E' H' „Hallo, hier televisie-uitzending Verziende menschheid FRIEDRICH HEBBEL. LOUIS SAALBORN DONDERDAG 17 MAART 1938 HAAREEM'S DAGBEAD 9 Het loopt storm op Philips' Jaarbeursstand. EN vérziend zakenman is een goed zakenman. En het zijn niet de kort zichtige, maar juist de verziende zakenmenschen geweest, die de Jaar beurs te Utrecht zoo'n groote plaats in ons commercieele leven hebben doen innemen. De jaarbeurs is dus steeds het symbool van ver ziendheid geweest. Het televisie-ontvangtoestel. Er bovenop staat het projectieveld, waarop het beeld verschijnt. Het geluid komt synchroon uit den ingebouw- den luidspreker. En beperkte deze verziendheid zich tot nog toe tot den figuurlijken zin, dit jaar heeft zij zich in letterlijke beteekenis verwerkelijkt. Want de televisie heeft haar intredege daan binnen de muren van het jaarbeursge bouw en nu kunnen de zakenmenschen niet alleen ver zien wat hun zaken betreft, maar wanneer zij op de bovenste verdieping van het jaarbeursgebouw gaan kijken kunnen zij pre cies zien wat er ver beneden, vijf verdiepingen lager in een heel ander deel van het gebouw gebeurt als zitten ze er met hun eigen oogen vlak op. Dank zij de televisie (het ver zien) Wat is televisie? Wie nu jaarbeurs zegt, zegt televisie. Iedereen spreekt erover, iedereen geeft er zijn meening over ten beste. De toe loop om de demonstraties van Philips' televi siezender in het jaarbeursgebouw te zien, is enorm groot. Gisteren, toen wij er eens een kijkje gingen nemen, stonden de menschen in lange slingers langs de trappen hun beurt af te wachten oni 4 minuten in de show room een televisievoorstelling te kunnen zien en hooren, die beneden in het gebouw in een kleine studio uitgezonden werd. De drukte werd gisteren zelfs zoo groot dat er korte met ten werden gemaakt met een paar andere stands op de bovenste verdieping van het Jaarbeursgebouw, die ten deele onder den druk der menigte zooveel hadden te lijden, dat de afzettingen werden beschadigd. Men was ge noodzaakt om den televisiestand tijdelijk te ontruimen en de menschen terug te sturen. Later werden de uitzendingen hervat. Ja, zoo is het nu eenmaal. De menschen kwamen wel om ver te gaan zien, maar een mensch in de queue ziet meestal niet ver. zeker niet verder dan zijn neus lang is of de nek van zijn buurman voor hem dik. En zoo kwam het er dan van dat het gisteren even mis was met de verzienerijHet bestuur van het jaarbeursgebouw nam met verzienden blik maatregelen; aan de kortzich tigheid van het publiek werd een einde ge maakt. En zoo konden we dan even later weer gaan ver zien De showroom. „Hallo dames en heeren, hier is Philips' tele visiezender. U zult thans een voorstelling hoo ren enzien. Dat is televisie. De beelden gaan de lucht in en Tholen en van Lier zullen eenige liedjes voordragen". De sonore stem van omroeper de Vries heeft uit de toestellen geklonken, die boven in de jaarbeurshal opgesteld staan, maar zijn ge zicht verschijnt niet op het projectieveld, dat boven elk toestel opgesteld is. Hij spaart ons voor de puzzle of wij hem omroeper of beeld aankondiger zullen noemen of beide. Want als zijn stem klinkt wappert op het projectie veld fier een vlag met de woorden „Philips' televisiezender"; een primitief voorbeeld van combinatie van geluid en beeld, dat intus- schen vele aspecten opent. Maar dan gebeurt toch het wonder, waar voor we eigenlijk gekomen zijn. De vlag ver dwijnt en het vroolijke gezicht van Tholen lacht en praat ons toè. Tholen is een practisch man; hij maakt van de televisie dadelijk reeds gebruik om aan te toonen dat hij nu Tholen is en niet Van Lier en de andere aan