Financieel-economisch Weekoverzicht. Fransien Koote-Cerrese HENSEN dinsdag 25 januari 193s haarlem's dagblad 7 De conversieleening een succes? Voor velen sullen echter moeilijkheden ontstaan. Roose velt's optreden tegen de holding-maatschappijen. Gevaar voor den Franschen franc blijft be staan. Verdere verlaging van rubber- percentage verwacht. pET is begrijpelijk, dat gedurende de afgeloopen week liet buitenlandsch financieel nieuws het tegen het bin- nenlandsche heeft moeten afleggen. De conversie onzer staatsschuld is dan ook van zóó groot belang, dat er ook in de buitenland- sche financieele pers groote aandacht aan wordt gewijd. Nu het prospectus is uitgekomen, moeten wij wel bewondering koesteren voor de wijze waarop onze regeering dit zoo netelige vraagstuk heeft gehanteerd. Wat ons in tiet bijzonder imponeert, is dat het voordeel, het welk de regeering uit deze conversie uit hoofde van lagere rentebetaling trekt, door haar fei telijk geheel wordt aangewend, althans in de eerste jaren, voor een vermindering onzer ge consolideerde schuld. De leening zal immers in 38 gelijke jaarlijksche termijnen worden af gelost, behoudens het recht op vervroegde af lossing. Hiervoor is noodig ca. 44.500.000 gulden per jaar, terwijl de aflossing der te convertee- ren leeningen tot dusver slechts ca. 27.000.000 per jaar vereischte, op grond van het feit, dat volgens de voorwaarden der 4 pCt. leeningen in den aanvang slechts een kleine som ter be schikking van de aflossing is gesteld, later te verhoogen met de door de aflossing gespaarde rente. Wij beschouwen deze wijziging in de af- lossingsvoorwaarden als zeer belangrijk en constructief en als een steun voor het Neder- landsch crediet. Het ziet er thans wel naar uit, dat de leening succes zal boeken. Reeds voor dat het prospectus het licht zag, hadden zich aanzienlijke conversie-opdrachten bij banken en commissiehuizen verzameld. Het nieuwtje van de na tien jaar oploopende rente schijnt ook in de praktijk zijn aantrekkingskracht te bezitten en het gebrek aan een alternatief van dezelfde of zelfs maar van evenredige of nabij komende standing leidt er toe, dat talloozen zich gedwongen zien, de renteverlaging zonder verzet te aanvaarden. Dit neemt niet weg, dat voor velen aan zienlijke moeilijkheden zullen ontstaan. Ver laging van rente en van rendement in het alge meen, gepaard aan belastingverhooging en gestegen kosten van levensonderhoud, zal voor menig Nederlander een zwaren last be- teekenen, dien hij echter met geen mogelijk heid van zich zal kunnen schuiven. Wij voor zien derhalve een daling van onze koopkracht en het zal de primaire taak der regeering zijn, in dit opzicht compenseerend op te treden door aanwending van het middel van verdere verlaging der crisisheffingen, teneinde te voor komen, dat de koopkracht meer daalt dan strikt noodzakelijk is. Want er zijn tal van symptomen, dat de kentering, die er in de hoogconjunctuur ten onzent is ingetreden, niet zal nalaten haar sporen te drukken op de na tionale inkomsten. Wjj_ zien dit reeds in de be lastingopbrengsten, die, hoewel zij voor het geheele jaar 1937 de (overigens zeer conserva tieve) raming verre hebben overschreden, een dalende tendentie vertoonen. Wij zien dit in de somberder berichten, welke ten aanzien van de Ned.-Indische begrooting voor 1939 worden verspreid. Wij zien het in de uitermate voor zichtige dividendpolitiek van bijv. een Bandar Rubber Mij., die ongeveer de helft van haar winst reserveert. Wij zien het in de afnemen de bedrijvigheid in verschillende industrieën, met. name de katoen- en kunstzijdenijverheid en de diamantindustrie. Al deze symptomen zijn nog wel niet van bijzonder ernstigen aard, doch zij wijzen toch op een algemeene terug houdendheid en een onzeker perspectief. Deze onzekerheid blijft haar voornaamste oorsprong vinden in de gebeurtenissen of lie ver het gebrek aan gebeurtenissen in dé Ver. EXAMENS. Aan de Gem. Universiteit te Amsterdam zijn geslaagd voor het doet. ex. in de geneeskunde de hoeren W. N. Lulofs en P. L. van Heusden. MAANDBERICHT VAN DEN TREKKERSBOND. 