Herziening der Vreemdelingenwet
te wachten?
Palestina-Diorama's
Schotersingel 117a
Een matte of gebruinde teint staat altijd charmant
Mr.Wendelaars enquête-voorstel
ontmoet bezwaren
Maar er zijn ook
voorstanders in de Tweede Kamer
V R TJ D A G 10 JUNI 193S
TWEEDE KAMER.
Minister Goseling zal mogelijkheid onderzoeken.
Milder optreden tegen
buitenlanders.
Een interpellatiede Visser.
De Communist de Visser voelde Minister
Goseling aan den tand over de wijze waarop
de Regeering sinds ko'"t, door wel zeer scherpe
maatregelen, is opgetreden tegen vluchtelingen
uit den vreemde, wien in 't land dat ze ont
vlieden veelal, alleen reeds wegens hun staat
kundige, zedelijke en godsdienstige opvattin
gen zware straffen, ja soms de dood bedreigen.
De interpellant vroeg of dit alles niet in
strijd was met de kostbare Nederlandsche tra
ditie van menschelijkheid en rechtszekerheid.
Doch bovendien, had de Minister van Jus
titie, door per circulaire maatregelen te tref
fen tot niet-toelating en uitwijzing van vreem
delingen niet de op de Grondwet berustende
wet van 1849 betreffende toelating en uitzet
ting van vreemdelingen geschonden? De heer
de Visser meende voorts nog de aandacht te
moeten vestigen op z.i. waarneembaar ver
schil in behandeling van fascistische en andere
vreemdelingen, en op de verontwaardiging in
breeder kring verwekt door de wijze waarop
t. o. v. vreemdelingen thans wordt gehandeld
Is de Regeering bereid daarin ten spoedigste
verandering te brengen door herstel van het
traditioneel ruim verleende asyl? Aldus nog
een der vragen, terwijl de laatste beoogde na
dere gegevens te verkrijgen omtrent 't aantal
vreemde vluchtelingen, andere hier geruim en
tijd verblijvende vrec-mdelingen enz.
Als Minister meende Mr. Goseling meer den
nadruk op 't eigen nationaal belang, op den
desolaten toestand in de wereld te moeten
leggen. De Minister erkende allereerst in de
circulaire van 7 Mei j.l. een minder gelukkige
term te hebben gebezigd, toen hij alle vluchte
lingen als „ongewenschte elementen" had ge-
qualificeerd. Bedoeld was alleen te zeggen, dat
we hen thans niet ontvangen kunnen.
Na ontkend te hebben, dat in alle lagen dei-
bevolking de getroffen maatregelen wijd ver
breide onrust hadden verwekt, verklaarde de
Minister, dat uitwijzing' achterwege blijft, als
er redelijke kans bestaat, dat anders de uitge
zette yreemdeling in 't land waarheen hij te
rugkeert lijfsgevaar bedreigt.
Naar de meaning der Regeering verzetten
Grondwet en wet zich niet tegen de regeling van
de circulaire van 7 Mei. Preventief optreden
was hier geboden, gelijk de feiten wel bewijzen.
De Minister ontkende, dat er bij optreden
tegenover vreemdelingen onderscheid wordt
gemaakt op grond van staatkundige ideolo
gieën.
De gevraagde gegevens omtrent het aantal
hier verblijvende vreemdelingen kan de Re
geering niet verstrekken tengevolge van
onvoldoende registratie. Daarin zal nu mede
verandering komen.
Aldus kort saamgevat de formeele beant
woording der interpellatie. Daarmee ving de
Minister aan, om vervolgens nader licht op
de kwestie van schending van Grondwet en
wet te werpen. Richtsnoer was in dezen de
wet van 1849. Herhaaldelijk is in 't Parlement
al geklaagd over de toepassing van die wet,
welke ten aanzien van de toelating allerlei
staketsels heeft opgeworpen. Zoo b.v. het uit
reiken van een reis- en verblijfpas. Daaraan
is reeds sinds tientallen van jaren niet de
hand gehouden. Met 't gevolg, dat alle vreem
delingen die hier verblijven feitelijk niet zijn
toegelaten vreemdelingen. Volgens den Mi
nister moest men er niet zoo van schrikken,
dat praktisch slechts 3 artikelen van de oude
wet van 1849 toegepast worden.
