Herziening der Vreemdelingenwet te wachten? Palestina-Diorama's Schotersingel 117a Een matte of gebruinde teint staat altijd charmant Mr.Wendelaars enquête-voorstel ontmoet bezwaren Maar er zijn ook voorstanders in de Tweede Kamer V R TJ D A G 10 JUNI 193S TWEEDE KAMER. Minister Goseling zal mogelijkheid onderzoeken. Milder optreden tegen buitenlanders. Een interpellatiede Visser. De Communist de Visser voelde Minister Goseling aan den tand over de wijze waarop de Regeering sinds ko'"t, door wel zeer scherpe maatregelen, is opgetreden tegen vluchtelingen uit den vreemde, wien in 't land dat ze ont vlieden veelal, alleen reeds wegens hun staat kundige, zedelijke en godsdienstige opvattin gen zware straffen, ja soms de dood bedreigen. De interpellant vroeg of dit alles niet in strijd was met de kostbare Nederlandsche tra ditie van menschelijkheid en rechtszekerheid. Doch bovendien, had de Minister van Jus titie, door per circulaire maatregelen te tref fen tot niet-toelating en uitwijzing van vreem delingen niet de op de Grondwet berustende wet van 1849 betreffende toelating en uitzet ting van vreemdelingen geschonden? De heer de Visser meende voorts nog de aandacht te moeten vestigen op z.i. waarneembaar ver schil in behandeling van fascistische en andere vreemdelingen, en op de verontwaardiging in breeder kring verwekt door de wijze waarop t. o. v. vreemdelingen thans wordt gehandeld Is de Regeering bereid daarin ten spoedigste verandering te brengen door herstel van het traditioneel ruim verleende asyl? Aldus nog een der vragen, terwijl de laatste beoogde na dere gegevens te verkrijgen omtrent 't aantal vreemde vluchtelingen, andere hier geruim en tijd verblijvende vrec-mdelingen enz. Als Minister meende Mr. Goseling meer den nadruk op 't eigen nationaal belang, op den desolaten toestand in de wereld te moeten leggen. De Minister erkende allereerst in de circulaire van 7 Mei j.l. een minder gelukkige term te hebben gebezigd, toen hij alle vluchte lingen als „ongewenschte elementen" had ge- qualificeerd. Bedoeld was alleen te zeggen, dat we hen thans niet ontvangen kunnen. Na ontkend te hebben, dat in alle lagen dei- bevolking de getroffen maatregelen wijd ver breide onrust hadden verwekt, verklaarde de Minister, dat uitwijzing' achterwege blijft, als er redelijke kans bestaat, dat anders de uitge zette yreemdeling in 't land waarheen hij te rugkeert lijfsgevaar bedreigt. Naar de meaning der Regeering verzetten Grondwet en wet zich niet tegen de regeling van de circulaire van 7 Mei. Preventief optreden was hier geboden, gelijk de feiten wel bewijzen. De Minister ontkende, dat er bij optreden tegenover vreemdelingen onderscheid wordt gemaakt op grond van staatkundige ideolo gieën. De gevraagde gegevens omtrent het aantal hier verblijvende vreemdelingen kan de Re geering niet verstrekken tengevolge van onvoldoende registratie. Daarin zal nu mede verandering komen. Aldus kort saamgevat de formeele beant woording der interpellatie. Daarmee ving de Minister aan, om vervolgens nader licht op de kwestie van schending van Grondwet en wet te werpen. Richtsnoer was in dezen de wet van 1849. Herhaaldelijk is in 't Parlement al geklaagd over de toepassing van die wet, welke ten aanzien van de toelating allerlei staketsels heeft opgeworpen. Zoo b.v. het uit reiken van een reis- en verblijfpas. Daaraan is reeds sinds tientallen van jaren niet de hand gehouden. Met 't gevolg, dat alle vreem delingen die hier verblijven feitelijk niet zijn toegelaten vreemdelingen. Volgens den Mi nister moest men er niet zoo van schrikken, dat praktisch slechts 3 artikelen van de oude wet van 1849 toegepast worden. En nu de klacht, dat de Regee,rmg regeert met circulaires. Dit zit zoo. De politie heeft behoefte aan richtlijnen voor de uitvoering en toepassing van de wet van 1849. Eerst vrij wel ongebreideld toelaten en dan op groote schaal weer uitzetten, onder formeele toepas sing van de wet, ware veel harder geweest, dan wat nu gebeurt. Als men het hebben of verkrijgen van voldoende