REDELIJKE EISCH Ui
BREEMINI
ZONDERLINGE LEVENS
.lift Fit!
SOPHIE DE MONNIER.
HET MERK VAN VERTROUWEN
VAN
HAARLEM
HEEMSTEDE
Litteraire
Kantteekeningen.
ZATERDAG 26 FEBRUARI 1938
HAAREEM'S DAGBEAD
Een liefde in ballingschap.
ARIE-THéRèSE had den deurknop
al in de hand om zich naar den sa
lon te haasten, waar de gasten niet
lang meer op zich zouden doen
wachten, toen ze zich bedacht en terugtrad.
Nog een laatsten blik wilde ze in den spiegel
werpen, een allerlaatsten. Inderdaad, de fraaie
zijden robe viel onberispelijk en M. Legrand,
de kapper, had dezen avond al een bijzonder
gelukkige hand gehad, dat moest ze toegeven.
En terwijl ze de wuivende struisveer streelend
herschikte, zag ze zichzelf in de oogen, in de
bruine droeve van het spiegelbeeld, die haar
59x>iiSverend aankeken. Te ernstig waren ze
Sophie-de Monnier.
voor haar jaren, te ouwelijk. Hemel, ze was
eigenlijk toch nog meer een kind, al had ze
van het leven weinig of niets genoten. Haar
jeugd was vreugdeloos voorbijgegaan in het
vereenzaamde ouderlijk huis, waar de ge
strenge vader den dagelij fcschen gang aan een
ijzeren regelmaat onderwierp, de beste waar
borg, naar zijn zeggen, voor de ingetogenheid
die het jonge meisje siert. En moeder och,
moeder verkeerde met haar devoot leven
zoo geheel en al in een andere wereld, dat ze
niet meer dan 't hoognoodige sprak en beter in
een klooster op haar plaats geweest zou zijn.
Bijna had Marie-Thérèse de verloving met den
even bejaarden als beroemden botanicus Buf-
fon als een bevrijding gevoeld, al was deze
dan ook van korten duur. Niet lang daarna
hadden vader en moeder de Ruffey een pas
sender schoonzoon gevonden, die den braven
Buffon in jaren verre overtrof; hij mocht dan
wel niet zoo beroemd zijn als de schrijver van
de „Histoire Naturelle", de zeventigjarige Mar
kies de Monnier, oud-president van de Reken
kamer, kon gerust welgesteld worden ge
noemd. Een brompot was het, een bemoeial,
die zich uitputte in grootvaderlijke vermanin
gen en de jaren van amoureuze galanterie,
zoo hij ze ooit had gekend, grondig vergeten
was. Achttien jaar was Marie-Thérèse toen ze
met den mummelende Markies in het huwelijk
trad en die schrikkelijke stille woning in Pon-
tarlier betrok, waar geen gast beneden den
zestigjarigen leeftijd den drempel overschreed.
O, die eindelooze avonden, dat eentonige voor
lezen van allerlei onbenulligheden; o, die
geestdoodende whistpartijen, waar ze nooit
het hoofd bij kon houden. Telkens weer
dwaalden haar gedachten af, leefde ze in het
rijk der verbeelding waar een jeugdige edel
man een gracieuzen voetval voor haar maakte
een libertinage, waaraan een ernstige te
rechtwijzing van den Markies, wat oplettender
te zijn bij het kaartspel, een bruusk einde
placht te maken.
De jeugdige edelman van haar droomen
Zou de gast van vanavond, voor wien zij, uit
pure behaagzucht, zoo zorgvuldig toilet had
gemaakt, op hem lijken? Dwaasheid, die
vraag! Dwaasheid, die spanning, waarmee ze
zijn komst tegemoet had gezien, al die dagen
al! Dwaasheid had ze niet de zonderlingste
verhalen van dien Gabriël-Honoré Riquetti,
graaf van Mirabeau hooren vertellen? Zou hij
waarlijk zoo leelijk zijn als men hem afschil
derde? Een waterhoofd; een dubbele rij tan
den, pokdalig toe maar, Marie-Thérèse
lachte zichzelf in den spiegel toe. Hij moest
bijna mooi van leelijkheid zijn, had men ge
spot.
