Financieel-economisch Weekoverzicht.
Fransien Koote-Cerrese
HENSEN
dinsdag 25 januari 193s
haarlem's dagblad
7
De conversieleening een succes? Voor velen
sullen echter moeilijkheden ontstaan. Roose
velt's optreden tegen de holding-maatschappijen.
Gevaar voor den Franschen franc blijft be
staan. Verdere verlaging van rubber-
percentage verwacht.
pET is begrijpelijk, dat gedurende de
afgeloopen week liet buitenlandsch
financieel nieuws het tegen het bin-
nenlandsche heeft moeten afleggen.
De conversie onzer staatsschuld is dan ook van
zóó groot belang, dat er ook in de buitenland-
sche financieele pers groote aandacht aan
wordt gewijd. Nu het prospectus is uitgekomen,
moeten wij wel bewondering koesteren voor de
wijze waarop onze regeering dit zoo netelige
vraagstuk heeft gehanteerd. Wat ons in tiet
bijzonder imponeert, is dat het voordeel, het
welk de regeering uit deze conversie uit hoofde
van lagere rentebetaling trekt, door haar fei
telijk geheel wordt aangewend, althans in de
eerste jaren, voor een vermindering onzer ge
consolideerde schuld. De leening zal immers
in 38 gelijke jaarlijksche termijnen worden af
gelost, behoudens het recht op vervroegde af
lossing. Hiervoor is noodig ca. 44.500.000 gulden
per jaar, terwijl de aflossing der te convertee-
ren leeningen tot dusver slechts ca. 27.000.000
per jaar vereischte, op grond van het feit, dat
volgens de voorwaarden der 4 pCt. leeningen
in den aanvang slechts een kleine som ter be
schikking van de aflossing is gesteld, later te
verhoogen met de door de aflossing gespaarde
rente. Wij beschouwen deze wijziging in de af-
lossingsvoorwaarden als zeer belangrijk en
constructief en als een steun voor het Neder-
landsch crediet. Het ziet er thans wel naar uit,
dat de leening succes zal boeken. Reeds voor
dat het prospectus het licht zag, hadden zich
aanzienlijke conversie-opdrachten bij banken
en commissiehuizen verzameld. Het nieuwtje
van de na tien jaar oploopende rente schijnt
ook in de praktijk zijn aantrekkingskracht te
bezitten en het gebrek aan een alternatief van
dezelfde of zelfs maar van evenredige of nabij
komende standing leidt er toe, dat talloozen
zich gedwongen zien, de renteverlaging zonder
verzet te aanvaarden.
Dit neemt niet weg, dat voor velen aan
zienlijke moeilijkheden zullen ontstaan. Ver
laging van rente en van rendement in het alge
meen, gepaard aan belastingverhooging en
gestegen kosten van levensonderhoud, zal
voor menig Nederlander een zwaren last be-
teekenen, dien hij echter met geen mogelijk
heid van zich zal kunnen schuiven. Wij voor
zien derhalve een daling van onze koopkracht
en het zal de primaire taak der regeering zijn,
in dit opzicht compenseerend op te treden
door aanwending van het middel van verdere
verlaging der crisisheffingen, teneinde te voor
komen, dat de koopkracht meer daalt dan
strikt noodzakelijk is. Want er zijn tal van
symptomen, dat de kentering, die er in de
hoogconjunctuur ten onzent is ingetreden, niet
zal nalaten haar sporen te drukken op de na
tionale inkomsten. Wjj_ zien dit reeds in de be
lastingopbrengsten, die, hoewel zij voor het
geheele jaar 1937 de (overigens zeer conserva
tieve) raming verre hebben overschreden, een
dalende tendentie vertoonen. Wij zien dit in
de somberder berichten, welke ten aanzien van
de Ned.-Indische begrooting voor 1939 worden
verspreid. Wij zien het in de uitermate voor
zichtige dividendpolitiek van bijv. een Bandar
Rubber Mij., die ongeveer de helft van haar
winst reserveert. Wij zien het in de afnemen
de bedrijvigheid in verschillende industrieën,
met. name de katoen- en kunstzijdenijverheid
en de diamantindustrie. Al deze symptomen
zijn nog wel niet van bijzonder ernstigen aard,
doch zij wijzen toch op een algemeene terug
houdendheid en een onzeker perspectief.