middelen van be staan als het criterium zou toepassen, zou zeker het gros der vreemde vluchtelingen hier te lande niet kunnen binnenkomen of blijven. De Minister gaf nogmaals toe dat we zeker geen juridisch krachtig sluitend stelsel op 't gebied van 't vreemdelingenrecht hebben. Maar tijdens den storm moeot men 't schip niet gaan opkalefateren en daarom is 't be ter onder de huidige omstandigheden de oude wet van 1849 niet te gaan herzien. En nu de ethische kant: het z.g.n. asyl- recht. Dat geldt in hoofdzaak voor buurlan den. Wil nu de interpellant Oostenrijk als buurland erkennen? Op deze niet zeer ge slaagde vraag, volgden eenige interrupties. In andere landen aldus Mr. Goseling verder treft men maatregelen, die er sy stematisch op gericht zijn een deel van de eigen bevolking te dwingen naar elders te gaan. Dientengevolge ontstaat het gevaar voor overstrooming. In dezen zal alleen inter nationaal overleg baat kunnen brengen. Wel aan dank zij Amerikaansch, initiatief komt er op 6 Juli een conferentie te Evian, waar aan Nederland gaarne zal deelnemen. Door de elders getroffen maatregelen, zag de Regeering zich voor de noodzaak plaatst te waken tegen een bedenkelijke over strooming. Hier zou geen berekening heb ben kunnen helpen en bovendien hebben we geen voldoende gegevens. Nauwelijks heeft de Minister dat gezegd of hij gaat zelf aan 't rekenen, volgens een wel hoogst onnauwkeu rige methode, om dan tot 't resultaat te ko men, dat er toch wel 25000 vluchtelingen bin nen ons land zouden vertoeven, getal, dat Mr. Wendelaar niet eens bijzonder bedenkelijk noemde. Doch hoofdzaak was, vooral met 't oog op de a.s. conferentie van Evian om nu alleen toe te laten in uitzonderingsgevallen en verder de binnenkomst stop te zetten. Het zwaartepunt lag bij de preventie. Men moet zich voor oogen stellen wat Duitschland wil en doet met de Joden. En daarnaast had de Regeering te letten op wat andere landen deden, die n.l. de poorten voor vreemdelingen geheel of bijkans geheel slo ten. Na de aansluiting van Oostenrijk bij Duitschland bleek een groote toestrooming van vluchtelingen te dreigen. Onder deze omstandigheden moet de Regeering ingrijpen. Tenslotte de praktijk van de uitvoering der getroffen maatregelen. In voorbereiding is een algemeene aanmeldingsplicht voor vreemdelingen. Dan krijgt men 'n behoorlijk overzicht, hetwelk juist noodig is om zoo rechtvaardig mogelijk bij verleening van hulp betoon op te treden. Reeds is Justitie volgens eenige normen in die richting te werk gegaan Zoo werden en worden bejaarde ouders van hier vertoevende niet-Nederlandsche kinderen welke die ouders onderhouden, toegelaten. Bij dupliek vernamen we, dat ook 't omge keerde zal gebeuren. Voorts past men consideratie toe in die ge vallen, waarin er nog een band met Neder land is: bijv. als de vrouw van den vreemde ling voor haar huwelijk Nederlandsche was. Verder legt het Departement in allerlei geval len, waarin de terugwerkende kracht al te harde gevolgen heeft,, meegaandheid aan den dag; ibijv. als de menschen reeds vóór 1 Mei in Duitschland hadden geliquideerd en van Nederlandsche autoriteiten een vesti gingsvergunning hadden gekregen. Nederland zal zijn aandeel blijven leveren in 't internationaal hulpbetoon, maar daarbij heeft men zich voor schade ten nadeele dei- eigen gemeenschap te hoeden. Dit tijdstip eischt bescherming van eigen volk, gepaard gaande met ordening van het hulpbetoon. De Minister hoopte, dat de Kamer zou erkennen dat de maatregelen met 't oog op deze beide doeleinden zijn getroffen. Na deze uiteenzettingen onderstreepte de interpellant nog eens, dat juridisch èn ethisch de maatregelen onverdedigbaar waren. Mevr. Mi'. BakkerNort (v.d.) keurde het af, dat het beginsel der wet, dat vreem delingen die niet armlastig en niet gevaar lijk zijn moeten worden toegelaten en trouwens de wet zelf geheel ter zijde wordt gesteld. De tegenwoordige vreemdelingenpolitiek acht Mevr. Bakker niet alleen in strijd met- ons recht, maar ook met onze schoone tra dities. BOEIENDE