REDELIJKE EISCH Ui BREEMINI ZONDERLINGE LEVENS .lift Fit! SOPHIE DE MONNIER. HET MERK VAN VERTROUWEN VAN HAARLEM HEEMSTEDE Litteraire Kantteekeningen. ZATERDAG 26 FEBRUARI 1938 HAAREEM'S DAGBEAD Een liefde in ballingschap. ARIE-THéRèSE had den deurknop al in de hand om zich naar den sa lon te haasten, waar de gasten niet lang meer op zich zouden doen wachten, toen ze zich bedacht en terugtrad. Nog een laatsten blik wilde ze in den spiegel werpen, een allerlaatsten. Inderdaad, de fraaie zijden robe viel onberispelijk en M. Legrand, de kapper, had dezen avond al een bijzonder gelukkige hand gehad, dat moest ze toegeven. En terwijl ze de wuivende struisveer streelend herschikte, zag ze zichzelf in de oogen, in de bruine droeve van het spiegelbeeld, die haar 59x>iiSverend aankeken. Te ernstig waren ze Sophie-de Monnier. voor haar jaren, te ouwelijk. Hemel, ze was eigenlijk toch nog meer een kind, al had ze van het leven weinig of niets genoten. Haar jeugd was vreugdeloos voorbijgegaan in het vereenzaamde ouderlijk huis, waar de ge strenge vader den dagelij fcschen gang aan een ijzeren regelmaat onderwierp, de beste waar borg, naar zijn zeggen, voor de ingetogenheid die het jonge meisje siert. En moeder och, moeder verkeerde met haar devoot leven zoo geheel en al in een andere wereld, dat ze niet meer dan 't hoognoodige sprak en beter in een klooster op haar plaats geweest zou zijn. Bijna had Marie-Thérèse de verloving met den even bejaarden als beroemden botanicus Buf- fon als een bevrijding gevoeld, al was deze dan ook van korten duur. Niet lang daarna hadden vader en moeder de Ruffey een pas sender schoonzoon gevonden, die den braven Buffon in jaren verre overtrof; hij mocht dan wel niet zoo beroemd zijn als de schrijver van de „Histoire Naturelle", de zeventigjarige Mar kies de Monnier, oud-president van de Reken kamer, kon gerust welgesteld worden ge noemd. Een brompot was het, een bemoeial, die zich uitputte in grootvaderlijke vermanin gen en de jaren van amoureuze galanterie, zoo hij ze ooit had gekend, grondig vergeten was. Achttien jaar was Marie-Thérèse toen ze met den mummelende Markies in het huwelijk trad en die schrikkelijke stille woning in Pon- tarlier betrok, waar geen gast beneden den zestigjarigen leeftijd den drempel overschreed. O, die eindelooze avonden, dat eentonige voor lezen van allerlei onbenulligheden; o, die geestdoodende whistpartijen, waar ze nooit het hoofd bij kon houden. Telkens weer dwaalden haar gedachten af, leefde ze in het rijk der verbeelding waar een jeugdige edel man een gracieuzen voetval voor haar maakte een libertinage, waaraan een ernstige te rechtwijzing van den Markies, wat oplettender te zijn bij het kaartspel, een bruusk einde placht te maken. De jeugdige edelman van haar droomen Zou de gast van vanavond, voor wien zij, uit pure behaagzucht, zoo zorgvuldig toilet had gemaakt, op hem lijken? Dwaasheid, die vraag! Dwaasheid, die spanning, waarmee ze zijn komst tegemoet had gezien, al die dagen al! Dwaasheid had ze niet de zonderlingste verhalen van dien Gabriël-Honoré Riquetti, graaf van Mirabeau hooren vertellen? Zou hij waarlijk zoo leelijk zijn als men hem afschil derde? Een waterhoofd; een dubbele rij tan den, pokdalig toe maar, Marie-Thérèse lachte zichzelf in den spiegel toe. Hij moest bijna mooi van leelijkheid zijn, had men ge spot. En wat een