Deze onzekerheid blijft haar voornaamste
oorsprong vinden in de gebeurtenissen of lie
ver het gebrek aan gebeurtenissen in dé Ver.
EXAMENS.
Aan de Gem. Universiteit te Amsterdam zijn
geslaagd voor het doet. ex. in de geneeskunde
de hoeren W. N. Lulofs en P. L. van Heusden.
MAANDBERICHT VAN DEN
TREKKERSBOND.
'Dezer dagen verscheen het maandbericht
van den Trekkersbond afd. Haarlem over de
maanden Januari-Februari. Aan de agenda
ontleenen wij:
30 Januari: Zwemmen in het Sportfonden-
bad; 5/6 Februari: Weekend naar de Jeugd
herberg „Koningsbosch" te Batok/uim. Tevens
districtsvergadering in Schoorl; 12/13 Febru
ari: Gecostumeerd Volksdans/bal op Assum-
burg onder leiding van Bert Prang. Verder
bevat het maandbericht een terugblik over
het afgeloopen jaar en de gebruikelijke mede-
deelingen.
EEN CURSUS OVER OUD-VADERLANDSCHE
GLAS SCHILDERKUNST.
In de stad Gouda met haar kostelijk bezit
aan gebrandschilderde glazen uit de XVIde
eeuw werk van vermaarde glazeniers als
de gebroeders Crabeth, Lambert v. Noort,
Willem Thybout enz. bereidt men voor den
zomer van dit jaar een belangrijke tentoon
stelling voor, ter gelegenheid van de voltooiing
van de restauratie der glazen door den Delf
tenaar Jan Schouten. Het is dus een voor
treffelijk denkbeeld van het bestuur der
Volksuniversiteit geweest om in enkele
avonden dit aantrekkelijk onderwerp, dat
bovendien zoo sterk verweven' is met een der
meest bewogen tijdvakken van onze nationale
historie, te doen behandelen aan de hand van
een collectie fraaie lichtbeelden.
En aan wien kon men de leiding van dien
leergang beter opdragen dan aan onzen stad
genoot ds. A. v. d. Boom. den deskundige, die
ook in Winkler Prins' Geïllusteerde Ency
clopedie alle artikelen, die op de glasschilder
kunst betrekking hebben, bewerkt heeft?
Men verzuime dus niet deze gelegenheid om
in kennis te worden gebracht met dit be
langrijk onderdeel van onze Oud-Holland-
sche cultuur te benutten, te meer daar het in
de bedoeling ligt om bij genoegzame deelne
ming een excursie naar de Goudsche tentoon
stelling te organiseeren.
HET RASKONIJN
De Vereeniging van Konijnenfokkers „Het
Raskonijn" opent a.s. Vrijdagavond acht uur
een tentoonstelling in het gebouw St. Bavo,
Staten. De economische ontwikkeling wordt
er door de politiek in het nauw gedreven.