VERGEZICHTEN Eiken werkdag (behalve Vrijdag) 3-5 en 7-9. f 0.10 per persoon. Dinsdags f 0.20 (Adv. Ingez. Med Vol trots toont het Prinselijk Paar de kleine Prinses Beatrix aan de ouden van dagen uit Hilversum, die Donderdag Soestdijk bezochten. Beperking van een nieuwen toevloed van vluchtelingen is gewenscht, doch niet op de wijze als de circulaire van 7 Mei voorschrijft. Overigens kan spreekster, wat de economische zijde van 't vraagstuk aangaat, er op wijzen, dat er heel wat nieuwe industrieën, dank zij hier sinds 1933 binnengekomen vreemdelingen ontstaan zijn,, die weer een aantal Neder landers werk gelegenheid verschaffen. De V.D. woordvoerder drong aan op een nieuwe, meer waarborgen omtrent rechtmatig en rechtvaardig optreden tegenover vreem delingen verschaffende regelingen. Ook Ir. Al- barda (S.D.) kwam er tegen op, dat willekeur in de plaats van de wet is getreden. Als de wet van 1849 niet meer aan de huidige eischen voldoet, is het Regeeringsplicht voor een andere, eventueel tijdelijke, wettelijke re geling te zorgen. In stormweer mag men niet met zomertuig uitvaren: dat is de fout van minister Goseling. De minister had betoogd dat alle vreemdelingen niet toegelaten vreem delingen in den zin van de wet van 1849 zijn. Maar dan zouden ze, bij toepassing dier wet (art. 9) ook allen uitgezet moeten wor den en dat geschiedt niet. M.a.w. Mr. Gose ling kan nooit volhouden, dat hij op wettelijken grondslag te werk gaat. Spreker komt met kracht tegen de opheffing van het asylrecht op en veroordeelt zoowel de terugwerkende 'kracht als het feit, dat de grens wel voor vluchtelingen, niet voor anderen gesloten is. Amilda-crême, die tevens zoo goed is voor de huid, is verkrijgbaar in deze twee begeerde teinten. Mat en Bruin. Doos 50 en 25 cent. Mr. C. M. J. F. Goseling Minister van Justitie Wegen gezocht om Ossche kwestie aan de orde te stellen Aan het voorloopig verslag over het voorstel van den heer Wendelaar tot het houden van een enquête omtrent de opdracht van den mi nister van justitie tot onthouding van op sporingsonderzoek door de brigade Oss der Koninklijke marechaussee, wordt het volgende ontleend. Verscheidene leden gaven als hun meening te kennen, dat de voorsteller in de Memorie van Toelichting niet voldoende heeft gemo tiveerd, waarom ter verkrijging van de inlich tingen, welke noodig geacht worden, tot toe passing van het in het licht der geschiedenis zoo ongewone middel eener parlementaire en quête zou dienen te worden overgegaan. De gang van zaken doet het zonder twijfel gewenscht zijn, dat de minister spoedig in d<? gelegenheid worde gesteld omtrent bepaalde punten nadere inlichtingen te verstrekken. Wat had nu echter meer voor de hand gele gen dan dat door een of meer leden der Ka mer, hetzij schriftelijk hetzij mondeling, scherp geformuleerde vragen omtrent die punten wa ren gesteld? Zou het antwoord op zoodanige vragen niet voldoende bevrediging hebben ge schonden, dan zou alsnog een nieuwe inter pellatie kunnen zijn aangevraagd. Ware aldus gehandeld, dan zou de gebrui kelijke weg zijn gevolgd. Langs dezen weg zouden de noodige inlichtingen ongetwijfeld ook spoediger zijn verkregen. Te ernstiger moet de indiening van het onderhavige voorstel worden betreurd, wijl daardoor de andere, be tere weg geblokkeerd is geworden. Hun betoog besluitende, spraken deze leden de hoop uit, dat de behandeling van dit voor stel zoo weinig mogelijk tijd zal kosten, en dat die niet tot aanvaarding daarvan zal lei den. Het liefst zouden zij een spoedige intrek king van het voorstel zien. Mocht een tweede interpellatie nog niet het gewenschte licht brengen, dan zou de Kamer bij motie van haar afkeuring of van een an der gevoelen kunnen doen blijken, of zij zou alsnog bij voorkeur op voorstel van ver scheidene, tot een zoo groot mogelijk aantal politieke groepen behoorende leden tot het houden van een enquête dan te beschou wen als ultimatum remedium kunnen over gaan Een aantal leden vestigde er de aandacht op, dat zich sedert de indiening van het voor stel twee