ZONDERLINGE LEVENS DIENSTREGELINGEN VERANDEREN NACHTPOSTTREINEN BLIJVEN OVERAL IN HET LAND VERZEND MET DE NACHTPOSTTREINEN Litteraire Kantteekeningen. Tandheelk. Instituut Jumbo wordt belaagd! ZATERDAG Ï4 MEI 1938 HAAREEM'S DAGBE'AD „HET IJZEREN MASKER De Bastille, waar de man met ,Jiet ijzeren masker" gevangen heeft gezeten Een geheimzinnige gevangene. TOEN de Fransche Gouverneur over de eilanden Sainte-Marguérite-Honorat. de Saint-Mars, den I8den September 1698 zijn nieuwe ambt van gouver neur der Bastille aanvaardde, bevond zich in met gezelschap van den zoojuist aangekomene een wel heel zonderling reisgenoot, wiens raadselachtige identiteit jarenlang stof zou geven tot de zotste onderstellingen. De zoo genaamde onthullingen omtrent af- en her komst van het geheimzinnige personage vulden boekdeelen, leverden den opzet voor romans en brachten eerwaardige historici in de pijnlijkste verwarring. Wie was de „man met het ijzeren masker"? Voor een overzicht van de controleerbare feiten zorgde, zonder te weten hoe waardevol zijn aanteekeningen later zouden zijn, een luitenant des Konings, Etienne du Junca, be last met de bewaking -der Bastille. Deze offi cier placht loffelijker gewoonte een ge- vangenisrol, een soort journaal dus, bij te houden waarin hij op Donderdag 18 Septem ber 1689 melding maakte van de aankomst van den nieuwen gevangene, dien de gou verneur onder speciale bewaking had mee gebracht: den man met het masker, voor wien de Junca volgens nadrukkelijke" op dracht van den gouverneur in den toren van de Bertandière een vertrek in gereedheid had moeten brengen. De gouverneur belastte zich een zeldzaam voorval persoonlijk met de insluiting van den gevangene. De naam van den gemaskerde werd in tegenstelling tot den regel, in de registers van de Bastille niet ingeschreven. De aanteekeniing had eerst plaats bij zijn dood, ruim vijf jaar later. Marchioly, onder welken naam de overledene werd vermeld, zou 45 jaar oud gewor den zijn. Na bijwoning van de mis was hij plotseling onwel geworden en kort daarna gestorven. Reeds den volgenden dag. met on- gewonen spoed dus, werd z'n stoffelijk over schot op het kerkhof Saint-Paul ter aarde be steld. Aldus luidden de sobere gegevens der archieven. Neen dat de mysterieuze gevangene in derdaad Marchioly geheeten zou hebben ge loofde niemand, zelfs de nauwgezette Du Junca waarschijnlijk niet. Het moest een man van hooge afkomst zijn geweest, dat stond vast. Vanwaar anders de bijzondere onder scheiding waarmee de gemaskerde altijd werd behandeld? Maar waarom al die geheim zinnigheid: het verzwijgen van zijn waren naam, de scherpe bewaking, dat vreemde masker dat trouwens niet van ijzer maar van fluweel was)? Aanlokkelijker stof voor sen- sationeele fantasieën, wonderlijke gissingen, avontuurlijker romans kon men zich moei lijk denken. Er werd een dankbaar gebruik van gemaakt. a Men fantaseert...; TVjT ADAME Palatine, schoonzuster van Lo- ■"■'■^dewijk XIV, wist te vertellen, dat de ge vangene onafgebroken werd bewaakt door twee musketiers, die de opdracht hadden hem onmiddellijk neer te schieten zoodra hij het zou wagen zijn masker af te nemen. In een tweede epistel meende deze briefschrijfster een wonderbaarlijke onthulling te doen, toen zij de stelling opwierp dat de gevangene wel een Engelsch edelman zou zijn, die betrokken was geweest bij een samenzwering tegen Koning Willem m en geheimzinnig moest sterven, opdat deze vorst nimmer zou weten wat er van den Lord was geworden. Dwaze fantasieën. Maar die van het publiek waren nog heel wat wilder: de „man met het masker'' zou door Saint Mars, den gouver neur der Bastille, nooit anders zijn aange sproken dan staande, met den hoed in de hand. En wat nóg teekender was: