DE GENEESKUNDIGE TROEPEN
SI MARGAGA.
Het bataljon geneeskundige troepen, dat krachtens de nieuwe legerorganisatie
te Gorinchem in garnizoen komt, heeft Donderdag zijn nieuwe standplaats
betrokken
Het nieuwe wegvak Moer-
kapelle-Gouda in den autoweg
Den Haag Utrecht is Don
derdag voor het verkeer open
gesteld
Koning George VI en de Hertogen van Gloucester en Kent bij het verlaten
van Buckingham Palace te Londen op weg naar de -Trooping of the Colour",
de traditioneele Horse Guards Parade, welke Donderdag plaats vond
Een nieuw record. Een der viermotorige Duitsche
Junkervliegtuigen heeft met een lading van 5000
K.G. een hoogte van 9312 meter behaald. Boven:
het vliegtuig; onder: de bemanning
Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Algemeene Kunstzijde Unie
N.V. werd Donderdag door een aantal personen uit de textiel-industrie aan
de fabriek te Ede een bezoek gebracht. Het gezelschap voor het fabrieks
gebouw
Pikeur Ernst neemt met „Sabina" een hindernis tijdens het be
hendigheids-springconcours op het internationaal concours hippique
te Bussum
Kolonel A. R. van den Bent is benoemd
tot generaal-majoor, commandant der
IVde divisie
Dat frischt op na een warmen
speelmiddag aan het Zandvoortsche
strand
FEUILLETON
Een avontuurlijk verhaal uit de binnenlanden
van Sumatra's Oostkust,
door
GERT HARTENAU—THIEL.
6)
„Saja, maar als de toean commandant het
werkelijk ervaart, als hij door een verdwaal
den kogel wordt getroffen, dan kan de toean
commandant mij niet beschermen en dan
zullen de Chineezen me vermoorden! Saja!
O. heer, ga niet zelf!" smeekte hij angstig.
„Stuur uw soldaten, beschenn me en en
-vertel alstublieft niemand, dat ik het was.
die alles verraden heeft!"
„En waarom heb je alles verraden. Tscher?"
De man aarzelde een oogenblik met zijn
antwoord: daarna zei hij bijna fluisterend:
„Omdat de anderen me niet gevraagd hebben
om mee te doen. Ik krijg niets en de an
deren zullen samen de winst deelen. Toean
commandant, ik ben een eerlijk man, saja
ik deel met iedereen. Waarom zij dan niet
met mij?"
Innerlijk moest ik lachen om deze oprechte
bekentenis, die de zonderlinge opvatting van
eerlijkheid van dezen Chineeschen koopman
wel in een zeer duidelijk licht stelde, maar ik
begreep, dat het nu zaak was zijn hebzucht
nog te doen toenemen.
„Je hebt gelijk. Tscher" ging ik derhalve
op zijn opmerking in „Nu zul jij de eenige
zijn die wint. want jij krijgt nu van den radj:.
een hooge belooning en de anderen zullen naar
Batavia worden gebracht, waar zy ongetwij
feld zeer streng zullen worden gestraft."
Een triomfantelijke blik uit zijn spleetoogen
bewees, dat ik juist getipt had.
„O heer dan zullen de andere juweliers
hier geen zaken meer kunnen doen. Wat
zal ik dan rijk worden!"
„Dat hoop ik voor je, Tscher!" knikte ik
hem toe. „Maar voorloopig zal ik je nog in
arrest moeten houden, evenals je slechte vrien
den en wel zoolang tot ik de heilige kist weer
in mijn bezit heb." Ik floot en beval den bin-
nentredenden soldaat den gevangene weg te
leiden.
Mijn adjudant diende den commandant van
het detachement gewapende politie te Negri
Lama. luitenant Karsten. aan. Onmiddellijk
daarop trad deze officier binnen en nadat hij
rapport had uitgebracht, wijdde ik hem in de
gebeurtenissen van de laatste uren in. Geza
menlijk beraadslaagden wij daarop, wat ons
verder te doen stond.