verleden had meneer de graaf! Een tikje zonderling waren alle Mirabeau's; van het ©ogenblik af dat ze uit Italië de Provence waren binnengekomen hadden zij van zich doen spreken, als was het alleen maar vanwege hun gemis aan uiterlijk schoon: de eerste Adonis moest in het Mira- beau-geslacht nog geboren worden. Maar deze Gabriël-Honoré was, afgezien nog van zijn caricaturaal uiterlijk, wel een héél bij zonder exemplaar. Zijn vader, de beroemde Physiocraat, had zooveel conflicten met het hooghartige en eigenzinnige jongmensch ge had, dat hij zoonlief ten einde raad elders onderdak had gebracht en wel onder anderen naam, omdat de eerwaardige econoom er wei nig lust in had, de familienaam door het slijk te laten sleuren. Nu, Pierre Buffière zoo als Gabriël nu heette, bleek een uit stekend stel hersens te bezittën. Hij leerde vlot de moderne en klassieke talen, muntte uit in de wis- en natuurkunde, musiceerde als de beste, reed paard als een geboren ruiter en ging door voor een meester op de floret. Een avontuurlijk jongmensch. ALS officier belette de militaire tucht hem niet zich in belangrijke speelschulden bij zijn meerderen te steken en de vrouw van zijn kolonel een klein hofje te maken, waarbij hij tot overmaat van ramp werd betraptIn het Fort van Ré kreeg hij ruimschoots gele genheid zijn zonden te overpeinzen. Kort na zijn invrijheidsstelling vertrok hij als officier naar Corsica en, mag men de geruchten ge- looven, dan onderscheidde hij zich daar niet minder dapper in den wapenstrijd als in de lief de. Eindelijk meende vader Mirabeau hem m genade te kunnen aannemen en aan het hof te kunnen presenteeren. Een snaak vond men hem, een dwaas, een pias, maar een man van geest, wiens liefdesavonturen al gauw een gansche chronique scandaleuse vormden en een pikante gesprekstof opleverden. Die Mirabeau, met z'n pokdalig water hoofd, nu die heeft De courtisanes gichelden al achter hun waaiers! Hebben de dames al gehoord, dat Mira beau niet anders dan op een bed van rozen bladeren wil slapen? Mag ik u het laatste gerucht omtrent Mi- rabeau vertellen? Hij heeft kennis gemaakt met Emilie de Lovet u herinnert zich: één van de rijkste erfdochters van het Fransche Koninkrijk. Nu, Mirabeau moet gezegd heb ben dat hij haar niet alleen het hoofd op hol zal brengen, maar haar zal trouwen ook, al was het alleen maar om al die knappe jonge mannen, die om haar heenfladderen den loef af te steken 't Was geen gerucht alleen, het was niet eens grootspraak: in 1772 werd de bekoorlijke Emi lie de Lovet Gravin de Mirabeau. Het huwelijk leverde hem van alles op: een zoon, talrijke schulden, veel huiselijke onmin, maar niet den verwachten financieelen bij stand van den schatrijken schoonvader, om maar te zwijgen van geluk en vaderlijke beza digdheid. Dank zij het ijveren van vader Mirabeau werd de losbol op koninklijk bevel verbannen en intusschen ging de liefelijke Emilie haar troost zoeken bij een van haar vroegere min naars. Daarmee was deze liefdesverhouding van Emilie en Gabriël tot Mirabeausche pro porties teruggebracht. Zijn bloedeigen vader noemt hem een prul, een verkwister, de onbe tamelijkheid in persoon, die in staat is, dertig mentors met de handen in het haar te doen zitten, laat staan één ontactvollen vader! Nu zit hij op aandringen van zijn vader opnieuw wegens wangedrag gevangen, in kasteel Joux. En vanavond