hij zou den gevangene bij de maaltijden persoonlijk hebben bediend en dat nog wel van zil veren schalen. Père Papin vertelt in zijn „Histoire de Pro vence", hoe een der fraters onder het raam van den gevangene eens iets wits in het water zag drijven. Het bleek een hemd te zijn van het fijnste linnen, dat dicht beschreven was. Onmiddellijk bracht de frater zijn vondst bij den gouverneur, die hem onthutst vroeg of hij mogelijk gelezen had wat op het hemd geschreven stond. De brave frater, die daartoe niet eens den tijd had gehad, kon met een ge rust geweten verklaren, dat hij er geen kennis van had genomen. Niettemin vond hij twee dagen later op geheimzinnige wijze den dood. Belangrijker dan deze proeven der op sen satie beluste verbeelding waren de aanteeke ningen, die Vader Griffit, aalmoezenier der Bastille, maakte. Na diens zeggen zouden alle goederen van den gevangene: kleeren, ma tras,. lakens en sloopen, dadelijk na zijn dood zijn verbrand. De muren van het vertrek werden opnieuw gewitkalkt en alle tegels door nieuwe vervangen, zulks om te voorkomen, dat de overledene eenige aanwijzing omtrent zijn identiteit zou hebben achtergelaten. Dit verhaal scheen aan waarschijnlijkheid te winnen toen het door een majoor der Bastille, Chevalier genaamd, werd bevestigd. Toender- tijd kon men nog niet weten, dat Chevalier z'n kennis geput had uit de schrifturen van vader Griffet. Trouwens, was men inderdaad zoo be vreesd geweest voor het uitlekken van „het geheim", men zou den gemaskerde z'n ge vangenschap niet een tijdlang hebben laten deelen met. twee mede-gestraften: een ze keren Maranville een oud-officier, die latei- naar Ohareton werd overgebracht, waar hij genoegzaam met de buitenwereld ln verbin ding stond om gegevens over het mysterie te verstrekken; en Dominique Tirmont, een obscuur kereltje, dat later zelfs uit het ge vang ontslagen werd. Maar men fantaseerde er zoo lustig op los dat alleen al het raadplegen van de lijst der personen die zich achter het masker heetten te verbergen, een kostelijk vermaak is. Hier volgt een bloemlezing: de hertog van Mon mouth, bastaard van Karei II; Avédick, de Armeensche patriarch van Cons tan tinopel en Jeruzalem, wiens opsluiting door de Jezuï- ten bewerkstelligd zou zijn; Francois de Ven- dóme, hertog de Beaufort; de opper-inten- dant van financiën Fouquet, die trouwens voor z'n malversaties in de citadel van Pig- nerol boette; Molière, omdat de Jezuïten zich op hem wreken wilden vanwege z'n „Tartuf- fe"; de jeugdige graaf de Kéroualze, die on der den admiraal deBeauford had gestreden; de spion en gifmenger Oldendorf uit de El- zas; Generaal Labbé de Bulonde, dien mi nister Louvois wegens verregaand plichts verzuim zou hebben doen inkerkeren Maar de fraaiste en geruchtmakendste ont hulling. later door den beroemden Dumas op gerakeld, was wel die van den grooten Vol taire en vormt een geschiedenis op zich zelf. Voltaire doet onthullingen. |N 1745 verscheen van de hand van een overigens onbeduidend schrijfster, Ma dame de Vieux-Maisons, een roman onder den titel .Mémoires", een bijdrage tot de ge schiedenis van Perzië, waarin ook de man met het ijzeren maker een rol speelde onder den naam van Hertog de Vermandois. Vol taire, wiens aandacht door deze pennevrucht op het mysterie van het masker viel, was er juist de man naar het vuurtje nog wat aan te blazen. Allereerst had hij zeer levendige herinneringen aan zijn eigen insluiting in de Bastille; maar bovendien was zoo'n zonder ling raadsel een te welkome aanleiding tot allerhande toespelingen, om het niet dank baar uit te buiten. In zijn ..Eeuw van Lode- wijk XIV" pleegde hij dan ook den eersten aanslag op de menschelijke nieuwsgierig heid: de geheimzinnige gevangene