Wij zijn er van overtuigd, dat, indien men
daar eens naliet aanhoudend met kunstma
tige middelen in de conjunctuur in te grij
pen en booze dreigementen de wereld in te
slingeren, het economisch leven er terstond
een gunstige wending zou nemen, en daar
mede den socialen conflicten automatisch
hun scherpe kanten zouden worden ontno
men. Dit ligt nu eenmaal niet in den aard
van den huidigen president. Er kan geen
week voorbijgaan, of hij ziet zich tegenover
zijn principes verplicht, den een of anderen
misstand met groote woorden aan te vallen,
het aan de sidderende luisteraars overlatend,
uit te maken, of die woorden ook door daden
zullen of kunnen worden gevolgd. Zoo zijn
deze week de holding-maatschappijen het
voorwerp geweest van Roosevelt's toorn. Hij
zou deze nuttelooze wanproducten wel van
den bodem wegvagen. Ook hier, evenals bij
andere aanvalsobjecten van Roosevelt, is de
aanval op zichzelf verre van ongegrond. De
holding-maatschappij is een maatschappij,
die zelf niet een bepaald bedrijf uitoefent,
doch door het bezit van een groot deel van
het aandeelenkapitaal controle uitoefent
over een of meer andere bedrijfsonderne-
mingen. In sommige gevallen kan de oprich
ting van zulk een holding-maatschappij haar
nut hebben, bijv. om de aandeelen van een
onderneming zooveel mogelijk binnenslands
te houden of wanneer de holding-maat
schappij den vorm aanneemt van een beleg
gingstrust. In vele gevallen echter, vooral in
de Ver. Staten, is het systeem der holding
maatschappij een uitwas die zich vooral bijv.
in het bankwezen en bij de openbare nuts
bedrijven als vrij schadelijk heeft bewezen.
Het is dus eenerzijds te begrijpen, dat Roo
sevelt in zijn „opruimingswoede" ook dezen
holding-maatschappijen het gras onder de
voeten wil wegmaaien. Anderzijds moet hij
toch inzien, dat het thans toch wel meest
ongeschikte tijd is, om nieuwe experimenten
in den zin van „verbetering van het kapita
listisch stelsel" en conjunctuurbeheersching
te nemen, waar alle vorige experimenten zoo
deerlijk hebben gefaald.
Zoo woedt de strijd tussehen de ..Newest
Deal" en de „big business" voort. Heftige be
schuldigingen vliegen over en weer en feite
lijk zijn van dit alles de conjunctuur en de
arbeiders de dupe. Toch gelooven wij niet,
dat het tot een werkelijken openlijken strijd
zal komen, aangezien beide partijen wel we
ten, dat zulk een openlijke strijd op geza-
menlijken zelfmoord moet uitloopen. Het is
daarom te voorzien, dat de pogingen, welke
thans worden aangewend om in besprekin
gen tussehen Administratie en zakenwereld
een gemeenschappelijke basis voor samen
werking te vinden, op den duur tot een wat
betere verhouding zullen leiden
Ook in Frankrijk worden economie en fi
nanciën ondergeschikt gemaakt aan de po
litiek. De kabinetscrisis is weliswaar op voor
Fransche verhoudingen bijzonder vlugge
wijze tot een oplossing gebracht, doch velen
geven het nieuwe kabinet-Chautemps helaas
geen lang leven. Derhalve wordt van dit
kabinet niet de zoo dringend noodige reorga
nisatie van Frankrijk's financiën verwacht.
Men zal het uitgeputte Egalisatie
fonds wel weer aanvullen en den franc
weer gaan verdedigen, doch een in
trinsieke saneering zal dit niet zijn en van
een eenigszins behoorlijke repatriatie van
kapitaal zal geen sprake zijn. zoolang het
vertrouwen in het gezag der regeering en in
het herstel van socialen vrede niet is terug
gekeerd. De cijfers van Frankrijk's buiten-
landschen handel vertoonen een voor de be
talingsbalans weinig goeds voorspellend
beeld: het invoeroverschot in 1937 bedroeg
immers c.a. 18.460.000.000 franc tegen
10.000.000.000 in 1936 en 5.50.000.000 in 1935.
Nu is een deel van de sterke toeneming in
1937 weliswaar op rekening te schrijven van
de waardedaling van den franc en de stijging
der goederenprijzen. doch dit neemt niet
weg, dat deze ontwikkeling groote gevaren
voor de Fransche valuta meebrengt. Ook het
nog steeds stijgend prijspeil blijft onrust ver
wekken.
