ZONDERLINGE LEVENS
DIENSTREGELINGEN VERANDEREN
NACHTPOSTTREINEN BLIJVEN
OVERAL IN HET LAND
VERZEND MET DE NACHTPOSTTREINEN
Litteraire
Kantteekeningen.
Tandheelk.
Instituut
Jumbo wordt belaagd!
ZATERDAG Ï4 MEI 1938
HAAREEM'S DAGBE'AD
„HET IJZEREN MASKER
De Bastille, waar de man met ,Jiet ijzeren masker" gevangen heeft gezeten
Een geheimzinnige gevangene.
TOEN de Fransche Gouverneur over de
eilanden Sainte-Marguérite-Honorat.
de Saint-Mars, den I8den September
1698 zijn nieuwe ambt van gouver
neur der Bastille aanvaardde, bevond zich in
met gezelschap van den zoojuist aangekomene
een wel heel zonderling reisgenoot, wiens
raadselachtige identiteit jarenlang stof zou
geven tot de zotste onderstellingen. De zoo
genaamde onthullingen omtrent af- en her
komst van het geheimzinnige personage
vulden boekdeelen, leverden den opzet voor
romans en brachten eerwaardige historici in
de pijnlijkste verwarring.
Wie was de „man met het ijzeren masker"?
Voor een overzicht van de controleerbare
feiten zorgde, zonder te weten hoe waardevol
zijn aanteekeningen later zouden zijn, een
luitenant des Konings, Etienne du Junca, be
last met de bewaking -der Bastille. Deze offi
cier placht loffelijker gewoonte een ge-
vangenisrol, een soort journaal dus, bij te
houden waarin hij op Donderdag 18 Septem
ber 1689 melding maakte van de aankomst
van den nieuwen gevangene, dien de gou
verneur onder speciale bewaking had mee
gebracht: den man met het masker, voor
wien de Junca volgens nadrukkelijke" op
dracht van den gouverneur in den toren van
de Bertandière een vertrek in gereedheid had
moeten brengen. De gouverneur belastte zich
een zeldzaam voorval persoonlijk met
de insluiting van den gevangene. De naam
van den gemaskerde werd in tegenstelling tot
den regel, in de registers van de Bastille niet
ingeschreven. De aanteekeniing had eerst
plaats bij zijn dood, ruim vijf jaar later.
Marchioly, onder welken naam de overledene
werd vermeld, zou 45 jaar oud gewor
den zijn. Na bijwoning van de mis was hij
plotseling onwel geworden en kort daarna
gestorven. Reeds den volgenden dag. met on-
gewonen spoed dus, werd z'n stoffelijk over
schot op het kerkhof Saint-Paul ter aarde be
steld. Aldus luidden de sobere gegevens der
archieven.
Neen dat de mysterieuze gevangene in
derdaad Marchioly geheeten zou hebben ge
loofde niemand, zelfs de nauwgezette Du
Junca waarschijnlijk niet. Het moest een man
van hooge afkomst zijn geweest, dat stond
vast. Vanwaar anders de bijzondere onder
scheiding waarmee de gemaskerde altijd werd
behandeld? Maar waarom al die geheim
zinnigheid: het verzwijgen van zijn waren
naam, de scherpe bewaking, dat vreemde
masker dat trouwens niet van ijzer maar van
fluweel was)? Aanlokkelijker stof voor sen-
sationeele fantasieën, wonderlijke gissingen,
avontuurlijker romans kon men zich moei
lijk denken. Er werd een dankbaar gebruik
van gemaakt. a
Men fantaseert...;
TVjT ADAME Palatine, schoonzuster van Lo-
■"■'■^dewijk XIV, wist te vertellen, dat de ge
vangene onafgebroken werd bewaakt door
twee musketiers, die de opdracht hadden hem
onmiddellijk neer te schieten zoodra hij het
zou wagen zijn masker af te nemen. In een
tweede epistel meende deze briefschrijfster
een wonderbaarlijke onthulling te doen, toen
zij de stelling opwierp dat de gevangene wel
een Engelsch edelman zou zijn, die betrokken
was geweest bij een samenzwering tegen
Koning Willem m en geheimzinnig moest
sterven, opdat deze vorst nimmer zou weten
wat er van den Lord was geworden.