werd er beschreven als een forsohe gestalte, jong en van een edel en schoon uiterlijk dat echter verborgen moest blijven achter een masker, waarvan de kinband van stalen veeren was voorzien. Hij zou bijzonder talentvol de guitaar 'hebben bespeeld en een tweede merkwaardigheid een opvallende voorlief de voor kostbaar ondergoed met kantwerk aan den dag hebben gelegd. Op een dag, zoo vertelt Voltaire, gelukte het hem, uit een venster een zilveren bord, waarop hij met z'n mes mededeelingen had gekrast, in een juist passeerende boot te werpen. Een visscher haastte zich het voorwerp aan den gouver neur Saint-Mars ter hand te stellen. Nau welijks zou Saint-Mars het schrift hebben ontcijferd of hij vroeg den visscher of hij gelezen had wat er op het bord stond ge krast. De argelooze hengelaar kon verzeke ren. dat hij niet eens het alphabet kende. Pas toen de gouverneur enkele dagen later de on- omstootelijke bewijzen in handen had, dat de visscher waarheid had gesproken, werd hij op vrije voeten gesteld met de woorden: ..Ga. en wees dankbaar dat ge niet lezen kunt...." De Chamillart, de laatste minister die het geheim van den gemaskerde gekend kon hebben, zou op z'n sterfbed door zijn schoon zoon zijn gesmeekt het mysterie te onthul len; maar een eed moet den stervende be let hebben zelfs de geringste toespeling te maken. Zoo keuvelde Voltaire; maar den naam van den onbekende noemde hij nog niet; de ontsluiering bewaarde hij tot een latere ge legenheid. In den eersten druk van z'n „Questions sur l'Encyclopédie" maakte hij z'n lezers nog nieuwsgieriger door te vermel den, dat de voortdurende gezichtsbedekking noodig was geweest om een al te treffen de gelijkenis te verbergen. Een gelijkenis met wien dan toch? Men giste, men ried tot Voltaire in den tweeden druk de zoo be geerde opheldering verschafteeen ge lijkenis met een tweelingbroeder van Lode- wijk XIV, den Franschen koning. Ziezoo, de ontknooping was er. Baron von Gleichen maakten den roman nog wat fraaier door te beweren, dat de gemaskerde de eigenlijke Lodewijk XIV was geweest, ter wijl de plaats van het koningskind werd in genomen door een bastaardzoon der Ko ningin. Maar daarmee was het mysterieuze ver haal nog niet ten einde gefantaseerd. Tij dens zijn gevangenschap op de eilanden van Sainte-Marguérite zou de verdreven konings zoon zijn gehuwd met de dochter van een zijner bewakers. Het uit dezen echt geboren kind werd in alle heimelijkheid naar Corsica gebracht en onder de hoede gesteld van een vertrouwd persoon met de opdracht, het een zorgvuldige opvoeding te geven, omdat het van goede huize van „bonne-part" of, in het Italiaansch, „buona parte" was. Buonaparte Napoleon: was daarmee de koninklijke afstammeling van den Franschen keizer niet zonneklaar bewezen? Inmiddels bracht een brief van een ach terneef van Saint-Mars aan den hoofdre dacteur der Année littéraire in zoover eenig nieuw licht in de duistere affaire, dat er geen twijfel meer kon bestaan of de gemaskerde was destijds in gezelschap van den nieuwen gouverneur, op diens reis van Sainte-Mar guérite naar Parijs, onder strenge bewaking naar de hoofdstad gekomen. De briefschrij ver wist aan te toonen, dat Saint-Mars op zijn doorreis den nacht had doorgebracht op z'n kasteel de Palteau. In een door tallooze ruiters geëscorteerde draagbaar kwam de gemaskerde aan, Gedurende den maaltijd zat hij met den rug naar het venster, zoodat de voorbijgaande landarbeiders den vreemden gast niet in het gezicht konden zien. Wel had men duidelijk waargenomen dat de gou verneur aan tafel twee pistolen naast zijn couvert had. Den wigenden dag had men den gevangene op de binnenplaats heen en weer zien loopen. Het moest een rijzige ge stalte zijn geweest metsneeuwwitte ha ren; het masker liet alleen den mond vrij. Ook dit epistel anno 1768. 