En wat een verleden had meneer de graaf!
Een tikje zonderling waren alle Mirabeau's;
van het ©ogenblik af dat ze uit Italië de
Provence waren binnengekomen hadden zij
van zich doen spreken, als was het alleen
maar vanwege hun gemis aan uiterlijk
schoon: de eerste Adonis moest in het Mira-
beau-geslacht nog geboren worden. Maar
deze Gabriël-Honoré was, afgezien nog van
zijn caricaturaal uiterlijk, wel een héél bij
zonder exemplaar. Zijn vader, de beroemde
Physiocraat, had zooveel conflicten met het
hooghartige en eigenzinnige jongmensch ge
had, dat hij zoonlief ten einde raad elders
onderdak had gebracht en wel onder anderen
naam, omdat de eerwaardige econoom er wei
nig lust in had, de familienaam door het
slijk te laten sleuren. Nu, Pierre Buffière zoo
als Gabriël nu heette, bleek een uit
stekend stel hersens te bezittën. Hij leerde
vlot de moderne en klassieke talen, muntte
uit in de wis- en natuurkunde, musiceerde als
de beste, reed paard als een geboren ruiter en
ging door voor een meester op de floret.
Een avontuurlijk jongmensch.
ALS officier belette de militaire tucht hem
niet zich in belangrijke speelschulden bij
zijn meerderen te steken en de vrouw van zijn
kolonel een klein hofje te maken, waarbij hij
tot overmaat van ramp werd betraptIn
het Fort van Ré kreeg hij ruimschoots gele
genheid zijn zonden te overpeinzen. Kort na
zijn invrijheidsstelling vertrok hij als officier
naar Corsica en, mag men de geruchten ge-
looven, dan onderscheidde hij zich daar niet
minder dapper in den wapenstrijd als in de lief
de. Eindelijk meende vader Mirabeau hem m
genade te kunnen aannemen en aan het hof
te kunnen presenteeren. Een snaak vond men
hem, een dwaas, een pias, maar een man
van geest, wiens liefdesavonturen al gauw een
gansche chronique scandaleuse vormden en
een pikante gesprekstof opleverden.
Die Mirabeau, met z'n pokdalig water
hoofd, nu die heeft
De courtisanes gichelden al achter hun
waaiers!
Hebben de dames al gehoord, dat Mira
beau niet anders dan op een bed van rozen
bladeren wil slapen?
Mag ik u het laatste gerucht omtrent Mi-
rabeau vertellen? Hij heeft kennis gemaakt
met Emilie de Lovet u herinnert zich: één
van de rijkste erfdochters van het Fransche
Koninkrijk. Nu, Mirabeau moet gezegd heb
ben dat hij haar niet alleen het hoofd op hol
zal brengen, maar haar zal trouwen ook, al
was het alleen maar om al die knappe jonge
mannen, die om haar heenfladderen den loef
af te steken
't Was geen gerucht alleen, het was niet eens
grootspraak: in 1772 werd de bekoorlijke Emi
lie de Lovet Gravin de Mirabeau.
Het huwelijk leverde hem van alles op: een
zoon, talrijke schulden, veel huiselijke onmin,
maar niet den verwachten financieelen bij
stand van den schatrijken schoonvader, om
maar te zwijgen van geluk en vaderlijke beza
digdheid.
Dank zij het ijveren van vader Mirabeau
werd de losbol op koninklijk bevel verbannen
en intusschen ging de liefelijke Emilie haar
troost zoeken bij een van haar vroegere min
naars. Daarmee was deze liefdesverhouding
van Emilie en Gabriël tot Mirabeausche pro
porties teruggebracht. Zijn bloedeigen vader
noemt hem een prul, een verkwister, de onbe
tamelijkheid in persoon, die in staat is, dertig
mentors met de handen in het haar te doen
zitten, laat staan één ontactvollen vader!
