„Mijnhardfjes" zijn geen ronde, maar hartvormige cachets.
VRIJDAG 25 MAART
M.VISSERS
Ludwig Wüliner. f
WOENSDAG 23 MAART 1938.
HAARUEM'S DAGBLAD
(UN/T IN IITIEKE*
MUZIEK
Tweede Beethoven-Concert
der H. O. V.
Het tweede concert van den Beethoven-
cyclus slaagde wat de orkestwerken betreft
meerendeels beter dan het eerste. Vooral de
Tweede Symphonie, waarmee het begon, werd
goed gespeeld en in de vertolking van deze
Symphonie vormde het Larghetto wel het
hoogtepunt. De houtblazers, waaronder ook de
lste clarinettist, bliezen zoo zuiver als men
•slechts wenschen kan en op een paar minder
mooie forte-momenten na vloeide het
Larghetto over van welluidendheid. Trouwens,
reeds cle inzet van de Introductie gaf goede
verwachtingen en op enkele te harde trompet-
stooten na werden die zoowel in het eerste
Allegro als in het Scherzo en de Finale ver
wezenlijkt. Slechts zou ik matiging van de
kracht der paukenslagen willen aanbevelen:
deze schenen nu in verhouding tot de orkest
bezetting der H.O.V. te sterk.
Wat de uitvoering der Zevende Symphonie
betreft konden we in het Poco sostenuto vooral
het mooie werk van fluit en clarinet opmerken
en prijzen. Het Vicace verliep vlot; slechts
ontstond er een neiging bij de uitvoerenden
om het rhythme in de richting van een 2/4
maat te wijzigen. Daarvoor bestaat immer ge
vaar; het is zeer moeilijk om het voorgeschre
ven rhythme correct vol te houden. Het Alle
gretto klonk van den eersten volkomen gelij
ken en zuiveren kwartsext-accoord-inzet af
uitstekend; Marinus Adam bracht er een zeer
mooie stijging in aan en hield alles, ook het
fugato, doorzichtig. De onderlinge stemming
van fluit en fagot in de octavenparallellen
had nog iets beter kunnen zijn. Niet zoo goed
slaagde het Scherzo: daar was nu en dan
eenige gejaagdheid in en het Trio klonk in de
forte-gedeelten niet altijd zuiver. De Finale
werd- vaardig gespeeld maar had wat fijner
van klank kunnen zijn; de pauken klonken
hierin meestal veel te luid.
De soliste van dit concert was de sopraan
zangeres Corry Bijster, die met het orkest de
Scene und Arie „Ah Perfido" voordroeg. In het
Recitativo intoneerde zij bijna steeds iets te
hoog, maar de Aria zong zij zuiver. De warmte
en levendigheid van den zang en de mooie
klank der stem mogen in 't bijzonder gepre
zen worden.
Marinus Adam liet het orkest zeer goed be
geleiden en oogstte evenals de zangeres op
dezen avond een groot en verdiend succes.
K. DE JONG.
heropenen wij onze ge
heel naar de eischen des
tijds verbouwde zaak in
HEEREN MODE ARTIKELEN
Speciale aan
biedingen we
gens 25 jaar
beslaan der
zaak in Hoe
den, Overhem
den, Dassen,
enz. enz. enz.
Kruisstraat 2 h. N. Gracht
(Adv. Ingez. Med.)
HET TOONEEL
CYSBERT JAPICX.
„UT EN THUS."
De opvoering in den Stadsschouwburg van
de revue „Ut en Thus" van den heer A. de
Groot was zooals de heer Mr. A. S. Miedema
het in zijn toespraak aan het slot noemde -
het „sluitstuk" van de feesten, waarmee het
40-jarig bestaan van „Gysbert Japicx" is ge
vierd. Het is een avond geworden, waarover
de Friezen te Haarlem na jaren nog zullen
spreken als over een der meest geslaagde
avonden zoo niet tie best geslaagde van
deze Friesehe vereeniging.
