Geuzen Maatregelen van den Minister onwettig genoemd. ia BAAI Gratis naar Palestina IOSS. I Niet Marechaussee maar Substituut Officier van Justitie schuldig, aldus verdediger. Proc. Gen. op elk punt bestreden. DobbelmannS/ 'n Goed boek, verruimt uw Geest ONS WEKELIJKSCH KNIPPATROON. ZATERDAG 25 JUNI 1958 HAARDE M'S D A G B D A D S Een mishandelingskwestie. Getuige Van Everdingen verklaart nog, dat hij persoonlijk van den minister van De fensie opdracht heeft gekregen een onder zoek in te stellen naar de beweerde mishan deling van den arbeider de W. Getuige heeft de W. gehoord en deze hield de mishandeling vol, doch zeide, daarvan geen aangifte te heb ben willen doen, wanneer de ge meentelijke politie-agent Veldkamp niet bij hem gekomen was. Voorts heeft de mishandelde" na de mis handeling 10 Kilometer per fiets af gelegd. Getuige heeft alle leden der bri gade er bij gehaald en de W. ver klaarde toen, dat van Ree hem had binnengelaten, hoewel dat in werkelijkheid van den Berg is ge weest. Voorts heeft Van der H., die den bewus- ten nacht in een andere eel zat. verklaard dat hij dien nacht wel allerlei gerommel met grendels en sloten heeft gehoord, doch geen gesprek of geroep. Getuige heeft zelf een proef genomen en kunnen constateeren, dat men in de cel van Van der H. elk gesprek kan hooren, zoodat hij dan zeer zeker ook wel de mishandeling moet hebben gehoord. Mr. Meyes vraagt, of De Gier nu een ver klaring kan geven, waarom hij onder zijn rapport inzake de geestelijken heeft gezet: „in overleg met u wordt het onderzoek ge sloten". Wachtmeester De Gier: lk had de opdracht ontvangen om mijn rapport in te dienen en meende dat daarmee de zaak was afgeloo- pen. Spr. zegt nooit eenlge reprimande of op merking over zijn optreden te hebben ont vangen, noch van politieele noch van justi- tieele autoriteiten. Hij heeft zijn werk altijd gedaan, zooals hij meende te moeten doen, én wanneer hij iets heeft kunnen bereiken, heeft spr. zich daarvoor altijd dankbaar ge toond. Geenszins heeft spr. zich over het paard getild gevoeld. Tenslotte protesteerde,spr. met klem te gen de voorstelling, als zou hij in zijn rap porten wel eens onwaarheid hebben ge schreven. Wachtmeester Van Renes verklaart ver volgens. dat niet alleen de marechaussee vermoedens had tegen Van der H.. maar dat ook de gemeentepolitie die overtuiging had en de deurwaarder eveneens. Voorts zegt spr.. dat hij op 19 Maart met den officier gesproken heeft over de arresta tie en de inbeslagneming van de administra tie. Spr. heeft die administratie dan ook in beslag genomen. Over huiszoeking is niet ge sproken en voor huiszoeking heeft spr. daar om geen machtiging van den officier gehad. Na hervatting der zitting werd aan mr. van den Burg gevraagd, of na de stopzetting op last van den procureur-generaal van het onderzoek in de zaak-van der H. nog een proces-verbaal is ingekomen. Mr. van den Burg: op 28 Maart heb ik van wachtmeester van Renes nog een proces-ver baal ontvangen, dat een nog niet verjaarde verduistering bevatte. President: Wat heeft u daarmede gedaan? Mr. van den Burg: Dat heb ik met de an dere stukken aan den procureur-generaal doorgezonden. De procureur-generaal: het betrof hier een schaderegeling met zekeren van Bergen, en na onderzoek achtte ik geen geval van ver duistering aanwezig. De pleidooien. Hierna was het woord aan mr. James als raadsman van de klagers. Pleiter herinnert er aan, dat oud-minister Marchant na de arrestatie in de Organon- affaire in „Ons Noorden" schreef, dat de ma rechaussee de reddende engel is geweest door opheldering in deze zaak te brengen. Het kan echter verkeeren,, want nog geen maand later werd die „réddende engel" aan geduid als „terreur en domheidsmacht". Daarmede werd de hun verleende konink lijke onderscheiding gediskwalificeerd en tenslotte volgde hun overplaatsing, waardoor de klagers zich in hooge mate gegriefd voe len, omdat zij ieder voor zich er diep van overtuigd zijn, niet anders te hebben gedaan dan hun plicht. Door de getroffen maatregelen voelen de klagers zich zwaar gestraft en volkomen te recht hebben zij zich daarover beklaagd. Pleiter wijst er op. dat de betcekenis van artikel 148. lid 2 wetboek van strafvordering is, dat de procureur-generaal aan