„Mijnhardfjes" zijn geen ronde, maar hartvormige cachets. VRIJDAG 25 MAART M.VISSERS Ludwig Wüliner. f WOENSDAG 23 MAART 1938. HAARUEM'S DAGBLAD (UN/T IN IITIEKE* MUZIEK Tweede Beethoven-Concert der H. O. V. Het tweede concert van den Beethoven- cyclus slaagde wat de orkestwerken betreft meerendeels beter dan het eerste. Vooral de Tweede Symphonie, waarmee het begon, werd goed gespeeld en in de vertolking van deze Symphonie vormde het Larghetto wel het hoogtepunt. De houtblazers, waaronder ook de lste clarinettist, bliezen zoo zuiver als men •slechts wenschen kan en op een paar minder mooie forte-momenten na vloeide het Larghetto over van welluidendheid. Trouwens, reeds cle inzet van de Introductie gaf goede verwachtingen en op enkele te harde trompet- stooten na werden die zoowel in het eerste Allegro als in het Scherzo en de Finale ver wezenlijkt. Slechts zou ik matiging van de kracht der paukenslagen willen aanbevelen: deze schenen nu in verhouding tot de orkest bezetting der H.O.V. te sterk. Wat de uitvoering der Zevende Symphonie betreft konden we in het Poco sostenuto vooral het mooie werk van fluit en clarinet opmerken en prijzen. Het Vicace verliep vlot; slechts ontstond er een neiging bij de uitvoerenden om het rhythme in de richting van een 2/4 maat te wijzigen. Daarvoor bestaat immer ge vaar; het is zeer moeilijk om het voorgeschre ven rhythme correct vol te houden. Het Alle gretto klonk van den eersten volkomen gelij ken en zuiveren kwartsext-accoord-inzet af uitstekend; Marinus Adam bracht er een zeer mooie stijging in aan en hield alles, ook het fugato, doorzichtig. De onderlinge stemming van fluit en fagot in de octavenparallellen had nog iets beter kunnen zijn. Niet zoo goed slaagde het Scherzo: daar was nu en dan eenige gejaagdheid in en het Trio klonk in de forte-gedeelten niet altijd zuiver. De Finale werd- vaardig gespeeld maar had wat fijner van klank kunnen zijn; de pauken klonken hierin meestal veel te luid. De soliste van dit concert was de sopraan zangeres Corry Bijster, die met het orkest de Scene und Arie „Ah Perfido" voordroeg. In het Recitativo intoneerde zij bijna steeds iets te hoog, maar de Aria zong zij zuiver. De warmte en levendigheid van den zang en de mooie klank der stem mogen in 't bijzonder gepre zen worden. Marinus Adam liet het orkest zeer goed be geleiden en oogstte evenals de zangeres op dezen avond een groot en verdiend succes. K. DE JONG. heropenen wij onze ge heel naar de eischen des tijds verbouwde zaak in HEEREN MODE ARTIKELEN Speciale aan biedingen we gens 25 jaar beslaan der zaak in Hoe den, Overhem den, Dassen, enz. enz. enz. Kruisstraat 2 h. N. Gracht (Adv. Ingez. Med.) HET TOONEEL CYSBERT JAPICX. „UT EN THUS." De opvoering in den Stadsschouwburg van de revue „Ut en Thus" van den heer A. de Groot was zooals de heer Mr. A. S. Miedema het in zijn toespraak aan het slot noemde - het „sluitstuk" van de feesten, waarmee het 40-jarig bestaan van „Gysbert Japicx" is ge vierd. Het is een avond geworden, waarover de Friezen te Haarlem na jaren nog zullen spreken als over een der meest geslaagde avonden zoo niet tie best geslaagde van deze Friesehe vereeniging. Ik heb in den loop der jaren al heel wat revues door dilettanten ook, 5 jaar geleden, één van Gysbert Japicx zien opvoeren, maar ik herinner er mij geen. zoo mooi en karakte ristiek van aankleeding' als die van. gisteren. Wat de Friezen met de medewerking van den heer W. Th. de Maare in „Ut en Thus" heb ben gepresteerd, dwong werkelijk bewonde ring af. Waar zal men ooit in een voor een enkele maal gespeelde revue negen nieuwe decors zien en dan zulke geslaagde, als die van het St. Marco-Plein met het kanaal te Venetië, het gezicht op Grouw. een