Ik heb in den loop der jaren al heel wat
revues door dilettanten ook, 5 jaar geleden,
één van Gysbert Japicx zien opvoeren, maar
ik herinner er mij geen. zoo mooi en karakte
ristiek van aankleeding' als die van. gisteren.
Wat de Friezen met de medewerking van den
heer W. Th. de Maare in „Ut en Thus" heb
ben gepresteerd, dwong werkelijk bewonde
ring af. Waar zal men ooit in een voor een
enkele maal gespeelde revue negen nieuwe
decors zien en dan zulke geslaagde, als die
van het St. Marco-Plein met het kanaal te
Venetië, het gezicht op Grouw. een Perzische
markt, Hawaii', een Friesch landschap ja,
dat vooral was mooi en. stemmingsvol een
gezicht op het stadhuis te Bolsward, San
Francisco met op den voorgrond een groo-
te boot en een wel zeer modern geschilderd
cabaret in Amerika? En al deze decors even
goed verzorgd en knap van ontwerp. Waar
lijk de Maare heeft hiermee wel voortreffelijk
werk geleverd.
Maar wat zouden al die decors voor ons
zijn geweest, wanneer .zich daarin niet een
vroolijkc, levendige revue had afgespeeld.
Voor die revue had de heer de Groot gezorgd
en aan hem in de eerste plaats is dus het
groote succes van den avond te danken.
Eindelijk dan weer eens een revue met in
houd, een revue, die niet als los zand in
elkaar zit, maar waarin een vaste draad de
verschillende tal'ereelen aan elkander ver
bindt. Hoe aardig was reeds dadelijk de
vondst, waarop „Ut en Thus" is gebouwd.
Oebele, een boerenzoon, stijgt het naar zijn
hoofd, als op zijn lot, dat hij geërfd heeft,
de 100.000 valt. Dan wil hij niets meer van
Friesland weten en reist met een door hem
gekochte boot de Swalker naar verre
landen, om daar te genieten van de heerlijk
heden, die zijn „heiteiün" hepi niet biedt.
Maar Pier en Douwe, twee ras-Friezen, reizen
als matrozen met hem mee en Oebele kan
nergens komen, of Pier en Douwe zijn er als
de kippen bij om hem te toonen, dat Fries
land ook zijn schoonheden bezit, als men ze
maar wil zien. Na Venetië toonen zij hem
Grouw met het wijde water van het meer. na
het „Wienerwald", het Friesehe landschap,
na een markt in Perzië, de kermis te Bols
ward en wanneer Oebele na een dollen nacht
in een cabaret te San Francisco heeft ge
droomd. dat Neptunus hem met zijn interna
tionaal gezelschap naar den bodem van de
zee wil trekken en hij door de Friezen wordt
gered, is hij eindelijk genezen en keert hij
terug naar zijn eigen land, waar hij juist
binnenvalt op het feest van Gysbert Japicx
en met Pier en Douwe het bestuur kan
gelukwenschen met het 40-jarig bestaan van
deze echt Friesehe vereeniging.
Dat was alles voortreffelijke revue, vol
(Adv. Ingez. Med.)
afwisseling met die elkander telkens snel op
volgende beelden van het buitenland en het
„heitelan". En hoe geestig ook gevonden om
de huldiging van het bestuur en Gysbert Japicx
als „slotscène" in de revue te brengen en
daarin naast de officieele personen zooals
de afgevaardigden van de Bond van Friesehe
gezelschappen en van zustervereenigingen uit
Amsterdam, Bussum en Haarlem ook de
„hoofdrollen" uit verschillende der in de laat
ste jaren opgevoerde stukken op de receptie
te laten verschijnen. Zoo kregen wij tooneel
en werkelijkheid telkens door elkaar gemengd
met op den achtergrond het kleurige beeld
der verschillende rassen van de aardbol en
de elf steden van Friesland, voorgesteld door
elf dames in Friesch costuum.