nieuwe omstandigheden hebben voorgedaan. In de eerste plaats is een straf vervolging wegens smaadschrift ingesteld te gen den schrijver van een artikel betreffende de zaak-Oss, in „Het Nationale Dagblad", en in de tweede plaats hebben de zes onder-offi cieren een klacht aanhangig gemaakt bij den militairen ambtenarenrechter. In beide ge vallen zal de bevoegde rechter, hetzij in eerste hetzij in hoogere instantie, uitspraak doen bij een gewijsde, dat in zijn overwegingen ongetwijfeld veel licht zal kunnen verschaffen omtrent de ingebrachte beschuldiging van onvolledigheid en onjuistheid der door den minister van justitie aan de Kamer verstrekte inlichtingen. Een en ander maakt naar de meening dezer leden toepassing van het mid del der parlementaire enquête nog te minder wenschelijk. Verscheidene leden, die de tot dusver weer gegeven beschouwingen, voorzoover die critiek op het gedane voorstel inhielden, volkomen konden onderschrijven, spraken hun afkeuring- uit over de sensatie waarmede deze geheele aangelegenheid omsponnen is geworden. Ook voorstanders. Verscheidene andere leden meenden, dat het denkbeeld van het houden eener enquête in het algemeen geenszins die volkomen af wijzende critiek verdient, welke daarop -ran verschillende andere zijden werd geoefend. Het denkbeeld een nader onderzoek te doen plaats hebben in den vorm eener nieuwe in terpellatie, kwam dezen leden niet bijzonder gelukkig. Naar hun meening zal zulk een interpellatie niet op bevredigende wijze het gewenschte licht kunnen verschaffen. Zij zou lijden aan hetzelfde bezwaar als de reeds gehouden interpellatie, nl. dat zonder schrif telijke voorbereiding bij een dergelijke ma terie mondelinge antwoorden op gestelde vragen niet aanstonds voldoende kunnen worden beoordeeld. Dat in de laatst vijftig jaren geen enkele enquête is gehouden, achtten deze leden tegen het thans toepassen van dat middel van on derzoek allerminst een afdoend argument. De bewering, dat een enquête inzake de onderwerpelijke aangelegenheid niet over toestanden zou handelen, noemden zij vol slagen onjuist. Van zulk een enquête zou het voorwerp kunnen zijn: de toestand op politioneel gebied te Oss. Evenmin hechtten zij veel waarde aan het argument, dat de te hooren ambtenaren zich zouden kunnen beroepen op hun recht, zich te verschoonen van het afleggen van getuige nis, immers, de minister kan hen aansporen, van dat verschooningsrecht zoo weinig moge lijk gebruik te maken. Samenwerking was noodig geweest. Intusschen bestond bij de hier aan het woord zijnde leden ernstige bedenking tegen de wijze, waarop deze zaak door den voorstel ler is aangevat. Zij betreurden het zeer, dat het onderhavige voorstel door slechts één lid is ingediend. Naar hun meening had samen werking gezocht moeten zijn met de vertegen woordigers van andere partijen. Pogingen in die richting zijn door voorsteller vóór de in diening niet gedaan. Was zulks wel geschied, dan zou naar de meening dezer leden vrij ze ker een enquête-voorstel, uitgaande van de gezamenlijke vertegenwoordigers van vele fracties kunnen zijn ingediend. Bovendien achtten deze leden zoowel het voorstel zelf als de daarop gegeven toelich ting weinig geslaagd. Maakten de bezwaren, welke deke leden tegen het voorstel hadden, het hun niet ge makkelijk, zich daarvoor te verklarqn, in het algemeen bestond bij hen tegen het houden van een enquête met betrekking tot de on derwerpelijke aangelegenheid geen bezwaar. Eenige leden wezen het voorstel zonder eenig voorbehoud af; in de eerste plaats om dat zij in een onderzoek in te stellen door een politiek lichaam als de kamer niet het minste vertrouwen hadden; en in de tweede plaats omdat met een enquête veel te veel tijd gemoeid zou zijn, waardoor de bij het onderzoek betrokkenen de gelegenheid zou den krijgen, gegevens en bewijzen weg te werken. Sommige leden, die aan het voorstel gaar ne hun stem zouden geven, gaven toe, dat er van het enquête-recht tot dusver een spaar zaam gebruik gemaakt is. Men vergete ech ter niet aldus deze leden