Perzische markt, Hawaii', een Friesch landschap ja, dat vooral was mooi en. stemmingsvol een gezicht op het stadhuis te Bolsward, San Francisco met op den voorgrond een groo- te boot en een wel zeer modern geschilderd cabaret in Amerika? En al deze decors even goed verzorgd en knap van ontwerp. Waar lijk de Maare heeft hiermee wel voortreffelijk werk geleverd. Maar wat zouden al die decors voor ons zijn geweest, wanneer .zich daarin niet een vroolijkc, levendige revue had afgespeeld. Voor die revue had de heer de Groot gezorgd en aan hem in de eerste plaats is dus het groote succes van den avond te danken. Eindelijk dan weer eens een revue met in houd, een revue, die niet als los zand in elkaar zit, maar waarin een vaste draad de verschillende tal'ereelen aan elkander ver bindt. Hoe aardig was reeds dadelijk de vondst, waarop „Ut en Thus" is gebouwd. Oebele, een boerenzoon, stijgt het naar zijn hoofd, als op zijn lot, dat hij geërfd heeft, de 100.000 valt. Dan wil hij niets meer van Friesland weten en reist met een door hem gekochte boot de Swalker naar verre landen, om daar te genieten van de heerlijk heden, die zijn „heiteiün" hepi niet biedt. Maar Pier en Douwe, twee ras-Friezen, reizen als matrozen met hem mee en Oebele kan nergens komen, of Pier en Douwe zijn er als de kippen bij om hem te toonen, dat Fries land ook zijn schoonheden bezit, als men ze maar wil zien. Na Venetië toonen zij hem Grouw met het wijde water van het meer. na het „Wienerwald", het Friesehe landschap, na een markt in Perzië, de kermis te Bols ward en wanneer Oebele na een dollen nacht in een cabaret te San Francisco heeft ge droomd. dat Neptunus hem met zijn interna tionaal gezelschap naar den bodem van de zee wil trekken en hij door de Friezen wordt gered, is hij eindelijk genezen en keert hij terug naar zijn eigen land, waar hij juist binnenvalt op het feest van Gysbert Japicx en met Pier en Douwe het bestuur kan gelukwenschen met het 40-jarig bestaan van deze echt Friesehe vereeniging. Dat was alles voortreffelijke revue, vol (Adv. Ingez. Med.) afwisseling met die elkander telkens snel op volgende beelden van het buitenland en het „heitelan". En hoe geestig ook gevonden om de huldiging van het bestuur en Gysbert Japicx als „slotscène" in de revue te brengen en daarin naast de officieele personen zooals de afgevaardigden van de Bond van Friesehe gezelschappen en van zustervereenigingen uit Amsterdam, Bussum en Haarlem ook de „hoofdrollen" uit verschillende der in de laat ste jaren opgevoerde stukken op de receptie te laten verschijnen. Zoo kregen wij tooneel en werkelijkheid telkens door elkaar gemengd met op den achtergrond het kleurige beeld der verschillende rassen van de aardbol en de elf steden van Friesland, voorgesteld door elf dames in Friesch costuum. Ja dit was wel een uitmuntende geestige revue, die sterk afstak met het zinnelooze ge doe, dat ons tegenwoordig en waarlijk niet alleen in ons land als „revue" wordt voor gezet. Een werkelijke verfrissching in het genre, dat wij zoo langzamerhand beu begon nen te worden. En wat was ook de opvoering uitstekend verzorgd! Natuurlijk lukte niet alles zooals bijvoorbeeld dat Italiaansche duet maar men wist door zeer gelukkig gebruik maken van gramofoonplaten herhaaldelijk de illusie te wekken van uitstekende interna tionale exotische koren en orkest. En waar de Friesehe zang moest klinken, was er het „Sjongselskip „Frisia" onder leiding van den heer J. Post. dat Oebele en-ons regelrecht naar Friesland voerde en verkwikte. Welk een aardig, grappig nummer was van 't zangkoor niet d.ie „sjong-rippetysje under kof je-tiid voor die boerderij in dat mooi-Friesche decor, hoe goed verzorgd waren de door mej. van Heerden