„Hoeveel man kan je voor de expeditie be
schikbaar stellen. Karsten?"
„Dat is moeilijk te zeggen, kapitein", ant
woordde hij bedenkelijk. „Het is haribajaran
vandaag en dat maakt extra toezicht in de
plaats noodzakelijk. Mijn menschen hebben de
handen vol om de orde te bewaren. Maar ik
denk toch wel. dat ik vijf man zal kunnen vrij
maken."
Ietwat teleurgesteld keek ik hem aan.
„Hm dat is niet veel! Er moeten vijftien
goed bewapende koelies in het berenhol hui
zen. En wie weet. of die opgave wel juist is.
Het zou me niets verwonderen, als het er nog
meer zijn. - Ik heb in totaal slechts zes man
meegebracht, mijn adjudant meegerekend
Voor de omsingeling van het buitengewoon
moeilijk terrein lijken me dertien menschen
wel wat heel weinig. Het gevaar is lang niet
denkbeeldig, dat er een paar van ons door de
bandieten worden neergelegd, want ie kunt
er van op aan, dat ze daar een goede dekking
hebben. Maar hoe zit dat kunnen we van de
lijfwacht van den radja niet een oaar men
schen krijgen?"
De luitenant lachte verachtelijk. „Och, wat
kap'tein, daar is er geen een bij, waar je be
hoorlijk mee voor den dag kunt komen. Het
zijn stuk voor stuk theatersoldaten, die je meer
in den weg loopen, dan dat je er eenig nut
van hebt.
„Hm!" Geërgerd stak ik een sigaret op
en nadenkend blies ik de rookwolken tegen
het lage plafond. „Ja, dan zullen we ons alleen
moeten helpen besloot ik na kort overleg.
.Breng je menschen zoo spoedig mogelijk hier
en zorg voor goede bewapening; over een half
uur breken we op."
De officier salueerde. „In orde, kap'tein!"
Daarmee keerde hij zich om en verliet haas
tig het vertrek.
V.
Met militaire stiptheid marcheerden we een
half uur later af. We vermeden den hoofdweg,
die dwars door de plaats liep, maar maakten,
teneinde zoo weinig mogelijk opzien te baren,
gebruik van zijwegen, welke aan den rand der
residentie door het bosch leidden. De voor
hoede werd gevormd door twee beproefde sol
daten. die ver vooraan liepen en tot taak had
den het terrein te verkennen en naar eenigs-
zins begaanbare wegen te zoeken, want om op
goed geluk door het struikgewas en moerassen
te dringen, leek ons te gevaarlijk. Op deze
voorhoede volgden mijn adjudant met twee
soldaten en tenslotte de luitenant, ik en zes
mar. Zoo trokken we zwijgend het gevaarlijk
ste doel van onze expeditie tegemoet.
De zon zweefde als een vuurbal aan den
donkerblauwen hemel, maar hier in het voch
tig warme schemerachtige bosch waren wij
beschermd tegen haar verzengende stralen.
We liepen over een pad. dat onmiskenbaar
pas korten tijd geleden gebaand moest zijn,
want de voetafdrukken waren versch en de
platgetrapte grashalmen hadden zich nog
slechts gedeeltelijk weer opgericht Mijn adju
dant kroop als een Indiaan over den grond:
gees enke: spoor hoe klein en onduidelijk
ook ontging den scherpen blik van zijn spie
dende donkere oogen.
Zoo waren we ongeveer een uur dwars door
het oerwoud getrokken, toen de onderofficier
plotseling als een kat overeind sprong, de
voorhoede voorbij rende en in een dichte bana-
nenstruik verdween. Kort daarop hoorden wij
een gesmoorde kreet en een rochelend geluid,
gevolgd door den val van een mensch. Zoo
snel als het moeilijke terrein dit toeliet, snel
den wij in de richting vanwaar het geluid
kwam en daar vonden we op den grond
het lijk van een koelie met doorgesneden keel.