de piano dien we ook te zien krijgen Van Lier en niet Tholen. Bar gewichtig is dat nu niet, maar het toont de voordeelen van televisie bijv. voor signalementverspreiding. Maar laten we niet te ver zien. De televisie zelf ziet al ver genoeg. Een stuk of zes toestellen staan in het nokje van het jaarbeursgebouw naast elkaar in een rij opgesteld; ze zien eruit als ietwat groote radiotoestellen en dat zijn ze eigenlijk ook, want er kunnen ook gewone radiostations mee opgevangen worden. Boven elk der toestellen staat een klein vierkant omlijst projectieveld, dat ons matglas toeschijnt. Dit projectieveld staat nagenoeg rechtop; er zit niets meer ach ter en men vraagt zich af hoe of het beeld er dan wel op komt. Deze vraag'is de moeilijkste niet, die men over de televisie kan stellen. Het beeld wordt namelijk uit een buis in het toe stel rechtop naar boven geworpen opge vangen in een spiegel en tenslotte achter te gen het doorzichtige projectieveld geworpen, Een duidelijk beeld. Het beeld, dat we te zien krijgen, overtreft de verwachtingen. Het is zeer duidelijk. Duide lijker in ieder geval dan het beeld dat we op dat moment ervan hebben hoe of die televisie nou eigenlijk verder in haar werk gaat. Maar ook daarover frisschen we onze kennis op. Terwijl de „toeschouwers annex toehoor ders" op het projectieveld het beeld van Tho len steeds voor dat van Van Lier zien wisselen, nu een close-up en dan weer een verre af stand-opname te bewonderen krijgen, rijdt omroeper De Vries beneden gelijkvloers in de jaarbeurshal in de kleine studio maar met zijn televisie-camera heen en weer, richt het oog van de camera het eene moment op Tholen en het volgende oogenblik op Van Lier, stelt met zijn rechterhand aan een handle draaiend het beeld steeds bij, naar gelang het veraf of dichtbij is. Het geluid wordt natuurlijk in een gewone microfoon opgevangen. De studio brengt ook de ontsluiering van het geheim van de fier wapperende vlag, die wij als een soort visueel pauzeteeken op het projectie scherm boven in de jaarbeurs kunnen bewon deren. Ze hangt nu slap in een hoekje, maar straks zet de fan de wind er weer achter en wappert het Philips' dundoek weer fier, en als het cameraoog zich erop richt krijgen de toe schouwers-hoorders boven weer de illusie minstens een echte groote vlag, die aan een mast op den top van het jaarbeursgebouw wappert, te zien. De gezichten van de artisten zijn bij gewoon licht gezien okerkleurig geschminkt, maar deze okerkleur geeft tezamen met het kwik- licht van de studiolampen weer de normale vleeschkleur als resultaat en boven zien we een gewoon filmbeeld. Tholen heeft een nieuw liedje. Het gaat over een ezel, en de zanger wil hebben, dat zijn toehoorders-zieners het refreintje meebalken. Com mun ity-singing. Het experiment van community-singing ge lukt wonderwel. Het zien van het beeld schept veel meer persoonlijk contact dan alleen het hooren van de stem. We hebben het gevoel, dat Tholen ons ook ziet, en daarom zingen we het refreintje inderdaad mee, als zitten we 111 een zaal en staan Tholen en Van Lier op het tooneel. „Ia, ia, ia" klink het vroolijke ezelgebalk uit menschenkelen. Voorwaar geen passende ode aan het vernuft der menschen, die de tele visie tot een feit maakten. Terwijl de artisten plezier hebben wordt er in de wagens, waar de televisie-installaties op gesteld zijn, ernstig in stilte gewerkt. Hier con troleert de heer Eilers het beeld, dat uit de studio komt, naar de zendinstallatie wordt doorgegeven om tenslotte via.de antennes bo ven op het dak van het jaarbeursgebouw op de projectie velden in de showroom te belan den. Tholen en