Het groote Avontuur
Ter gelegenheid van zijn 70sten verjaardag recipieerde de kunstschilder W. A. Konijnenburg Vrij
dag in Pulchri Studio te Den Haag. De jubilaris en zijn echtgenoote worden geiukgewenscht door
den vertegenwoordiger van H. M. de Koningin, Ph. J. graaf van Zuyleri yan Nijevelt
SMPMI
Het grootste Nederlandsche mailschip, de „Nieuw Amsterdam", nadert bij de Rotterdamsche Droog
dok Mij. zijn Yoltooiïng. Aan den achtersteven wordt de laatste hand gelegd
Uit het water van de Waldeck Pyrmontkade te Den Haag
zijn scherpe patronen en verscheidene vuurwapens opge
baggerd. De herkomst dezer voorwerpen heeft men nog
niet kunnen vaststellen
De toestand in Palestina. De passagiers van den autobus
dienst tusschen Haiffa en Jerusalem worden bij aankomst
te Jerusalem door de politie gefouilleerd, alvorens de stad
te mogen betreden
Koning Farouk van Egypte bezocht dezer dagen de Nederlandsche tentoonstelling, welke
te Caïro wordt gehouden. Op de afdeeling der P.T.T. werd de vorst rondgeleid door dr.
ir. M. H. Damme, directeur-generaal van P.T.T.
Het eerste bataljon der «Grenadier Guards» heeft in de Wellington Barak
ken demonstraties van maatregelen bij luchtaanvallen gegeven.
FEUILLETON
30)
Roman uit de Tropen door
FRANS DEMERS.
De nacht is reeds ingetreden, als de lan
dingsplaats van de nederzetting wordt bereikt
en met eenige ongerustheid begeeft Riefen-
berg zich naar zijn woning. Zijn boy is in de
keuken aan het werk en weet te vertellen,
dat Lebon een paar malen naar hem is komen
kijken.
Goed, zegt de journalist, op onverschil
ligen toon, Zorg nu dadelijk voor het avond
eten.
Terwijl hij zit te eten komt Lebon binnen.
Wandelen geweest?, vraagt het planter-
tje.
Ja, antwoordt Riefenberg koel.
Lebon is gaan zitten en speelt met brood
kruimels.
Ik heb zoo den indruk, Riefenberg, dat
ge niet veel meer geeft om uw werk hier.
De journalist kijkt hem achterdochtig aan
Dat is een vergissing. Ik heb soms be
hoefte aan beweging en daarom heb ik van
daag een tochtje ondernomen op den stroom
Hebt ge daar iets tegen?
Even is het stil.
Luister, zegt de journalist, ik vervee)
me hier dood. Als ge me meer werk wilt geven
zal ik het doen.
Lebon slaat Riefenberg op de schouders -
Dat is een verstandig besluit.
Sedert dien is de verhouding Lebon-Riefen
berg er heel wat op verbeterd. En sedert dier
is Riefenberg begonnen aan de voorbereiding
van zijn ontvluchtingspannen.
Er gaat geen dag voorbij, of hij komt naar
huis met een of ander, dat hij wegneemt uit
het provisiemagazijn en in zijn zakken ver
bergt; blikjes met zalm, vleesch, vruchten en
andere levensmiddelen. Hij, die vroeger
slechts zelden ter vischvangst ging, is nu een
hartstochtelijk vissclaer geworden. Als hij een
uurtje vrij vindt, zit hij op het water. Hij
heeft een lichte, flink gemaakte prauw uitge
zocht en die is nu zijn boot geworden, de
boot warmee hij eenmaal den grooten tocht
zal aanvangen. Niet ver van de nederzetting
heeft hij aan den oever een kleine, geheime
opslagplaats gemaakt. Het eerste wat hij er
naar toe brengt, is een zinken kistje. Geleide
lijk vult hij dat met wat hij uit het voor-
raadmagazijn meebrengt. Dan begint Riefen
berg groote tochten te maken op den stroom
Hij vertrekt 's morgens vroeg stroomopwaarts
en blijft achter den eersten bocht rustig lig
gen. 's Avonds laat komt hij pas thuis. Soms
is Lebon naar hem komen kijken. Verschil
lenden keeren is het gebeurd, dat niemand
naar hem omzag tot den volgenden morgen.
Men is aan zijn zoogenaamde zwerftochten ge
woon geraakt en hij hoopt, dat zulks hem in de
gelegenheid zal stellen op het gewenschte
oogenblik een ernstigen voorsprong te hebben
als men zou trachten hem te achtervolgen
Op een avond hoorde hij Lebon zeggen:
Het is volle maan, nog een paar weken
en het regenseizoen begint weer.
Toen wist Riefenberg, dat zijn. oogenblik
was gekomen. Er volgden twee dagen van
groote spanning: den eersten dag stond hij
op voor dag en dauw, nam uit det provisie
magazijn een kistje met kogels en droeg het
laar zijn bergplaats; den tweeden dag was hij
even vroeg ter been en sleurde een zwaar splin
ternieuw touw naar zijn prauw, Er waren
maar vier kistjes met reservekogels en er was
d echts één reservetouw. Als Lebon het nu in
njn hoofd haalde even door het magazijn te
loopen, zou hij gemakkelijk het verdwijnen
van die voorwerpen kunnen vaststellen. Ge
lukkig gebeurde dit niet.