De onderofficier kwam juist overeind en
veegde het bloedige mes aan een lap schoon.
Hij lachte grimmig. „Dat was een voouit-
geschoven post van de bandieten, toean
commandant! Ik moest hem beletten te
schreeuwen, anders zouden we de kerels zoo
op onzen nek hebben gehad! Daar, toean
commandant, is het berenhol!" Hij wees in de
richting van een dichtbegroeid, heuvelachtig
terrein.
Weliswaar kan ik in de zee van bladeren
geen hol onderscheiden, maar ik verliet me
geheel op dezen bekwamen gids en liet halt
maken om te overleggen hoe wij het moeilijke
terrein met de weinige menschen waarover
we beschikten, het best zouden kunnen om
singelen. Dat was op zichzelf een zeer moei
lijke taak, omdat de situatie voor experimen
ten te gevaarlijk was en de kleinste fout ons
het leven zou kunnen kosten.
Nog had ik niet tot een besluit kunnen
komen, toen uit het struikgewas een man van
de voorhoede opdook en ons een teeken gaf
langzaam voorwaarts te sluipen. Wij brachten
onze geweren in den aanslag, legden ons plat
op den grond en kropen voetje voor voetje,
elk geruisch zorgvuldig vermijdend, vooruit.
Het was een zeer onaangenaam karwei, waar
bij we onze handen en gelaat open reten aan
venijnige dorens en met onze kleeren aan
takken struiken en luchtwortels bleven han
gen. Vliegen, muskieten en andere insecten
kwelden ons en het zweet liep ons in stralen
langs het voorhoofd en verblindde onze oogen
Ik steunde van inspanning.
Nu lagen we niet ver van den ingang van
het hol. Het was een open terrein. natuur
lijk met boschbedekking waarop we ten
slotte aangeland waren. Geruischloos slopen
we naderbij.
Het hoofd en daarna ook het bovenlichaam
van een koelie kwamen voorzichtig boven den
rand van het hol uit. Spiedend, als een slak,
die gedeeltelijk uit haar huis is gekropen,
gluurde hij in 't rond en zijn hand omklemde
krampachtig een geweer. Wij durfden nauwe
lijks adem te halen en lagen onbeweeglijk
achter onze dekking.
Daar als een panter op zijn buit, sprong
een van mijn manschappen, slechts met een
mes gewapend, van achteren op den kodlie
toe. Een huiveringwekkende doodskreet en de
bandiet viel als een zak op den grond.
Deze kreet van den overvallene was echter
tevens het signaal voor den strijd. Een kluwen
van bruine lijven wrong zich door de opening
van het hol. woeste kreten weerklonken, scho
ten knalden, menschen rolden in doodsstrijd
of in een hevig gevecht gewikkeld over den
grond en in het stille bosch werden al deze
angstwekkende geluiden honderdvoudig weer
kaatst.
Een reus van een kerel had zich bovenop
me geworpen en als vastgebeten rolden we
tezamen door de modder. Met inspanning van
al mijn krachten trachtte ik mijn hand vrij te
maken om mijn mes te kunnen trekken, maar
mijn tegenstander omklemde mijn lichaam als
een stalen schroef en ik had beide handen
noodig om den kerel te beletten met zijn tan
den bij mijn keel te komen.Zijn bezweet, ver
wrongen gezicht was slechts enkele centi
meters van het mijne verwijderd en steunend
en hygend worstelde ik om hem van mij af
te schudden. Eindelijk gelukte het me althans
een arm uit zijn ijzeren greep vrij te maken.
Gillend van woede probeerde hij mij weer in
zijn macht te krijgen, maar het volgende
oogenblik viel hij krachteloos ter zijde, want
een van mijn mannen, die te hulp was gesneld,
had hem zijn mes tot aan het heft tusschen
de ribben gestoken. Slap vielen zijn ijzersterke
armen langs zijn lichaam en nog geheel bui
ten adem van inspanning sprong ik overeind.
'.Wordt vervolgd).