Heden vergadert het Internationale Rub
ber Regelings Comité in Londen. De situatie
op de rubbermarkt is, ondanks de verlaging
van het uitvoerpercentage van 90 op 70 pet.
voor het eerste kwartaal, nog verre van gun
stig. Het verbruik beweegt zich nog steeds in
dalende richting. Zoo bedroeg de Ameri-
kaansche consumptie in December niet meer
dan 29.000 ton tegen 34.000 in November en
50.000 in December 1936, en er zijn nog wei
nig aanwijzingen, dat een stijging van
eenigszins belangrijken aard zich binnenkort
zal voordoen. De wereldvoorraden per eind
December bedroegen dan ook 514.000 ton
tegen 462.000 eind November en 452.000 eind
December 1936. Onder deze omstandigheden
verwachten velen, dat het Comité heden
tot de verdere verlaging van het uitvoerper
centage met 5 of 10 pet. zal besluiten. An
deren daarentegen zijn de meening toege
daan, dat men eerst nog eens de verbruiks-
kat uit den boom zal willen kijken, alvorens
definitief besluiten in dezen zin te nemen.
Hoe dit ook zij, de toekomst ziet er voor de
rubberproducenten na de kortstondige hausse
weinig rooskleurig uit: bij handhaving van
het huidig verbruikspeil zal hetzij de rub-
berprijs slechts een geringe winstmarge la
ten of zal de productie op drastische wijze
moeten worden ingekrompen met alle na-
deelige gevolgen van dien ten aanzien van
omzet en kostprijs.
P. C.
(Nadruk verboden).
RECHTZINNIGE LUTHERANEN.
Voor de Vereeniging van Rechtzinnig
Lutheranen zal Ds. G. J. Duyvendak. Lu
thersch predikant alhier een bespreking hov
den over het boek ..Waarom lijdt de menscv
heid" van Leslie D. Weatherhead op Don
derdagavond 27 Januari in gebouw „De Nij
verheid" Jansstraat 85,
„PUBLIC SCHOOL" EN
UNIVERSITEIT IN ENGELAND.
Lezing van prof. Charlton
voor de English Association.
Voor de leden van de English Associa
tion is Maandagavond een causerie
gehouden door prof. Charlton, hoog
leeraar aan de Universiteit van Man
chester. Deze geleerde, die reeds
eerder de gast der English Association
was, behandelde het onderwerp „Eng
lish University and Public School
Education".
De openbare school in Engeland is, naar
prof. Charlton uiteenzette, vergeleken bij de
overeenkomstige instellingen op het vaste
land, nog zeer jong. Tot 1870 bestond er in
Engeland feitelijk geen „educational buil
ding", men kende alleen de scholen op zuiver
particulieren grondslag. Aan universiteiten
bezat het land vóór 1900 nog maar de helft
van het tegenwoordige aantal, dat twaalf be
draagt. De instelling van de „Board of Educa
tion" ongeveer gelijk te stellen met ons
ministerie van onderwijs dateert pas uit
laatstgenoemd jaar.
De eerste bemoeiing der Britsche overheid
in 1870 in de schoolaangelegenheden be
stond in het aanstellen van lichamen, die met
de controle op de i-eeds bestaande scholen
belast werden, en in het uittrekken van gel
den voor de oprichting van „public schools".
Men onderscheidde van dat jaar af „provided
schools",, die met openbare en „non-provided
schools", die met particuliere gelden in
stand gehouden worden.
Groote verandering bracht de Balfour-Act
van 1902. Deze wet vereenigde het Engelsche
schoolwezen tot één geheel. Bepaald werd,
dat de /public schools" voor de helft uit de
middelen van het betreffende district, voor
de andere helft door de „Board of Education"
bekostigd zouden worden. Ondanks haar naam
bleef de „public school" een groote mate van
zelfstandigheid behouden en de rol der over
heid beperkte zich feitelijk tot het uitoefenen
van toezicht op de behoorlijke besteding der
subsidies, en het geven van adviezen, wanneer
deze gewenscht bleken. De Board of Education
trad echter niimmer decreteerend op.