Ja dit was wel een uitmuntende geestige
revue, die sterk afstak met het zinnelooze ge
doe, dat ons tegenwoordig en waarlijk niet
alleen in ons land als „revue" wordt voor
gezet. Een werkelijke verfrissching in het
genre, dat wij zoo langzamerhand beu begon
nen te worden. En wat was ook de opvoering
uitstekend verzorgd! Natuurlijk lukte niet alles
zooals bijvoorbeeld dat Italiaansche duet
maar men wist door zeer gelukkig gebruik
maken van gramofoonplaten herhaaldelijk
de illusie te wekken van uitstekende interna
tionale exotische koren en orkest. En waar de
Friesehe zang moest klinken, was er het
„Sjongselskip „Frisia" onder leiding van den
heer J. Post. dat Oebele en-ons regelrecht naar
Friesland voerde en verkwikte.
Welk een aardig, grappig nummer was van
't zangkoor niet d.ie „sjong-rippetysje under kof
je-tiid voor die boerderij in dat mooi-Friesche
decor, hoe goed verzorgd waren de door mej.
van Heerden ingestudeerde dansen o.a. in
het Wienerwald en in Perzië van het kleine
„corps de ballet". En wie had ooit kunnen
denken, dat de Friezen zich zóó thuis zouden
gevoelen in een cabaret te San Francisco!
Schreef ik niet onlangs, dat ik nooit op het
Friesehe tooneel had zien „zoenen"? Welnu,
daar in Broadway hebben ze de schade voor 40
jaren ingehaald.
Moet ik nu nog schrijven over al de offi
cieele speeches, die werden gehouden op de
„receptie", toespraken van afgevaardigden
uit andere steden, voorzitters, eere-voorzitters,
oud-voorzitters en toekomstige voorzitters?
Die woorden van lof aan de feestvierende ver
eenigmg verschilden niet met die op andere
feestavonden, met dit onderscheid natuurlijk,
dat ze in het Friesch werden gesproken. Alleen
één uitzondering wil ik maken en wel voor het
door Mi-. Miedema gesproken woord van her
denking van Dr. J. B. Schepers, den man, die
zoo veel voor Gysbert Japicx had gedaan en
voor den drempel van dit feest was heenge
gaan.
Wanneer ik als recensent tenslotte bij al
deze speeches nog één woord mag voegen, dan
is het een van oprechte hulde aan den schrij
ver van deze alleraardigste revue, den heer A.
de Groot, en de spelers vooral Oebele, Pier
Douwe en Kokkie die de revue tot leven heb
ben gebracht.
J. B. SCHUIL.
Ludwig Wüliner, de groote Duitsche de
clamator, die gisteren, 80 jaar oud, is gestor
ven, was ook in de Haarlemsclie kunstkringen
een bekende figuur. Vooral in de jaren on
middellijk na den wereldoorlog was hij hier
soms vergezeld van zijn trouwen begeleider
Coenraad Bos, maar ook dikwijls alleen
een elk seizoen terugkeerende gast. De
Wüllner-avonden in den Jansschouwburg wa
ren telkens weer feesten voor allen, die van
zijn wel zeer zeldzame en hoogstaande kunst
kwamen genieten.
Hij was behalve Dr. in de philologie
tooneelspeler, declamator en zanger. Ik heb
hem voornamelijk gekend als declamatór
al heb ik hem dan ook eens ongeveer 30
jaar geleden op een liederen-avond in de
groote zaal van het Concertgebouw te Amster
dam gehoord. De eerste maal dat Wüliner hier
optrad, was op „Bach" waar hij begeleid
door het Concertgebouw-orkest Das Hexen-
lied, van Wildenbruch met de muziek van
Schillings voordroeg. Ik herinner mij dien
avond nog zeer goed en ik zie nog de groote
figuur daar staan op het podium voor het
orkest, imponeerend en decoratief. De eerste
indruk was er een van „pose". De handen
gevouwen, het hoofd naar den grond gericht,
stond hij daar als in gedachten verzonken.