Dwaze fantasieën. Maar die van het publiek
waren nog heel wat wilder: de „man met het
masker'' zou door Saint Mars, den gouver
neur der Bastille, nooit anders zijn aange
sproken dan staande, met den hoed in de
hand. En wat nóg teekender was: hij zou
den gevangene bij de maaltijden persoonlijk
hebben bediend en dat nog wel van zil
veren schalen.
Père Papin vertelt in zijn „Histoire de Pro
vence", hoe een der fraters onder het raam
van den gevangene eens iets wits in het water
zag drijven. Het bleek een hemd te zijn van
het fijnste linnen, dat dicht beschreven was.
Onmiddellijk bracht de frater zijn vondst bij
den gouverneur, die hem onthutst vroeg of
hij mogelijk gelezen had wat op het hemd
geschreven stond. De brave frater, die daartoe
niet eens den tijd had gehad, kon met een ge
rust geweten verklaren, dat hij er geen kennis
van had genomen. Niettemin vond hij twee
dagen later op geheimzinnige wijze den dood.
Belangrijker dan deze proeven der op sen
satie beluste verbeelding waren de aanteeke
ningen, die Vader Griffit, aalmoezenier der
Bastille, maakte. Na diens zeggen zouden alle
goederen van den gevangene: kleeren, ma
tras,. lakens en sloopen, dadelijk na zijn dood
zijn verbrand. De muren van het vertrek
werden opnieuw gewitkalkt en alle tegels door
nieuwe vervangen, zulks om te voorkomen,
dat de overledene eenige aanwijzing omtrent
zijn identiteit zou hebben achtergelaten. Dit
verhaal scheen aan waarschijnlijkheid te
winnen toen het door een majoor der Bastille,
Chevalier genaamd, werd bevestigd. Toender-
tijd kon men nog niet weten, dat Chevalier z'n
kennis geput had uit de schrifturen van vader
Griffet.
Trouwens, was men inderdaad zoo be
vreesd geweest voor het uitlekken van „het
geheim", men zou den gemaskerde z'n ge
vangenschap niet een tijdlang hebben laten
deelen met. twee mede-gestraften: een ze
keren Maranville een oud-officier, die latei-
naar Ohareton werd overgebracht, waar hij
genoegzaam met de buitenwereld ln verbin
ding stond om gegevens over het mysterie te
verstrekken; en Dominique Tirmont, een
obscuur kereltje, dat later zelfs uit het ge
vang ontslagen werd.
Maar men fantaseerde er zoo lustig op los
dat alleen al het raadplegen van de lijst der
personen die zich achter het masker heetten
te verbergen, een kostelijk vermaak is. Hier
volgt een bloemlezing: de hertog van Mon
mouth, bastaard van Karei II; Avédick, de
Armeensche patriarch van Cons tan tinopel en
Jeruzalem, wiens opsluiting door de Jezuï-
ten bewerkstelligd zou zijn; Francois de Ven-
dóme, hertog de Beaufort; de opper-inten-
dant van financiën Fouquet, die trouwens
voor z'n malversaties in de citadel van Pig-
nerol boette; Molière, omdat de Jezuïten zich
op hem wreken wilden vanwege z'n „Tartuf-
fe"; de jeugdige graaf de Kéroualze, die on
der den admiraal deBeauford had gestreden;
de spion en gifmenger Oldendorf uit de El-
zas; Generaal Labbé de Bulonde, dien mi
nister Louvois wegens verregaand plichts
verzuim zou hebben doen inkerkeren
Maar de fraaiste en geruchtmakendste ont
hulling. later door den beroemden Dumas op
gerakeld, was wel die van den grooten Vol
taire en vormt een geschiedenis op zich zelf.