Ook de Engelsche universiteiten genieten,
niettegenstaande de aanzienlijke subsidieering
door den staat, een ruime mate van zelfstan
digheid. De gewone 'weg tot de universiteit
leidt via de „secondary school" (Eton, Har
row) naar het toelatingsexamen (matricula
tion). Voorwaarde voor de toelating tot de
universiteit is de middelbare opleiding echter
niet.
Prof. Charlton vestigde de aandacht op
eenige opmerkelijke verschillen tussehen de
hooge scholen van Engeland en die van het
Continent. Aan deze zijde van het Kanaal
worden de colleges gegeven door professoren,
die zich alleen in een bepaald vak gespeciali
seerd hebben. Op de Britsche universiteiten
zijn de colleges toevertrouwd aan „tutors",
die ieder in twee of meer vakken doceeren. De
Engelsche hoogleeraar doceert slechts bij uit
zondering. Hij is in de eerste plaats leider dei-
colleges en bestuurder der universiteit.
Bij het universitaire onderwijs staat, even
als trouwens bij het onderwijs op de „public
school", het opvoedende beginsel voorop. Men
ziet in de hoogere zoowel als in de lagere
onderwij sinrichting heit instituut, dat bij uit
stek geschikt is tot het vormen van menschen,
van leden der maatschappijdie zich ten volle
bewust zijn van hun persoonlijkheid en hun
persoonlijke verantwoordelijkheden
Prof. Charlton had na afloop van zijn zeer
duidelijk betoog een hartelijk woord van
dank van den voorzitter, dir. F. P. van dei-
Voorde, in ontvangst te nemen.
HET TOONEEL
THALIA.
DE VIER JAARGETIJDEN.
Er wordt bij de R.-K. Haarlemsche Too-
neelvereeniging „Thalia" hard en ernstig ge
werkt. Elke voorstelling van deze dilettan
tenclub geeft er het bewijs van. Het is een
vereeniging, die niet alleen in het aantal le
den, maar ook en dat is nog verheugender
artistiek zeer gegroeid is.
Eenige jaren geleden heeft Thalia in Een
Moeder bewezen, dat het zoogenaamde
boerenstuk deze spelers zeer goed ligt. In D e
Vier Jaar get ij den van Antoon Coolen,
dat als tooneelspel hooger staat dan het stuk
van Cor Hermus, was eveneens de juiste
sfeer, die dit in een boerenmilieu spelend
stuk verlangt en ook dramatisch kwam dit
werk van den Brabantschen schrijver in deze
opvoering geheel tot zijn recht.
Coolen's stuk doet vooral, wanneer men
het voor de tweede maal ziet nogal ver
ouderd aan. Niet alleen in het opzettelijke
van het geheel, maar vooral in de figuur van
den als de rijke prins in het sprookje optre
denden „jonker" en het idyllische slot. Ma-ai
de figuren leven in dit stoer-realistische
stuk en Coolen, hoewel meer roman- dan
tooneelschrijver, weet nu en dan zooals in
het gesprek tussehen Van der Eerden en zijn
zoon in II krachtig tooneel te geven. Als
geheel herinnert De Vier, Jaargetijden aan
„Onder één Dak", al geeft Coolen dan ook
veel minder plaats aan den humor dan Fa-
bricius.