'Dezer dagen verscheen het maandbericht van den Trekkersbond afd. Haarlem over de maanden Januari-Februari. Aan de agenda ontleenen wij: 30 Januari: Zwemmen in het Sportfonden- bad; 5/6 Februari: Weekend naar de Jeugd herberg „Koningsbosch" te Batok/uim. Tevens districtsvergadering in Schoorl; 12/13 Febru ari: Gecostumeerd Volksdans/bal op Assum- burg onder leiding van Bert Prang. Verder bevat het maandbericht een terugblik over het afgeloopen jaar en de gebruikelijke mede- deelingen. EEN CURSUS OVER OUD-VADERLANDSCHE GLAS SCHILDERKUNST. In de stad Gouda met haar kostelijk bezit aan gebrandschilderde glazen uit de XVIde eeuw werk van vermaarde glazeniers als de gebroeders Crabeth, Lambert v. Noort, Willem Thybout enz. bereidt men voor den zomer van dit jaar een belangrijke tentoon stelling voor, ter gelegenheid van de voltooiing van de restauratie der glazen door den Delf tenaar Jan Schouten. Het is dus een voor treffelijk denkbeeld van het bestuur der Volksuniversiteit geweest om in enkele avonden dit aantrekkelijk onderwerp, dat bovendien zoo sterk verweven' is met een der meest bewogen tijdvakken van onze nationale historie, te doen behandelen aan de hand van een collectie fraaie lichtbeelden. En aan wien kon men de leiding van dien leergang beter opdragen dan aan onzen stad genoot ds. A. v. d. Boom. den deskundige, die ook in Winkler Prins' Geïllusteerde Ency clopedie alle artikelen, die op de glasschilder kunst betrekking hebben, bewerkt heeft? Men verzuime dus niet deze gelegenheid om in kennis te worden gebracht met dit be langrijk onderdeel van onze Oud-Holland- sche cultuur te benutten, te meer daar het in de bedoeling ligt om bij genoegzame deelne ming een excursie naar de Goudsche tentoon stelling te organiseeren. HET RASKONIJN De Vereeniging van Konijnenfokkers „Het Raskonijn" opent a.s. Vrijdagavond acht uur een tentoonstelling in het gebouw St. Bavo, Staten. De economische ontwikkeling wordt er door de politiek in het nauw gedreven. Wij zijn er van overtuigd, dat, indien men daar eens naliet aanhoudend met kunstma tige middelen in de conjunctuur in te grij pen en booze dreigementen de wereld in te slingeren, het economisch leven er terstond een gunstige wending zou nemen, en daar mede den socialen conflicten automatisch hun scherpe kanten zouden worden ontno men. Dit ligt nu eenmaal niet in den aard van den huidigen president. Er kan geen week voorbijgaan, of hij ziet zich tegenover zijn principes verplicht, den een of anderen misstand met groote woorden aan te vallen, het aan de sidderende luisteraars overlatend, uit te maken, of die woorden ook door daden zullen of kunnen worden gevolgd. Zoo zijn deze week de holding-maatschappijen het voorwerp geweest van Roosevelt's toorn. Hij zou deze nuttelooze wanproducten wel van den bodem wegvagen. Ook hier, evenals bij andere aanvalsobjecten van Roosevelt, is de aanval op zichzelf verre van ongegrond. De holding-maatschappij is een maatschappij, die zelf niet een bepaald bedrijf uitoefent, doch door het bezit van een groot deel van het aandeelenkapitaal controle uitoefent over een of meer andere bedrijfsonderne- mingen. In sommige gevallen kan de oprich ting van zulk een holding-maatschappij haar nut hebben, bijv. om de aandeelen van een onderneming zooveel mogelijk binnenslands te houden of wanneer de holding-maat schappij den vorm aanneemt van een