van Lier instreepjes. Het beeld van de werkelijkheid wordt op gevangen in een Iconoscoop, waarin vele photo-electrische cellen aanwezig zijn, die het licht omzetten in spanning. En we kunnen op de schaal in den controlewagen zien hoe of het beeld omgevormd wordt inlijntjes. „Hier ziet U de witte boord van Tholen". En die witte boord, omgezet in spanning, is tot een klein puntje geworden in een spel van lijnen, dat het meest weg heeft van een sta tistiek. Tholen en Van Lier zingen ook in den con trolewagen. In het midden is hun natuurlijke beeld. Links en rechts zien we hen, zooals ze pasklaar gemaakt worden om den aether in te gaan; de televisiemensch bestaat uit lou ter streepjes, streepjes van het beeld en streep jes van het geluid. Per kabel is het beeld gekomen, per kabel gaat het naar de zendinstallatie, die van den zelfden controlewagen uit gedirigeerd wordt, en dan wordt het toevertrouwd aan de vleu gelen van den aether.. Midden in het controlebord worden, zooals gezegd, de artisten ook in hun ware gedaan te weergegeven. Hier kunnen we zien dat het beeld uit allemaal strepen bestaat. Als we onze hand erlangs bewegen zien we deze steeds in segmenten, heel even niet. heel even wel. Dat komt omdat het beeld van Tholen en van Lier, dat het licht op onze hand afstraalt, er niet constant is. al schijnt het ons zoo toe. Met een razende vaart van ongeveer 900 K.M. per seconde snelt een punt over het beeldvlak en trekt de lijn, die het beeld vormt, Op die manier wordt het beeld 25 keer per seconde „afgetast". Er is in den televisiewagen ook een film toestel. Dit toestel kan de film direct in een Iconoscoop projecteeren, en dan gaan de beel den denzelfden weg als de beelden uit de stu- n dio. De wagen kan overal heen gebracht wor den waar actueele gebeurtenissen zijn om die uit te zenden. Er zijn in dit opzicht echter vooral wat de beelduitzending in een stad door de belemmering der hooge huizen (het gaat n.l. over de korte golf!) betreft, nog moei lijkheden te overwinnen. Wat de televisie precies is? Wie zal het zeg gen. De menschen weten nog niet eens wat aethergolven zijn. En toch maken zij er ge bruik vanZoo is het met de televisie ook. Zoowel beeld en toon worden op een golflengte van ongeveer 7 Meter uitgezonden. Hoe het gaat? Niemand weet het precies. Dat het zich voltrekt weet iedereen. En dat is voorloopig het voornaamste. Hoe de techniek van de televisie in haar werk gaat hebben we in hoofdtrekken uiteengezet. Maar het zijn groote hoofdtrekken. Hoe het precies is weten de technici, die daar jaren voor hebben moeten studeeren. Als we het allemaal zoo zouden kunnen weten, waarvoor zouden die technici dan zoo lang hebben moeten studeeren? Een kiekfoesfel, dat van voren en achter open is. Achter het controlebord is een enorm net van draden. Twee honderd vijftig lampen branden er. Hoe moet dat als er ook maar het minste geringste hapert? Het materiaal, waarmede de technicus werkt, is voor den leek een raadsel. Uw reporter althans klampt zich, nadat hij een blik werpt op deze onontwarbare strenge ling van draden, kabels, draden en nog eens kabels, op de lampen, groote lampen, kleine lampen, zwakke lampen, sterke lampen en nog eens lampen, om van de duizeling te bekomen aan de eenige halm in deze zee van geheim zinnigheden vast: zijn potlood. „Weet U" zeg ik tot den heer Eilers. den technicus, „Weet U wat televisie eigenlijk is?" Hij glimlacht. „Ik heb thuis een doodgewoon kiektoestel. Als ik een plaatje wil maken doe ik het ding van achter open en kijk op het matglas of het beeld, dat ik zien .wil, duidelijk is. De lens blijft steeds open. Nou is het