ingestudeerde dansen o.a. in het Wienerwald en in Perzië van het kleine „corps de ballet". En wie had ooit kunnen denken, dat de Friezen zich zóó thuis zouden gevoelen in een cabaret te San Francisco! Schreef ik niet onlangs, dat ik nooit op het Friesehe tooneel had zien „zoenen"? Welnu, daar in Broadway hebben ze de schade voor 40 jaren ingehaald. Moet ik nu nog schrijven over al de offi cieele speeches, die werden gehouden op de „receptie", toespraken van afgevaardigden uit andere steden, voorzitters, eere-voorzitters, oud-voorzitters en toekomstige voorzitters? Die woorden van lof aan de feestvierende ver eenigmg verschilden niet met die op andere feestavonden, met dit onderscheid natuurlijk, dat ze in het Friesch werden gesproken. Alleen één uitzondering wil ik maken en wel voor het door Mi-. Miedema gesproken woord van her denking van Dr. J. B. Schepers, den man, die zoo veel voor Gysbert Japicx had gedaan en voor den drempel van dit feest was heenge gaan. Wanneer ik als recensent tenslotte bij al deze speeches nog één woord mag voegen, dan is het een van oprechte hulde aan den schrij ver van deze alleraardigste revue, den heer A. de Groot, en de spelers vooral Oebele, Pier Douwe en Kokkie die de revue tot leven heb ben gebracht. J. B. SCHUIL. Ludwig Wüliner, de groote Duitsche de clamator, die gisteren, 80 jaar oud, is gestor ven, was ook in de Haarlemsclie kunstkringen een bekende figuur. Vooral in de jaren on middellijk na den wereldoorlog was hij hier soms vergezeld van zijn trouwen begeleider Coenraad Bos, maar ook dikwijls alleen een elk seizoen terugkeerende gast. De Wüllner-avonden in den Jansschouwburg wa ren telkens weer feesten voor allen, die van zijn wel zeer zeldzame en hoogstaande kunst kwamen genieten. Hij was behalve Dr. in de philologie tooneelspeler, declamator en zanger. Ik heb hem voornamelijk gekend als declamatór al heb ik hem dan ook eens ongeveer 30 jaar geleden op een liederen-avond in de groote zaal van het Concertgebouw te Amster dam gehoord. De eerste maal dat Wüliner hier optrad, was op „Bach" waar hij begeleid door het Concertgebouw-orkest Das Hexen- lied, van Wildenbruch met de muziek van Schillings voordroeg. Ik herinner mij dien avond nog zeer goed en ik zie nog de groote figuur daar staan op het podium voor het orkest, imponeerend en decoratief. De eerste indruk was er een van „pose". De handen gevouwen, het hoofd naar den grond gericht, stond hij daar als in gedachten verzonken. Was hij de kunstenaar, die zich concentreerde of de acteur, die „tooneel maakte"? Ik geloof beiden. Maar zoodra ving hij niet aan met de woorden: „Zu Herzfeld im Kloster der Prior sprach" of men was de „pose" vergeten en onderging de macht van zijn bezielde, hartstochtelijke voordracht. Wüliner was een kunstenaar van stemmin gen: hij gaf zich geheel over aan den dich ter. het vei's voerde hem mee en zijn voor dracht verschilde al naar zijn eigen inspi ratie. In dit opzicht was hij wel heel anders dan zijn groote voorganger Possart, bij wien elk woord, elke nuance, elk gebaar bestudeerd was. en die eiken avond weer volkomen aan zich zelf gelijk was. Possart stond altijd bo ven het vers, Wüliner stond er midden in. Dat was de reden, waarom Wüliner je veel meer meesleepte dan Possart. Zijn voordracht was van zeldzame kracht en dikwijls brandend van temperament. Hij kon zijn publiek vooral het Duitsche in zijn besten tijd opstuwen tot een paroxys- me van enthousiasme. En welk een prachtige, klare stem had deze declamator! Ik hoor nog de versregels Die Ohren bedeckt ich mit meinen Han den. „Das Singen, das Singen, wann wird es enden?", die over de volle orkestklanken heen door de zaal schalden. „Das Hexenlied" was het paradepaard van