En nu de klacht, dat de Regee,rmg regeert
met circulaires. Dit zit zoo. De politie heeft
behoefte aan richtlijnen voor de uitvoering
en toepassing van de wet van 1849. Eerst vrij
wel ongebreideld toelaten en dan op groote
schaal weer uitzetten, onder formeele toepas
sing van de wet, ware veel harder geweest,
dan wat nu gebeurt. Als men het hebben of
verkrijgen van voldoende middelen van be
staan als het criterium zou toepassen, zou
zeker het gros der vreemde vluchtelingen
hier te lande niet kunnen binnenkomen of
blijven.
De Minister gaf nogmaals toe dat we zeker
geen juridisch krachtig sluitend stelsel op 't
gebied van 't vreemdelingenrecht hebben.
Maar tijdens den storm moeot men 't schip
niet gaan opkalefateren en daarom is 't be
ter onder de huidige omstandigheden de
oude wet van 1849 niet te gaan herzien.
En nu de ethische kant: het z.g.n. asyl-
recht. Dat geldt in hoofdzaak voor buurlan
den. Wil nu de interpellant Oostenrijk als
buurland erkennen? Op deze niet zeer ge
slaagde vraag, volgden eenige interrupties.
In andere landen aldus Mr. Goseling
verder treft men maatregelen, die er sy
stematisch op gericht zijn een deel van de
eigen bevolking te dwingen naar elders te
gaan. Dientengevolge ontstaat het gevaar
voor overstrooming. In dezen zal alleen inter
nationaal overleg baat kunnen brengen. Wel
aan dank zij Amerikaansch, initiatief komt
er op 6 Juli een conferentie te Evian, waar
aan Nederland gaarne zal deelnemen.
Door de elders getroffen maatregelen, zag
de Regeering zich voor de noodzaak
plaatst te waken tegen een bedenkelijke over
strooming. Hier zou geen berekening heb
ben kunnen helpen en bovendien hebben we
geen voldoende gegevens. Nauwelijks heeft de
Minister dat gezegd of hij gaat zelf aan 't
rekenen, volgens een wel hoogst onnauwkeu
rige methode, om dan tot 't resultaat te ko
men, dat er toch wel 25000 vluchtelingen bin
nen ons land zouden vertoeven, getal, dat Mr.
Wendelaar niet eens bijzonder bedenkelijk
noemde. Doch hoofdzaak was, vooral met 't
oog op de a.s. conferentie van Evian om nu
alleen toe te laten in uitzonderingsgevallen
en verder de binnenkomst stop te zetten. Het
zwaartepunt lag bij de preventie.
Men moet zich voor oogen stellen wat
Duitschland wil en doet met de Joden. En
daarnaast had de Regeering te letten op wat
andere landen deden, die n.l. de poorten voor
vreemdelingen geheel of bijkans geheel slo
ten. Na de aansluiting van Oostenrijk bij
Duitschland bleek een groote toestrooming
van vluchtelingen te dreigen. Onder deze
omstandigheden moet de Regeering ingrijpen.
Tenslotte de praktijk van de uitvoering der
getroffen maatregelen. In voorbereiding is
een algemeene aanmeldingsplicht voor
vreemdelingen. Dan krijgt men 'n behoorlijk
overzicht, hetwelk juist noodig is om zoo
rechtvaardig mogelijk bij verleening van hulp
betoon op te treden. Reeds is Justitie volgens
eenige normen in die richting te werk gegaan
Zoo werden en worden bejaarde ouders van
hier vertoevende niet-Nederlandsche kinderen
welke die ouders onderhouden, toegelaten.
Bij dupliek vernamen we, dat ook 't omge
keerde zal gebeuren.
Voorts past men consideratie toe in die ge
vallen, waarin er nog een band met Neder
land is: bijv. als de vrouw van den vreemde
ling voor haar huwelijk Nederlandsche was.