vanavond zal hij deelnemen aan het huiselijk feest der grijs aards in de woning van den Markies de Mon nier ter eere van de kroning van Lodewijk XVI, Frankrijk's nieuwen koning. De Gouver neur van Kasteel Joux, Saint-Marais, heeft hem, begaan met het lot van dezen scherpzin- nigen gevangene, dit voorrecht verleend. Van avond zal Marie-Thérèse hem ontmoeten Liefde op het eerste gezicht. /Oabriel-Honoré Riquetti, graaf van Mira- beau kwam, drukte niet alleen een gra- cieuzen kus op de slanke hand van de Mar kiezin de Monnier, maar zag haar daarbij zoo diep in de oogen, dat het haar vreemd te moede werd. Den ganschen avond lang kon hij zijn oogen niet van haar afhouden en Ma rie-Thérèse had na zijn afscheid heusch niet weten te vertellen of hij waarlijk een pokdalig waterhoofd had. Ze wist maar één ding: dat ze hem lief had. En Gabriel, de viveur, de don-Juan, die nog nooit de liefde anders be schouwd had dan een pikant tijdverdrijf, be sefte maar al te goed dat dit geen loszin nige flirt meer was. Zooals één van zijn groot ste tijdgenooten, zooals een Goethe, vluchtte hij niet om zich aan z'n kerkerstraf te ont trekken; hij vluchttevoor zichzelf. Hij kende z'n onbeheerschtheid niets mocht en zou dit reine beeld, dat hem bij al z'n denken en doen voor den geest stond, ontheiligen. Mirabeau vluchtte over de Zwitsersche grens. Maar hij was nu eenmaal een geboren roman ticus en verdroeg de gedachte, zooveel mijlen van zijn Vrouwe gescheiden te zijn, niet lang. Vrijwillig meldde hij zich bij het Kasteel Joux aan: de gevangenisdeuren sloten zich opnieuw achter hem. De bewaking werd zelfs ver scherpt, geen enkele concessie meer verleend. Och, het baatte niet veel: op een goeden dag was de vogel toch gevlogen. Mirabeau scheen een ander mensch gewor den; terwille van Sophie, zooals hij de Mar kiezin noemde, is hij tot alles bereid. Geen of fer is hem te zwaar, als hij haar gelukkig kan maken. Hij wil zich zelfs met zijn vrouw her eenigen om aan Sophie's „huwelijksgeluk" niet in den weg te staan; hij is bereid de wapenrok opnieuw aan te trekken en zich dien waardig te toonen Er mag door al die goede voornemens ge troffen zijn wie er wil, niet vader Mirabeau, nog minder Sophie's moeder, die bij de ma gistratuur aandringt op onmiddellijke arresta tie van den „verleider". Moedig, misschien ook listig, meldt hij zich zelf aan. Maar de Graaf de Changey, de ma gistraat, is een fijngevoelig man, die door het welsprekend relaas van dezen avonturier en minnaar zoozeer getroffen is, dat hij Gabriël zijn vrijheid hergeeft, alles behalve naar den zin van vader Mirabeau, op wiens verzoek ver schillende speurders naar de Provence trek ken, om het wild op te vangen. Vijf maanden lang duurt de achtervolging; met een virtuo siteit, een beroepsmisdadiger waardig, weet Gabriël de politie telkens tusschen de vingers door te glippen. Het zou bijna een sportieve bezigheid voor Mirabeau geworden zijn, was het niet, dat de brieven, die hij van zijn So phie ontving, hem eiken dag van scheiding tot een kwelling maakte. Alles wilde Sophie offe ren: haar welstand, haar rust, haar naam in ballingschap droomt ze gelukkig te zijn. Ze is bereid winkeljuffrouw te worden of gouver nante het doet er niet toe, wat als ze haar leven maar deelen mag met den man. dien haar eerste groote liefde geldt: Mirabeau. „Gabriël of de dood" dat heeft ze geschre ven; en het mag pathetisch klinken. Sophie is er de vrouw naar, haar woord gestand te doen. Het wordt Mirabeau te machtig; in allerijl trekt hij naar Pontarlier, op gevaar af opnieuw in arrest gesteld te worden. De vlucht. 