beleg gingstrust. In vele gevallen echter, vooral in de Ver. Staten, is het systeem der holding maatschappij een uitwas die zich vooral bijv. in het bankwezen en bij de openbare nuts bedrijven als vrij schadelijk heeft bewezen. Het is dus eenerzijds te begrijpen, dat Roo sevelt in zijn „opruimingswoede" ook dezen holding-maatschappijen het gras onder de voeten wil wegmaaien. Anderzijds moet hij toch inzien, dat het thans toch wel meest ongeschikte tijd is, om nieuwe experimenten in den zin van „verbetering van het kapita listisch stelsel" en conjunctuurbeheersching te nemen, waar alle vorige experimenten zoo deerlijk hebben gefaald. Zoo woedt de strijd tussehen de ..Newest Deal" en de „big business" voort. Heftige be schuldigingen vliegen over en weer en feite lijk zijn van dit alles de conjunctuur en de arbeiders de dupe. Toch gelooven wij niet, dat het tot een werkelijken openlijken strijd zal komen, aangezien beide partijen wel we ten, dat zulk een openlijke strijd op geza- menlijken zelfmoord moet uitloopen. Het is daarom te voorzien, dat de pogingen, welke thans worden aangewend om in besprekin gen tussehen Administratie en zakenwereld een gemeenschappelijke basis voor samen werking te vinden, op den duur tot een wat betere verhouding zullen leiden Ook in Frankrijk worden economie en fi nanciën ondergeschikt gemaakt aan de po litiek. De kabinetscrisis is weliswaar op voor Fransche verhoudingen bijzonder vlugge wijze tot een oplossing gebracht, doch velen geven het nieuwe kabinet-Chautemps helaas geen lang leven. Derhalve wordt van dit kabinet niet de zoo dringend noodige reorga nisatie van Frankrijk's financiën verwacht. Men zal het uitgeputte Egalisatie fonds wel weer aanvullen en den franc weer gaan verdedigen, doch een in trinsieke saneering zal dit niet zijn en van een eenigszins behoorlijke repatriatie van kapitaal zal geen sprake zijn. zoolang het vertrouwen in het gezag der regeering en in het herstel van socialen vrede niet is terug gekeerd. De cijfers van Frankrijk's buiten- landschen handel vertoonen een voor de be talingsbalans weinig goeds voorspellend beeld: het invoeroverschot in 1937 bedroeg immers c.a. 18.460.000.000 franc tegen 10.000.000.000 in 1936 en 5.50.000.000 in 1935. Nu is een deel van de sterke toeneming in 1937 weliswaar op rekening te schrijven van de waardedaling van den franc en de stijging der goederenprijzen. doch dit neemt niet weg, dat deze ontwikkeling groote gevaren voor de Fransche valuta meebrengt. Ook het nog steeds stijgend prijspeil blijft onrust ver wekken. Heden vergadert het Internationale Rub ber Regelings Comité in Londen. De situatie op de rubbermarkt is, ondanks de verlaging van het uitvoerpercentage van 90 op 70 pet. voor het eerste kwartaal, nog verre van gun stig. Het verbruik beweegt zich nog steeds in dalende richting. Zoo bedroeg de Ameri- kaansche consumptie in December niet meer dan 29.000 ton tegen 34.000 in November en 50.000 in December 1936, en er zijn nog wei nig aanwijzingen, dat een stijging van eenigszins belangrijken aard zich binnenkort zal voordoen. De wereldvoorraden per eind December bedroegen dan ook 514.000 ton tegen 462.000 eind November en 452.000 eind December 1936. Onder deze omstandigheden verwachten velen, dat het Comité heden tot de verdere verlaging van het uitvoerper centage met 5 of 10 pet. zal besluiten. An deren daarentegen zijn de meening toege daan, dat men eerst nog eens de verbruiks- kat uit den boom zal willen kijken, alvorens definitief besluiten in dezen zin te nemen. Hoe dit ook zij, de toekomst ziet er voor de rubberproducenten na de kortstondige hausse weinig rooskleurig uit: bij handhaving van het huidig verbruikspeil zal hetzij de rub- berprijs slechts een