Verder legt het Departement in allerlei geval
len, waarin de terugwerkende kracht al
te harde gevolgen heeft,, meegaandheid aan
den dag; ibijv. als de menschen reeds vóór 1
Mei in Duitschland hadden geliquideerd en
van Nederlandsche autoriteiten een vesti
gingsvergunning hadden gekregen.
Nederland zal zijn aandeel blijven leveren
in 't internationaal hulpbetoon, maar daarbij
heeft men zich voor schade ten nadeele dei-
eigen gemeenschap te hoeden. Dit tijdstip
eischt bescherming van eigen volk, gepaard
gaande met ordening van het hulpbetoon. De
Minister hoopte, dat de Kamer zou erkennen
dat de maatregelen met 't oog op deze beide
doeleinden zijn getroffen.
Na deze uiteenzettingen onderstreepte de
interpellant nog eens, dat juridisch èn ethisch
de maatregelen onverdedigbaar waren.
Mevr. Mi'. BakkerNort (v.d.) keurde
het af, dat het beginsel der wet, dat vreem
delingen die niet armlastig en niet gevaar
lijk zijn moeten worden toegelaten en
trouwens de wet zelf geheel ter zijde wordt
gesteld.
De tegenwoordige vreemdelingenpolitiek
acht Mevr. Bakker niet alleen in strijd met-
ons recht, maar ook met onze schoone tra
dities.
BOEIENDE VERGEZICHTEN
Eiken werkdag (behalve Vrijdag) 3-5 en
7-9. f 0.10 per persoon. Dinsdags f 0.20
(Adv. Ingez. Med
Vol trots toont het Prinselijk Paar de kleine Prinses Beatrix aan de ouden van
dagen uit Hilversum, die Donderdag Soestdijk bezochten.
Beperking van een nieuwen toevloed van
vluchtelingen is gewenscht, doch niet op de
wijze als de circulaire van 7 Mei voorschrijft.
Overigens kan spreekster, wat de economische
zijde van 't vraagstuk aangaat, er op wijzen,
dat er heel wat nieuwe industrieën, dank zij
hier sinds 1933 binnengekomen vreemdelingen
ontstaan zijn,, die weer een aantal Neder
landers werk gelegenheid verschaffen.
De V.D. woordvoerder drong aan op een
nieuwe, meer waarborgen omtrent rechtmatig
en rechtvaardig optreden tegenover vreem
delingen verschaffende regelingen. Ook Ir. Al-
barda (S.D.) kwam er tegen op, dat willekeur
in de plaats van de wet is getreden. Als de
wet van 1849 niet meer aan de huidige
eischen voldoet, is het Regeeringsplicht voor
een andere, eventueel tijdelijke, wettelijke re
geling te zorgen. In stormweer mag men niet
met zomertuig uitvaren: dat is de fout van
minister Goseling. De minister had betoogd
dat alle vreemdelingen niet toegelaten vreem
delingen in den zin van de wet van 1849 zijn.
Maar dan zouden ze, bij toepassing dier wet
(art. 9) ook allen uitgezet moeten wor
den en dat geschiedt niet. M.a.w. Mr. Gose
ling kan nooit volhouden, dat hij op wettelijken
grondslag te werk gaat. Spreker komt met
kracht tegen de opheffing van het asylrecht
op en veroordeelt zoowel de terugwerkende
'kracht als het feit, dat de grens wel voor
vluchtelingen, niet voor anderen gesloten is.
Amilda-crême, die tevens zoo goed is voor de huid, is verkrijgbaar in deze twee begeerde teinten. Mat en Bruin. Doos 50 en 25 cent.
Mr. C. M. J. F. Goseling
Minister van Justitie
Wegen gezocht om Ossche kwestie
aan de orde te stellen
Aan het voorloopig verslag over het voorstel
van den heer Wendelaar tot het houden van
een enquête omtrent de opdracht van den mi
nister van justitie tot onthouding van op
sporingsonderzoek door de brigade Oss der
Koninklijke marechaussee, wordt het volgende
ontleend.