65 jaren dus na den dood van den raadselachtigen gevan gene geschreven, onthulde niets omtrent diens identiteit, tot groote ingenomenheid van alle vrienden van het mysterie, die htm vebbeelding den vrijen loop konden laten. De „ontmaskering". TEDERST tegen het einde van de 18de eeuw -"-'brachten verschillende naspeuringen publicaties, welker geloofwaardigheid thans afdoende is aangetoond, een volledige ophel dering. De ..man met het ijzeren masker' was Graaf Mattioli, staatssecretaris van den hertog van Mantua. Ziehier een beschrijving van den waren loop der gebeurtenissen: Na den dood van de Mazarin in 1661 werd onder leiding van Minister Louvois. de sluwe diplomatie van den Kardinaal meer en meer vervangen door een agressieve machtspoli tiek. Frankrijk wenschte onder meer zijn in vloed in Noord-Italië te vergrooten en zag met begeerige blikken naar Casal, de hoofd stad van Montferrat, waarvan Karei IV de Gonzaque. Koning van Mantua, markies was. Een losbol was dat, die Karei IV, die de staatsgelden verbraste met obscence feesten en zich niet ontzag de inkomsten der Kroon aan een woekeraar in pand te geven. De Fransche ambassadeur d'Estrades achtte het, Karel's financieelen nood ken nend, zeer wel mogelijk het begeerde Casal te veroveren zonder een droppel bloed te ver gieten. Men behoefde slechts den spilzieken Koning een flinke som gelds te bieden. Maar daarbij zou de medewerking van 's Ko nings secretaris. Graaf Mattioli. onontbeerlijk zijn. En Mattioli was een moeilijk onder schot te krijgen wild. Hij stond bekend als een zeer ZIJ BRENGEN UW CORRESPONDENTIE, WELKE S AVONDS VOOR DE AANSLUITING GEVENDE BUSLICHTING IS GEPOST, DEN VOLGENDEN MORGEN BIJ DEN GEADRESSEERDE (Adv. Ingez. Med.) Marie Schmitz. Een mensch vindt het geluk. Amsterdam We reldbibliotheek. Rina van der Pot, de hoofdfiguur van dezen zeer goeden roman, vindt het gelukmis schien, maar in ieder geval wel laatop haar sterfbed. Zij heeft, haar leven door, nu en dan gemeend het geluk in 't verschiet te zien, het grijpbaar voor zich te hebben en dan, na zoo'n angstig-heerlijke emotie, was het weer misstond er iets in den weg tusschen haar en het grijpbaar gedachte. Het grootste leed was dan, dat haar intelli gentie haar deed begrijpen dat zij in zich zelve dat obstakel omdroeg en haar natuur lijk verweer werd dari een nesterigheid, toen zij nog kind, een grofheid toen zij nog jonge vrouw geworden was. Een moeilijk kind was zij geweest, een sa- menbindsel van teleurstelling en wroeging zou een groot deel van haar groote-menschen leven zijn. Een doorloopend onbevredigend verlangen, telkens gemaskeerd achter helder intellect, dat zijn uitlaat vond in bitterheid, zelfspot en onbewuste harteloosheid. Een merkwaardige vrouw deze Rientje, die door het bijzondere verteltalent van Marie Schmitz wel heel klaar, met alle facetten van haar samengesteld karakter, ons voor oogen wordt gezet. Vanwaar die zoo moeilijk te ordenen eigen schappen bij dit kind, zoo geheel verschillend van de broers en zusters? Ze heeft van haar vader het intellect en de egocentrische eigen gereidheid. die beide bij haar tot uitwassen van jaloerschheid en overprikkeldheid voeren, terwijl ze bij den vader tot een normale, eenigszins met zichzelf ingenomen levenshou ding beperkt blijven. Rien heeft niets bemin nelijks en is ook niet uiterlijk knap. en ze on dergaat den weerslag daarvan met te meer pijn naarmate ze zich er minder op heeft voorbereid, zoodat de eerste decepties voor haar de ergste zijn. Toch blijven die verbeten teleurstellingen in haar leven een verontschuldiging voor haar soms bittere gedachten. Er zit waarheid in de wreede karakteristiek, die