Was hij de kunstenaar, die zich concentreerde
of de acteur, die „tooneel maakte"?
Ik geloof beiden. Maar zoodra ving hij niet
aan met de woorden:
„Zu Herzfeld im Kloster der Prior sprach"
of men was de „pose" vergeten en onderging
de macht van zijn bezielde, hartstochtelijke
voordracht.
Wüliner was een kunstenaar van stemmin
gen: hij gaf zich geheel over aan den dich
ter. het vei's voerde hem mee en zijn voor
dracht verschilde al naar zijn eigen inspi
ratie. In dit opzicht was hij wel heel anders
dan zijn groote voorganger Possart, bij wien
elk woord, elke nuance, elk gebaar bestudeerd
was. en die eiken avond weer volkomen aan
zich zelf gelijk was. Possart stond altijd bo
ven het vers, Wüliner stond er midden in.
Dat was de reden, waarom Wüliner je veel
meer meesleepte dan Possart.
Zijn voordracht was van zeldzame kracht
en dikwijls brandend van temperament. Hij
kon zijn publiek vooral het Duitsche
in zijn besten tijd opstuwen tot een paroxys-
me van enthousiasme. En welk een prachtige,
klare stem had deze declamator! Ik hoor nog
de versregels
Die Ohren bedeckt ich mit meinen Han
den.
„Das Singen, das Singen, wann wird es
enden?", die over de volle orkestklanken heen
door de zaal schalden.
„Das Hexenlied" was het paradepaard van
Wüliner, maar welke prachtige programma's
heeft hij ons daarnaast gegeven! Ik herinner
mij nog een Faust-avond van Wüliner te
Haarlem, wonderrijk van schakeering en met
een Mephistophiles van zoo snijdend sarcasme,
zoo magistraal van voordracht, dat het mij al
tijd zal bij blijven. Welk een kleur en klank,
kreeg van hem Schiller's „Lied von der Glocke"
hoe geestig en met welk een fijnen humor ver
telde hij de parabel van Nathan der Weise,
welk een schroeiende hartstocht was er in
zijn Prometheus, wanneer deze Zeus vervloekt
Wüliner is het ook geweest, die voor het
eerst sprookjes van Andersen en Oscar Wilde
voordroeg, zittend in 'n fauteuil, in een fijn
heid van tint en zoo licht van toon, dat het
sprookje tot ons kwam als een heel teer en
subtiel kleinood.
vergunning vraagt krijgt er een, ook al is hij
bakker, slager of kantoorbediende. Blijkbaar
denkt de overheid: „hoe meer geld er in komt
van die vergunningen hoe beter".
Bovendien blijkt, dat er veel lompenventers
te Haarlem loopen die geen ventvergunning
hebben. Als zij door de politie aangehouden
worden, zeggen zij eenvoudig, dat zij aan de
huizen om oude couranten of kleeding vragen
en dan is de zaak in orde. Dit mag hier blijk
baar, Haarlem is een ideale stad voor het
bedelen om oude couranten en kleeding. Velen
vestigen zich daarom hier ter stede waardoor
de uitgaven voor Armenzorg belangrijk stijgen.
Blijkbaar hebben te Haarlem de groente-
venters nog bijzondere rechten, zij mogen na
melijk ook om lompen venten, terwijl een
lompenventer niet met groente ein fruit mag
loopen. Voor de hygiëne lijkt het mij onge-
wenscht, dat lompen en groente met één wagen
gevent worden.
Het is te begrijpen dat de leden van den
Bond van Lompenventers thans niet meer met
sympathie de leges voor de ventvergunningen
betalen.
Houden de gelegenheidshandelaren in lom
pen ook een koopmansregister bij, waartoe
artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
verplicht?