geringe winstmarge la ten of zal de productie op drastische wijze moeten worden ingekrompen met alle na- deelige gevolgen van dien ten aanzien van omzet en kostprijs. P. C. (Nadruk verboden). RECHTZINNIGE LUTHERANEN. Voor de Vereeniging van Rechtzinnig Lutheranen zal Ds. G. J. Duyvendak. Lu thersch predikant alhier een bespreking hov den over het boek ..Waarom lijdt de menscv heid" van Leslie D. Weatherhead op Don derdagavond 27 Januari in gebouw „De Nij verheid" Jansstraat 85, „PUBLIC SCHOOL" EN UNIVERSITEIT IN ENGELAND. Lezing van prof. Charlton voor de English Association. Voor de leden van de English Associa tion is Maandagavond een causerie gehouden door prof. Charlton, hoog leeraar aan de Universiteit van Man chester. Deze geleerde, die reeds eerder de gast der English Association was, behandelde het onderwerp „Eng lish University and Public School Education". De openbare school in Engeland is, naar prof. Charlton uiteenzette, vergeleken bij de overeenkomstige instellingen op het vaste land, nog zeer jong. Tot 1870 bestond er in Engeland feitelijk geen „educational buil ding", men kende alleen de scholen op zuiver particulieren grondslag. Aan universiteiten bezat het land vóór 1900 nog maar de helft van het tegenwoordige aantal, dat twaalf be draagt. De instelling van de „Board of Educa tion" ongeveer gelijk te stellen met ons ministerie van onderwijs dateert pas uit laatstgenoemd jaar. De eerste bemoeiing der Britsche overheid in 1870 in de schoolaangelegenheden be stond in het aanstellen van lichamen, die met de controle op de i-eeds bestaande scholen belast werden, en in het uittrekken van gel den voor de oprichting van „public schools". Men onderscheidde van dat jaar af „provided schools",, die met openbare en „non-provided schools", die met particuliere gelden in stand gehouden worden. Groote verandering bracht de Balfour-Act van 1902. Deze wet vereenigde het Engelsche schoolwezen tot één geheel. Bepaald werd, dat de /public schools" voor de helft uit de middelen van het betreffende district, voor de andere helft door de „Board of Education" bekostigd zouden worden. Ondanks haar naam bleef de „public school" een groote mate van zelfstandigheid behouden en de rol der over heid beperkte zich feitelijk tot het uitoefenen van toezicht op de behoorlijke besteding der subsidies, en het geven van adviezen, wanneer deze gewenscht bleken. De Board of Education trad echter niimmer decreteerend op. Ook de Engelsche universiteiten genieten, niettegenstaande de aanzienlijke subsidieering door den staat, een ruime mate van zelfstan digheid. De gewone 'weg tot de universiteit leidt via de „secondary school" (Eton, Har row) naar het toelatingsexamen (matricula tion). Voorwaarde voor de toelating tot de universiteit is de middelbare opleiding echter niet. Prof. Charlton vestigde de aandacht op eenige opmerkelijke verschillen tussehen de hooge scholen van Engeland en die van het Continent. Aan deze zijde van het Kanaal worden de colleges gegeven door professoren, die zich alleen in een bepaald vak gespeciali seerd hebben. Op de Britsche universiteiten zijn de colleges toevertrouwd aan „tutors", die ieder in twee of meer vakken doceeren. De Engelsche hoogleeraar doceert slechts bij uit zondering. Hij is in de eerste plaats leider dei- colleges en bestuurder der universiteit. Bij het universitaire onderwijs staat, even als trouwens bij het onderwijs op de „public school", het opvoedende beginsel voorop. Men ziet in de hoogere zoowel als in de lagere onderwij sinrichting heit instituut, dat bij uit stek geschikt is tot het vormen van menschen, van leden der maatschappijdie zich ten volle bewust zijn van hun persoonlijkheid en hun persoonlijke verantwoordelijkheden Prof. Charlton had na afloop van zijn zeer duidelijk betoog een hartelijk woord van dank van den voorzitter, dir. F. P. van dei- Voorde, in ontvangst te nemen. HET TOONEEL THALIA. DE VIER JAARGETIJDEN. Er wordt bij de R.