1|T) OMANESK is het ontvluchtingsplan: de colporteur in zijden stoffen, die als ge heime bode Sophie de plaats van een rendez vous mededeelt; de klimpartij over den tuin muur in mannenkleeren; de weg naar den molen; het teeken met den witten zakdoek En dan, den volgenden nacht, de vlucht: het gezadelde paard staat klaar achter den tuin muur en in vliegenden galop gaat het de Zwitsersche grens en Gabriël tegemoet. Ein delijk dan: vereenigd en in veiligheid. Sophie en Gabriël begeven zich op w^g naar Holland. Onder den naam van Graaf en Gravin Saint- Mathieu vinden ze in Amsterdam eerst on derdak bij den kleermaker Lequesne in de Kalverstraat, dan in een schamele woning in de Sint-Luciënsteeg. Wel is de strijd om het bestaan hard en zenuwsloopendhij schrijft en vertaalt voor verschillende uitgevers tegen een hongerloon; zij geeft Italiaansche les. Maar al is na elk deurwaardersbezoek de in boedel nóg wat armoediger, wat doet het er toe? Ze zijn gelukkig, de bannelingen: het zijn hun onvergetelijkste levensmomenten die ze hier beleven. Nog niet eens een jaar duurt dit ongestoord geluk. De Markies de Monnier heeft niet stil gezeten, de gouverneur van Kasteel Joux. Graaf Saint-Marais evenmin. 1-Iun prooi zal hun niet ontgaan, daarover zijn zij het roerend eens. In 1777 hebben zij een vonnis weten te verkrijgen, waarbij Gabriël-Honoré de Riquet ti, graaf van Mirabeau. schuldig bevonden aan schaking en verleiding, veroordeeld wordt tot onthoofding in effigie, vijf ponden geld boete en 40.000 ponden schadevergoeding aan den Markies de Monnier. En Sophie? Kaalgeschoren in het tuchthuis. <S OPHIE wordt van al haar rechten verval len verklaard, veroordeeld tot een geld boete van 10 gouden Louis en bovendien zal zij, kaalgeschoren en gebrandmerkt, levens lang worden ingesloten in een tuchthuis. Het gerucht is doorgedrongen tot Amster dam; Sophie en Gabriël weten nu, wat hun boven het hoofd hangt. In de uren van een zaamheid, als Mirabeau naar Rotterdam is voor besprekingen over nieuwe vertalingen, schrikt Sophie bij elk geluid op. Zij heeft een opiumfleschje in haar reticule - neen - levend zullen de hyena's van haar geluk haar niet in handen krijgen. Zij stellen elkander gerust: hier. in het veilige Holland, behoeven zij niets te vreezen Kort daarop is het onvermijdelijke toch ge schied: De graaf en gravin Saint-Mathieu worden gevankelijk naar Frankrijk terugge voerd. Als eens Abélard en Héloise. OPHIE schrijft van haar tuchthuis uit, 13 temidden van het liederlijkste gezelschap: half-waanzinnigen en deernen, vrouwen van soldaten en matrozen, brieven aan Gabriël; ze schrijft ze nóg als ze is overgebracht naar het klooster Sainte-Claire in Gien. Zooals eens Heloïse stort ze haar overvol hart uit in in nige, onstuimige en bespiegelende brieven. En Mirabeu antwoord als een ware Abélard: vol teederheid voor de aanstaande moeder, vol vadertrots voor het dochtertje, dat daarginds in gevangenschap geboren is; maar ook vol levensernst over godsdienstige en filosofische problemen, over politiek en moraal. Hij be seft niet eens, dat zijn „Lettres a Sophie" alleen al zijn naam onsterfelijk