Het groote Avontuur De Koninklijke Familie maakte Vrijdag een autorit door Baarn en Soest. H. M. de Koningin met Z. K. H. Prins Bernhard rn de hofauto op de Brink te Baarn Na een partij met zijn concurrenten in de tennismatch Frankrijk Zweden onderhoudt Koning Gustaaf van Zweden te Parijs zich met de Fransche spelers Een kijkje in de Hollandsche Kerk te Londen tijdens den dankdienst, welke ter gelegen heid van de ge boorte van Prinses Beatrix werd ge houden Ten huize van Amsterdams burgemeester, dr. W. de Vlugt, is door het comité «Oranjevreugd» een aanvang gemaakt met de uitdeeling der luiermand-uitzetten De jeugdige gravin Geraldine Apponyi neemt de geluk- wenschen van den burgemeester van Tirana in ontvangst na het bekend worden van haar verloving met Koning Zogu van Albanië Voor het komende haringseizoen zijn weer duizenden tonnen aan de Scheveningsche haven opgestapeld Weinige ©ogenblikken voordat het gevaarte onder den druk der ijsmassa's bezweek. Een der ingenieurs, die tevergeefs trachtten de groote Niagara* brug te behouden, begeeft zich tusschen de ijsbergen FEUILLETON Roman uit de Tropen door FRANS DEMERS. 24) Dat kan niet, het is krankzinnig tooiets te denken duizelde het door zijn hoofd, maai -een tien 'minuten later werd de auto oprneuw tot stilstand gebracht. Riefenberg hoorde ge rucht van stemmen en het was hem of hij no. wel een eeuwigheid was blijven liggen. Fande- Sk werd het luik geopend er. de journalis overgebracht naar een kleine kamer, zonde) vensters Een petroleumlamp stond op een ruwe tafel. In de zoldering was een Heine opening. Een neger verloste hem van zijn knellende boeien. De blonde aanrander stond '"-^DaT'is1™ voorloopig verblijf, sprak hij tot den journalist. Mün kamer grenst aan de uwe Als de deur dicht is, zit ge in een keikei. Wat ge noodig hebt zult ge krijgen door een gn wat moet er tenslotte met mij ge- beuren, vroeg Riefenberg. Daarop kan ik u niet antwoorden. De man maakte aanstalten om zich te ver- W gen boy zal u voedsel brengen, zei hij n°— Ma» ik u nog een vraag stellen? drong de journalist aan en zonder het antwoord af te wachten ging hij voort: Ik ben overtuigd, dat ik my op de Ava koebi-hoeve bevind. Wat denkt gij daarvan? De ander was hem genaderd en glimlachte na enkele oogenblikken: r— Misschien wel. Toen zag Riefenberg, dat er bloed kleefde aan de jas van den onbekende, aan „zijn" jas dus. Maar man, riep hij met ontzetting, er kleeft bloed aan uw jas. Ja, klonk het spottende antwoord, ik heb mij in den vinger gesneden. Naar een onbekende bestemming. Riefenberg hoorde, hoe de deur zorgvuldig werd gegrendeld. Hij stond tegen de tafel ge leund en trachtte orde te brengen in zijn ver warden gedachtenloop. Het zweet parelde hem op het voorhoofd, want het was vreeselijk be klemmend binnen de enge, van lucht afgesne den ruimte van zijn cel. Nog even weerklonk gestommel in het aangrenzend vertrek. Toen werd een tweede deur gegrendeld en heersch- te een pijnlijke stilte, welke slechts werd ver broken door het eentonig gekriek van de nachtkrekels en een dof geruisch als van groote watervallen. De journalist liep even heen en weer, onder zocht de deur en het loket in den muur. Zij waren gemaakt van zwaar, massief hout en stevig gesloten, zoodat aan ontvluchten niet te denken viel. Daarenboven zou het hem niet ver brengen, in dit totaal onbekende, onher bergzame land. Er bleef hem dus niets over dan voorloopig te berusten in zijn toestand. Een beetje slaap na dien radbrakenden tocht zou trouwens zeer welkom zijn. Maar uren nog lag hij wakker en staarde naar de gebar sten zoldering. De toekomst zag er weinig rooskleurig uit en het leek hem, alsof zijn leven thans aan een zijden draad hing. De tegenstanders van Ada Iljen hadden immers reeds ten overvloede bewezen voor niets terug te deinzen. Voor zijn oogen spookte de grijns lach van den onbekende met de bebloede jas die zich in het woud onder den naam van .Riefenberg" had voorgesteld. Het stond vast dat die kerel te Mongbwaloe een misdaad had bedreven en die kon niet anders dan verband houden met de goudmijnen. Voor Riefenberg was het geheim van de gouddiefstallen bijna heelemaal opgelost en ook wist hij thans wie Ada Iljen had doen verdwijnen. Vreeselijk jammer, dat deze op heldering onder zulke omstandigheden moest moest geschieden, Plotseling ging Riefenberg overeind zitten. Zijn gedachten waren naar Lebon gegaan. Hij herinnerde zich het tooneel, dat zich te Reg- gan had afgespeeld en waarbij de planter op de Avakoebi-hoeve had gezinspeeld. Dat was een lichtpunt. En opeens was het hem duide lijk: al deze personen stonden in dienst van Reading. Daarom