Evenals andere jaren ziet rften ook nu weer
kinderen om oude couranten langs de huizen
bedelen. Soms zijn de kinderen zoo klein, dat
zij niet eens zelf aan de bel kunnen trekken.
Zuigelingen worden soms op den wagen meege
nomen om het medelijden op te wekken.
Ais dat zoo doorgaat heeft Haarlem op den
duur voor eiken inwoner een lompenventer
op ophaler van oude couranten.
Hiervan zijn de leden van den Bond van
lompenventers de dupe. Zij hebben, ondanks
hun ventvergunning, geen bestaan meer.
Een waarschuwing is op zijn plaats, omdat
nu weer de tijd van de schoonmaak is aange
komen.
Verzoeken van den Bond aan het gemeente
bestuur hebben geen uitwerking gehad.
IJ. F. L. VAN GALEN,
secretaris der Lompenventersveree-
niging „Door Eendracht Samen
gebracht."
(Van redactiewege ingekort).
Ludwig Wüliner.
Eens heb ik Wüliner ook als liederenzanger
gehoord. Ik weet nog, dat ik dien avond tus-
schen 2 zangeressen was gezeten, die zich
eerst hevig verzetten tegen het stijllooze in-
zijn voordracht van liederen van Schubert
en Wolf, een voordracht, die meer zocht naar
de plastiek van het woord dan naar de melo
die van den componist.-Maar toen hij Strauss'
Caecilia en „Der Steinplopfer" zong met een
alles verterend passie, gaven zij zich gewonnen
en juichten zij hem toe, even frenetiek als de-
rest van de zaal.
Een groot kunstenaar is met Wüliner heen
gegaan. Wij zullen ons de Wüllner-avonden te
Haarlem met dankbaarheid blijven herinne
ren als hoogtepunten van declamatie-kunst,
zooals alleen de werkelijk begenadigden ze
vermogen te geven.
J. B. SCHUIL.
Voor den inhoud dezer rubriek stelt de
Redactie zich niet verantwoordelijk.
Van ingezonden stukkengeplaatst of niet
geplaatst, wordt de kopij den inzender niet
teruggegeven.
Ventvergunningen en de
Lompenventers.
Sinds 1 November 1935 worden te Haarlem
door het gemeentebestuur ventvergunningen
uitgereikt. De venters hoopten dat daarvan het
gevolg zou zijn, dat zij beschermd zouden wor
den tegen te veel concurrentie, zoodat zij zon
der tegenzin de legesgelden .van f 3 betaalden.
Ook de lompenventers deden dit, daar zij over
tuigd waren, dat er nu zonder noodzaak geen
nieuwe lompenventers zouden bijkomen.
Maar nu na 2Vz jaar blijkt, dat die hoop ijdel
is gebleken. Ieder die bij de gemeente een vent-
llel voor rekening van de Turksche regeering gebouwde kaïTeeringsvliegtuig is
Dinsdag' op Schiphol voor de autoriteiten voorgeviogen. De bezichtiging van
het toestr"
Een avondschool voor Uitgebreid
Lager Nijverheidsonderwijs.
Geachte redactie,
In Haarlem's Dagblad van 17 Februari j.l.
kwam een verzoek van werkgevers voor, ge
richt aan het bestuur der Nijverheidsschool
te Haarlem, om tot inrichting van bovenge
noemde school te willen overgaan, omdat er
groote behoefte wordt gevoeld aan werk
krachten met meer vakkennis.
Naar aanleiding van dat verzoek deelt het
bestuur van de Vereeniging voor Nijverheids
onderwijs aan den Raad der Gemeente Haar
lem mede dat de directies van een 4-tal der
grootste bedrijven in Haarlem zich tot het be
stuur gericht hebben met het verzoek om over
te gaan tot het oprichten en in stand houden
van een avondcursus voor Uitgebreid Lager
Nijverheidsonderwijs overeenkomstig de bepa
lingen- van de Nijverheidsonderwijswet.