Voltaire doet onthullingen.
|N 1745 verscheen van de hand van een
overigens onbeduidend schrijfster, Ma
dame de Vieux-Maisons, een roman onder
den titel .Mémoires", een bijdrage tot de ge
schiedenis van Perzië, waarin ook de man
met het ijzeren maker een rol speelde onder
den naam van Hertog de Vermandois. Vol
taire, wiens aandacht door deze pennevrucht
op het mysterie van het masker viel, was er
juist de man naar het vuurtje nog wat aan
te blazen. Allereerst had hij zeer levendige
herinneringen aan zijn eigen insluiting in de
Bastille; maar bovendien was zoo'n zonder
ling raadsel een te welkome aanleiding tot
allerhande toespelingen, om het niet dank
baar uit te buiten. In zijn ..Eeuw van Lode-
wijk XIV" pleegde hij dan ook den eersten
aanslag op de menschelijke nieuwsgierig
heid: de geheimzinnige gevangene werd er
beschreven als een forsohe gestalte, jong en
van een edel en schoon uiterlijk dat echter
verborgen moest blijven achter een masker,
waarvan de kinband van stalen veeren was
voorzien. Hij zou bijzonder talentvol de
guitaar 'hebben bespeeld en een tweede
merkwaardigheid een opvallende voorlief
de voor kostbaar ondergoed met kantwerk
aan den dag hebben gelegd. Op een dag, zoo
vertelt Voltaire, gelukte het hem, uit een
venster een zilveren bord, waarop hij met z'n
mes mededeelingen had gekrast, in een juist
passeerende boot te werpen. Een visscher
haastte zich het voorwerp aan den gouver
neur Saint-Mars ter hand te stellen. Nau
welijks zou Saint-Mars het schrift hebben
ontcijferd of hij vroeg den visscher of hij
gelezen had wat er op het bord stond ge
krast. De argelooze hengelaar kon verzeke
ren. dat hij niet eens het alphabet kende. Pas
toen de gouverneur enkele dagen later de on-
omstootelijke bewijzen in handen had, dat de
visscher waarheid had gesproken, werd hij
op vrije voeten gesteld met de woorden: ..Ga.
en wees dankbaar dat ge niet lezen kunt...."
De Chamillart, de laatste minister die het
geheim van den gemaskerde gekend kon
hebben, zou op z'n sterfbed door zijn schoon
zoon zijn gesmeekt het mysterie te onthul
len; maar een eed moet den stervende be
let hebben zelfs de geringste toespeling te
maken.
Zoo keuvelde Voltaire; maar den naam
van den onbekende noemde hij nog niet; de
ontsluiering bewaarde hij tot een latere ge
legenheid. In den eersten druk van z'n
„Questions sur l'Encyclopédie" maakte hij
z'n lezers nog nieuwsgieriger door te vermel
den, dat de voortdurende gezichtsbedekking
noodig was geweest om een al te treffen
de gelijkenis te verbergen. Een gelijkenis
met wien dan toch? Men giste, men ried
tot Voltaire in den tweeden druk de zoo be
geerde opheldering verschafteeen ge
lijkenis met een tweelingbroeder van Lode-
wijk XIV, den Franschen koning.
Ziezoo, de ontknooping was er. Baron von
Gleichen maakten den roman nog wat
fraaier door te beweren, dat de gemaskerde
de eigenlijke Lodewijk XIV was geweest, ter
wijl de plaats van het koningskind werd in
genomen door een bastaardzoon der Ko
ningin.