Nu zit hij op aandringen van zijn vader
opnieuw wegens wangedrag gevangen, in
kasteel Joux. En vanavond vanavond zal hij
deelnemen aan het huiselijk feest der grijs
aards in de woning van den Markies de Mon
nier ter eere van de kroning van Lodewijk
XVI, Frankrijk's nieuwen koning. De Gouver
neur van Kasteel Joux, Saint-Marais, heeft
hem, begaan met het lot van dezen scherpzin-
nigen gevangene, dit voorrecht verleend. Van
avond zal Marie-Thérèse hem ontmoeten
Liefde op het eerste gezicht.
/Oabriel-Honoré Riquetti, graaf van Mira-
beau kwam, drukte niet alleen een gra-
cieuzen kus op de slanke hand van de Mar
kiezin de Monnier, maar zag haar daarbij
zoo diep in de oogen, dat het haar vreemd te
moede werd. Den ganschen avond lang kon
hij zijn oogen niet van haar afhouden en Ma
rie-Thérèse had na zijn afscheid heusch niet
weten te vertellen of hij waarlijk een pokdalig
waterhoofd had. Ze wist maar één ding: dat
ze hem lief had. En Gabriel, de viveur, de
don-Juan, die nog nooit de liefde anders be
schouwd had dan een pikant tijdverdrijf, be
sefte maar al te goed dat dit geen loszin
nige flirt meer was. Zooals één van zijn groot
ste tijdgenooten, zooals een Goethe, vluchtte
hij niet om zich aan z'n kerkerstraf te ont
trekken; hij vluchttevoor zichzelf. Hij
kende z'n onbeheerschtheid niets mocht en
zou dit reine beeld, dat hem bij al z'n denken
en doen voor den geest stond, ontheiligen.
Mirabeau vluchtte over de Zwitsersche grens.
Maar hij was nu eenmaal een geboren roman
ticus en verdroeg de gedachte, zooveel mijlen
van zijn Vrouwe gescheiden te zijn, niet lang.
Vrijwillig meldde hij zich bij het Kasteel Joux
aan: de gevangenisdeuren sloten zich opnieuw
achter hem. De bewaking werd zelfs ver
scherpt, geen enkele concessie meer verleend.
Och, het baatte niet veel: op een goeden dag
was de vogel toch gevlogen.
Mirabeau scheen een ander mensch gewor
den; terwille van Sophie, zooals hij de Mar
kiezin noemde, is hij tot alles bereid. Geen of
fer is hem te zwaar, als hij haar gelukkig kan
maken. Hij wil zich zelfs met zijn vrouw her
eenigen om aan Sophie's „huwelijksgeluk" niet
in den weg te staan; hij is bereid de wapenrok
opnieuw aan te trekken en zich dien waardig
te toonen
Er mag door al die goede voornemens ge
troffen zijn wie er wil, niet vader Mirabeau,
nog minder Sophie's moeder, die bij de ma
gistratuur aandringt op onmiddellijke arresta
tie van den „verleider".
Moedig, misschien ook listig, meldt hij zich
zelf aan. Maar de Graaf de Changey, de ma
gistraat, is een fijngevoelig man, die door het
welsprekend relaas van dezen avonturier en
minnaar zoozeer getroffen is, dat hij Gabriël
zijn vrijheid hergeeft, alles behalve naar den
zin van vader Mirabeau, op wiens verzoek ver
schillende speurders naar de Provence trek
ken, om het wild op te vangen. Vijf maanden
lang duurt de achtervolging; met een virtuo
siteit, een beroepsmisdadiger waardig, weet
Gabriël de politie telkens tusschen de vingers
door te glippen. Het zou bijna een sportieve
bezigheid voor Mirabeau geworden zijn, was
het niet, dat de brieven, die hij van zijn So
phie ontving, hem eiken dag van scheiding tot
een kwelling maakte. Alles wilde Sophie offe
ren: haar welstand, haar rust, haar naam
in ballingschap droomt ze gelukkig te zijn. Ze
is bereid winkeljuffrouw te worden of gouver
nante het doet er niet toe, wat als ze
haar leven maar deelen mag met den man.
dien haar eerste groote liefde geldt: Mirabeau.