Wüliner, maar welke prachtige programma's heeft hij ons daarnaast gegeven! Ik herinner mij nog een Faust-avond van Wüliner te Haarlem, wonderrijk van schakeering en met een Mephistophiles van zoo snijdend sarcasme, zoo magistraal van voordracht, dat het mij al tijd zal bij blijven. Welk een kleur en klank, kreeg van hem Schiller's „Lied von der Glocke" hoe geestig en met welk een fijnen humor ver telde hij de parabel van Nathan der Weise, welk een schroeiende hartstocht was er in zijn Prometheus, wanneer deze Zeus vervloekt Wüliner is het ook geweest, die voor het eerst sprookjes van Andersen en Oscar Wilde voordroeg, zittend in 'n fauteuil, in een fijn heid van tint en zoo licht van toon, dat het sprookje tot ons kwam als een heel teer en subtiel kleinood. vergunning vraagt krijgt er een, ook al is hij bakker, slager of kantoorbediende. Blijkbaar denkt de overheid: „hoe meer geld er in komt van die vergunningen hoe beter". Bovendien blijkt, dat er veel lompenventers te Haarlem loopen die geen ventvergunning hebben. Als zij door de politie aangehouden worden, zeggen zij eenvoudig, dat zij aan de huizen om oude couranten of kleeding vragen en dan is de zaak in orde. Dit mag hier blijk baar, Haarlem is een ideale stad voor het bedelen om oude couranten en kleeding. Velen vestigen zich daarom hier ter stede waardoor de uitgaven voor Armenzorg belangrijk stijgen. Blijkbaar hebben te Haarlem de groente- venters nog bijzondere rechten, zij mogen na melijk ook om lompen venten, terwijl een lompenventer niet met groente ein fruit mag loopen. Voor de hygiëne lijkt het mij onge- wenscht, dat lompen en groente met één wagen gevent worden. Het is te begrijpen dat de leden van den Bond van Lompenventers thans niet meer met sympathie de leges voor de ventvergunningen betalen. Houden de gelegenheidshandelaren in lom pen ook een koopmansregister bij, waartoe artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht verplicht? Evenals andere jaren ziet rften ook nu weer kinderen om oude couranten langs de huizen bedelen. Soms zijn de kinderen zoo klein, dat zij niet eens zelf aan de bel kunnen trekken. Zuigelingen worden soms op den wagen meege nomen om het medelijden op te wekken. Ais dat zoo doorgaat heeft Haarlem op den duur voor eiken inwoner een lompenventer op ophaler van oude couranten. Hiervan zijn de leden van den Bond van lompenventers de dupe. Zij hebben, ondanks hun ventvergunning, geen bestaan meer. Een waarschuwing is op zijn plaats, omdat nu weer de tijd van de schoonmaak is aange komen. Verzoeken van den Bond aan het gemeente bestuur hebben geen uitwerking gehad. IJ. F. L. VAN GALEN, secretaris der Lompenventersveree- niging „Door Eendracht Samen gebracht." (Van redactiewege ingekort). Ludwig Wüliner. Eens heb ik Wüliner ook als liederenzanger gehoord. Ik weet nog, dat ik dien avond tus- schen 2 zangeressen was gezeten, die zich eerst hevig verzetten tegen het stijllooze in- zijn voordracht van liederen van Schubert en Wolf, een voordracht, die meer zocht naar de plastiek van het woord dan naar de melo die van den componist.-Maar toen hij Strauss' Caecilia en „Der Steinplopfer" zong met een alles verterend passie, gaven zij zich gewonnen en juichten zij hem toe, even frenetiek als de- rest van de zaal. Een groot kunstenaar is met Wüliner heen gegaan. Wij zullen ons de Wüllner-avonden te Haarlem met dankbaarheid blijven herinne ren als hoogtepunten van declamatie-kunst, zooals alleen de werkelijk begenadigden ze vermogen te geven. J. B. SCHUIL. Voor den inhoud dezer rubriek stelt de Redactie zich niet verantwoordelijk. Van ingezonden stukkengeplaatst of niet geplaatst, wordt de kopij den inzender niet teruggegeven. Ventvergunningen en de