heele televisie apparaat eigenlijk niets meer dan mijn foto toestel, dat van voren en achteren open is, Alleenbij de televisie zit die open lens in de camera van de studio, en het matglas, waarop het beeld staat, boven in de show room. De kop en de staart zitten dus bij het televisietoestel verder van elkaar af. Dat is het 'verschil De technicus glimlacht nog steeds. „Inder daad, daar komt het wel ongeveer op neer. Dit zijn verlossende woorden. Want zij besparen me een cursus van ette lijke jaren om U duidelijk te kunnen maken wat eigenlijk al die lampen, draden, draden en lampen zijn. En wat U het meest interesseert is tenslotte de uitkomst van de som; de kwaliteit van het beeld, of die goed is, want aan de periode om een „televisietoestel in Uw vrijen tijd te bou wen" zijn we nog niet toe.. En dat beeld is zeer de moeite waard. Zeer. Men behoeft geen verziener te zijn om te voorspellen dat deze techniek van het verzien een groote toekomst tegemoet gaat. Dank zij de technici zullen ook wij leeken vérziend kunnen worden. Dit is de eeuw der Techniek, dat weten wij. Maar moge er op de vele technische overwinningen een kleine aan winst voor de menschelijkheid overschieten. Moge de realiseering van de verziendheid in de techniek den stoot geven tot de overwin ning van de kortzichtigheid in den geest. Want een menschheid, die dergelijke schoone din gen als de televisie kan scheppen, die zoo in gewikkeld en moeilijk zijn. dat men er be duusd bij staat te kijken, mag in heel wat minder ingewikkelde kwesties toch niet min der verziend zijn. Daarom zij de toekomst in wöord en daad aan dé Televisie, het ver zien. in élk opzicht. v. H. EEN GESTOORDE INBRAAK. AMSTERDAM 16 Maart-, Toen heden avond, omstreeks middernacht, de eigenaar van een bontzaak aan de Nassaukade thuis kwam, ontwaarde hij, dat tijdens zijn afwe zigheid onbevoegden zich toegang tot zijn zaak hadden verschaft door de buitendeur te forceeren. Toevallig passeerde op dat oogen blik een agent van politie en tezamen stelden zij een onderzoek in, waaruit bleek dat niets vermist werd, zoodat de ongewenschte bezoe kers vermoedelijk in hun werk zijn gestoord- De politie stelt een verder onderzoek in. PERSONALIA. Naar wij vernemen heeft mejuffrouw M. J. Korteweg met ingang van 1 September a.s, ontslag gevraagd als leerares in het elemen- taire-pianospel aan de Muziekschool van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst alhier, welke ontslag haar op de meest eer volle wijze door het bestuur zal worden ver leend (IJN/T IN II ITTIRIN^ 18 MAART 1813—1938. ONDERD VIJFENTWINTIG jaar zijn wij van Hebbel's geboortedag. Ginds, in Holstein, in het plaatsje Wessel- buren, aanschouwt hij zooals de term luidt het levenslicht als zoon van een armen metselaar. Hard is de weg, dien Hebbel gegaan is. Van de vernederingen, die hij als klerk bij den „Kirchspielvogt" Mohr in zijn geboorteplaats te ondergaan had. via zijn Gymnasiumjaren in Hamburg, zijn studiejaren in Heidelberg en München, het is alles hard, troosteloos er broodeloos. I11 1839 komt hij terug in Ham burg, waar zijn beschermster, Elise Lensing, een eenvoudige naaister leefde. Hier dicht hij zijn eerste groote drama „Ju dith" (Hamburg 1840. 