De derde dag was een rustdag en Riefen
berg had zoo terloops laten hooren, dat hij
een tocht zou maken. Voor de laatste maal ge
bruikte hij het avondmaal en waarschuwde
den boy, dat hij den volgenden morgen niet
wenschte te ontbijten. Daarna ging hij op bed
liggen en wachtte. Even na middernacht
stond hij op. Gedurende een tijdje bleef hij
roerloos bij het venster staan en staarde naar
buiten. Alles was rustig. Riefenberg opende
toen de deur en verliet het huis. Hij had zijn
regenjas aangedaan, zijn jachtgeweer hing
over zijn schouder en op den arm droeg hij
een deken. Hij liep tot bij de Itoeri, vond zijn
prauw, stapte vlug in en voer naar zijn
schuilplaats. Spoedig waren al de voorwerpen
overgeladen. Toen roeide hij naar het midden
van den stroom en gleed voort in de richting
van de watervallen onder het vreemde, zilve
ren licht van de maan.
In den greep van de wildernis.
Zoo was dan in dezen wazigen maannacht
voor Riefenberg het vreemde avontuur aan
gevangen. Het eerste gedeelte van zijn ont
vluchting scheen zoo gunstig mogelijk te ver-
loopen, want hij beschikte nu over den ver
deren loop van den nacht en over een langen
dag, alvorens Lebon eenige argwaan zou
koesteren. Als hij eenmaal veilig beneden de
watervallen geraakte, had hij alle kans om
aan een eventueele achtervolging te ontsnap
pen.
De prauw gleed langzaam met den stroom
mee en de journalist bepaalde er zich toe
haar in het midden van het water te houden.
Ondertusschen luisterde hij naar de geluiden
van de nachtelijke wildernis: hij hoorde af
en toe het gekraak van takken aan den oever,
sen zwaren plons in het water of het gesnuif
van een dier.
Toen hij na een tijdje het water hoorde
murmelen, wist hij dat de versnellingen nabij
waren en naderde den linkeroever. Veilig ge
raakte hij voorbij de gevaarlijke punten en
weer zocht hij den weg op, dien hij den vori-
gen keer had gevolgd. Hij hoorde reeds
het verre lied van de groote watervallen. Het
was nog volle nacht, toen Riefenberg aan
legde bij den afgrond. Een licht mistwaas
had zich over den stroom uitgestrekt en het
wachten duurde Riefenberg lang. De punt
van zijn prauw had hij op het droge gedeelte
van de rotsen gezet, daarna was hij in het
achtergedeelte gaan zitten en had zich in den
deken gehuld. Hij vocht tegen den slaap,
maar waagde het niet een oog dicht te doen,
want het kwam hem voor, of hij af en toe
schaduwen zag bewegen tusschen het oever-
Toen de eerste morgen schemering kwam
opdagen, sprong hij op de rotsen, dompelde
zijn hoofd in het water en gebruikte eenig
voedsel. De tropenzon kwam vlug te voor
schijn en meteen was de beklemming van den
dreigenden nacht geweken. Nu begon voor
Riefenberg een moeilijke arbeid. Hij ontlaad
de de prauw en bracht de lading tot op den
rand van den afgrond. Vervolgens sleurde hij
de boot op het droge. Hij trok het zware
touw door de opening, die hij een paar dagen
te voren in het uiteinde van de prauw had
geboord, legde er een stevigen knoop in en
bevestigde daarop het andere eind aan een
boomstam op den oever. Hij liet een eind vrij,
voldoende om het vaartuig over den afgrond
te laten hangen. Ten einde de boot niet te
beschadigen, hakte hij een paar zware tak
ken af en legde die er onderEven latei-
bengelde zijn boot over den rand van den af
grond en stond het touw strak gespannen.
Het zweet parelde Riefenberg op het voor
hoofd van inspanningen van angst. Als
het touw brakof de boomstam was hij
immers verloren. Voorzichtig, met één voet
tegen den stam begon hij toe te geven en
langzaam voelde hij het vaartuig naar bene
den glijden. Riefenberg boog zich over den af
grond en zag hoe de prauw veilig beneden
op de rotsvlakte lag. Dat was een groote op
luchting en even ging hij zitten uitblazen. Het
was warm geworden en een vlekkeloos-blauwe
hemel stond over het indrukwekkende land
schap gespannen.
Het kwam erf nu op aan de kostbare
lading naar beneden te krijgen. Langs den
woudkant bleek dit onmogelijk: er was niet
de minste begaanbare opening te vinden. Rie
fenberg bond het uiteinde van het touw rond
den boomstam en liet zich naar beneden glij
den. Hij maakte het touw los van de prauw en
klauterde met veel moeite weer naar boven.
Gelukkig ontmoette hij af en toe een voor
uitstekende rotspunt, waarop hij even kon uit
rusten. Met behulp van den deken geraakte
daarna de lading veilig beneden. Daarmee was
de eerste hinderpaal uit den weg geruimd.
Riefenberg dacht even na, hoe hij zelf be
neden zou komen. Het eenvoudigste was een
laatste maal zelf van het touw gebruik te
maken, maar dan zou dat daar blijven hangen
als een tastbaar bewijs van zijn ontvluchting
en den weg aanduiden, die hij had gevolgd.
Bovendien zou het touw hem nog heel wat
diensten kunnen bewijzen. Dus aarzelde hij
niet langer en slingerde het in den afgrond.
Even tuurde hij den stroom op. Zoo ver het
oog reikte, tot bij de bocht viel niets ver
dachts te ontdekken. Hij greep zijn jachtge
weer en verdween in het woud. Nu zou hij aan
den lijve ondervinden wat het beteekent zich
een weg te banen door deze versperring van
boomen, struiken en planten. Hij had nog geen
honderd meter afgelegd of reeds was zijn
hemd aan flarden gescheurd. Hij was ver
plicht een natuurlijke gleuf te volgen en voel
de hoe hij zich verwijderde van den stroom.
(Wordt vervolgd).