opsporings ambtenaren aanwijzingen kan geven, maar niet de stopzetting van een onderzoek of de opheffing van de opsporingsbevoegdheid kan bevelen. Wanneer de wet zonder voorbehoud zegt, dat de wachtmeesters hulpofficier van justitie zijn, dan is het onbestaanbaar, dat diezelfde wet zou toelaten, dat de minister van justitie of welke autoriteit van het openbaar ministe rie ook. daarin verandering kan bren gen. Vervolgens gaat pleiter de staatsrechtelijke positie na van de wachtmeesters der mare chaussee. Er zijn hier drie lijnen te onder kennen: le. die van den minister van defensie over den inspecteur van het wapen naar de divisie- commandanten; 2e. die van den minister van justitie via den procureur-generaal, fun- geerend directeur van politie naar de divisie commandanten en 3e die van den minister van justitie via den procureur-generaal naai den officier van justitie en de hulpofficieren van justitie. De minister van justitie heeft zijn optre den verdedigd met een beroep op het rijks- politiebesluit, dooh pleiter wenscht te con stateeren, dat de minister aan dat besluit niet de bevoegdheid kan ontleenen om een partieele schorsing te bevelen, zooals hier in feite is geschied. De minister van defensie heeft ten deze te beslissen, doch de minister van justitie heeft hier een overhaast besluit genomen, teneinde zijn ambtgenoot van defensie voor een fait accompli te stellen. Thans heeft de minister aan de wacht meesters iets ontnomen, waarover hij niets te zeggen had, en hij heeft hen laten behou den datgene, waarover hij wel te zeggen heeft. Nu zegt de minister wel, dat gezorgd moet worden voor een goede samenwerking en dat zulks bij verschil van meeningen niet moge lijk zou zijn, zonder in te grijpen in de op sporingsbevoegdheid, doch dan zou geval voor geval moeten worden bekeken en be slist moeten worden wie met het dan onder havige onderzoek zou moeten doorgaan. De conclusie van een advies van prof. Van Bemmelen is, dat het door den minister aan de brigade Oss gegeven bevel om zich van verder opsporingsonderzoek te onthouden en de zaken door te geven aan de gemeente politie in strijd is met het wetboek van straf vordering en speciaal met artikel 141. Pleiter constateert voorts dat het motief voor den door den minister ge nomen maatregel, uitsluitend is ge weest het gepretendeerd optreden van de Ossche brigade. Maar waarom krijgen deze menschen dan in hun nieuwe standplaats opnieuw de op sporingsbevoegdheid? Daaruit blijkt ook wel voldoende, dat de maatregel niet tot motief had „onbekwaamheid". Pleiter is van oordeel, dat aangenomen moet worden, dat niet meer mocht worden ontdekt en daarom heeft men het erop aan gelegd de wachtmeesters der Ossche brigade allen over te plaatsen. Die toeleg is gelukt, maar, vraagt pleiter, waarom heeft men de officieren van de marechaussee niet op de hoogte gesteld van het beweerde onjuist op treden hunner ondergeschikten? De president: ik moet u verzoeken niet op deze wijze voort te gaan. Wanneer u meent kwade trouw in het geding te mogen brengen, dan zal ik de behandeling schorsen en daarna beslissen, hoe de verdere behandeling dei- zaak zal geschieden. Ik kan die uitlatingen niet toelaten in het algemeen belang en ik maak u daarop uitdrukkelijk opmerkzaam. Mr. James, zijn pleidooi voortzettend, be toogt vervolgens, dat de minister zich schuldig- heeft gemaakt aan „détournement de pou- voir". Voorts keurt pleiter het af, dat de maat regel, waarbij op 15 November 1937 aan de brigade het opsporingsonderzoek in gemeen telijke zaken werd ontnomen, niet ter kennis is gebracht van den betrokken districtscom mandant. De president herinnert aan zijn woorden van zoo even. Hij heeft bedoeld te zeggen dat hij de zaak zoo noodig met gesloten deuren zal doen behandelen. Mi-. James gaat vervolgens de verschillende gevallen na. Wat betreft de zaak der werkverschaffing, bestond het vermoeden, dat de leiders zich ten koste van de jeugdige tewerkgestelden hebben bevoordeeld. Wat is er gemeener dan zoo'n daad, vraagt pleiter, en is het dan niet voor de hand liggend, dat de marechaussee een onderzoek naar de ter zake te harer kennis gekomen klachten gaat instellen? En waarom heeft de officier, toen de men schen werden vrijgelaten, het noodig