Verscheidene leden gaven als hun meening
te kennen, dat de voorsteller in de Memorie
van Toelichting niet voldoende heeft gemo
tiveerd, waarom ter verkrijging van de inlich
tingen, welke noodig geacht worden, tot toe
passing van het in het licht der geschiedenis
zoo ongewone middel eener parlementaire en
quête zou dienen te worden overgegaan.
De gang van zaken doet het zonder twijfel
gewenscht zijn, dat de minister spoedig in d<?
gelegenheid worde gesteld omtrent bepaalde
punten nadere inlichtingen te verstrekken.
Wat had nu echter meer voor de hand gele
gen dan dat door een of meer leden der Ka
mer, hetzij schriftelijk hetzij mondeling, scherp
geformuleerde vragen omtrent die punten wa
ren gesteld? Zou het antwoord op zoodanige
vragen niet voldoende bevrediging hebben ge
schonden, dan zou alsnog een nieuwe inter
pellatie kunnen zijn aangevraagd.
Ware aldus gehandeld, dan zou de gebrui
kelijke weg zijn gevolgd. Langs dezen weg
zouden de noodige inlichtingen ongetwijfeld
ook spoediger zijn verkregen. Te ernstiger moet
de indiening van het onderhavige voorstel
worden betreurd, wijl daardoor de andere, be
tere weg geblokkeerd is geworden.
Hun betoog besluitende, spraken deze leden
de hoop uit, dat de behandeling van dit voor
stel zoo weinig mogelijk tijd zal kosten, en
dat die niet tot aanvaarding daarvan zal lei
den. Het liefst zouden zij een spoedige intrek
king van het voorstel zien.
Mocht een tweede interpellatie nog niet het
gewenschte licht brengen, dan zou de Kamer
bij motie van haar afkeuring of van een an
der gevoelen kunnen doen blijken, of zij zou
alsnog bij voorkeur op voorstel van ver
scheidene, tot een zoo groot mogelijk aantal
politieke groepen behoorende leden tot het
houden van een enquête dan te beschou
wen als ultimatum remedium kunnen over
gaan
Een aantal leden vestigde er de aandacht
op, dat zich sedert de indiening van het voor
stel twee nieuwe omstandigheden hebben
voorgedaan. In de eerste plaats is een straf
vervolging wegens smaadschrift ingesteld te
gen den schrijver van een artikel betreffende
de zaak-Oss, in „Het Nationale Dagblad", en
in de tweede plaats hebben de zes onder-offi
cieren een klacht aanhangig gemaakt bij den
militairen ambtenarenrechter. In beide ge
vallen zal de bevoegde rechter, hetzij in eerste
hetzij in hoogere instantie, uitspraak doen
bij een gewijsde, dat in zijn overwegingen
ongetwijfeld veel licht zal kunnen verschaffen
omtrent de ingebrachte beschuldiging van
onvolledigheid en onjuistheid der door den
minister van justitie aan de Kamer verstrekte
inlichtingen. Een en ander maakt naar de
meening dezer leden toepassing van het mid
del der parlementaire enquête nog te minder
wenschelijk.
Verscheidene leden, die de tot dusver weer
gegeven beschouwingen, voorzoover die critiek
op het gedane voorstel inhielden, volkomen
konden onderschrijven, spraken hun afkeuring-
uit over de sensatie waarmede deze geheele
aangelegenheid omsponnen is geworden.
Ook voorstanders.
Verscheidene andere leden meenden, dat
het denkbeeld van het houden eener enquête
in het algemeen geenszins die volkomen af
wijzende critiek verdient, welke daarop -ran
verschillende andere zijden werd geoefend.
Het denkbeeld een nader onderzoek te doen
plaats hebben in den vorm eener nieuwe in
terpellatie, kwam dezen leden niet bijzonder
gelukkig. Naar hun meening zal zulk een
interpellatie niet op bevredigende wijze het
gewenschte licht kunnen verschaffen. Zij
zou lijden aan hetzelfde bezwaar als de reeds
gehouden interpellatie, nl. dat zonder schrif
telijke voorbereiding bij een dergelijke ma
terie mondelinge antwoorden op gestelde
vragen niet aanstonds voldoende kunnen
worden beoordeeld.