Lompenventers. Sinds 1 November 1935 worden te Haarlem door het gemeentebestuur ventvergunningen uitgereikt. De venters hoopten dat daarvan het gevolg zou zijn, dat zij beschermd zouden wor den tegen te veel concurrentie, zoodat zij zon der tegenzin de legesgelden .van f 3 betaalden. Ook de lompenventers deden dit, daar zij over tuigd waren, dat er nu zonder noodzaak geen nieuwe lompenventers zouden bijkomen. Maar nu na 2Vz jaar blijkt, dat die hoop ijdel is gebleken. Ieder die bij de gemeente een vent- llel voor rekening van de Turksche regeering gebouwde kaïTeeringsvliegtuig is Dinsdag' op Schiphol voor de autoriteiten voorgeviogen. De bezichtiging van het toestr" Een avondschool voor Uitgebreid Lager Nijverheidsonderwijs. Geachte redactie, In Haarlem's Dagblad van 17 Februari j.l. kwam een verzoek van werkgevers voor, ge richt aan het bestuur der Nijverheidsschool te Haarlem, om tot inrichting van bovenge noemde school te willen overgaan, omdat er groote behoefte wordt gevoeld aan werk krachten met meer vakkennis. Naar aanleiding van dat verzoek deelt het bestuur van de Vereeniging voor Nijverheids onderwijs aan den Raad der Gemeente Haar lem mede dat de directies van een 4-tal der grootste bedrijven in Haarlem zich tot het be stuur gericht hebben met het verzoek om over te gaan tot het oprichten en in stand houden van een avondcursus voor Uitgebreid Lager Nijverheidsonderwijs overeenkomstig de bepa lingen- van de Nijverheidsonderwijswet. Daarop volgt dan een motiveering van de noodzakelijkheid dezer oprichting alsook een plan van de opzet der school en zoo meer. In uw blad kwam een deze zaak betreffende Ingezonden stuk voor van den heer J. Bauer, oud-directeur van de vroegere Burgeravond school onder het hoofd. Uitgebreid Nijver heidsonderwijs. In genoemd stuk wordt gegeven een pro gram van onderbouw op grondslag van den 4-jarigen cursus der vroegeren Burgeravond school. De dan volgende uiteenzetting geldt in 't bijzonder als noodzakelijk voor een spe cifiek Haarlemsche zaak. In verband met wat ik daarover onder de aan dacht wensch te brengen gaat vooraf een ver- wijzing naar het Februarinummer 1938 van het orgaan van de Vereeniging tot bevorde ring van de vakopleiding voor handwerklieden in Nederland. Op blz. 28 van genoemd nummer komt een artikel voor over een reeds vele jaren hangen de (en nog steeds niet tot werkelijkheid ge worden) geschiedenis, n.l. de opleiding van leerkrachten bij het Nijverheidsondei*wijs. De inhoud van dat stukje hier weergeven lijkt mij niet strikt noodig Alleen wilde ik. door het aan te halen, de actualiteit van dit vraag stuk bewijzen. Op een vergadering van de Vereeniging tot bevordering van de Vakopleiding voor hand werkslieden in Nederland op 17 Juli 1920 (dit is zeker lang geleden maar nog niet ver ouderd) werd een onderwerp (de opleiding dei- leerkrachten voor het Ambachtsschoolonder- wijs) ingeleid en na besprekingen door de ver gadering met algemeene stemmen tot bet vól gende besloten: a. de leden der Vereeniging zooveel mogelijk op de hoogte houden van alles wat in verband staat met de opleiding van leerkrachten bij het Nijverheidsonderwijs; b. het Hoofdbestuur in deze materie van ad vies dienen. Naar aanleiding van deze vergadering, waarop ik als lid der Vereeniging aanwezig was, heb ik toen een uitvoerig ingezonden stuk in het orgaan der Vereeniging geplaatst ge kregen. Het geheele stuk hier weergeven zou zeker wat te vee! plaatsruimte vragen en daarom zal ik mij bepalen tot een beknopt geschre ven program van een toen door mij gedachte onderwijsinrichting, die van een nog ietwat breederen opzet is dan die welke in uw blad van 17 Februrai is omschreven. Dat wat ik beoogde was het oprichten van een