In Jos. van Turenhout heeft Thalia een
zeer goeden regisseur gevonden. Want aan
de regie vooral was het te danken, dat de
opvoering van Coolen's werk zoo goed slaag
de. Zonder goede regie zou bijvoorbeeld het
teere tooneeltje tussehen Hanna en Martha,
waarin Martha hoort, dat Jan van der Eer
den getrouwd is, nooit zoo'n indruk hebben
gemaakt. En ook het zeer schrijnende too
neel met 't doode kindje kwam volkomen tot
zijn recht, doordat alle spelers in deze scène
fijn-afgestemd spel gaven. Het was vooral als
ensemble, dat Thalia zich in deze opvoering
van haar beste zijde deed kennen. Hierdoor
was er aldoor „sfeer" op het tooneel. En hoe
spoedig toch zou deze sfeer door een te veel
van een der spelers verbroken hebben kun
nen worden, vooral in die gevaarlijke scène
met het doodkistje. Anne Marie Cor de
Vrind wist in de uitbarsting van haar
smart maat te houden en zeer stemmingsvol
was het tegenspel, dat de anderen hier
gaven.
Bij een zoo goed geheel is het eigenlijk over
bodig het spel individueel te bespreken. Veel
meer lof verdient een opvoering, wanneer het
ensemble goed is dan wanneer slechts en
kele spelers excelleeren. Van Turenhout heeft
ait stuk van Coolen fijn aangevoeld en het
boerenmilieu uitstekend weten te treffen. Men
kon aan deze boeren en boerinnen gelooven,
ook door het zeer goed volgehouden Bra-
bantsch dialect dat zij spraken. De jonker
viel er eenigszins uit, maar dit was voor een
goed deel te wijten aan den auteur, die van
dezen landjonker een vrij onmogelijke rhe-
torische figuur heeft gemaakt.
Cor Wassenberg gaf een kanten, koppigen
boer en Ans Assendelft, die ondanks haar
jaren bij deze vereeniging altijd de oude
rollen krijgt op te knappen, speelde gevoelig
en overtuigend moeder Van der Eerden. Een
zeer goede Hanna was Coby Dingerdis en het
tooneeltje tussehen haar en Martha was een
der best geslaagde gedeelten van de opvoe
ring, dank zij ook het teere, ingehouden spel
van Rie Koning. Piet Loerakker wist aan den
zoon relief geven en trof mij vooral door
zijn goed. stil spel.
C01- de Vrind prees ik reeds om haar welbe
grepen dramatisch spel in het moeilijke tafe
reel met. het doode kindje. Mart. Langendijk,
Joop Mulders en Willy Visser gaven de boeren-
typen sober en overtuigend weer en Louis Hop
staken mocht er als notaris ook zijn. Zelfs
het kleine rolletje van den postbode was uit'
stekend verzorgd.
Zoo was het als geheel een zeer geslaagde
opvoering, die veel indruk maakte, ook door
de stemmingsvolle hoerenkamer, waarin het
stuk speelde. Lof verdient ook de heer Jan
Nibbering voor de bij het spel zoo goed aan
sluitende muziek van zijn orkest in de entre-
actes.
Thalia heeft zoo veel leden, dat zij twee
avonden in een vollen stadsschouwburg kan
spelen. Het publiek toonde zich op de op
voering, welke ik bijwoonde, zeer dankbaar
en heeft de spelers met warm en langdurig ap-
nlaus gehuldigd.
J. B. SCHUIL.
HET TOONEEL
KUNSTKRING HEEMSTEDE
Na de voordracht van „Katrien wordt Sol
daat" door mevrouw Fransien KooteGerrese
voor de leden van den Heemsteedschen Kunst
kring in het gebouw van den Nederlandschen
Protestanten-bond viel een hoorbare stilte in
de zaal en er was niemand, die deze stilte door
applaus durfde verbreken. Maar toen mevrouw
Koote na de pauze weer op het podium ver
scheen, klaterde spontaan een zeer warm
applaus los, een bewijs, hoe groot de bewon
dering van het publiek was voor wat de voor
drachtkunstenares in het werk van Adrienne
Thomas had gegeven.