Dat in de laatst vijftig jaren geen enkele
enquête is gehouden, achtten deze leden tegen
het thans toepassen van dat middel van on
derzoek allerminst een afdoend argument.
De bewering, dat een enquête inzake de
onderwerpelijke aangelegenheid niet over
toestanden zou handelen, noemden zij vol
slagen onjuist. Van zulk een enquête zou
het voorwerp kunnen zijn: de toestand op
politioneel gebied te Oss.
Evenmin hechtten zij veel waarde aan het
argument, dat de te hooren ambtenaren zich
zouden kunnen beroepen op hun recht, zich
te verschoonen van het afleggen van getuige
nis, immers, de minister kan hen aansporen,
van dat verschooningsrecht zoo weinig moge
lijk gebruik te maken.
Samenwerking was noodig geweest.
Intusschen bestond bij de hier aan het
woord zijnde leden ernstige bedenking tegen
de wijze, waarop deze zaak door den voorstel
ler is aangevat. Zij betreurden het zeer, dat
het onderhavige voorstel door slechts één lid
is ingediend. Naar hun meening had samen
werking gezocht moeten zijn met de vertegen
woordigers van andere partijen. Pogingen in
die richting zijn door voorsteller vóór de in
diening niet gedaan. Was zulks wel geschied,
dan zou naar de meening dezer leden vrij ze
ker een enquête-voorstel, uitgaande van de
gezamenlijke vertegenwoordigers van vele
fracties kunnen zijn ingediend.
Bovendien achtten deze leden zoowel het
voorstel zelf als de daarop gegeven toelich
ting weinig geslaagd.
Maakten de bezwaren, welke deke leden
tegen het voorstel hadden, het hun niet ge
makkelijk, zich daarvoor te verklarqn, in het
algemeen bestond bij hen tegen het houden
van een enquête met betrekking tot de on
derwerpelijke aangelegenheid geen bezwaar.
Eenige leden wezen het voorstel zonder
eenig voorbehoud af; in de eerste plaats om
dat zij in een onderzoek in te stellen door
een politiek lichaam als de kamer niet het
minste vertrouwen hadden; en in de tweede
plaats omdat met een enquête veel te veel
tijd gemoeid zou zijn, waardoor de bij het
onderzoek betrokkenen de gelegenheid zou
den krijgen, gegevens en bewijzen weg te
werken.
Sommige leden, die aan het voorstel gaar
ne hun stem zouden geven, gaven toe, dat er
van het enquête-recht tot dusver een spaar
zaam gebruik gemaakt is. Men vergete ech
ter niet aldus deze leden dat men thans
voor de nog niet voorgekomen situatie staat,
dat er over een bepaald onderdeel van re-
geeringsbeleid een interpellatie gehouden is,
over welker resultaat aanvankelijk tevreden
heid bestond, terwijl eerst later bleek, dat
nog verschillende duistere punten, overble
ven en in het bijzonder de vraag naar voren
kwam. of de minister van ambtelijke zijde
wel in alle opzichten juist werd ingelicht.
Door gebruik te maken van het enquêterecht
kan de kamer thans trachten volledige klaar
heid te bereiken.
Enkele leden gaven als hun oordeel te
kennen, dat de gebeurtenissen met betrek
king tot deze aangelegenheid bij velen de
vrees hebben gewekt of versterkt dat de
Roomsch-Katholieke geestelijkheid zich niet
altijd en overal onthoudt van inmenging in
de zaken der justitie en bij die inmenging
niet steeds zonder succes blijft, waardoor
een der grondzuilen van onze historisch-
staatsrechtelijke verhoudingen zou worden
aangetast.
Het was vooral op dezen grond, dat de hier
bedoelde leden een nader onderzoek nood
zakelijk achtten.