geoor deeld, om nog tegen hen te zeggen: „Jullie hebt je schandelijk gedragen"? Voorts keurt pleiter af, dat op het ge meentehuis een groot aantal personen is ge hoord in de zaak van het gebeurde bij de werkverschaffing. Pleiter acht het begrijpelijk, dat de ma rechaussee, toen zij van de geruchten hoorde, op onderzoek is uitgegaan en alles heeft ge daan, om hier klaarheid te brengen. Nu is wel gezegd dat het aantal aardappelen dat verduisterd zou zijn, niet zoo heel groot was, en dat dit niet een optreden van de ma rechaussee, zooals zij gedaan heeft, noodig maakte, doch pleiter wenscht op te merken, dat wachtmeester De Gier bij het sluiten van zijn rapport was gekomen tot een verduis tering van 1030 K.G. en nog van 4 zakken aardappelen. Dit aantal acht pleiter geenszins gering, en zeer zeker wettigde dit een onder zoek, vooral waar het hier overheidseigen- dommen betrof. Uit naam van Curfs en De Gier verklaart pleiter dat beiden ook thans nog er van over tuigd zijn, dat er bij de jeugdwerkverschaf fing wel strafbare handelingen zijn gepleegd en dat er bij een verder onderzoek zeer ze ker tot een vervolging zou moeten hebben zijn overgegaan. Onwaarheden in processen-verbaal. Wat voorts de bewering aangaat, dat De Gier zich herhaaldelijk zou hebben schuldig gemaakt aan het schrijven van onwaarheden in proces sen-verbaal, vraagt pleiter, hoe het dan mogelijk is, dat een dergelijk iemand nog steeds werd gehandhaafd en thans is overgeplaatst en opnieuw zijn opsporingsbevoegdheid heeft verkregen. Aangaande de bewering, dat de in de pers verschenen inlichtingen afkomstig zouden zijn geweest van den districts-commandant te Nijmegen, zegt pleiter dat hieromtrent niets is komen vast te staan en dat het tegendeel is gebleken bij het onderhoud met den procu reur-generaal. Pleiter komt voorts aan de uitlating van den opzichter van Bergen, welke thans wordt ontkend, doch welke aan De Gier is afgelegd in bijzijn van andere wachtmeesters en dan hecht pleiter meer waarde aan de verklaringen van deze wachtmeesters dan aan de latere ver klaring van Van Bergen, die bij dit nader on derzoek niet vrij stond en moest denken aan zijn baantje. Voorts constateert pleiter dat de burge meester niet aan de marechaussee heeft ge zegd, dat hem na onderzoek was gebleken, dat bij de werkverschaffing geen strafbaar feit was gepleegd en toch beriep de minister zich bij de interpellatie-Drop er op, dat de marechaussee ondanks die mededeeling toch met het onderzoek is doorgegaan. Ook in het feit van de arrestatie in deze zaak vondt de minister een argument voor zijn oordeel over het optreden van de marechaus see. Maar vraagt pleiter, hoe kan de minis ter dat doen, waar de arrestatie is geschied geheel in overleg met den officier van Justi tie? Pleiter komt daarna tot de zaak van der H. en merkt hierbij op, dat de officier dezen heeft toegevoegd, dat wanneer hij van der H. niet voor een groot bedrag zou kunnen grijpen hij hem toch voor kleinere bedragen zou ver volgen en voorts, dat de officier hem een schande noemde voor het makelaarswezen. En toch wordt aan wachtmeester Van Ren- nes verweten, dat hij is opgetreden tegen iemand, dien hij door den officier heeft hooren bejegenen en die na overleg met den officier is gearresteerd. En na die arrestatie was het in het belang van het onderzoek noodzakelijk onmiddellijk over te gaan tot inbeslagneming. De wachtmeester heeft nog tegen den offi cier gezegd, dat hij voor de inbeslagneming een vrachtauto noodig zou hebben, waarop de officier gezegd heeft: „dat komt er niet op aan. wachtmeester, je laadt alles maar in en brengt de heele boel naar de kazerne, dan zullen we wel eens uitzoeken, waar de aan hangsels van de polissen zijn". Mag nu de wachtmeester zich op die woor den niet beroepen of moet de wachtmeester, nu niet blijkt, dat zijn optreden wordt gedekt door de mondelinge gegeven opdracht, daar uit afleiden, dat hij in het vervolg den officier steeds om een schriftelijk bevel moet vragen? Maar kan men, vraagt pleiter, dezen grond voor den genomen maatregel tot ontneming der opsporingsbevoegdheid aanvaarden, nu achteraf blijkt, dat zoowel de arrestatie als de inbeslagneming zijn geschied na overleg met en in opdracht van den officier? Pleiters