Maar daarmee was het mysterieuze ver
haal nog niet ten einde gefantaseerd. Tij
dens zijn gevangenschap op de eilanden van
Sainte-Marguérite zou de verdreven konings
zoon zijn gehuwd met de dochter van een
zijner bewakers. Het uit dezen echt geboren
kind werd in alle heimelijkheid naar Corsica
gebracht en onder de hoede gesteld van een
vertrouwd persoon met de opdracht, het een
zorgvuldige opvoeding te geven, omdat het
van goede huize van „bonne-part" of, in het
Italiaansch, „buona parte" was. Buonaparte
Napoleon: was daarmee de koninklijke
afstammeling van den Franschen keizer niet
zonneklaar bewezen?
Inmiddels bracht een brief van een ach
terneef van Saint-Mars aan den hoofdre
dacteur der Année littéraire in zoover eenig
nieuw licht in de duistere affaire, dat er geen
twijfel meer kon bestaan of de gemaskerde
was destijds in gezelschap van den nieuwen
gouverneur, op diens reis van Sainte-Mar
guérite naar Parijs, onder strenge bewaking
naar de hoofdstad gekomen. De briefschrij
ver wist aan te toonen, dat Saint-Mars op
zijn doorreis den nacht had doorgebracht op
z'n kasteel de Palteau. In een door tallooze
ruiters geëscorteerde draagbaar kwam de
gemaskerde aan, Gedurende den maaltijd zat
hij met den rug naar het venster, zoodat de
voorbijgaande landarbeiders den vreemden
gast niet in het gezicht konden zien. Wel
had men duidelijk waargenomen dat de gou
verneur aan tafel twee pistolen naast zijn
couvert had. Den wigenden dag had men
den gevangene op de binnenplaats heen en
weer zien loopen. Het moest een rijzige ge
stalte zijn geweest metsneeuwwitte ha
ren; het masker liet alleen den mond vrij.
Ook dit epistel anno 1768. 65 jaren dus na
den dood van den raadselachtigen gevan
gene geschreven, onthulde niets omtrent
diens identiteit, tot groote ingenomenheid
van alle vrienden van het mysterie, die htm
vebbeelding den vrijen loop konden laten.
De „ontmaskering".
TEDERST tegen het einde van de 18de eeuw
-"-'brachten verschillende naspeuringen
publicaties, welker geloofwaardigheid thans
afdoende is aangetoond, een volledige ophel
dering. De ..man met het ijzeren masker'
was Graaf Mattioli, staatssecretaris van
den hertog van Mantua.
Ziehier een beschrijving van den waren
loop der gebeurtenissen:
Na den dood van de Mazarin in 1661 werd
onder leiding van Minister Louvois. de sluwe
diplomatie van den Kardinaal meer en meer
vervangen door een agressieve machtspoli
tiek. Frankrijk wenschte onder meer zijn in
vloed in Noord-Italië te vergrooten en zag
met begeerige blikken naar Casal, de hoofd
stad van Montferrat, waarvan Karei IV de
Gonzaque. Koning van Mantua, markies
was. Een losbol was dat, die Karei IV, die de
staatsgelden verbraste met obscence feesten
en zich niet ontzag de inkomsten der Kroon
aan een woekeraar in pand te geven.
De Fransche ambassadeur d'Estrades
achtte het, Karel's financieelen nood ken
nend, zeer wel mogelijk het begeerde Casal te
veroveren zonder een droppel bloed te ver
gieten. Men behoefde slechts den spilzieken
Koning een flinke som gelds te bieden. Maar
daarbij zou de medewerking van 's Ko
nings secretaris. Graaf Mattioli. onontbeerlijk
zijn. En Mattioli was een moeilijk onder schot
te krijgen wild. Hij stond bekend als een zeer
ZIJ BRENGEN UW CORRESPONDENTIE, WELKE
S AVONDS VOOR DE AANSLUITING GEVENDE
BUSLICHTING IS GEPOST, DEN VOLGENDEN
MORGEN BIJ DEN GEADRESSEERDE
(Adv. Ingez. Med.)