Eva Rhoda na den dood van haar man van Rien geeft: „Jij, jij weet niet wat vriendschap is, jij hebt niets te geven, jij kunt alleen maar nemen". En hoezeer verantwoord in Eva's omstandighe den dit harde oordeel ook schijnt, het bevat toch slechts een halve waarheid. Want Rien heeft wel iets te geven ze kan zich hechten en daarnaar snakken, doch er blijft iets in haar. waardoor iedere toeneiging zonder vrucht blijft en verwaait. „Ik heb mijn lot vervuld" zal zij terecht na jaren op haar sterf bed zeggen; haar leven werd gericht door een fataliteit waartegen niet op te tornen viel. Zoo misschien met deze paar aanduidingen de quintessens van dit boek gegeven is, dan werd toch nog slechts gedeeltelijk aan de goede hoedanigheden er van recht gedaan. Want ook de schildering van leven en lot van Rien's familie, van haar ontmoetingen in het leven, thuis en door de wereld zwervend, zijn zeer goed geslaagd. De lezer blijft zich voor haar voortdurend interesseeren, nu eens me delijdend, dan weer afwerend, doch onafge broken met belangstelling in haar reacties. Het is de verdienste van de schrijfster dat de draad gelijkmatig gespannen blijft tot den einde, en dat men, al lezende, voortdurend achter dit menschenleven het fatum voelt waardoor het geleid wordt. En opmerkelijk alweer bij deze Hollandsche auteur dat de kinder- en schooljaren van Rien met het in nigst mee-beleven geschilderd schijnen. Meer op zich zelf staande karakteriseeringen van sommige bijfiguren zijn echter evenzeer ten volle doordacht en begrepen, zoodat men van „Een mensch vindt het geluk" de herinnering aan een goed boek achter houdt. Johan Teunisz. Johan de Witt. Den Haag, Leopolds U. M. Jii de reeks vaderlandsche biographieën van' groote mannen is dit het vierde deeltje, Die van Oldenbarneveldt, Coen en De Ruyter konden wij hier reeds vroeger bespreken. Door dit boekje over De Wltt wordt de serie met een zeer geslaagd werk verrijkt. Het leven van hem, die onder de eerste Europeesche staats lieden van zijn tijd gerekend wordt en in Ne derland ook later niet in breede beteekenis is overtroffen, kan men zegt de schrijver niet beter beschouwen dan met de geschie denis van ons vaderland als achtergrond. meer Als de politie uvr ftets zonder achterlicht ziet ófals 'n automobilist u niet mocht zien Dan kan u dat duur,te staan komen, terwijl u voor 'n paar kwartjes klaar kunt zijn 11 Maar let op t „RIJKSKEUR"! n ROOD RIJWIELACHTERLI^HT DAARTOE BENT U VERPLICHT»! Zoo wordt ons een interessante politieke historie des lands voorgelegd, loopend van 1650 tot 1672 met De Witt als spil waarom al les draait. Voor zoover wij, die geen historici van beroep zijn. dat beoordeelen mogen wordt die geschiedenis volkomen objectief, zonder vooringenomenheid of tegenzin ge schreven. Bij alle waardeering voor De Witt's groot heid wordt ruimte gelaten voor eenige be denking, wanneer enkele daden van dezen bijzonderen man meer onze bewondering voor zijn doorzicht, dan onze genegenheid voor zijn karakter oproepen. De Witt's gescharrel met de Acte van Seclu- sie wordt voor ons eer een behendig diplo matiek manoeuvreeren dan iets waarvoor* we een hartelijke genegenheid zouden kunnen koesteren. En zoo is er nog wel zoo nu en dan iets, waardoor De Witt ons als een modern verpolitiekt advocaat verschijnt, al moet men toegeven dat zijn positie dat nu eenmaal meebracht en dat hij in ieder geval voor zijn partij en zijn lastgevers een bewonderens waardig pleitbezorger geweest is. Om den mensch De Witt intiemer te leeren kennen bood hij zelf weinig gelegenheid. Een voorzichtige geslotenheid spreekt uit de meeste brieven die in dit boek gerepro duceerd staan, al zijn sommige wel zeer in teressant om een kijkje te krijgen in