zouden ma ken, ook al was de volkstribuun, wiens wel sprekendheid aan de gedachten der Fransche Revolutie zoo merkwaardig uitdrukking zou geven, nooit in hem geboren was. Na een korte periode van vrijheid schrijft Mirabeau in zijn cel ijverig aan zijn „Mémoi res Apologétigues"; ze groeien aan tot een EISCH VOOR UW GELD HET „ALLERBESTE"! EN IN T BIJ ZONDER BIJ T BESTELLEN VAN UW BRANDSTOFFEN DAT IS EEN REDELIJKE EISCH. DOCH GEEF UW OPDRACHTEN AAN EEN FIRMA.... WELKE REEDS BIJ VOORBAAT AAN DIEN EISCH VOLDAAN HEEFT (Adv. Ingez. Med.) E. Raedt-de Canter. De vreemde ling m uwe poorten. Utrecht. A. W. Bruna's U. M. Het is misschien niet prettig voor een schrijfster zoo vaak aan een prachtig debuut herinnerd te worden, maar ik vrees, dat er, met mij, meerderen zullen zijn, die na de lezing van dezen nieuwen roman een beetje teleurgesteld aan „Internaat" en „Huwelijk" van dezelfde terugdenken. Evenmin is het :emakkelijk de oorzaak dier teleurstelling nu eens precies te omschrijven, want ook dit jongste werk, waaraan zij gedurende vier ja ren haar arbeid gaf, bevat litterair zeer mooie fragmenten en zielkundig hoogst in teressante episoden. „Dit is de geschiedenis van het vreemde geslacht, dat zichzelf vernieuwde en herstel de door ziekte en verwording, door zwakheid en verkommering heen. De laatste loten wa ren immuun geworden voor veel kwaad, "oor alle deze oude kwalen. Voor het leven zelf misschien ook. Wellicht waren zij er sterker door, wellicht wijzer, mogelijk minder natuur lijk en minder vanzelfsprekend gelukkig. Maar zij hadden het leven nochtans zeer lief, zoo lief, dat zij er hun hartebloed voor veil hadden. En hij, die bereid is zichzelf te offeren voor dat gene wat hem liever is dan zichzelf, heeft het recht veroverd zich mensch te noemen." Aldus heeft de schrijfster het noodig ge oordeeld aan het slot van haar verhaal haar bedoeling te omschrijven. Zij heeft misschien reeds gevreesd dat men haar geschiedenis ietwat los en onsamenhangend zou vinden, dat men den rooden draad die door het ge slacht loopt, onvoldoende strak gespannen zou achten en ze heeft er daarom nog maar een schepje wijsgeerigheid over uitgestrooid. En zelfs daarin een vaagheid en een -gemak kelijke aantastbaarheid bloot gegeven, die even vreemd zijn als het geslacht waarvan de geschiedenis beschreven wordt. Het here ditair heiast zijn eener familie die kun stenaars, dronkelappen en straatmeisjes op levert kan natuurlijk voor een schrijver het object zijn voor een in kunst omgezette vi sie op zoo'n geval en fragmentarisch is die dan hier ook wel aanwezig. Doch het wil den lezer voorkomen dat de opbouw der episoden, die de verschillende generaties vertegenwoor digen, meer „steenen zetten,, dan „bouwen" is. Juist voor degenen, voor wie dit boek ge schreven werd en van wie verwacht wordt dat zij „de gave der ontvankelijkheid nog be zitten" zou een constructie op breeder basis, een meer overzichtelijke aandachtsbepaling, allicht verkieslijker zijn geweest en tot ga ver resultaat geleid hebben. Ons komt het daarom voor dat dit boek te weinig een éénheid werd, meer „gemaakt" dan bij de gratie ontvangen werd, wat echter niet weg neemt dat een interessante stof op zeer in telligente manier is aangevat en sommige gedeelten den beangstigend-scherpen kijk op het leven, die de schrijfster van „Internaat" ongetwijfeld bezit, op de ouderwetsche