Marie Schmitz. Een mensch
vindt het geluk. Amsterdam We
reldbibliotheek.
Rina van der Pot, de hoofdfiguur van dezen
zeer goeden roman, vindt het gelukmis
schien, maar in ieder geval wel laatop
haar sterfbed. Zij heeft, haar leven door, nu
en dan gemeend het geluk in 't verschiet te
zien, het grijpbaar voor zich te hebben en
dan, na zoo'n angstig-heerlijke emotie, was
het weer misstond er iets in den weg
tusschen haar en het grijpbaar gedachte.
Het grootste leed was dan, dat haar intelli
gentie haar deed begrijpen dat zij in zich
zelve dat obstakel omdroeg en haar natuur
lijk verweer werd dari een nesterigheid, toen
zij nog kind, een grofheid toen zij nog jonge
vrouw geworden was.
Een moeilijk kind was zij geweest, een sa-
menbindsel van teleurstelling en wroeging
zou een groot deel van haar groote-menschen
leven zijn. Een doorloopend onbevredigend
verlangen, telkens gemaskeerd achter helder
intellect, dat zijn uitlaat vond in bitterheid,
zelfspot en onbewuste harteloosheid. Een
merkwaardige vrouw deze Rientje, die door
het bijzondere verteltalent van Marie
Schmitz wel heel klaar, met alle facetten van
haar samengesteld karakter, ons voor oogen
wordt gezet.
Vanwaar die zoo moeilijk te ordenen eigen
schappen bij dit kind, zoo geheel verschillend
van de broers en zusters? Ze heeft van haar
vader het intellect en de egocentrische eigen
gereidheid. die beide bij haar tot uitwassen
van jaloerschheid en overprikkeldheid voeren,
terwijl ze bij den vader tot een normale,
eenigszins met zichzelf ingenomen levenshou
ding beperkt blijven. Rien heeft niets bemin
nelijks en is ook niet uiterlijk knap. en ze on
dergaat den weerslag daarvan met te meer
pijn naarmate ze zich er minder op heeft
voorbereid, zoodat de eerste decepties voor
haar de ergste zijn.
Toch blijven die verbeten teleurstellingen
in haar leven een verontschuldiging voor haar
soms bittere gedachten. Er zit waarheid in de
wreede karakteristiek, die Eva Rhoda na den
dood van haar man van Rien geeft: „Jij, jij
weet niet wat vriendschap is, jij hebt niets
te geven, jij kunt alleen maar nemen". En
hoezeer verantwoord in Eva's omstandighe
den dit harde oordeel ook schijnt, het bevat
toch slechts een halve waarheid. Want Rien
heeft wel iets te geven ze kan zich hechten
en daarnaar snakken, doch er blijft iets in
haar. waardoor iedere toeneiging zonder
vrucht blijft en verwaait. „Ik heb mijn lot
vervuld" zal zij terecht na jaren op haar sterf
bed zeggen; haar leven werd gericht door een
fataliteit waartegen niet op te tornen viel.
Zoo misschien met deze paar aanduidingen
de quintessens van dit boek gegeven is, dan
werd toch nog slechts gedeeltelijk aan de
goede hoedanigheden er van recht gedaan.
Want ook de schildering van leven en lot van
Rien's familie, van haar ontmoetingen in het
leven, thuis en door de wereld zwervend, zijn
zeer goed geslaagd. De lezer blijft zich voor
haar voortdurend interesseeren, nu eens me
delijdend, dan weer afwerend, doch onafge
broken met belangstelling in haar reacties.
Het is de verdienste van de schrijfster dat de
draad gelijkmatig gespannen blijft tot den
einde, en dat men, al lezende, voortdurend
achter dit menschenleven het fatum voelt
waardoor het geleid wordt. En opmerkelijk
alweer bij deze Hollandsche auteur dat de
kinder- en schooljaren van Rien met het in
nigst mee-beleven geschilderd schijnen. Meer
op zich zelf staande karakteriseeringen van
sommige bijfiguren zijn echter evenzeer ten
volle doordacht en begrepen, zoodat men van
„Een mensch vindt het geluk" de herinnering
aan een goed boek achter houdt.