2e Aufl. 1873), waarop dan in 1843 „Genoveva" volgt. In beide treurspelen voelt men e'en drama tische kracht, zooals men ze in de Duitsche literatuur sedert Schiller niet heeft gekend. Wel ontwaart men een neiging tot het krasse, het bizarre maar uit één blok graniet wor den de karakters opgebouwd. Een bundel ge dichten verschijnt (Hamburg 1841), Neue Ge dichte (Leipzig 1848). Beethoven-cyclus H. O. V. Solist: Willem Andriessen. De cyclus die Vrijdag begint brengt de Ouver ture „Egmont" en de 3e symphonie (Eroïca). Op dezen eersten avond is Willem Andries sen de solist, die het vijfde piano-concert zal voordragen, inplaats van Louis Zimmerman die nu op den derden cyclusavond komt met het vioolconcert. Frits Schuurman dirigeert. Oorspronkelijk was dit Beethovenfeest bedoeld als slot van het winterseizoen van de H.O.V., maar door het „Bask-isch Ensemble" werd het laatste Galaconcert naar 4 April verschoven. De belangstelling is groot, maar er zijn nog abonnementen te verkrijgen voor den cyclus. BEGRAFENIS MEVR. J. MAARSCHALK— COPPENAAL. In allen eenvoud en slechts in het bijzijn van de allernaaste familieleden is heden morgen op de begraafplaats Westerveld te Velsen ter aarde besteld het stoffelijk over schot van de echtgenoote van den oud-bur gemeester, mevr. J. Maarschalk—Coppenaai. die in den zomer van het vorige jaar in Duitschland ten gevolge van een auto-ongeval om het leven was gekomen. Het stoffelijk overschot was per auto uit Duitschland naar Westerveld gebracht. De artisten Corry Vonk en Wim Kan voor de televisie-camera op de Jaarbeurs te Utrecht. Friedrich Hebbel. In 1843 gaat Hebbel naar Kopenhagen. Hij wordt er door zijn Koning Christiaan VII in audiëntie ontvangen. Het onderhoud loopt voornamelijk over het treurspel Judith. Hebbel's eerste indruk was hij zegt het in zijn dagboek dat het toch nog beter is „ein eckiges Etwas als ein rundes Nichts" te zijn geweest. Door den steun van Ohlenschlager krijgt Hebbel een stipendium voor twee jaren. Hij gaat naar Parijs waar hij het burgerlijke treurspel „Maria Magdalena" schrijft. Het is van typisch „Hebbelsche" mentaliteit. Men kan het drama als het rijkste product van den jongen Hebbel beschouwen. 'Enkele jaren ge leden is het hier te lande door een gezelschap onder Paul Wegener gespeeld). Na een reis door Italië wordt onze dichter op weg naar 't noorden in Weenen vastgehou den door zijn genegenheid voor de tooneel- speelster Christine Enghaus (1846). Door het huwelijk met haar wordt hij duurzaam aan deze oude keizerstad gebonden. Wel bevrijdt Hebbel in zijn lyrische gedichten uit zijn Ita- liaanschen tijd zich min of meer van zijn pessimistische wereldbeschouwing, maar de gebeurtenissen van 1848 bewerken een inzin king. De dramatische werken uit deze tweede pe riode „Der Diamant" (1847), „Herodes und Marianne" (1850), „Julia" (Trauerspiel) 1851, „Der Rubin" zijn minder rijk aan pathos, maar zijn tegelijkertijd bizarrer, kouder dan de jeugdwerken. Het tooneel van die dagen weten zij niet te ontsluiten. Langzaam begint Hebbel naast het verhe vene het schoone na te streven. Met- het kleine drama „Michel Angelo" (Weenen 1853) begint deze derde periode en niet minder met de tra gedie Agnes Bernaller, een werk vol frischheid. kracht en liefelijke bekoring. Hebbel zet zijn streven voort in het formeel zeer schoone maar in het tragische conflict uiterst wrange treur spel „Gyges und sein Ring" (Ned^rl. vertaling- van De Raaf) en bereikt misschien zijn hoog tepunt in het lyrische werk van deze jaren in het prachtige epische dichtwerk: „Mutter und Kind". Als Hebbel's meesterwerk mag wel worden beschouwd zijn dramatische trilogie „die Nibe- lungen" (1862), waarin Hebbel de geweldige Ische stof als het gi'oote conflict tusschen de heidensche en de christelijke wereldbe schouwing dramatisch door de figuren van Kriemhild en Hagen in het middelpunt van het werk plaatst. De eigenlijke vruchten van zijn dramatisch werk te plukken was Hebbel, gelijk zoo menig waarachtig kunstenaar voor en na hem, niet vergund, evenmin als de voltooiing van zijn laatste tragedie: ..Demetrius". 