wijze van haar eersteling recht doen. Of aan de toevoeging van een vooropgestelde strek king voordeel wordt aangebracht, mag in dit geval onzeker geacht worden. De titels dezer zeven hoofdstukken omsluieren het gevaar der nutteiooze zwaar-op-de-handschheid; de vlijmscherpe détailteekening ontkent telkens weer de aanwezigheid dier slaapverwek kende eigenschap, Zoo werd De Vreemdeling een boek waarmee men niet onvoorwaardelijk zal ingenomen zijn en het toch willen lezen, omdat het vermoedelijk een phase in de ontwikkeling der overigens belangwekkende schrijfster zal beduiden. Vlaanderen roept. Een bundel novellen, schetsen, verzen en arti kelen van twee dozijn Vlaamsche auteurs. Baarn, Bosch en Keu- ning. De roerige uitgeversfirma te Baarn heeft den laatsten tijd aan haar fonds een nieuwe specialiteit toegevoegd: royaal uitgevoerde kwarto-deelen, meestal als ook dit met prachtige foto's geïllusteerd, gevuld met allerhande, van puikbeste qualiteit, met één thema als onderwerp waarop alle bijdragen oehooren te slaan en dan, fraai gebonden, uitermate geschikt voor een positie op de salontafel of bruikbaar als geschenk bij jaar en vier dagen. Schriel zijn ze niet die Baarn- sche heerenals of het in dezen tijd geen geld kost, zoo kleeden zij hun luxe uitgaven aan en winnen er denkelijk ook wel belangstelling voor. Een enkele maal is de aankleeding buiten verhouding tot den in houd fraai, als bij de Beatrix-jubelzangen van Martien Beversluis, doch waar Baarn buurvrouw van Soestdijk is, viel die uitbun digheid zelfs te waardeeren. Dit Vlaamsche album is bescheidener, maar op den duur verkieslijker. Wie het land onzer buren met vreugde bezocht zal er op gewekte herinneringen door beleven, wie de Vlaamsche schrijvers las zal er oude en nieu we kennnissen aantreffen en van veel wordt er verteld waaraan de oppervlakkige tourist voorbijgaat en dat toch wetenswaard is. Dat alles wordt verlucht met een dertigtal mooie foto's van steden en landsschoon. Bijna een volledige Vlaamsche kunsthistorie geeft Er- nest van der Hallen, over de psychologie van den Gentenaar vertelt Berten Sn ij er. Weet ge hoe het met het Protestantisme in Vlaanderen staat? W. A. van Griethuysen vertelt er u over. Zeeuwsch Vlaanderen, Limburg, Vlaamsch- Brabant, al deze gewesten vinden hun enthou siaste beschrijvers en bezingen in den bun del, waarvan toch nog de hoofdschotel door de litteratoren wordt bereid. En onder hen vin den wij Jan Eekhout en De Pillecijn, Streu- vels en Walschap. Maar ook hier minder-bekenden als Jozef Simons, Herman de Cat. Staf Weyts, Lode van Krinkelen wor den u voorgesteld. Voor de vrienden van Vlaanderen (en uw verslaggever behoort er toe) een boek om te bezitten. J.H. DE BOIS. 10 - 8 - 6 ct. GEEN PUNT AFSNIJDEN TREKKEN ZEER LICHT ENMEN VOORKOMT BREUK IVHtFlUfWHigngSI (Adv. ingez. Med.) lijvig en indrukwekkend pleidooi, waarmee hij straks zijn rechters zal overrompelen Mirabeau spreektin de rechtszaal heerscht een plechtige stilte: men luistert ademloos, de rechters zijn zichtbaar ontroerd: dat is niet alleen 'n onovertroffen pleitrede, 't is een stuk rhetorica. voorgedragen met een gloed en overtuigingskracht, als men zelden of nooit in de rechtzaal hoorde. Nauwelijks is het laatste woord weggestorven, of een dave rend applaus breekt los. Mirabeau heeft zijn redenaarssucces behaald. „Vrijgesproken", luidt