-K. Haarlemsche Too- neelvereeniging „Thalia" hard en ernstig ge werkt. Elke voorstelling van deze dilettan tenclub geeft er het bewijs van. Het is een vereeniging, die niet alleen in het aantal le den, maar ook en dat is nog verheugender artistiek zeer gegroeid is. Eenige jaren geleden heeft Thalia in Een Moeder bewezen, dat het zoogenaamde boerenstuk deze spelers zeer goed ligt. In D e Vier Jaar get ij den van Antoon Coolen, dat als tooneelspel hooger staat dan het stuk van Cor Hermus, was eveneens de juiste sfeer, die dit in een boerenmilieu spelend stuk verlangt en ook dramatisch kwam dit werk van den Brabantschen schrijver in deze opvoering geheel tot zijn recht. Coolen's stuk doet vooral, wanneer men het voor de tweede maal ziet nogal ver ouderd aan. Niet alleen in het opzettelijke van het geheel, maar vooral in de figuur van den als de rijke prins in het sprookje optre denden „jonker" en het idyllische slot. Ma-ai de figuren leven in dit stoer-realistische stuk en Coolen, hoewel meer roman- dan tooneelschrijver, weet nu en dan zooals in het gesprek tussehen Van der Eerden en zijn zoon in II krachtig tooneel te geven. Als geheel herinnert De Vier, Jaargetijden aan „Onder één Dak", al geeft Coolen dan ook veel minder plaats aan den humor dan Fa- bricius. In Jos. van Turenhout heeft Thalia een zeer goeden regisseur gevonden. Want aan de regie vooral was het te danken, dat de opvoering van Coolen's werk zoo goed slaag de. Zonder goede regie zou bijvoorbeeld het teere tooneeltje tussehen Hanna en Martha, waarin Martha hoort, dat Jan van der Eer den getrouwd is, nooit zoo'n indruk hebben gemaakt. En ook het zeer schrijnende too neel met 't doode kindje kwam volkomen tot zijn recht, doordat alle spelers in deze scène fijn-afgestemd spel gaven. Het was vooral als ensemble, dat Thalia zich in deze opvoering van haar beste zijde deed kennen. Hierdoor was er aldoor „sfeer" op het tooneel. En hoe spoedig toch zou deze sfeer door een te veel van een der spelers verbroken hebben kun nen worden, vooral in die gevaarlijke scène met het doodkistje. Anne Marie Cor de Vrind wist in de uitbarsting van haar smart maat te houden en zeer stemmingsvol was het tegenspel, dat de anderen hier gaven. Bij een zoo goed geheel is het eigenlijk over bodig het spel individueel te bespreken. Veel meer lof verdient een opvoering, wanneer het ensemble goed is dan wanneer slechts en kele spelers excelleeren. Van Turenhout heeft ait stuk van Coolen fijn aangevoeld en het boerenmilieu uitstekend weten te treffen. Men kon aan deze boeren en boerinnen gelooven, ook door het zeer goed volgehouden Bra- bantsch dialect dat zij spraken. De jonker viel er eenigszins uit, maar dit was voor een goed deel te wijten aan den auteur, die van dezen landjonker een vrij onmogelijke rhe- torische figuur heeft gemaakt. Cor Wassenberg gaf een kanten, koppigen boer en Ans Assendelft, die ondanks haar jaren bij deze vereeniging altijd de oude rollen krijgt op te knappen, speelde gevoelig en overtuigend moeder Van der Eerden. Een zeer goede Hanna was Coby Dingerdis en het tooneeltje tussehen haar en Martha was een der best geslaagde gedeelten van de opvoe ring, dank zij ook het teere, ingehouden spel van Rie Koning. Piet Loerakker wist aan den zoon relief geven en trof mij vooral door zijn goed. stil spel. C01- de Vrind prees ik reeds om haar welbe grepen dramatisch spel in het moeilijke tafe reel met. het doode kindje. Mart. Langendijk, Joop Mulders en Willy Visser gaven de boeren- typen