Daarop volgt dan een motiveering van de
noodzakelijkheid dezer oprichting alsook een
plan van de opzet der school en zoo meer.
In uw blad kwam een deze zaak betreffende
Ingezonden stuk voor van den heer J. Bauer,
oud-directeur van de vroegere Burgeravond
school onder het hoofd. Uitgebreid Nijver
heidsonderwijs.
In genoemd stuk wordt gegeven een pro
gram van onderbouw op grondslag van den
4-jarigen cursus der vroegeren Burgeravond
school. De dan volgende uiteenzetting geldt
in 't bijzonder als noodzakelijk voor een spe
cifiek Haarlemsche zaak.
In verband met wat ik daarover onder de aan
dacht wensch te brengen gaat vooraf een ver-
wijzing naar het Februarinummer 1938 van
het orgaan van de Vereeniging tot bevorde
ring van de vakopleiding voor handwerklieden
in Nederland.
Op blz. 28 van genoemd nummer komt een
artikel voor over een reeds vele jaren hangen
de (en nog steeds niet tot werkelijkheid ge
worden) geschiedenis, n.l. de opleiding van
leerkrachten bij het Nijverheidsondei*wijs. De
inhoud van dat stukje hier weergeven lijkt mij
niet strikt noodig Alleen wilde ik. door het
aan te halen, de actualiteit van dit vraag
stuk bewijzen.
Op een vergadering van de Vereeniging tot
bevordering van de Vakopleiding voor hand
werkslieden in Nederland op 17 Juli 1920 (dit
is zeker lang geleden maar nog niet ver
ouderd) werd een onderwerp (de opleiding dei-
leerkrachten voor het Ambachtsschoolonder-
wijs) ingeleid en na besprekingen door de ver
gadering met algemeene stemmen tot bet vól
gende besloten:
a. de leden der Vereeniging zooveel mogelijk
op de hoogte houden van alles wat in verband
staat met de opleiding van leerkrachten bij
het Nijverheidsonderwijs;
b. het Hoofdbestuur in deze materie van ad
vies dienen.
Naar aanleiding van deze vergadering,
waarop ik als lid der Vereeniging aanwezig
was, heb ik toen een uitvoerig ingezonden stuk
in het orgaan der Vereeniging geplaatst ge
kregen.
Het geheele stuk hier weergeven zou zeker
wat te vee! plaatsruimte vragen en daarom
zal ik mij bepalen tot een beknopt geschre
ven program van een toen door mij gedachte
onderwijsinrichting, die van een nog ietwat
breederen opzet is dan die welke in uw blad
van 17 Februrai is omschreven.
Dat wat ik beoogde was het oprichten van
een avondschool, allereerst voor hen, die
practisch werkzaam waren bij de hout- er
metaalbewerking.
Teaenover een speciale opleidingsschool voor
vakschoolleeraren stond en sta ik ook nu nog
onsympathiek. Neen. een avrmrischnol wam-
meer dan lager Niiverheid^nderwiis word*
nog noodig, reden waarom ik het wenscheliik
bevat dan en op de beste wiize de mo
gelijkheid dat uit de aldus gevormde leerlin
gen. vakschoolleeraren zouden kunnen worder
gekozen.
Dat was toen en dat liikt mil ook m-
nng noodig. rede r^opiwm ik b^t wmseheliik
en nuttig acht dat men daarmede bii d'-
nieuw in HnUfo-. ^'ierwii.sinrichting rek*"
nine-- zal wiPen hondpn.
Ik stel mi' da nrVo'ding tot leerkracht^'"
bij het Niiverheidsonderwï.is (die geen spe
ciale ophidine daartoe bedoelD, op straks na
der te omsH-iviive-n wü'/p voor.