Johan Teunisz. Johan de Witt.
Den Haag, Leopolds U. M.
Jii de reeks vaderlandsche biographieën
van' groote mannen is dit het vierde deeltje,
Die van Oldenbarneveldt, Coen en De Ruyter
konden wij hier reeds vroeger bespreken. Door
dit boekje over De Wltt wordt de serie met
een zeer geslaagd werk verrijkt. Het leven van
hem, die onder de eerste Europeesche staats
lieden van zijn tijd gerekend wordt en in Ne
derland ook later niet in breede beteekenis
is overtroffen, kan men zegt de schrijver
niet beter beschouwen dan met de geschie
denis van ons vaderland als achtergrond.
meer
Als de politie uvr ftets zonder
achterlicht ziet
ófals 'n automobilist u
niet mocht zien
Dan kan u dat duur,te staan
komen, terwijl u voor 'n paar
kwartjes klaar kunt zijn 11
Maar let op t „RIJKSKEUR"!
n ROOD RIJWIELACHTERLI^HT
DAARTOE BENT U VERPLICHT»!
Zoo wordt ons een interessante politieke
historie des lands voorgelegd, loopend van
1650 tot 1672 met De Witt als spil waarom al
les draait. Voor zoover wij, die geen historici
van beroep zijn. dat beoordeelen mogen
wordt die geschiedenis volkomen objectief,
zonder vooringenomenheid of tegenzin ge
schreven.
Bij alle waardeering voor De Witt's groot
heid wordt ruimte gelaten voor eenige be
denking, wanneer enkele daden van dezen
bijzonderen man meer onze bewondering
voor zijn doorzicht, dan onze genegenheid
voor zijn karakter oproepen.
De Witt's gescharrel met de Acte van Seclu-
sie wordt voor ons eer een behendig diplo
matiek manoeuvreeren dan iets waarvoor* we
een hartelijke genegenheid zouden kunnen
koesteren. En zoo is er nog wel zoo nu en dan
iets, waardoor De Witt ons als een modern
verpolitiekt advocaat verschijnt, al moet
men toegeven dat zijn positie dat nu eenmaal
meebracht en dat hij in ieder geval voor zijn
partij en zijn lastgevers een bewonderens
waardig pleitbezorger geweest is. Om den
mensch De Witt intiemer te leeren kennen
bood hij zelf weinig gelegenheid.
Een voorzichtige geslotenheid spreekt uit
de meeste brieven die in dit boek gerepro
duceerd staan, al zijn sommige wel zeer in
teressant om een kijkje te krijgen in het
familieleven van de eerste burgers onzer ze
ventiende eeuw. Toch Iaat hij zich vooral
in zijn jeugd nog wel eens gaan en zegt
dan dingen die niet al te idealistisch klinken
doch niettemin nooit veronachtzaamd mo
gen worden. Hij is 27 jaar oud, als hij inziet
„dat egoïsme 'smenschen eenig zelfbehoud
is: dat sluit gevoel van eigenwaarde in" en
het getuigt misschien van grondige men-
schenkennis. doch het is niet vroolijk, als hij
neerschrijft:
.dat geene saecke de menschen meerder
opweckt tot lieffde ende goede genegenthcyi
als het gevoeien in de beursse".
Maar met dat al heeft Nederland hem veel
te danken. Hij was met zijn kalmen kop en
veelomvattend verstand in den waren zin een
bestuurder, van een soort waarvoor men in de
overige wereld respect had en toonde. Niet
voor niet sprak men bij onze Engelsche buren
over hem als ..King John". Hier te lande had
hij zijns gelijke zeker niet in doorzicht en
doorzettingsvermogen. Dat hij zich ook wel
eens vergist heeft bewijst slechts zijn men-
schelijkheid. En dat hij voor zijn eigen zaken
een even goed beheerder was als voor die van
den lande was in zijn tijd geen uitzondering
en komt in den onzen zelfs nog wel eens hier
en daar voor. Daarom zou het Haagsche
grauw hem en zijn broeder nooit zoo beest
achtig mishandeld en vermoord hebben.