„Gabriël of de dood" dat heeft ze geschre
ven; en het mag pathetisch klinken. Sophie
is er de vrouw naar, haar woord gestand te
doen. Het wordt Mirabeau te machtig; in
allerijl trekt hij naar Pontarlier, op gevaar af
opnieuw in arrest gesteld te worden.
De vlucht.
1|T) OMANESK is het ontvluchtingsplan: de
colporteur in zijden stoffen, die als ge
heime bode Sophie de plaats van een rendez
vous mededeelt; de klimpartij over den tuin
muur in mannenkleeren; de weg naar den
molen; het teeken met den witten zakdoek
En dan, den volgenden nacht, de vlucht: het
gezadelde paard staat klaar achter den tuin
muur en in vliegenden galop gaat het de
Zwitsersche grens en Gabriël tegemoet. Ein
delijk dan: vereenigd en in veiligheid. Sophie
en Gabriël begeven zich op w^g naar Holland.
Onder den naam van Graaf en Gravin Saint-
Mathieu vinden ze in Amsterdam eerst on
derdak bij den kleermaker Lequesne in de
Kalverstraat, dan in een schamele woning in
de Sint-Luciënsteeg. Wel is de strijd om het
bestaan hard en zenuwsloopendhij schrijft
en vertaalt voor verschillende uitgevers tegen
een hongerloon; zij geeft Italiaansche les.
Maar al is na elk deurwaardersbezoek de in
boedel nóg wat armoediger, wat doet het er
toe? Ze zijn gelukkig, de bannelingen: het
zijn hun onvergetelijkste levensmomenten die
ze hier beleven.
Nog niet eens een jaar duurt dit ongestoord
geluk. De Markies de Monnier heeft niet stil
gezeten, de gouverneur van Kasteel Joux.
Graaf Saint-Marais evenmin. 1-Iun prooi zal
hun niet ontgaan, daarover zijn zij het roerend
eens. In 1777 hebben zij een vonnis weten te
verkrijgen, waarbij Gabriël-Honoré de Riquet
ti, graaf van Mirabeau. schuldig bevonden
aan schaking en verleiding, veroordeeld wordt
tot onthoofding in effigie, vijf ponden geld
boete en 40.000 ponden schadevergoeding aan
den Markies de Monnier. En Sophie?
Kaalgeschoren in het tuchthuis.
<S OPHIE wordt van al haar rechten verval
len verklaard, veroordeeld tot een geld
boete van 10 gouden Louis en bovendien zal
zij, kaalgeschoren en gebrandmerkt, levens
lang worden ingesloten in een tuchthuis.
Het gerucht is doorgedrongen tot Amster
dam; Sophie en Gabriël weten nu, wat hun
boven het hoofd hangt. In de uren van een
zaamheid, als Mirabeau naar Rotterdam is
voor besprekingen over nieuwe vertalingen,
schrikt Sophie bij elk geluid op. Zij heeft een
opiumfleschje in haar reticule - neen - levend
zullen de hyena's van haar geluk haar niet in
handen krijgen. Zij stellen elkander gerust:
hier. in het veilige Holland, behoeven zij niets
te vreezen
Kort daarop is het onvermijdelijke toch ge
schied: De graaf en gravin Saint-Mathieu
worden gevankelijk naar Frankrijk terugge
voerd.
Als
eens
Abélard en Héloise.
OPHIE schrijft van haar tuchthuis uit,
13 temidden van het liederlijkste gezelschap:
half-waanzinnigen en deernen, vrouwen van
soldaten en matrozen, brieven aan Gabriël; ze
schrijft ze nóg als ze is overgebracht naar het
klooster Sainte-Claire in Gien. Zooals eens
Heloïse stort ze haar overvol hart uit in in
nige, onstuimige en bespiegelende brieven. En
Mirabeu antwoord als een ware Abélard: vol
teederheid voor de aanstaande moeder, vol
vadertrots voor het dochtertje, dat daarginds
in gevangenschap geboren is; maar ook vol
levensernst over godsdienstige en filosofische
problemen, over politiek en moraal. Hij be
seft niet eens, dat zijn „Lettres a Sophie"
alleen al zijn naam onsterfelijk zouden ma
ken, ook al was de volkstribuun, wiens wel
sprekendheid aan de gedachten der Fransche
Revolutie zoo merkwaardig uitdrukking zou
geven, nooit in hem geboren was.