sober en overtuigend weer en Louis Hop staken mocht er als notaris ook zijn. Zelfs het kleine rolletje van den postbode was uit' stekend verzorgd. Zoo was het als geheel een zeer geslaagde opvoering, die veel indruk maakte, ook door de stemmingsvolle hoerenkamer, waarin het stuk speelde. Lof verdient ook de heer Jan Nibbering voor de bij het spel zoo goed aan sluitende muziek van zijn orkest in de entre- actes. Thalia heeft zoo veel leden, dat zij twee avonden in een vollen stadsschouwburg kan spelen. Het publiek toonde zich op de op voering, welke ik bijwoonde, zeer dankbaar en heeft de spelers met warm en langdurig ap- nlaus gehuldigd. J. B. SCHUIL. HET TOONEEL KUNSTKRING HEEMSTEDE Na de voordracht van „Katrien wordt Sol daat" door mevrouw Fransien KooteGerrese voor de leden van den Heemsteedschen Kunst kring in het gebouw van den Nederlandschen Protestanten-bond viel een hoorbare stilte in de zaal en er was niemand, die deze stilte door applaus durfde verbreken. Maar toen mevrouw Koote na de pauze weer op het podium ver scheen, klaterde spontaan een zeer warm applaus los, een bewijs, hoe groot de bewon dering van het publiek was voor wat de voor drachtkunstenares in het werk van Adrienne Thomas had gegeven. Wie met haar voordracht een zoo diepe ontroering weet te wekken die moet wel een waarachtige kunstenares zijn. Wij wisten dit reeds na haar voordrachtsavond in Weten en Werken in het vorige seizoen, toen zij ook „Katrien wordt soldaat" heeft gegeven. Haar lamst is zeer intiem en treft vooral door het zuivere en innig vrouwelijke van haar voor dracht. Zij heeft uit het boek van Adrienne Thomas voornamelijk die gedeelten gekozen, welke deze eigenschappen sterk naar voren brengen. Ik denk bijvoorbeeld aan dat prachtig voorgedragen fragment van Katrien's afscheid van Richard Kleefeld. Van welk een ontroe rende innigheid was dat! En van welk een vrouwelijke teerheid was ook dat gesprek met den zwaai- gewonden soldaat! Voor zulk een voordracht leent zich de licht-gevoileerde stem van mevrouw Koote voortreffelijk. Er is bij haar nooit sprake van één valsch accent, het is alles even zuiver, zonder ook maar een zweem van sentimentaliteit. En hoe expi-essief is ook steeds haar bezield gezicht! Haar voordracht komt geheel van binnen uit en het is daardoor vooral, dat zij zoo sterk ontroert. Ook in Artiest, de gevoelige schets van ïna mmm J' - Te Bloemendaal werden Zondag de dames-hockey-selectiewedstrijden gespeeld. Een spelmoment uit den wedstrijd tussehen het C- en D-team. ZIJN ALLEEN PRACTISCH WANNEER ZIJ GOED ZIJN AFGEWERKT EN EEN PRETTIGE PASVORM HEBBEN. DAAROM IS DE SPECIAALZAAK HEN SEN DOOR ZIJN JARENLANGE ERVARING HET AANGE WEZEN ADRES. IN PRIJZEN VAN 4.85 4.45 3.75 3.00 2.45. VAK KLEEDINGMAGAZIJN PAARLAARSTEÈG 1. (Adv. Ingez. Med.) BoudierBakker, die ik gisteren voor het eerst van haar hoorde, bewonderde ik dat zuivere en innige in haar voordracht. Ook hierin- trof zij steeds het juiste teere accent, waarin ook de fijne humor zijn deel kreeg. Of haar talent zich ook zoo leent voor het zeggen van verzen zou ik na de Spaansche copla's nog niet durven zeggen. Mevrouw Koote zei ze eenvoudig en zonder pathos, ook goed doorvoeld, daarmee den dieperen zin van elk vers belichtend, maar het vers eischt toch meer plastiek. En voor het zuiver-komische van Het Rendez-Vous van Tchechow is haai- voordracht, die steeds aristocratisch-voornaam blijft, wat te gereser veerd. Door haar blijkbaren en begrijpelij- ken angst om bas-komiek te worden, houdt zij zich te veel in. Zij vertelt deze humo reske meer dan zij haar voordraagt. Maar in werken zooals Kathrien wordt soldaat en Artiest, waarin haar vrouwelijke intuïtie steeds den warmen, ontróerenden toon zoo prachtig