Intusschen gaven ook deze leden, de zaak
op zichzelf gewichtig genoeg achtende om 't
houden van een enquête te rechtvaardigen,
op dit oogenblik de voorkeur aan een poging
om door middel van een tweede interpellatie
de gewenschte klaarheid te brengen.
Eenige leden vroegen of het wel mogelijk
zou zijn een commissie van onderzoek uit
het midden der Kamer in te stellen; gelijk
dat indertijd met betrekking tot de quaesties
betreffende spoorhout en het grindbagger-
bedrijf te Linne is geschied.
Tenslotte werd nog het denkbeeld geop
perd. dat de onderwerpelijke aangelegenheid
in de Kamer weder aan de orde zou komen
door een nota van den minister van Justitie.
Sommige leden verklaarden het te betreu
ren. dat de regeering zulk een nota niet
reeds eerder heeft ingezonden.
Ondanks uiteenloopende meeningen hier
over verklaarde men intusschen van ver
schillende zijden afgescheiden van de
vraag, welken weg men zelf tot het verkrij
gen van nadere inlichtingen de eerst aan
gewezene achtte zich wel te kunnen vin
den in de gedachte, dat het opnieuw aan de
orde stellen van dezen aangelegenheid zou
kunnen geschieden door de behandeling van
een eventueel door den minister in te zenden
nota.
Voor deze hermetische afsluiting van de grens
is geen aanleiding.
Internationale samenwerking met het oog
op emigratie-regeling zal zeer gewenscht zijn.
Spr. hoopt dat Nederland te Evian tot een
zeer royale regeling zal meewerken. Maar in
middels gebiedt Nederland's eer en de plicht
van barmhartigheid, den vluchtelingen uit
Duitschland zooveel mogelijk asyl te verlee-
nen. In de regeling der Regeering met be
trekking tot de vreemdelingen is niet vol
doende met het recht noch met de plichten
van menschelijkheid rekening gehouden.
Daarom is een mildere regeling op haar
plaats.
De nat.-soc. afgevaardigde DeMarchant
et d'Ansembourg hield zich eerst met
een fel anti-bolsjewistisch betoog bezig, ver
klaarde vervolgens dat de Regeering, die zich
innerlijk verbonden gevoelt met de emigran
ten, welke z.i. allen misdadigers zijn, naast
de communisten op de bank der beschuldig
den hoort. Spr. meent, dat de emigranten 't
best naar Rusland bunnen gaan en wijst op
den bomaanslag op den Coolsingel te Rotter
dam, die het Nederlandsche volk de oogen
moet openen. Mr. Wendelaar (lib.i vroeg
of de hem voorafgaande spreker niet een
vreemdeling was, gehoord zijn on-Nederland-
sche beschouwingen. Na de juistheid van de
becijfering van den minister bestreden te
hebben, merkte spr. op, dat de verdwijning
van een groot aantal Duitsche dienstboden en
de vervanging door een reeks vluchtelingen
uiteindelijk eer een economisch voordeel kan
opleveren. De liberale afgevaardigde, welke
zich fel tegen het anti-semitisme keerde en
die Engeland benijdde, dat het aan een fi
guur als prof. Freud gastvrijheid had verleend,
achtte het dringend noodzakelijk, dat de
Regeering over meer gegevens zal gaan be
schikken, mede omtrent de misdadigers die
zich onder de vreemdelingen zouden kunnen
bevinden. Verder zette hij uiteen, dat. vooral
ook m de praktijk, meer menschelijkheid bij
de toepassing der richtlijnen in acht gchomen
kan en moet worden. Het ter zijde, schuiven
van de wet en de terugwerkende kracht van
de circulaire van 7 Mei keurde, met hem ook
de heer Alge ra (a.r.) af tlie eveneens
wat na hem ook mi'. Donker (s.d.) deed
een herziening van de wit van 1849 aanbeval
en het in de huidige maatregelen bepaald 'n
leemte noemde, dat er niet in 't bijzonder reke
ning wordt ghouden met het feit, dat we
heden ten dage wat 90 jaar geleden niet
meer denkbaar teek! weer te doen hebben
met vervolgden wegens den geloove, met
menschen, d;.e wegens belemmering van de
gewetensvrijheid, elders onderdak moeten
zoeken.