Maar de wind was gekeerd en de tegenslagen
werden, als gewoonlijk, aan de menschen ge
weten wier genie een vroegeren voorspoed had
bewerkstelligd-
De heer Theunisz heeft van dit veelbewo
gen tijdperk een treffend beeld gegeven, zon
der retouches of flatteering.
J. H. DE BOIS.
HET
16 RIJKSSTRAATWEG
HAARLEM-NOORD TELEFOON 16726,
heeft zijn tarieven VERLAAGD en berekent
thans voor geheel
GEBIT 32.00
met garantie.
PIJNLOOS TREKKEN INBEGREPEN.
Plaatje met 1 tandf 2.50
Iedere tand meer S 1.75
Porcelein- of zilvervulling 2.50
Goud vullingen 9.00
Goudkroon 15.00
Pijnloos trekken tand of kies 1.50
MONDONDERZOEK KOSTELOOS.
SPREEKURENiederen morgen 9—12 uur,
behalve Donderdag.
Iederen middag l'/s4 uur.
behalve Vrijdag en Zaterdag.
AVOND SPREEKUREN
DINSDAG en DONDERDAG 7—9 uur.
Behandeling uitsluitend door Ned. mond- en
tandartsen.
(Adv. Ingez. Med.)
ambitieus man en was daarenboven in
hooge mate intelligent, wat wel was gebleken
uit zijn benoeming tot professor aan de Uni
versiteit van Bologna op den leeftijd van 20
jaar.
d'Estrades' plan lukte wonderwel. Mattioli
kwam naar Parijs om de acte te teekenen en
ontving daarbij uit handen van den Koning
Lodewijk XIV niet ai leen een belangrijke som
gelds, maar, als blijk van buitengemeene
erkentelijkheid, een zeer kostbare diamant
bovendien.
Enkele maanden later, kort voordat een
Fransch gedelegeerde in Italië de acte met
zijn handteekenlng zou bezegelen, bleek dat
de waarde graaf verschillende Europeesche
hoven met de onderhandelingen op de hoog
te had gesteld en dus zoowel zijn Koning als
Lodewijk XIV had bedrogen.
De woede van het Fransche hof over deze
trouweloosheid was zoo hevig, dat het voor
stel van d'Estrades, den Graaf voor goed on
schadelijk te maken, werd aanvaard, zij het
dan ook op voorwaarde dat de arrestatie en
het gevangenschap zoo min mogelijk opzien
zouden baren.
Zoo gebeurde het dat Graaf Mattioli. die op
listige wijze naar Frankrijk was gelokt, z'n
karos plots omgeven zag door talrijke gewa
pende mannen, die hem, gemaskerd, In ver
zekerde bewaring stelden. De Fransche diplo
matie had zich gewroken: Mattioli was van
het tooneel verdwenen.
Maar na z'n roemloozen dood leefde de
graaf voort in de geruchtmakende legende
van den man met het ijzeren masker, wiens
verborgen identiteit ruim een eeuw lang de
verbeelding zou prikkelen tot de kostelijkste
fantasieën, die in het curiositeitenkabinet
der Fransche geschiedenis bewaard zijn ge
bleven.
C. J. E. DINAUX.
LOPBURI (Siam). (United Press). Deze
week wordt voor het eerst sedert dertig jaar,
een koninklijke olifantenjacht gehouden.