zuiver weet te treffen en haar voordracht recht tot het hart gaat, durf ik haar gelijk stellen met de beste voordrachtkunstenaressen, die ik gehoord heb. Het was een zeer mooie avond voor den Heemsteedschen Kunstkring, al hadden wij dan ook gaarne de opkomst grooter gewenscht. J. B. SCHUIL. MUZIEK CHR. GEMENGD KOOR „BENNEBROEK." Eivol was Maandagavond de Ned. Herv. Kerk te Bennebroek, het oude, in zijn eenzaamheid zoo rustig en schilderachtig gelegen kerkge bouw, wellis verlichte .ramen als een lichtbaak zijn in de avondduistemis der omgeving, die door de aanwezigheid van een onbeschutte sloot niet zonder gevaar is. Maar het Godshuis staat daar als een onvergankelijke rots in de branding der eeuwen, en de bezoeker voelt zich daar veilig. Daarbinnen is licht en warmte, en daar klonk Maandagavond ook weer het ge moedelijke woord van den predikant Ds. J. G. Lekkerkerker. den eere-voorzitter van het Chr. Gem. Koor „Bennebroek", die de bijeen komst opende met een korte, humoristisch ge tinte toespraak, en, nadat hij het 2de vers van Ps. 150 had laten zingen en in gebed was voorgegaan, de leiding aan den dirigent I-I. J. Axisz overdroeg. Onder diens leiding hebben het Gemengde Koor en het op dit concert medewerking ver- leenende Haarlemsche Dubbel Mannenikwar- tet „Harmonie" een groot aantal a capella ge zongen nummers ten gehoore gebracht. Wat het koor betreft was er in de uitvoering een stijgende lijn waar te nemen, die haar hoogte punt had in de zeer goed en vaardig gezon gen snelle gedeelten van het laatste nummer. Loots' „Lentedauw", maar die ook in Jos. de Klerk's „O quam suavis est" en O. de Nobel's „Adeste" tot zeer verheugende prestaties voer de, nadat in de eerste twee nummers resp. van Abt en van Jac. Bonset zakkingen en onzui verheden voorgekomen waren. Het koor telt onder zijn leden enkele bijzonder goede stem men. Ook, 't gehalte der koornummers culmi neerde wél in Loots' geestig werkje, waar die van A. B. H. Verhey, en Jos. de Klerk konden ook gerust den toets doorstaan. Abt's zoetig „Boven de Sterren" is wel erg verbleekt en Bonset's „Zondagmorgen is zóó heterogeen, dat men het moeilijk als een eenheid voelt. Dat begint in een oude kerktoonsoort, gaat dan in Biedermeierstijl fugeeren, wordt weer antiek, dan gelardeerd met het, als er van „luidende klokken" sprake is, schier onont koombare „bim bam" en ten slotte met suiker stroop overgoten. Wat is dat voor gerecht, 0111 in de door Dr. Lerkerkerker in zijn voorwoord gebezigde terminologie te blijven? „Harmonia" zong meerendeels zuiver cn liet in „Wanderer's Nachtlied" van Mercks een paar mooie solostemmen hooren. Neuman's „Abendfriede am Rheln" klonk In net midden wat troebel en ook in andere gedeelten niet, geheel zuiver; „De Zee" van Th. v. d. Bijl maakte ook als compositie een eenigszins ver warden indruk. Palestrina moet m.i. minder zwaar, minder langzaam en minder wazig ge zongen worden dan „Harmonia" deed. In het programma kwamen nogal wat drukfouten voor; bovendien is „Le RossignoJ" niet van Saint-Saëns, maar van Grétry. De organist P. Cardol uit Hillegom' wisselde de vocale voordrachten af door een vijftal, in twee nummers samengevatte orgelsoli. Hij liet de mooie kwaliteiten van het oude orgel in de koraalvoorspelen van Bach goed uitkomen, al speelde hij het derde daarvan, „Komm Gott, Schöpfer, Heiliger Geist" technisch niet cor rect. Het „Prelude Pastoraal" van Cor Kint (niet „Kind"!) klonk in 't midden wat raad selachtig: het „Andantino" van César Franck ''niet „Frank"!) vertolkte de organist zeer ver- liensteüjk en helder. Met een kort nawoord van den predikant, gezang en dankgebed werd dit welgeslaagde concert besloten. K. DE JONG.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 11