dat men thans voor de nog niet voorgekomen situatie staat, dat er over een bepaald onderdeel van re- geeringsbeleid een interpellatie gehouden is, over welker resultaat aanvankelijk tevreden heid bestond, terwijl eerst later bleek, dat nog verschillende duistere punten, overble ven en in het bijzonder de vraag naar voren kwam. of de minister van ambtelijke zijde wel in alle opzichten juist werd ingelicht. Door gebruik te maken van het enquêterecht kan de kamer thans trachten volledige klaar heid te bereiken. Enkele leden gaven als hun oordeel te kennen, dat de gebeurtenissen met betrek king tot deze aangelegenheid bij velen de vrees hebben gewekt of versterkt dat de Roomsch-Katholieke geestelijkheid zich niet altijd en overal onthoudt van inmenging in de zaken der justitie en bij die inmenging niet steeds zonder succes blijft, waardoor een der grondzuilen van onze historisch- staatsrechtelijke verhoudingen zou worden aangetast. Het was vooral op dezen grond, dat de hier bedoelde leden een nader onderzoek nood zakelijk achtten. Intusschen gaven ook deze leden, de zaak op zichzelf gewichtig genoeg achtende om 't houden van een enquête te rechtvaardigen, op dit oogenblik de voorkeur aan een poging om door middel van een tweede interpellatie de gewenschte klaarheid te brengen. Eenige leden vroegen of het wel mogelijk zou zijn een commissie van onderzoek uit het midden der Kamer in te stellen; gelijk dat indertijd met betrekking tot de quaesties betreffende spoorhout en het grindbagger- bedrijf te Linne is geschied. Tenslotte werd nog het denkbeeld geop perd. dat de onderwerpelijke aangelegenheid in de Kamer weder aan de orde zou komen door een nota van den minister van Justitie. Sommige leden verklaarden het te betreu ren. dat de regeering zulk een nota niet reeds eerder heeft ingezonden. Ondanks uiteenloopende meeningen hier over verklaarde men intusschen van ver schillende zijden afgescheiden van de vraag, welken weg men zelf tot het verkrij gen van nadere inlichtingen de eerst aan gewezene achtte zich wel te kunnen vin den in de gedachte, dat het opnieuw aan de orde stellen van dezen aangelegenheid zou kunnen geschieden door de behandeling van een eventueel door den minister in te zenden nota. Voor deze hermetische afsluiting van de grens is geen aanleiding. Internationale samenwerking met het oog op emigratie-regeling zal zeer gewenscht zijn. Spr. hoopt dat Nederland te Evian tot een zeer royale regeling zal meewerken. Maar in middels gebiedt Nederland's eer en de plicht van barmhartigheid, den vluchtelingen uit Duitschland zooveel mogelijk asyl te verlee- nen. In de regeling der Regeering met be trekking tot de vreemdelingen is niet vol doende met het recht noch met de plichten van menschelijkheid rekening gehouden. Daarom is een mildere regeling op haar plaats. De nat.-soc. afgevaardigde DeMarchant et d'Ansembourg hield zich eerst met een fel anti-bolsjewistisch betoog bezig, ver klaarde vervolgens dat de Regeering, die zich innerlijk verbonden gevoelt met de emigran ten, welke z.i. allen misdadigers zijn, naast de communisten op de bank der beschuldig den hoort. Spr. meent, dat de emigranten 't best naar Rusland bunnen gaan en wijst op den bomaanslag op den Coolsingel te Rotter dam, die het Nederlandsche volk de oogen moet openen. Mr. Wendelaar (lib.i vroeg of de hem voorafgaande spreker niet een vreemdeling was, gehoord zijn on-Nederland- sche beschouwingen. Na de juistheid van de becijfering van den minister bestreden te hebben, merkte spr. op, dat de verdwijning van een groot aantal Duitsche dienstboden en de vervanging door een reeks vluchtelingen uiteindelijk eer een economisch voordeel kan opleveren. De liberale afgevaardigde, welke zich fel tegen het anti-semitisme keerde en die Engeland benijdde, dat het aan een fi guur als prof. Freud gastvrijheid had verleend, achtte het dringend noodzakelijk, dat de Regeering over meer gegevens zal gaan be schikken, mede omtrent de misdadigers die zich onder de vreemdelingen zouden kunnen bevinden. Verder