge. Het toestel
landde op Eelde normaal en nadat de beide
vliegers de lunch hadden gebruikt startten zij
om 11.33 weer naar Teuge.
De start had een normaal verloop. Toen het
vliegtuig zich op ongeveer vijftig meter hoogte
bevond, begaf de waarnemend havenmeester,
de heer J. Vogelzang, zich naar zijn bureau om
het starttelegram te verzenden, doch voordat
hij gelegenheid had dit te doen, werd hij door
een der omstanders gewaarschuwd, dat het
toestel buiten het terrein was gedaald. Bij
onderzoek bleek den havenmeester, dat het
toestel ongeveer twintig meter buiten het lan
dingsterrein over den kop was geslagen, waar
bij de rechtervleugel in een sloot lag, terwijl
de linkervleugel een greppel had geraakt. Het
vierpersoonstoestel was vrijwel geTieel ver
nield. Het landingsgestel was afgebroken, ter
wijl één der wielen ongeveer honderd meter
was weggeslingerd en de schroef diep in den
grond was geboord.
Het mag een wonder heeten dat de kajuit
nagenoeg intact is gebleven. Hieraan hebben
de inzittenden het dan ook te danken, dat zij
geen letsel opliepen. Het toestel wordt door
politie en marechaussee bewaakt.
Het- ongeluk is waarschijnlijk veroorzaakt,
doordat de bestuurder bij het opstijgen de
bocht te scherp heeft genomen, waardoor het
toestel afgegleden is.
De Amsterdamsche Stadhuis
prijsvraag.
Vier ontwerpen uitverkoren voor nadere
uitwerking.
Wij vernemen omtrent de prijs
vraag, uitgeschreven door het ge
meentebestuur van Amsterdam voor
den bouw van een nieuw stadhuis dat
de jury, die de ingezonden ontwerpen
had te beoordeelen, vier inzendingen
heeft uitverkoren, die naar haar mee
ning voor verdere uitwerking in aan
merking komen.
Overeenkomstig dit advies is thans beslo
ten de vier inzenders van deze ontwerpen te
verzoeken hun project verder uit te werken.
Elke inzending, welke onder motto moest
worden ingestuurd, ging vergezeld van een
verzegelde enveloppe, onder hetzelfde motto,
waarin zich de naam van den inzender be
vindt.
In het begin van de volgende week zullen de
bij de vier uitverkoren ontwerpen behoo-
rende enveloppen worden geopend, zoodat
men dan zal weten, welke vier architecten
de plannen mogen uitwerken, waaruit een na
dere keus voor den bouw van het nieuwe
stadhuis in de hoofdstad zal worden gedaan.
DE MIDDENSTAND SLUIT
een ZIEKTEKOSTENVERZEKERING bij de
„HAARLEMSCHE". Generaal Agenten
Fa. HENDRIK KWAK Hzu.
Nassauplein 46, Tel. 17771 b.g.g. 26835
(Adv. Ingez. Medj
Vereeniging voor Volkenbond en
Vrede.
Belangrijke rede van den
voorzitter.
Jaarvergadering te Wageningen begonnen.
Te Wageningen is Vrijdagavond onder lei
ding van den heer mr. J. C. A. Everwijn de
jaarlijksche algemeene vergadering aange
vangen van de „Vereeniging voor Volkenbond
Vrede", welke heden wordt voortgezet.
Bij de opening der vergadering hield de voor
zitter, mr. Everwijn, een belangwekkende rede
over den Volkenbond en de Volkenbondsge
dachte.
Een ongunstig jaar voor den Volkenbond
en voor den vrede ligt achter ons. sedert ik in
onze vorige algemeene vergadering het woord
tot u mocht richten, aldus ving hij zijn rede
aan. Toen meende ik van een bestaanscrisis
van den Volkenbond te moeten spreken, daar
bij verder gaande dan een mijner voorgangers,
die enkele jaren geleden terecht nog maar van
een vertrouwenscrisis sprak. Moet ik na dit on
gunstige jaar nog verder gaan en zeggen, dat
die bestaanscrisis ongunstig verloopt en dat
het einde van den Volkenbond in het zicht is?
Ik meen van niet. Integendeel meen ik, dat
men met den Volkenbond op den beteren weg
komt.
Natuurlijk heb ik voor die meening verschil
lende voor mij afdoende argumenten, maar om
te beginnen wil ik wijzen op een schijnbaar
weinig belangrijk feit, dat toch m.i. teeke
nend is.
Verleden jaar heb ik melding gemaakt van
aanhangige plannen tot hervorming van den
Volkenbond, m volkskringen heette dat „La
réforme du Pacte". de herziening van het
handvest. Zooals u bekend zal zijn, heeft de
Volkenbond voor de uitwerking van die plan
nen een bijzondere commissie ingesteld. De
door die commissie te behandelen 'aangelegen
heid werd echter omschreven als „La mise en
oeuvre des principes du Pacte", de verwezen
lijking van de beginselen van het handvest,
wat geheel iets anders is dan de herziening
van het handvest. Voor mij is belangrijk, dat
verwezenlijking van de beginselen van het
handvest beteekent verwezenlijking van de
Volkenbondsgedachte, juist hetgeen wat onze
vereeniging steeds heeft voorgestaan. Voor mij
is belangrijk, dat het niet meer gaat om her
ziening van het handvest, dus om tekstwijzi
gingen, om formules, maar om verwezenlijking
van de beginselen, dus om de werkelijkheid.