In welk n'v"'"hi. d° vnksr-huöj zich ook moge
wijzigen, buiten twijfel zal ze moeten zijn eer
inrichting waar aan leerlingen gelegenheid
wordt geboden, zich zoo goed mogelijk te be- I
kwamen in de beginselen van het handwerk.
Indien dit een der belangrijkste dingen is
welke de school beoogt, dan is het voor alles
noodig dat de leerkracht aan een zoodanige
school practisch bekwaam is, heb handwerk
beheerscht en andere kundigheden be
zit.
Met klem meen ik er op te moeten wijzen
dat de praktijk van een vak evenmin als
praktij kervaring volledig op een school kun
nen worden geleerd. Trouwens, men weet wel
dat men geen ervaring leert, die doet men
op.
Om de praktijk te leeren moet men practisch
werken en dan niet omdat het bij een be
paalde opleiding tot dit of dat behoort, doch
omdat men daarin zijn middel van bestaan
vindt. Want vooral door dit laatste is de ver
houding tot de praktijk de eenig juiste. Elke
andere is niet echt, heeft iets van geliefhebber
en is voor een belangrijk deel vertooning.
Langs den weg der werkelijke praktijk dus
de praktijk en praktijkervaring.
Het meest gewenscht is dat de toekomstige
vakman Nijverheidsondex-wijs geniet en dat er
tijdens en na dat onderwijs gelegenheid be
staat, zich verder algemeen te ontwikkelen.
Mij lijkt dat de eenig mogelijke weg, omdat
een jongen, die als voor opleiding een MULO
of een 3-jarige H.B.S. bezoekt, hoe wensche-
lijk dit ook voor zijn algemeene ontwikkeling-
moge zijn, zich daarna niet zal kunnen en
willen schikken tot het aanleeren van alles
wat tot het grondig leeren van een vak- en
handwerk behoort.
Een jongmensch die MULO- of ITBS-onder
wijs genoten heeft, bedankt daar feestelijk
voor; hij wordt als regel geen alleszins be
kwaam en practisch vakkundig man die een
handwei-k beheerscht.
Of dan de algemeene ontwikkeling niet
noodig is? Zeer zeker, maar zij zal op andere
wijze en op anderen leeftijd moeten worden
verkregen.
En nu dan volgt het onderwerp van de door
mij gedachte school, die overeenkomt met en
nog wat meer beoogt, dan die waarom de
4 werkgevers i: Haarlem vragen
Ik stel mij voor dat een jongen op 13-
jarigen leeftijd op een Nijvei'heidsschool komt
Dan heeft hij die op 16-jarigen leeftijd door-
loopen. (Tegen de verandering van de 3-
jarige Nijverheidsschool in een 2 jarige heb ik
mij op een andei-e plaats uitgesproken; het
heeft niet veel g-egevexx want de sloopershand
heeft het werk voltrokken. Ook de heer Bauer
heeft zich in dien geest geuit).
Gedurende die 3 jaren heeft hij dan ge
legenheid gehad de beginselen en wel iets
meer van de praktijk, het vak- en handteeke-
nen te leeren. Bovendien zal hij hebben kun
nen doorgang met het lager onderwijs, de be
ginselen van algebra, meet-, natuurkunde
enz.
Gedurende die zelfde jaren zou ik hem willen
laten volgen een aan de Nijverheidsschool te
verbinden avondcursus; welke hij bijvoorbeeld
2 avonden per week zou kunnen bezoeken
Of alle Ni|vei*heidsschoolleerlingen dezen
avondcursus zullen volgen, maken wij hier
niet uit.
Is er 3 jaren op deze wijze ernstig gewerkt,
dan kan zeker een goede grondslag' zijn ge
legd.
Nu gaat de aldus toegeruste leerling prac
tisch werken.