zette hij uiteen, dat. vooral ook m de praktijk, meer menschelijkheid bij de toepassing der richtlijnen in acht gchomen kan en moet worden. Het ter zijde, schuiven van de wet en de terugwerkende kracht van de circulaire van 7 Mei keurde, met hem ook de heer Alge ra (a.r.) af tlie eveneens wat na hem ook mi'. Donker (s.d.) deed een herziening van de wit van 1849 aanbeval en het in de huidige maatregelen bepaald 'n leemte noemde, dat er niet in 't bijzonder reke ning wordt ghouden met het feit, dat we heden ten dage wat 90 jaar geleden niet meer denkbaar teek! weer te doen hebben met vervolgden wegens den geloove, met menschen, d;.e wegens belemmering van de gewetensvrijheid, elders onderdak moeten zoeken. In tweede instantie verklaarde minister G o- s e 1 i n f>, geenszins te ontkennen dat aan vankelijk; de komst van vluchtelingen ook wel economische voordeelen had opgeleverd. Maar thans was en is het probleem anders: het gaat er nu immers om, of, na de toelating ge durende de eerste vijf jaar sinds in Duitsch land het tegenwoordige regime aan 't bewind kwam, verdere toelating van vluchtelingen nog van economisch voordeel zou zijn. Hierop nu moest in het algemeen het antwoord ont kennend luiden. Met dit debat bleek intusschen wel het een en ander berecht te zijn. De minister van Justitie heeft thans immers een aantal groe pen van gevallen genoemd, waarin alsnog geen toepassing der aanvankelijk al te scherpe bepalingen van de circulaire van 7 Mei zal plaats hebben. En voorts deed hij aan 't slot van den middag de toezegging toch nog eens ampel te zullen overwegen of het maar niet beter is wel een wetsontwerp tot wijziging der veranderde en zooveel aanstoot veroorzaken de wet van 1849 in te dienen. Maar als hij dat zou doen, wil dit geenszins zeggen, dat hij erkent dat op 't moment niet conform de wet zou worden opgetreden. En verder moest de minister er reeds bij voorbaat op wijzen, dat zulk een nieuwe regeling dan wel heel soepel zou dienen te zijn, m.a.w. aan de uit voerende macht toch een zeer ruime bevoegd heid zou dienen toe te kennen. E. v. R. Ouden van dagen defileeren voor Prinselijk Paar. Donderdagmiddag hebben oudjes van da gen uit Hilversum die in 50 auto's en 7 auto bussen naar Soestdijk waren gekomen, voor Prinses Juliana en Prins Bernhard gedefi leerd. De lange stoet van auto's reed langs het bordes, waar het Prinselijk Paar zich be vond, de Prinses met Prinses Beatrix op den arm. Twee oudjes uit de eerste auto, mej. Bra- kele en de heer Noorbergen, boden het Prin selijk Paar bloemen aan. Identiteitsbewijzen voor bont, kijkers, foto- en filmtoestellen. Bij den ontvanger der invoerrechten aan te vragen. Sinds 15 Mei jl. wordt aan de grens een verscherpte controle uitgeoefend welke be oogt frauduleuzen invoer o.a. van bont, kij kers, foto- en filmtoestellen tegen te gaan. Hier te lande wonende personen, die van een buitenlandsche reis terugkeeren. kunnen hun op reis medegenomen bontwerken, kijker foto- en filmtoestellen alleen dan zonder be taling van invoerrechten invoeren, indien zij hiervoor z.g. identiteitsbewijzen kunnen over leggen. In verband met verschillende bij de K.N.A.C. binnengekomen vragen vestigt deze vereeni- ging er de aandacht op. dat het wel moge lijk, maar niet raadzaam is de identiteits bewijzen aan te vragen bij het douanekan toor, waarlangs men Nederland verlaat. Voor het uitreiken van deze bewijzen moet nl. in de eerste plaats de ontvanger aanwezig zijn, terwijl men bovendien aan de grens door gaans niet in staat is de betreffende kwitan ties te toonen. waardoor voor de bewijzen f 0.50 moet worden betaald. Een en ander leidt van zelfsprekend tot een aanmerkelijk tijdsverlies en noodeloos oponthoud. De K.N. A.C. beveel het publiek dan ook aan de aan vragen voor de identiteitsbewijzen reeds voor het op reis gaan te verzorgen. De aanvra gen moeten worden ingediend bij den ont vanger der invoerrechten en accijnzen waar onder de woonplaats van betrokkene ressor teert.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 5