avondschool, allereerst voor hen, die practisch werkzaam waren bij de hout- er metaalbewerking. Teaenover een speciale opleidingsschool voor vakschoolleeraren stond en sta ik ook nu nog onsympathiek. Neen. een avrmrischnol wam- meer dan lager Niiverheid^nderwiis word* nog noodig, reden waarom ik het wenscheliik bevat dan en op de beste wiize de mo gelijkheid dat uit de aldus gevormde leerlin gen. vakschoolleeraren zouden kunnen worder gekozen. Dat was toen en dat liikt mil ook m- nng noodig. rede r^opiwm ik b^t wmseheliik en nuttig acht dat men daarmede bii d'- nieuw in HnUfo-. ^'ierwii.sinrichting rek*" nine-- zal wiPen hondpn. Ik stel mi' da nrVo'ding tot leerkracht^'" bij het Niiverheidsonderwï.is (die geen spe ciale ophidine daartoe bedoelD, op straks na der te omsH-iviive-n wü'/p voor. In welk n'v"'"hi. d° vnksr-huöj zich ook moge wijzigen, buiten twijfel zal ze moeten zijn eer inrichting waar aan leerlingen gelegenheid wordt geboden, zich zoo goed mogelijk te be- I kwamen in de beginselen van het handwerk. Indien dit een der belangrijkste dingen is welke de school beoogt, dan is het voor alles noodig dat de leerkracht aan een zoodanige school practisch bekwaam is, heb handwerk beheerscht en andere kundigheden be zit. Met klem meen ik er op te moeten wijzen dat de praktijk van een vak evenmin als praktij kervaring volledig op een school kun nen worden geleerd. Trouwens, men weet wel dat men geen ervaring leert, die doet men op. Om de praktijk te leeren moet men practisch werken en dan niet omdat het bij een be paalde opleiding tot dit of dat behoort, doch omdat men daarin zijn middel van bestaan vindt. Want vooral door dit laatste is de ver houding tot de praktijk de eenig juiste. Elke andere is niet echt, heeft iets van geliefhebber en is voor een belangrijk deel vertooning. Langs den weg der werkelijke praktijk dus de praktijk en praktijkervaring. Het meest gewenscht is dat de toekomstige vakman Nijverheidsondex-wijs geniet en dat er tijdens en na dat onderwijs gelegenheid be staat, zich verder algemeen te ontwikkelen. Mij lijkt dat de eenig mogelijke weg, omdat een jongen, die als voor opleiding een MULO of een 3-jarige H.B.S. bezoekt, hoe wensche- lijk dit ook voor zijn algemeene ontwikkeling- moge zijn, zich daarna niet zal kunnen en willen schikken tot het aanleeren van alles wat tot het grondig leeren van een vak- en handwerk behoort. Een jongmensch die MULO- of ITBS-onder wijs genoten heeft, bedankt daar feestelijk voor; hij wordt als regel geen alleszins be kwaam en practisch vakkundig man die een handwei-k beheerscht. Of dan de algemeene ontwikkeling niet noodig is? Zeer zeker, maar zij zal op andere wijze en op anderen leeftijd moeten worden verkregen. En nu dan volgt het onderwerp van de door mij gedachte school, die overeenkomt met en nog wat meer beoogt, dan die waarom de 4 werkgevers i: Haarlem vragen Ik stel mij voor dat een jongen op 13- jarigen leeftijd op een Nijvei'heidsschool komt Dan heeft hij die op 16-jarigen leeftijd door- loopen. (Tegen de verandering van de 3- jarige Nijverheidsschool in een 2 jarige heb ik mij op een andei-e plaats uitgesproken; het heeft niet veel g-egevexx want de sloopershand heeft het werk voltrokken. Ook de heer Bauer heeft zich in dien geest geuit). Gedurende die 3 jaren heeft hij dan ge legenheid gehad de beginselen en wel iets meer van de praktijk, het vak- en handteeke- nen te leeren. Bovendien zal hij hebben kun nen doorgang met het lager onderwijs, de be ginselen van algebra, meet-, natuurkunde enz. Gedurende die zelfde jaren zou ik hem willen laten volgen een aan de Nijverheidsschool te verbinden avondcursus; welke hij bijvoorbeeld 2 avonden per week zou kunnen bezoeken Of alle