was het niet te verwonde ren, dat hij zich thans op de Avakoebi-hoeve bevond; daarom ook was het te begrijpen, dat zijn aanranders op de hoogte waren van zijn tocht naar Mongbwaloe en zich in hinderlaag konden leggen; daarom kwam de zaak van Ada IIjen's verdwijning hem plotseling zoo eenvoudig voor. De Amerikaan was vermoede lijk sedert jaren het slachtoffer van enkele gewetenlooze schurken, die in zijn dienst ston den. Reading immers beschikte over een uit gebreid. personeel, verspreid in zijn hoeven en kaftorijen, die honderden kilometers van el kaar lagen verwijderd in het goudland. Even flitste het door zijn brein, dat de Amerikaan zelf de hand in het spel kon hebben, maar on middellijk verwierp hij een dergelijke veron derstelling. Reading's reputatie was sedert te veel jaren gevestigd, zoowel in de kolonie als in het moederland, en tijdens het onderhoud te Wahenia had de journalist te duidelijk ge zien hoe deze grijzende man leed door het ver dwijnen van zijn mooie, jonge vrouw. Den volgenden morgen werd Riefenberg ge wekt door gestommel. Hij deed of hij sliep en gluurde tusschen zijn wimpers door. Een ne ger zette het ontbijt op de tafel. In de ge opende deur stond leunend tegen den wand zijn blanke bewaker. Het zonlicht van den jongen dag belichtte de sportieve figuur van den blonden kerel. Hij was gekleed met een witlinnen broek en hemd en zag er zeer opge ruimd uit. Toen de tafel gedekt was, gaf hij een teeken aan den neger en deze tikte Rie fenberg op den sehouder. De journalist deed op hij ontwaakte. Het ontbijt is klaar, mompelde de boy. Daarop verwijderde hij zich en ging de plaats innemen van den blonden man. Deze was het bed genaderd, zette zich neer op den rand en stak een sigaret aan. De rook hindert u toch niet?, vroeg hij spot tend. De journalist maakte aanstalten om over eind te komen, maar de ander duwde hem weer neer. Het is mij voorloopig aangenamer u te zien liggen, meesmuilde hij. Uw ontbijlt staat te wachten, waarde heer, en daar gij vermoe delijk uitgehongerd zijt, zal ik het kort ma ken. Zijt gij er u van bewust dat uw leven in groot gevaar verkeert? Wees gerust, antwoordde Riefenberg op schamperen toon, ik weet in welke handen ik mij bevind. He weet wie Ada Iljen deed ver dwijnen; ik wet wie Demet van kant heeft ge maakt en ik geloof dat het geheim van de gouddiefstallen spoedig opgehelderd zou zijn- indien ik mij in vrijheid bevond. Prachtig, lachte de vreemde gastheer, maar stel dat plezierig vooruitzicht maar voor goed uit het hoofd. Ik heb u gisteren ge zegd, dat mij het recht werd gegeven u te dooden, Riefenberg. Ik beschik nog steds over dit recht en dat wilde ik u even komen ver tellen. Uw leven is in mijn hand. Onthoud goed, dat u elke ontsnappingspo ging met den dood zult bekoopen. Meer heb- ik u niet te zeggen. Even later was Riefenberg opnieuw alleen in het beklemmende lichtlooze kamertje. Bij het schijnsel van de petroleumlamp gebruikte hij eenig voedsel. Naarmate de dag vorderde, nam de hitte toe. De journalist voelde zich onpasselijk worden en bleef op 't bed liggen zonder zich te bewegen. Pas tegen den avond kwam de neger opnieuw opdagen in gezel schap van den blanke. Er werd geen woord gewisseld. Riefenberg kreeg eten en de koeler wordende avondlucht, die binnenstroomde langs de geopende deuren, bracht eenige ver kwikking. Dan volgde, de eindelooze nacht. Toen, vele uren later, op de deur werd ge bonsd, was de journalist maar pas ingeslapen. Maakt u klaar om te vertrekken, riep iemand op gebiedenden toon in de andere kamer. Riefenberg was dadelijk klaar wakker en sprong overeind. Hij wist van uur noch tijd, maar bemerkte een vage schemering door een spleet van het loket. Hij veronderstelde dat een nieuwe dag was aangebroken. Eindelijk dus zou er verandering komen in zijn toe stand en dit vooruitzicht was hem een op luchting, want alles verkoos hij boven dit leven in een donkere cel. Daar stonden twee hem geheel onbekende blanken. Het waren ruwe kerels met lange baarden. Buiten zat een tiental negers op den grond gehurkt. Naast hen lagen zakken en kisten. Op een teeken van een der blanken spron gen de inlanders overeind en tilden de vrach ten op het hoofd. Diezelfde blanke wendde zich tot Riefenberg. Volg deze negers, zei hij op brutalen toon. Begrepen, knikte de journalist en wilde naar buiten gaan, maar de onbekende greep hem bij den arm. Een oogenblik! u kent de orders, niet waar? Wij volgen u op een paar meter en bij de minste verdachte bewegingHij voltooi de zijn zin niet, mar sloeg op zijn zak en liet de kolf van een revolver zien. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 16