Wie met haar voordracht een zoo diepe
ontroering weet te wekken die moet wel een
waarachtige kunstenares zijn. Wij wisten dit
reeds na haar voordrachtsavond in Weten en
Werken in het vorige seizoen, toen zij ook
„Katrien wordt soldaat" heeft gegeven. Haar
lamst is zeer intiem en treft vooral door het
zuivere en innig vrouwelijke van haar voor
dracht. Zij heeft uit het boek van Adrienne
Thomas voornamelijk die gedeelten gekozen,
welke deze eigenschappen sterk naar voren
brengen. Ik denk bijvoorbeeld aan dat prachtig
voorgedragen fragment van Katrien's afscheid
van Richard Kleefeld. Van welk een ontroe
rende innigheid was dat! En van welk een
vrouwelijke teerheid was ook dat gesprek met
den zwaai- gewonden soldaat! Voor zulk een
voordracht leent zich de licht-gevoileerde stem
van mevrouw Koote voortreffelijk. Er is bij
haar nooit sprake van één valsch accent, het
is alles even zuiver, zonder ook maar een
zweem van sentimentaliteit. En hoe expi-essief
is ook steeds haar bezield gezicht!
Haar voordracht komt geheel van binnen
uit en het is daardoor vooral, dat zij zoo sterk
ontroert.
Ook in Artiest, de gevoelige schets van ïna
mmm
J' -
Te Bloemendaal werden Zondag de dames-hockey-selectiewedstrijden gespeeld.
Een spelmoment uit den wedstrijd tussehen het C- en D-team.
ZIJN ALLEEN PRACTISCH
WANNEER ZIJ GOED ZIJN
AFGEWERKT EN EEN
PRETTIGE PASVORM
HEBBEN. DAAROM IS DE
SPECIAALZAAK HEN SEN
DOOR ZIJN JARENLANGE
ERVARING HET AANGE
WEZEN ADRES.
IN PRIJZEN VAN
4.85 4.45 3.75 3.00 2.45.
VAK KLEEDINGMAGAZIJN
PAARLAARSTEÈG 1.
(Adv. Ingez. Med.)
BoudierBakker, die ik gisteren voor het eerst
van haar hoorde, bewonderde ik dat zuivere en
innige in haar voordracht. Ook hierin- trof zij
steeds het juiste teere accent, waarin ook de
fijne humor zijn deel kreeg. Of haar talent
zich ook zoo leent voor het zeggen van verzen
zou ik na de Spaansche copla's nog niet durven
zeggen. Mevrouw Koote zei ze eenvoudig en
zonder pathos, ook goed doorvoeld, daarmee
den dieperen zin van elk vers belichtend, maar
het vers eischt toch meer plastiek. En voor het
zuiver-komische van Het Rendez-Vous van
Tchechow is haai- voordracht, die steeds
aristocratisch-voornaam blijft, wat te gereser
veerd. Door haar blijkbaren en begrijpelij-
ken angst om bas-komiek te worden, houdt
zij zich te veel in. Zij vertelt deze humo
reske meer dan zij haar voordraagt. Maar
in werken zooals Kathrien wordt soldaat en
Artiest, waarin haar vrouwelijke intuïtie steeds
den warmen, ontróerenden toon zoo prachtig
zuiver weet te treffen en haar voordracht
recht tot het hart gaat, durf ik haar gelijk
stellen met de beste voordrachtkunstenaressen,
die ik gehoord heb.
Het was een zeer mooie avond voor den
Heemsteedschen Kunstkring, al hadden wij
dan ook gaarne de opkomst grooter gewenscht.
J. B. SCHUIL.
MUZIEK
CHR. GEMENGD KOOR
„BENNEBROEK."