het familieleven van de eerste burgers onzer ze ventiende eeuw. Toch Iaat hij zich vooral in zijn jeugd nog wel eens gaan en zegt dan dingen die niet al te idealistisch klinken doch niettemin nooit veronachtzaamd mo gen worden. Hij is 27 jaar oud, als hij inziet „dat egoïsme 'smenschen eenig zelfbehoud is: dat sluit gevoel van eigenwaarde in" en het getuigt misschien van grondige men- schenkennis. doch het is niet vroolijk, als hij neerschrijft: .dat geene saecke de menschen meerder opweckt tot lieffde ende goede genegenthcyi als het gevoeien in de beursse". Maar met dat al heeft Nederland hem veel te danken. Hij was met zijn kalmen kop en veelomvattend verstand in den waren zin een bestuurder, van een soort waarvoor men in de overige wereld respect had en toonde. Niet voor niet sprak men bij onze Engelsche buren over hem als ..King John". Hier te lande had hij zijns gelijke zeker niet in doorzicht en doorzettingsvermogen. Dat hij zich ook wel eens vergist heeft bewijst slechts zijn men- schelijkheid. En dat hij voor zijn eigen zaken een even goed beheerder was als voor die van den lande was in zijn tijd geen uitzondering en komt in den onzen zelfs nog wel eens hier en daar voor. Daarom zou het Haagsche grauw hem en zijn broeder nooit zoo beest achtig mishandeld en vermoord hebben. Maar de wind was gekeerd en de tegenslagen werden, als gewoonlijk, aan de menschen ge weten wier genie een vroegeren voorspoed had bewerkstelligd- De heer Theunisz heeft van dit veelbewo gen tijdperk een treffend beeld gegeven, zon der retouches of flatteering. J. H. DE BOIS. HET 16 RIJKSSTRAATWEG HAARLEM-NOORD TELEFOON 16726, heeft zijn tarieven VERLAAGD en berekent thans voor geheel GEBIT 32.00 met garantie. PIJNLOOS TREKKEN INBEGREPEN. Plaatje met 1 tandf 2.50 Iedere tand meer S 1.75 Porcelein- of zilvervulling 2.50 Goud vullingen 9.00 Goudkroon 15.00 Pijnloos trekken tand of kies 1.50 MONDONDERZOEK KOSTELOOS. SPREEKURENiederen morgen 9—12 uur, behalve Donderdag. Iederen middag l'/s4 uur. behalve Vrijdag en Zaterdag. AVOND SPREEKUREN DINSDAG en DONDERDAG 7—9 uur. Behandeling uitsluitend door Ned. mond- en tandartsen. (Adv. Ingez. Med.) ambitieus man en was daarenboven in hooge mate intelligent, wat wel was gebleken uit zijn benoeming tot professor aan de Uni versiteit van Bologna op den leeftijd van 20 jaar. d'Estrades' plan lukte wonderwel. Mattioli kwam naar Parijs om de acte te teekenen en ontving daarbij uit handen van den Koning Lodewijk XIV niet ai leen een belangrijke som gelds, maar, als blijk van buitengemeene erkentelijkheid, een zeer kostbare diamant bovendien. Enkele maanden later, kort voordat een Fransch gedelegeerde in Italië de acte met zijn handteekenlng zou bezegelen, bleek dat de waarde graaf verschillende Europeesche hoven met de onderhandelingen op de hoog te had gesteld en dus zoowel zijn Koning als Lodewijk XIV had bedrogen. De woede van het Fransche hof over deze trouweloosheid was zoo hevig, dat het voor stel van d'Estrades, den Graaf voor goed on schadelijk te maken, werd aanvaard, zij het dan ook op voorwaarde dat de arrestatie en het gevangenschap zoo min mogelijk opzien zouden baren. Zoo gebeurde het dat Graaf Mattioli. die op listige wijze naar Frankrijk was gelokt, z'n karos plots omgeven zag door talrijke gewa pende mannen, die hem, gemaskerd, In ver zekerde bewaring stelden. De Fransche diplo matie had zich gewroken: Mattioli was van het tooneel verdwenen. Maar na z'n roemloozen dood leefde de graaf voort in de geruchtmakende legende van den man met het ijzeren masker, wiens verborgen identiteit ruim een eeuw lang de verbeelding zou prikkelen tot de kostelijkste fantasieën, die in het curiositeitenkabinet der Fransche geschiedenis bewaard zijn