13 Dec. 1863 stierf Hebbel te Weenen. Via de Nederl. Universiteit heeft Hebbel in de laatste dertig jaar zijn weg naar de Neder- landsche School- en de Nederlandsche Too- neelwereld gevonden. „Judith" (vertaling v. Suchtelen) is 'n vijf en twintig jaar geledèn enkele malen in Hol land 'gespeeld. Ook, meenen wij, in Holland- sche vertaling „Maria Magdalena". Een goede vertooning van „Gyges und sein Ring" lijkt ons binnen de mogelijkheden van tooneel en film te liggen. Speciaal de film zou hier prachtige toonee- len te zien kunnen geven. L. S. HET TOONEEL! als Grom pie. Grompie is een ster-rol. Max Pallenberg heeft er indertijd triomfen in gevierd wij zagen hem ook te Haarlem in zijn beroemde rol en velen zullen zich Willem Royaards nog herinneren als dezen kribbebijterigen, zonder lingen ouden detective met Oscar Toumiaire naast hem als de onverstoorbare bediende. Eenige jaren geleden heeft Cor Buys Grompie gespeeld en er ook veel plezier van beleefd, al vulde hij niet zoo het tooneel in deze rol als Royaards. Thans heeft Saalborn Grompie op het re pertoire genomen en hij behaalt er een groot persoonlijk succes mee. Het is geen wonder, dat Saalborn zich aangetrokken gevoelde tot deze rol, die een karakterspeler zoo veel gele genheid biedt tot virtuoos spel. Hij maakt er dan ook iets voortreffelijks van en speelt hem ten volle uit met zijn sappig, breed talent. Saalborn is evenals Royaards dat was een acteur, die met zijn spel in zoo'n rol het too neel geheel vult. Zoodra hij op is en dat is in dat stuk bijna heel den avond beheerscht hij zijn omgeving volkomen en let men eigen lijk alleen nog maar op hem. Hij is een van die acteurs, die tot hun laatste vezel in de huid van de te spelen figuur weten te kruipen en met algemeene overgave en zichtbaar plezier zich geven in hun rol. Zoo nu en dan doet Saalborn als Grompie aan Royaards denken, al speelt hij hem dan ook heel anders. Hij is veel minder de kribbe- bijterige, barsche oude heer. dien zijn groote voorganger gaf. Voor dezen Andrew Bullivant zal geen sterveling werkelijk bang zijn. ZJjn uitvallen zal niemand in zijn omgeving au se- rieux nemen, omdat hij aldoor laat voelen, dat hij een hart van goud heeft. Deze Grompie is au fond een heel opgeruimde, oude heer, voor wien mopperen een tweede natuur is geworden, maar die nog erg veel schik in het lev ai heeft. Hij is veel gemoedelijker en ook veel levendi ger en jonger dan Royaards was. Het is een voortdurend genoegen om het virtuoze spel van Saalborn in deze rol te volgens. Hij is een en al bewegelijkheid, zoowel zijn masker als zijn handen hoe kostelijk bijvoorbeeld dat spel met zijn zakdoek, die steeds als een vlag uit zijn zak wappert zijn geen oogenblik in rust, en ook zijn oude beenen spelen aldoor mee. Wanneer hij aan hel; slot van IET met zijn van hem onafscheidelijken bedienden Rud dock met kleine danspasjes de kamer van Jar- vis verlaat, davert de zaal van den lach. Saalborn staat' torenhoog boven zijn omge ving, zoodat men eigenlijk geheel alleen op hem let. Dat was in de voorstelling van Royaards, waarvan wij ons altijd nog dien prachtigen onverstoorbaxen Ruddock van Tourniaire herinneren, wel anders. Bob van Leersum kan in deze rol. die hij min of meer clownesk en in kluchtspeltoon speelt, dan ook niet in de schaduw van zijn voorganger staan. Carla de Raet is een lieftallige en vooral jon ge Virginia, de kleindochter, op wien Grompie zoo verzot is en Nel Ligthart een kittig, charmant kamermeisje. Ferd Sterneberg speelt Jarvis nog al zwaar en accentueert in dezen gentleman-boef meer