Voor verdere studie echter deden en doen.
zich nieuwe en niet te overkomen moeilijk
heden voor. Men tracht die dan te boven
te komen door het nemen van privaatlessen
of door correspondientie-onderwijs. De finan-
cieele moeilijkheden daaraan verbonden on
derschatte men echter niet, terwijl mij de ge
gevens ontbreken om over aldus verkregen
resultaten te kunnen oordeelen.
Daarom moet er voor hen, die zich volledig
willen bekwamen een uitnemende avonds
school in 't leven worden geroepen, waar
ieder technisch studeerend jongmensch kan
worden onderwezen in wat hij tot het verkrij
gen van volledige bekwaamheid en ontwikke
ling noodig heeft.
flen avondschool, die op ruimen grondslag
in alle behoefte voorziet, en waarnaar al vele
vele jaren wordt uitgezien.
Een school, die op vele plaatsen in het Rijk
op eenzelfde basis wordt gesticht, die pro
gramma's van opleiding ontwerpt en overeen
komstig die programma's onderwijst.
Wanneer men van die school een 4- of
5-jarige maakt, dan kan dat voor krachtig
willende (en die zou ik 't bijzonder willen
helpen), een prachtige gelegenheid zijn om
zich te bekwamen tot voorlieden, onderbazen,
bedrijfsleiders, opzichters en teekenaars voor
burgerlijke- en waterbouwkunde, voor machine
bouwer, werktuigkundig en electrotechnicus.
Het niet nader te omschrij ven nut voor hen
die dagelijks practisch werken en 's avonds
aan een avondschool veibonden zijn, laat
zich gemakkelijk denken.
(In zekeren zin en voor een deel, het theo
retische n.l., voorziet hierin al sedert jaren
de M.TJS. De M.TJS. bezoekende leerlin
gen zijn echter andere menschen dan die
waarvoor hier wordt opgekomen. In de be
hoefte vair de eerste is ruim, in die der laatste
nog altijd niet voorzien).
De jonge menschen over wie het hier gaat,
ziülen dan 20 a 21 jaar oud zijn.
Men zal uit het een en ander hoop ik op
maken dat de door mij bedoelde school niet
beoogt te zijn een inrichting tot opleiding
van vakschoolonderwijzers.
Ik schreef reeds daar voor niet te voelen,
maar zeer veel voor de oprichting van een
school waarom de 4 directies der groote be
drijven in Haarlem vragen. Op de door hen
gedachte school kan een sterk willend en
practisch werkzaam man gelegenheid vinden,
zich al werkende volledig vakbekwaam te
maken.
Met de zoodanig gevormden zullen de be
drijven binnen afzienbaren tijd gebaat zijn;
uit dezulke zal de practisch en theoretisch
bekwaam zijnde vakschoolonderwijzer kunnen
worden gerecruteei-d.
Om de voor het laatste voelende nu nog
eveix verder te helpen zou aan de school nog
moeten worden verbonden een 1 of 2-jarige.v.
cursus, waar dat werd gegeven wat de vak
schoolonderwijzer boven de reeds verkregen
bekwaamheid, nog zeer noodzakelijk weten
moet, n.l.: opvoedkunde, teekenen op het
zwarte bord en onderwijspractijk.
Het lijkt mij toe dat het hier gegeven ont
werp de aandacht en misschien wel wat meer
dan dat waard is van de directies der 4
groote Haarlemsche bedrijven en niet minder
van velen die verlangend naar 'n dusdanige
onderwijsinrichting uitzien.
Persoonlijk verheug ik mij dat de school
r komt, hoe dan ook en ik houd mij er
van verzekerd, dat zij in een sedert vele, vele
aren gevoelde behoefte zal vooi-zien.
Tenslotte onderschrijf ik de meening van
het bestuur der Nijverheidsschool dat hier
mede een Gemeente- en maatschappelijk be
lang in lxooge mate wordt gediend.
Moge het zoo worden!
D. OOSTER VELD
van 1899 Tot 1934 leeraar a. d,
Haarlemsche AwJbachtssehooL