Lang genoeg heeft men te Genève
veel kunde en scherpzinnigheid gewijd
aan formules en teksten en slechts
academische resultaten bereikt. Lang
genoeg heeft men er schoone rede
voeringen gehouden, die metterdaad
geen invloed hadden. Lang genoeg
heeft men er in een schijnwereld ge
leefd, en in de buitenwereld voors
hands onvervulbare verwachtingen
doen ontstaan.
Het is tijd, dat men er tot de werke
lijkheid komt, dat men er meer zake
lijk wordt en streeft naar het bereik
bare, maar dat dan ook met alle
kracht. Er zijn teekenen en daarop
grond ik vooral mijn zooeven uitge
sproken meening dat het besef van
de noodzakelijkheid van een en ander
meer en meer doordringt en tot uiting-
komt.
In het licht van wat ik tot dusver zeide is
de tekstverbetering van het handvest van se
cundair belang en het discussieeren daarover,
hoe aanlokkelijk en interessant, veelal on
vruchtbaar, het komt op de toepasbaarheid en
de feitelijke toepassing aan. Daarbij behoeft
wat in den geest van den Volkenbond geschiedt
niet steeds van dien Volkenbond uit te gaan.
Zelfs is de bestaande Volkenbond met zetel te
Genève niet een onveranderlijke instelling.
Hij is slechts een tijdelijk verschijnsel uit een
veel dieper liggend beginsel voortspruitend.
Daarom juist kan er ook geen sprake van zijn
den bestaanden Volkenbond op te heffen zon
der er iets beters voor in de plaats te stellen.
Het staat niet aan mij, noch aan onze ver
eeniging om uit te maken hoe de verdere ver
wezenlijking van de beginselen van het Vol
kenbondspact zal kunnen worden bereikt. Dat
is een vraag van geleidelijke practische poli
tiek, die de regeeringen, bekend met alle fac
toren en mogelijkheden, hebben te leiden. Onze
vereeniging kan alleen de richting aangeven in
welke naar zij hoopt de oplossing kan gevon
den worden. Zij mag daarbij het wenschelijke
wel ruimer stellen dan het voor het oogenblik
bewijsbaar mogelijke, doch moet nochtans er
ernstig rekening mede houden wat bereikbaar
mag worden geacht.
Wat iiierboven omtrent den Volkenbond is
gezegd geldt ook in zekeren zin voor onze ver
eeniging. Niet op rhstoriek en vage bespie
gelingen moet ons streven gericht zijn, maar
dit moet met de werkelijkheid rekening hou
den. Het is wel moeilijk geregeld inzicht te
verspreiden omtrent hetgeen tot verbetering
van internationale verhoudingen gedaan kan
worden en zoo een openbare meening te vor
men, die de regeering steun, geeft wanneer
deze het oogenblik van handelen gekomen
acht, en ook de regeering tot handelen brengt,
omdat deze weet, dat zij op een goed verstaan
de openbare meening kan rekenen.
Exploitanten van geheime
radiozenders veroordeeld.
Voor den Almeloschen kantonrechter zijn
Vrijdagmiddag eenige exploitanten van gehei
me radiozenders verschenen wegens overtre
ding van het radioreglement.
De eerste was H. M. uit Slagharen, gemeente
Ambt-Hardenberg, die alse motto „Kootwijk"
had gekozen. Deze zaak verliep eenigszins
stroef, omdat een belangrijke getuige, een
vrouw, zich plotseling niets meer wist te her
inneren. Zij werd eenige uren in de eenzaam
heid gezet en toen was haar memorie even
plotseling teruggekeerd.
De eisch tegen M. was zestig gulden boete of
dertig dagen hechtenis. Het vonnis luidde
tweemaal vijfentwintig gulden boete of veer
tien dagen hechtenis.
Voorts stond terecht H. K. uit Balkbrug,
wiens zender den naam „De Merel had gedra
gen. De eisch was vier weken hechtenis. Het
vonnis luidde twee maal één week hechtenis.
Tenslotte stond de Almeloër R. J, S. terecht,
die den zender had gedoopt met den naam
„De Nachtegaal". Hier was de eisch vijf weken
hechtenis. Het vonnis luidde: vier weken hech
tenis benevens honderd gulden boete.
Het is gebleken dat al deze exploitanten
contact met elkaar hadden gehouden.
De kantonrechter zeide. dat in tijden van
revolutie en oorlogsgevaar een zender van
onbekende amateurs een groot gevaar kan
zijn, waartegen streng dient te worden opge
treden.
,Q, K. De verontschuldiging is ec biji"