den boef dan den gentle man. En Folkert Kramer legt het er als de be diende wel heel sterk op om het publiek op een dwaalspoor te brengen. Maar dit alles vergeten wij bij het volgen van het spel van Saalborn. Om hem en hem alleen zal men deze voorstelling van Grompie. die zooals altijd bij Saaiboom met veel vaart wordt gespeeld willen gaan zien. Saalborn bewijst weer als Andrew Bullivant, dat hij een van onze weinig werkelijk groote karakterspe lers van internationaal formaat is. J. B. SCHUIL. MUZIEK KUNST AAN HET VOLK. ANS STROINK en THEO v. d. PAS. Het sterke en veelzijdige talent, dat Ans Stroink als liederenzangeres bezit, heeft zij Woensdagavond dienstbaar gemaakt aan de vertolking van een 19-tal liederen, waarvan de meeste hier zelden, enkele nooit tevoren op een concert ten gehoore gebracht waren. Zulk een poging tot uitbreiding van het repertoire en verruiming van den gezichtskring verdient reeds op zich zelve lof; de inzet van haar ge- heele persoonlijkheid, van heel haar kunnen bewerkte dat meerdere noviteiten terstond indruk maakten en dat de bijval dus als veel meer dan een „Succes d'estime" gekwalificeerd moest worden. Zonder vooralsnog de voor het eerst gehoorde werken aan een scherp vergelijkende beoordee ling hunner waarden te onderwerpen kan ik noemen: „Changeons pi'opos", een aardig lied van den ais dirigent en als vroegeren leermees ter van Yehudi Menuhim vermaarden Roe meen Georges Enesco; het krachtige en con trastrijke „Les Yeux" van Louis Aubert; twee pretentielooze, maar vlot geschreven liederen van Joh. Röntgen, in het eerste waarvan mij alleen de telkens herhaalde, ietwat gezochte harmonische opvolging G IEs V7G I enz. lichtelijk irriteerde. Voorts het hartstochtelijk smeekende „Coplas" van Badings; de twee reciteerende. zeer geestige kinderliederen „Ti- limbom" en „Les Canards" van Strawinsky en het ondanks zijn foeileelijke pianopartij in drukwekkende „Le Chant du veilleur" van Milhaud. Dat de liederen uit Mahler's „Des Knaben Wunderhorn" de bovengenoemde in werkings intensiteit overtroffen lag niet uitsluitend aan hun meei'dere bekendheid of aan de prachtige, alle détails naar voren brengende vertolking, maar zeker ook wel aan hun groote muzikale waarde. We hoorden natuurlijk ook wel eenige liede ren, waarvan de muzikale inhoud minder sterk of zelfs zwak scheen. Daartoe moet ik reke nen de vier liederen van Erich Wolff, nogal onzelfstandige, weinigzeggende muziek, die in ,Der Tod" krachtig wil doen zonder innerlijke kracht te bezitten en alleen in „Marehen" fijnen klank bezit. Dan het archaïseei-ende Du conflict en douleur" van Enesco en de beide liederen „Du schlafst" en „Der Nebel zerriss" van Rud, Mengelberg. Waar. zooals bij An.s Stroink het geval is, intelligentie, temperament, muzikaliteit en zangtechniek in gelijke mate aanwezig zijn en samen werken kon men niet anders dan voor treffelijke interpretaties verwachten. Die heeft zij ook gegeven en daarbij prachtige hoogte punten, als in de liederen van Mahler, Aubert. Badings en Strawinsky. bereikt. Doch dit alles zou niet mogelijk geweest zijn zonder de mede werking van een pianist als Theo v. d. Pas. Diens begeleidingskunst nog te roemen .staat gelijk met water naar de zee dragen. Zijn ver tolking der meerendeels zeer belangrijke piano partijen was ook nu weer boven lof verheven; m.i. culmineerde zijn kunst in Mahler's „Fisch- predigt", die men als 3de deel der Tweede Symphonie in orkestrale inkleeding kent. Veel bloemen, veel bijval, en als" toegift een herhaling van Strawinsky's geestige werkjes. X. DE JONG.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 15