Na een korte periode van vrijheid schrijft
Mirabeau in zijn cel ijverig aan zijn „Mémoi
res Apologétigues"; ze groeien aan tot een
EISCH VOOR UW GELD HET
„ALLERBESTE"! EN IN T BIJ
ZONDER BIJ T BESTELLEN VAN
UW BRANDSTOFFEN DAT IS
EEN REDELIJKE EISCH.
DOCH GEEF UW OPDRACHTEN
AAN EEN FIRMA.... WELKE
REEDS BIJ VOORBAAT AAN
DIEN EISCH VOLDAAN
HEEFT
(Adv. Ingez. Med.)
E. Raedt-de Canter. De vreemde
ling m uwe poorten. Utrecht.
A. W. Bruna's U. M.
Het is misschien niet prettig voor een
schrijfster zoo vaak aan een prachtig debuut
herinnerd te worden, maar ik vrees, dat er,
met mij, meerderen zullen zijn, die na de
lezing van dezen nieuwen roman een beetje
teleurgesteld aan „Internaat" en „Huwelijk"
van dezelfde terugdenken. Evenmin is het
:emakkelijk de oorzaak dier teleurstelling nu
eens precies te omschrijven, want ook dit
jongste werk, waaraan zij gedurende vier ja
ren haar arbeid gaf, bevat litterair zeer
mooie fragmenten en zielkundig hoogst in
teressante episoden.
„Dit is de geschiedenis van het vreemde
geslacht, dat zichzelf vernieuwde en herstel
de door ziekte en verwording, door zwakheid
en verkommering heen. De laatste loten wa
ren immuun geworden voor veel kwaad, "oor
alle deze oude kwalen. Voor het leven zelf
misschien ook. Wellicht waren zij er sterker
door, wellicht wijzer, mogelijk minder natuur
lijk en minder vanzelfsprekend gelukkig.
Maar zij hadden het leven nochtans zeer lief,
zoo lief, dat zij er hun hartebloed voor veil
hadden. En hij, die bereid is zichzelf te
offeren voor dat gene wat hem liever is dan
zichzelf, heeft het recht veroverd zich
mensch te noemen."
Aldus heeft de schrijfster het noodig ge
oordeeld aan het slot van haar verhaal haar
bedoeling te omschrijven. Zij heeft misschien
reeds gevreesd dat men haar geschiedenis
ietwat los en onsamenhangend zou vinden,
dat men den rooden draad die door het ge
slacht loopt, onvoldoende strak gespannen
zou achten en ze heeft er daarom nog maar
een schepje wijsgeerigheid over uitgestrooid.
En zelfs daarin een vaagheid en een -gemak
kelijke aantastbaarheid bloot gegeven, die
even vreemd zijn als het geslacht waarvan
de geschiedenis beschreven wordt. Het here
ditair heiast zijn eener familie die kun
stenaars, dronkelappen en straatmeisjes op
levert kan natuurlijk voor een schrijver het
object zijn voor een in kunst omgezette vi
sie op zoo'n geval en fragmentarisch is die
dan hier ook wel aanwezig. Doch het wil den
lezer voorkomen dat de opbouw der episoden,
die de verschillende generaties vertegenwoor
digen, meer „steenen zetten,, dan „bouwen"
is. Juist voor degenen, voor wie dit boek ge
schreven werd en van wie verwacht wordt dat
zij „de gave der ontvankelijkheid nog be
zitten" zou een constructie op breeder basis,
een meer overzichtelijke aandachtsbepaling,
allicht verkieslijker zijn geweest en tot ga
ver resultaat geleid hebben. Ons komt het
daarom voor dat dit boek te weinig een
éénheid werd, meer „gemaakt" dan bij de
gratie ontvangen werd, wat echter niet weg
neemt dat een interessante stof op zeer in
telligente manier is aangevat en sommige
gedeelten den beangstigend-scherpen kijk op
het leven, die de schrijfster van „Internaat"
ongetwijfeld bezit, op de ouderwetsche wijze
van haar eersteling recht doen. Of aan de
toevoeging van een vooropgestelde strek
king voordeel wordt aangebracht, mag in dit
geval onzeker geacht worden. De titels dezer
zeven hoofdstukken omsluieren het gevaar
der nutteiooze zwaar-op-de-handschheid; de
vlijmscherpe détailteekening ontkent telkens
weer de aanwezigheid dier slaapverwek
kende eigenschap, Zoo werd De Vreemdeling
een boek waarmee men niet onvoorwaardelijk
zal ingenomen zijn en het toch willen lezen,
omdat het vermoedelijk een phase in de
ontwikkeling der overigens belangwekkende
schrijfster zal beduiden.