Eivol was Maandagavond de Ned. Herv. Kerk
te Bennebroek, het oude, in zijn eenzaamheid
zoo rustig en schilderachtig gelegen kerkge
bouw, wellis verlichte .ramen als een lichtbaak
zijn in de avondduistemis der omgeving, die
door de aanwezigheid van een onbeschutte
sloot niet zonder gevaar is. Maar het Godshuis
staat daar als een onvergankelijke rots in de
branding der eeuwen, en de bezoeker voelt zich
daar veilig. Daarbinnen is licht en warmte, en
daar klonk Maandagavond ook weer het ge
moedelijke woord van den predikant Ds. J. G.
Lekkerkerker. den eere-voorzitter van het
Chr. Gem. Koor „Bennebroek", die de bijeen
komst opende met een korte, humoristisch ge
tinte toespraak, en, nadat hij het 2de vers van
Ps. 150 had laten zingen en in gebed was
voorgegaan, de leiding aan den dirigent I-I. J.
Axisz overdroeg.
Onder diens leiding hebben het Gemengde
Koor en het op dit concert medewerking ver-
leenende Haarlemsche Dubbel Mannenikwar-
tet „Harmonie" een groot aantal a capella ge
zongen nummers ten gehoore gebracht. Wat
het koor betreft was er in de uitvoering een
stijgende lijn waar te nemen, die haar hoogte
punt had in de zeer goed en vaardig gezon
gen snelle gedeelten van het laatste nummer.
Loots' „Lentedauw", maar die ook in Jos. de
Klerk's „O quam suavis est" en O. de Nobel's
„Adeste" tot zeer verheugende prestaties voer
de, nadat in de eerste twee nummers resp. van
Abt en van Jac. Bonset zakkingen en onzui
verheden voorgekomen waren. Het koor telt
onder zijn leden enkele bijzonder goede stem
men. Ook, 't gehalte der koornummers culmi
neerde wél in Loots' geestig werkje, waar die
van A. B. H. Verhey, en Jos. de Klerk konden
ook gerust den toets doorstaan. Abt's zoetig
„Boven de Sterren" is wel erg verbleekt en
Bonset's „Zondagmorgen is zóó heterogeen,
dat men het moeilijk als een eenheid voelt.
Dat begint in een oude kerktoonsoort, gaat
dan in Biedermeierstijl fugeeren, wordt weer
antiek, dan gelardeerd met het, als er van
„luidende klokken" sprake is, schier onont
koombare „bim bam" en ten slotte met suiker
stroop overgoten. Wat is dat voor gerecht, 0111
in de door Dr. Lerkerkerker in zijn voorwoord
gebezigde terminologie te blijven?
„Harmonia" zong meerendeels zuiver cn liet
in „Wanderer's Nachtlied" van Mercks een
paar mooie solostemmen hooren. Neuman's
„Abendfriede am Rheln" klonk In net midden
wat troebel en ook in andere gedeelten niet,
geheel zuiver; „De Zee" van Th. v. d. Bijl
maakte ook als compositie een eenigszins ver
warden indruk. Palestrina moet m.i. minder
zwaar, minder langzaam en minder wazig ge
zongen worden dan „Harmonia" deed. In het
programma kwamen nogal wat drukfouten
voor; bovendien is „Le RossignoJ" niet van
Saint-Saëns, maar van Grétry.
De organist P. Cardol uit Hillegom' wisselde
de vocale voordrachten af door een vijftal,
in twee nummers samengevatte orgelsoli. Hij
liet de mooie kwaliteiten van het oude orgel in
de koraalvoorspelen van Bach goed uitkomen,
al speelde hij het derde daarvan, „Komm Gott,
Schöpfer, Heiliger Geist" technisch niet cor
rect. Het „Prelude Pastoraal" van Cor Kint
(niet „Kind"!) klonk in 't midden wat raad
selachtig: het „Andantino" van César Franck
''niet „Frank"!) vertolkte de organist zeer ver-
liensteüjk en helder.
Met een kort nawoord van den predikant,
gezang en dankgebed werd dit welgeslaagde
concert besloten.
K. DE JONG.