Ni|vei*heidsschoolleerlingen dezen avondcursus zullen volgen, maken wij hier niet uit. Is er 3 jaren op deze wijze ernstig gewerkt, dan kan zeker een goede grondslag' zijn ge legd. Nu gaat de aldus toegeruste leerling prac tisch werken. Voor verdere studie echter deden en doen. zich nieuwe en niet te overkomen moeilijk heden voor. Men tracht die dan te boven te komen door het nemen van privaatlessen of door correspondientie-onderwijs. De finan- cieele moeilijkheden daaraan verbonden on derschatte men echter niet, terwijl mij de ge gevens ontbreken om over aldus verkregen resultaten te kunnen oordeelen. Daarom moet er voor hen, die zich volledig willen bekwamen een uitnemende avonds school in 't leven worden geroepen, waar ieder technisch studeerend jongmensch kan worden onderwezen in wat hij tot het verkrij gen van volledige bekwaamheid en ontwikke ling noodig heeft. flen avondschool, die op ruimen grondslag in alle behoefte voorziet, en waarnaar al vele vele jaren wordt uitgezien. Een school, die op vele plaatsen in het Rijk op eenzelfde basis wordt gesticht, die pro gramma's van opleiding ontwerpt en overeen komstig die programma's onderwijst. Wanneer men van die school een 4- of 5-jarige maakt, dan kan dat voor krachtig willende (en die zou ik 't bijzonder willen helpen), een prachtige gelegenheid zijn om zich te bekwamen tot voorlieden, onderbazen, bedrijfsleiders, opzichters en teekenaars voor burgerlijke- en waterbouwkunde, voor machine bouwer, werktuigkundig en electrotechnicus. Het niet nader te omschrij ven nut voor hen die dagelijks practisch werken en 's avonds aan een avondschool veibonden zijn, laat zich gemakkelijk denken. (In zekeren zin en voor een deel, het theo retische n.l., voorziet hierin al sedert jaren de M.TJS. De M.TJS. bezoekende leerlin gen zijn echter andere menschen dan die waarvoor hier wordt opgekomen. In de be hoefte vair de eerste is ruim, in die der laatste nog altijd niet voorzien). De jonge menschen over wie het hier gaat, ziülen dan 20 a 21 jaar oud zijn. Men zal uit het een en ander hoop ik op maken dat de door mij bedoelde school niet beoogt te zijn een inrichting tot opleiding van vakschoolonderwijzers. Ik schreef reeds daar voor niet te voelen, maar zeer veel voor de oprichting van een school waarom de 4 directies der groote be drijven in Haarlem vragen. Op de door hen gedachte school kan een sterk willend en practisch werkzaam man gelegenheid vinden, zich al werkende volledig vakbekwaam te maken. Met de zoodanig gevormden zullen de be drijven binnen afzienbaren tijd gebaat zijn; uit dezulke zal de practisch en theoretisch bekwaam zijnde vakschoolonderwijzer kunnen worden gerecruteei-d. Om de voor het laatste voelende nu nog eveix verder te helpen zou aan de school nog moeten worden verbonden een 1 of 2-jarige.v. cursus, waar dat werd gegeven wat de vak schoolonderwijzer boven de reeds verkregen bekwaamheid, nog zeer noodzakelijk weten moet, n.l.: opvoedkunde, teekenen op het zwarte bord en onderwijspractijk. Het lijkt mij toe dat het hier gegeven ont werp de aandacht en misschien wel wat meer dan dat waard is van de directies der 4 groote Haarlemsche bedrijven en niet minder van velen die verlangend naar 'n dusdanige onderwijsinrichting uitzien. Persoonlijk verheug ik mij dat de school r komt, hoe dan ook en ik houd mij er van verzekerd, dat zij in een sedert vele, vele aren gevoelde behoefte zal vooi-zien. Tenslotte onderschrijf ik de meening van het bestuur der Nijverheidsschool dat hier mede een Gemeente- en maatschappelijk be lang in lxooge mate wordt gediend. Moge het zoo worden! D. OOSTER VELD van 1899 Tot 1934 leeraar a. d, Haarlemsche AwJbachtssehooL

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 10