In tweede instantie verklaarde minister G o-
s e 1 i n f>, geenszins te ontkennen dat aan
vankelijk; de komst van vluchtelingen ook wel
economische voordeelen had opgeleverd. Maar
thans was en is het probleem anders: het
gaat er nu immers om, of, na de toelating ge
durende de eerste vijf jaar sinds in Duitsch
land het tegenwoordige regime aan 't bewind
kwam, verdere toelating van vluchtelingen nog
van economisch voordeel zou zijn. Hierop nu
moest in het algemeen het antwoord ont
kennend luiden.
Met dit debat bleek intusschen wel het
een en ander berecht te zijn. De minister van
Justitie heeft thans immers een aantal groe
pen van gevallen genoemd, waarin alsnog
geen toepassing der aanvankelijk al te scherpe
bepalingen van de circulaire van 7 Mei zal
plaats hebben. En voorts deed hij aan 't slot
van den middag de toezegging toch nog eens
ampel te zullen overwegen of het maar niet
beter is wel een wetsontwerp tot wijziging der
veranderde en zooveel aanstoot veroorzaken
de wet van 1849 in te dienen. Maar als hij dat
zou doen, wil dit geenszins zeggen, dat hij
erkent dat op 't moment niet conform de
wet zou worden opgetreden. En verder moest
de minister er reeds bij voorbaat op wijzen,
dat zulk een nieuwe regeling dan wel heel
soepel zou dienen te zijn, m.a.w. aan de uit
voerende macht toch een zeer ruime bevoegd
heid zou dienen toe te kennen.
E. v. R.
Ouden van dagen defileeren voor
Prinselijk Paar.
Donderdagmiddag hebben oudjes van da
gen uit Hilversum die in 50 auto's en 7 auto
bussen naar Soestdijk waren gekomen, voor
Prinses Juliana en Prins Bernhard gedefi
leerd. De lange stoet van auto's reed langs
het bordes, waar het Prinselijk Paar zich be
vond, de Prinses met Prinses Beatrix op den
arm.
Twee oudjes uit de eerste auto, mej. Bra-
kele en de heer Noorbergen, boden het Prin
selijk Paar bloemen aan.
Identiteitsbewijzen voor bont,
kijkers, foto- en filmtoestellen.
Bij den ontvanger der invoerrechten aan te
vragen.
Sinds 15 Mei jl. wordt aan de grens een
verscherpte controle uitgeoefend welke be
oogt frauduleuzen invoer o.a. van bont, kij
kers, foto- en filmtoestellen tegen te gaan.
Hier te lande wonende personen, die van
een buitenlandsche reis terugkeeren. kunnen
hun op reis medegenomen bontwerken, kijker
foto- en filmtoestellen alleen dan zonder be
taling van invoerrechten invoeren, indien zij
hiervoor z.g. identiteitsbewijzen kunnen over
leggen.
In verband met verschillende bij de K.N.A.C.
binnengekomen vragen vestigt deze vereeni-
ging er de aandacht op. dat het wel moge
lijk, maar niet raadzaam is de identiteits
bewijzen aan te vragen bij het douanekan
toor, waarlangs men Nederland verlaat. Voor
het uitreiken van deze bewijzen moet nl. in
de eerste plaats de ontvanger aanwezig zijn,
terwijl men bovendien aan de grens door
gaans niet in staat is de betreffende kwitan
ties te toonen. waardoor voor de bewijzen
f 0.50 moet worden betaald. Een en ander
leidt van zelfsprekend tot een aanmerkelijk
tijdsverlies en noodeloos oponthoud. De K.N.
A.C. beveel het publiek dan ook aan de aan
vragen voor de identiteitsbewijzen reeds voor
het op reis gaan te verzorgen. De aanvra
gen moeten worden ingediend bij den ont
vanger der invoerrechten en accijnzen waar
onder de woonplaats van betrokkene ressor
teert.