ge bleven. C. J. E. DINAUX. LOPBURI (Siam). (United Press). Deze week wordt voor het eerst sedert dertig jaar, een koninklijke olifantenjacht gehouden. Deze jacht, die sterk aan den ouden tijd herinnert, toen de Siameesche koningen, op olifanten gezeten, ten strijde reden, zal drie dagen achtereen duren. De olifant Is een ko ninklijk dier in Siam en de Siameesche konin gen staan dan ook aan het hoofd van de Orde van den Witten Olifant. De jacht wordt, bij afwezigheid van den jongen koning, die in Zwitserland op kost school is, officieel door den President van den Raad van het Regentschap. Prins Aditja Di- rabba, geopend, nadat religieuze ceremonieën bij een kleine Boeddhisten schrijn, die op het jachtterrein is opgesteld, hebben plaatsgevon den. Men hoopt bij deze jacht, die door den minister van financiën wordt gefinancierd, 100 a 150 wilde olifanten (mannetjes) te kun nen vangen. Voor het meest sensationeele van de Jacht, nJ. wanneer de wilde olifanten in een spe ciaal daarvoor met teakhouten boomstammen afgezet gebied worden gedreven, verwacht men ongeveer 20.000 toeschouwers. Het terrein waar het afgeschoten gebied ligt, bevindt zich even buiten Lopburi. Voor den toegang tot het jachtterrein zal entrée worden geheven en de opbrengst hier van zal aan den bouw van een militaire aca demie worden besteed. Deze academie, die op ongeveer 240 K.M. van Bangkok verwijderd zal worden gebouwd bevindt zich dan tevens bij de nieuwe militaire hoofdkwartieren. Het zijn dan ook legerautoriteiten, die met de organi satie van de jacht zijn belast. Ervaren jagers zwerven sedert de laatste twee weken met meer dan 100 getrainde oli fanten in die gebieden van het oerwoud rond. waar de olifanten zich ophouden; zij lokken en omringen de wilde kudden. De eerste dag van de jacht wordt in beslag genomen door het opdrijven van de wilde oli fanten haar het omheinde terrein. In die om heining zijn scherpe uitstekende palen aange bracht. die naar binnen zijn gericht, behalve bij den ingang, waar drinkbakken zijn opge steld. zoodat de olifanten na hun wilde lange vlucht in staat zijn te drinken. Op een gegeven signaal sluiten de jagers een cordon om de wilde beesten en halen dit steeds nauwer aan totdat de olifanten nog slechts door de nauwe opening van de palis sade, waardoor slechts één olifant tegelijk kan passeeren. zullen kunnen ontsnappen. Een oorverdoovend geluid vergezelt dit alles uren lang, daar de jagers onder het slaken van krijgskreten de tamme olifanten aanmoedigen en de wilde olifanten met hun speren in de omheining zullen drijven. Den tweeden dag begeven de jagers, op oli fanten gezeten, zich binnen de omheining en strikken uit rotting vervaardigde stroppen om de achterpooten van de dieren, die zij daar voor uitzoeken; deze worden daarna stevig vastgebonden. De overgebleven dieren, meestal vrouwtjes en jonge beesten zullen weer naar het oerwoud worden teruggedreven Dit alles gaat. zooals duidelijk is, niet zonder strijd en moeite gepaard, hetgeen juist de spanning aan de jacht verleent. Den derden dag houden de jagers zich bezig met de gevangen olifanten op de proef te stel len. maar aangezien dit zeer gevaarlijk is en steeds veel slachtoffers eischte, Is dit tot een zeer korten tijd beperkt gewerden. Om het publiek echter te vermaken zijn er speciale arena's gebouwd, waar stierengevechten wor den gehouden echter zonder matadors. De stieren vechten met elkander en experts tre den daarbij als scheidsrechters op en wijzen de overwinnaars aan. De gevangen olifanten worden later ge traind om hout uit de teakbosschen te halen en ander zwaar werk. ook voor het leger, tc verrichten. (Nadruk verboden). (United Press).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 15