Deze jacht, die sterk aan den ouden tijd
herinnert, toen de Siameesche koningen, op
olifanten gezeten, ten strijde reden, zal drie
dagen achtereen duren. De olifant Is een ko
ninklijk dier in Siam en de Siameesche konin
gen staan dan ook aan het hoofd van de Orde
van den Witten Olifant.
De jacht wordt, bij afwezigheid van den
jongen koning, die in Zwitserland op kost
school is, officieel door den President van den
Raad van het Regentschap. Prins Aditja Di-
rabba, geopend, nadat religieuze ceremonieën
bij een kleine Boeddhisten schrijn, die op het
jachtterrein is opgesteld, hebben plaatsgevon
den. Men hoopt bij deze jacht, die door den
minister van financiën wordt gefinancierd,
100 a 150 wilde olifanten (mannetjes) te kun
nen vangen.
Voor het meest sensationeele van de Jacht,
nJ. wanneer de wilde olifanten in een spe
ciaal daarvoor met teakhouten boomstammen
afgezet gebied worden gedreven, verwacht men
ongeveer 20.000 toeschouwers. Het terrein waar
het afgeschoten gebied ligt, bevindt zich even
buiten Lopburi.
Voor den toegang tot het jachtterrein zal
entrée worden geheven en de opbrengst hier
van zal aan den bouw van een militaire aca
demie worden besteed. Deze academie, die op
ongeveer 240 K.M. van Bangkok verwijderd zal
worden gebouwd bevindt zich dan tevens bij
de nieuwe militaire hoofdkwartieren. Het zijn
dan ook legerautoriteiten, die met de organi
satie van de jacht zijn belast.
Ervaren jagers zwerven sedert de laatste
twee weken met meer dan 100 getrainde oli
fanten in die gebieden van het oerwoud rond.
waar de olifanten zich ophouden; zij lokken
en omringen de wilde kudden.
De eerste dag van de jacht wordt in beslag
genomen door het opdrijven van de wilde oli
fanten haar het omheinde terrein. In die om
heining zijn scherpe uitstekende palen aange
bracht. die naar binnen zijn gericht, behalve
bij den ingang, waar drinkbakken zijn opge
steld. zoodat de olifanten na hun wilde lange
vlucht in staat zijn te drinken.
Op een gegeven signaal sluiten de jagers
een cordon om de wilde beesten en halen dit
steeds nauwer aan totdat de olifanten nog
slechts door de nauwe opening van de palis
sade, waardoor slechts één olifant tegelijk kan
passeeren. zullen kunnen ontsnappen. Een
oorverdoovend geluid vergezelt dit alles uren
lang, daar de jagers onder het slaken van
krijgskreten de tamme olifanten aanmoedigen
en de wilde olifanten met hun speren in de
omheining zullen drijven.
Den tweeden dag begeven de jagers, op oli
fanten gezeten, zich binnen de omheining en
strikken uit rotting vervaardigde stroppen om
de achterpooten van de dieren, die zij daar
voor uitzoeken; deze worden daarna stevig
vastgebonden. De overgebleven dieren, meestal
vrouwtjes en jonge beesten zullen weer naar
het oerwoud worden teruggedreven Dit alles
gaat. zooals duidelijk is, niet zonder strijd en
moeite gepaard, hetgeen juist de spanning aan
de jacht verleent.
Den derden dag houden de jagers zich bezig
met de gevangen olifanten op de proef te stel
len. maar aangezien dit zeer gevaarlijk is en
steeds veel slachtoffers eischte, Is dit tot een
zeer korten tijd beperkt gewerden. Om het
publiek echter te vermaken zijn er speciale
arena's gebouwd, waar stierengevechten wor
den gehouden echter zonder matadors. De
stieren vechten met elkander en experts tre
den daarbij als scheidsrechters op en wijzen
de overwinnaars aan.
De gevangen olifanten worden later ge
traind om hout uit de teakbosschen te halen
en ander zwaar werk. ook voor het leger, tc
verrichten.
(Nadruk verboden). (United Press).