Vlaanderen roept. Een bundel
novellen, schetsen, verzen en arti
kelen van twee dozijn Vlaamsche
auteurs. Baarn, Bosch en Keu-
ning.
De roerige uitgeversfirma te Baarn heeft
den laatsten tijd aan haar fonds een nieuwe
specialiteit toegevoegd: royaal uitgevoerde
kwarto-deelen, meestal als ook dit met
prachtige foto's geïllusteerd, gevuld met
allerhande, van puikbeste qualiteit, met één
thema als onderwerp waarop alle bijdragen
oehooren te slaan en dan, fraai gebonden,
uitermate geschikt voor een positie op de
salontafel of bruikbaar als geschenk bij jaar
en vier dagen. Schriel zijn ze niet die Baarn-
sche heerenals of het in dezen tijd
geen geld kost, zoo kleeden zij hun luxe
uitgaven aan en winnen er denkelijk ook wel
belangstelling voor. Een enkele maal is de
aankleeding buiten verhouding tot den in
houd fraai, als bij de Beatrix-jubelzangen
van Martien Beversluis, doch waar Baarn
buurvrouw van Soestdijk is, viel die uitbun
digheid zelfs te waardeeren.
Dit Vlaamsche album is bescheidener,
maar op den duur verkieslijker. Wie het land
onzer buren met vreugde bezocht zal er op
gewekte herinneringen door beleven, wie de
Vlaamsche schrijvers las zal er oude en nieu
we kennnissen aantreffen en van veel wordt
er verteld waaraan de oppervlakkige tourist
voorbijgaat en dat toch wetenswaard is. Dat
alles wordt verlucht met een dertigtal mooie
foto's van steden en landsschoon. Bijna een
volledige Vlaamsche kunsthistorie geeft Er-
nest van der Hallen, over de psychologie van
den Gentenaar vertelt Berten Sn ij er. Weet ge
hoe het met het Protestantisme in Vlaanderen
staat? W. A. van Griethuysen vertelt er u
over.
Zeeuwsch Vlaanderen, Limburg, Vlaamsch-
Brabant, al deze gewesten vinden hun enthou
siaste beschrijvers en bezingen in den bun
del, waarvan toch nog de hoofdschotel door de
litteratoren wordt bereid. En onder hen vin
den wij Jan Eekhout en De Pillecijn, Streu-
vels en Walschap. Maar ook hier
minder-bekenden als Jozef Simons, Herman
de Cat. Staf Weyts, Lode van Krinkelen wor
den u voorgesteld. Voor de vrienden van
Vlaanderen (en uw verslaggever behoort er
toe) een boek om te bezitten.
J.H. DE BOIS.
10 - 8 - 6 ct.
GEEN PUNT AFSNIJDEN
TREKKEN ZEER LICHT
ENMEN VOORKOMT BREUK
IVHtFlUfWHigngSI
(Adv. ingez. Med.)
lijvig en indrukwekkend pleidooi, waarmee hij
straks zijn rechters zal overrompelen
Mirabeau spreektin de rechtszaal
heerscht een plechtige stilte: men luistert
ademloos, de rechters zijn zichtbaar ontroerd:
dat is niet alleen 'n onovertroffen pleitrede, 't
is een stuk rhetorica. voorgedragen met een
gloed en overtuigingskracht, als men zelden
of nooit in de rechtzaal hoorde. Nauwelijks is
het laatste woord weggestorven, of een dave
rend applaus breekt los. Mirabeau heeft zijn
redenaarssucces behaald. „Vrijgesproken",
luidt het vonnis.