het vonnis. Staat nu nog iets aan het liefdesgeluk van Gabriël en z'n Sophie in den weg? Neen. niets meer! En dat dat is juist het noodlot van d£ onstuimige liefdeEr valt niets meer te veroveren, het huwelijkstafereel kan zich gaan ontrollen langs de banen der burgerlijke traditieEn dat is het einde van deze liefde. Sophie heeft zich teruggetrokken in Gien. Madame de Malleroy luidt nu haar naam En in stilte hunkert ze ernaar, binnenkort Madame de Poterat te heeten. Ze heeft kennis gemaakt met een jong en bescheiden edel man. Hij heeft géén waterhoofd, géén pok dalig uiterlijk, géén dubbele rij tanden hij is knap, onbeduidend en van onbesproken gedrag. Mirabeu verliet de tribune oixder oorverdoo- vende ovaties, toen de Abbé Vallet hem staan de hield en hem een briefje overhandigde. Mirabeu las en herlas.- werd daarbij lijkbleek, maakte zich uit de voeten en was drie dagen lang onvindbaiar. Marie-Thérèse de Monnier, ij n Sophie, had zelfmoord gepleegd. Even voor de voltrekking van haar huwelijk met den edelman de Poterat, was de aanstaande echt genoot plots overleden. Smartelijk getroffen was Sophie op 't lijk ineengezonken. En den zelfden nacht beroofde zij zich door verstik king van het leven. Zoo eindigde het bewogen leven van Sophie de Monnier C. J. E. DINAUX. Oefening 177 is een springoefening, waar we deze week mee beginnen. Staande op één been, wordt het andere ver naar achteren gekruist, zonder dat die voet aan den grond komt. Nu even oppassen, dat u het evenwicht niet verliest; dan wordt het gekruiste been krachtig zijwaarts geslingerd. Tegelijk ma ken we een zijwaartschen sprong. Om het nog even duidelijker te zeggen: als u be gonnen bent met het linker been te kruisen komt u na den sprong ook op het linker been neer. Van deze eenvoudige oefening is nog vrij veel te maken. Het is namelijk de be doeling, dezen sprong groot te maken, niet zoozeer door een harden afzet, maai- vooral door een krachtig opslingeren van het ge kruiste been. Dit kunt u bereiken door vlak voor het moment van springen den romp omlaag te brengen. Probeert u deze oefening ook een links en rechts achter elkaar in een bepaalde maat, bijvoorbeeld drie tellen huppen na het neerkomen, zoodat u in dien tijd gelegenheid hebt het andere been naar achteren te kruisen. Oefening 178 is alleen maar een kracht oefening. Mits niet overdreven, kan het geen kwaad en enkele maal zoo'n oefening in te lasschen. We beginnen in ligsteun; (dat is steunend op handen en voeten, waarbij het lichaam een rechte lijn vormt) de handen beschrijven een grooten kring, waarbij de voeten het middelpunt van den cirkel vor men. Oefening 179 is weer eens een voor twee personen, die staande met de ruggen tegen elkaar beginnen. De armen worden stevig in elkaar gehaakt, waarna een van beiden lang zaam voorover buigt. De ander komt daardoor op zijn rug te hangen. Dezen stand even vol houden, waarbij de „bovenman" het zich nog wat moeilijker kan maken door de bee- nen gestrekt omhoog te tillen. (7ef Voox evenwichtige menschen volgt dan nog Oefening 180. Liggend op de knieën wordt één been naar voren gestrekt, zonder den grond te raken Als u in dezen stand het evenwicht kunt be waren, moet u eens langzaam het boven lichaam achterover buigen. Maar dat valt niet mee! JULES KAMMEIJER, Leeraar Lich Opv. M. O,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 13