Staat nu nog iets aan het liefdesgeluk van
Gabriël en z'n Sophie in den weg? Neen. niets
meer! En dat dat is juist het noodlot van
d£ onstuimige liefdeEr valt niets meer
te veroveren, het huwelijkstafereel kan zich
gaan ontrollen langs de banen der burgerlijke
traditieEn dat is het einde van deze liefde.
Sophie heeft zich teruggetrokken in Gien.
Madame de Malleroy luidt nu haar naam
En in stilte hunkert ze ernaar, binnenkort
Madame de Poterat te heeten. Ze heeft kennis
gemaakt met een jong en bescheiden edel
man. Hij heeft géén waterhoofd, géén pok
dalig uiterlijk, géén dubbele rij tanden hij
is knap, onbeduidend en van onbesproken
gedrag.
Mirabeu verliet de tribune oixder oorverdoo-
vende ovaties, toen de Abbé Vallet hem staan
de hield en hem een briefje overhandigde.
Mirabeu las en herlas.- werd daarbij lijkbleek,
maakte zich uit de voeten en was drie dagen
lang onvindbaiar. Marie-Thérèse de Monnier,
ij n Sophie, had zelfmoord gepleegd. Even
voor de voltrekking van haar huwelijk met den
edelman de Poterat, was de aanstaande echt
genoot plots overleden. Smartelijk getroffen
was Sophie op 't lijk ineengezonken. En den
zelfden nacht beroofde zij zich door verstik
king van het leven. Zoo eindigde het bewogen
leven van Sophie de Monnier
C. J. E. DINAUX.
Oefening 177 is een springoefening, waar we
deze week mee beginnen. Staande op één
been, wordt het andere ver naar achteren
gekruist, zonder dat die voet aan den grond
komt. Nu even oppassen, dat u het evenwicht
niet verliest; dan wordt het gekruiste been
krachtig zijwaarts geslingerd. Tegelijk ma
ken we een zijwaartschen sprong. Om het
nog even duidelijker te zeggen: als u be
gonnen bent met het linker been te kruisen
komt u na den sprong ook op het linker been
neer. Van deze eenvoudige oefening is nog
vrij veel te maken. Het is namelijk de be
doeling, dezen sprong groot te maken, niet
zoozeer door een harden afzet, maai- vooral
door een krachtig opslingeren van het ge
kruiste been. Dit kunt u bereiken door vlak
voor het moment van springen den romp
omlaag te brengen. Probeert u deze oefening
ook een links en rechts achter elkaar in
een bepaalde maat, bijvoorbeeld drie tellen
huppen na het neerkomen, zoodat u in dien
tijd gelegenheid hebt het andere been naar
achteren te kruisen.
Oefening 178 is alleen maar een kracht
oefening. Mits niet overdreven, kan het geen
kwaad en enkele maal zoo'n oefening in te
lasschen. We beginnen in ligsteun; (dat is
steunend op handen en voeten, waarbij het
lichaam een rechte lijn vormt) de handen
beschrijven een grooten kring, waarbij de
voeten het middelpunt van den cirkel vor
men.
Oefening 179 is weer eens een voor twee
personen, die staande met de ruggen tegen
elkaar beginnen. De armen worden stevig in
elkaar gehaakt, waarna een van beiden lang
zaam voorover buigt. De ander komt daardoor
op zijn rug te hangen. Dezen stand even vol
houden, waarbij de „bovenman" het zich
nog wat moeilijker kan maken door de bee-
nen gestrekt omhoog te tillen.
(7ef
Voox evenwichtige menschen volgt dan nog
Oefening 180.
Liggend op de knieën wordt één been naar
voren gestrekt, zonder den grond te raken
Als u in dezen stand het evenwicht kunt be
waren, moet u eens langzaam het boven
lichaam achterover buigen. Maar dat valt
niet mee!
JULES KAMMEIJER,
Leeraar Lich Opv. M. O,