conclusie is dan ook, dat wacht meester van Renes ten deze volkomen vrij uit gaat. Geen publieke vermakelijkheid. Ten aanzien van de arrestatie wenscht pleiter nog te constateeren, dat daarbij slechts één ooggetuige aanwezig is geweest, en dat hier geens zins sprake is geweest van een „pu blieke vermakelijkheid", zooals men het steeds heeft willen doen voor komen. Wat de dagvaarding voor van der H. be treft, merkt pleiter op, dat de ten laste leg ging geschiedt door den officier. Wanneer deze nu daarin opneemt een ver duistering van f 4000 ten nadeele van het wa terschap Megen, dan regardeert zulks alleen den officier en niet den verbalisant, en dan kan men daaruit ook niet construeeren een bewijs van onbekwaamheid voor den betref- fenden wachtmeester. Men heeft tegen van Renes verder als blijk van onbekwaamheid aangevoerd, dat hij niet onmiddellijk heeft gezien, dat bepaalde door hem aangebrachte feiten verjaard waren. Deze verjaring heeft men echter eerst ge constateerd bij het opmaken van de dagvaar ding. waarbij van Renes aanwezig was, Ook de officier of iemand anders had dit feit van te voren niet geconstateerd. Alles heeft men er bij gehaald, om op de wachtmeester van Renes een stempel van onbekwaamheid te drukken. Pleiter vraagt zich af, wat we eigenlijk van zoo iemand nog kunnen verwachten op zijn nieuwe standplaats Siebengewald. Voorts critiseert pleiter, dat de pro cureur-generaal het onderzoek tegen de marechaussee heeft laten instellen door een rijksrechercheur en de eigen verbalen van de marechaussee heeft gebruikt voor het bewijs van onoor deelkundig en onjuist optreden. In dit verband wijst pleiter op de uitlating van den minister: „Ik zou niet gaarne toepassen de methode van eigen re cherche in de politie". Naar aanleiding van een opmerking, dat de provinciale controleurs de administratie van Van der H. keurig in orde hebben bevon den, wijst pleiter er op, dat deze verklaring alleen de administratie van het waterschap betreft en niet de overige administratie, waar mede zij niets te maken hebben. ZT" 3* - -w - DE OVERSTROOMINGEN IN MIDDEN-CHINA. Een foto genomen nabij Kaifeng, welke stad ernstig bedreigd wordt door het water van de Gele Rivier. OER HALF ONS (Adv. Ingez. Med.) Dat tegen van der H. niet op lichtvaardige wijze is opgetreden, blijkt volgens pleiter uit de mededeeling van mr. van den Burg. dat naar zijn meening het in het laatst ontvangen rapport opgenomen feit wel degelijk een niet verjaard feit betrof en dat dit feit bij een nieuwe instructie naar zijn overtuiging tot een vervolging zou hebben geleid. Ten aanzien van de beoordeeliing van het verbaal van wachtmeester van Renes in de zaak van der H. zegt pleiter: „Het was hier een bekijken van een verbaal op een wijze, waar tegen geen enkel verbaal bestand zal zijn." Pleiter betitelt ten slotte als onwaar de voorstelling, als zou de arrestatie van Van der H. van te voren bekend zijn geworden en dat de wachtmeester door de mededeeling daarvan een volksoploop heeft veroorzaakt. Pleiter breekt hier zijn pleidooi af, waarna de zitting wordt verdaagd tot hedenochtend 10 uur. Haarlemsclie R.-K. Vereeniging voor Groote Gezinnen. Fancyfalr ten bate van het speeltuinwerk. Ten bate van den speeltuin Ons Genoegen" van de Haarlemsche R.K. vereeniging voor groote gezinnen aan den Rijksstraatweg (Lig- hallen) is gisteravond door kapelaan P. Poppen een fancy-fair geopend. Er zijn in onzen tijd veel vereenigingen op allerlei gebied, aldus ving spreker zijn ope ningsrede aan. Een van de meest nuttige ver eenigingen is wel de R.K. Vereeniging voor groote gezinnen. Deze vereeniging moeten wij niet alleen met woorden doch ook met daden steunen. Op verschillende manieren helpt de bond de groote gezinnen en vooral de kinde ren die pas van school komen en aan groote geestelijke en lichamelijke gevaren bloot staan, hebben die hulp dringend noodig. De Speeltuincommissie heeft veel zorg aan de fancy-fair besteed en hiervoor en voor het vele andere nuttige werk dat zij steeds ver richt, past zeker een woord van dank. Spr. bedankte ook nog den heer P. A. van Schaick. de secretaris van de Haarlemsche R.K. vereeniging voor groote gezinnen en be sloot met den wensch dat de fancy-fair vooral in financieel opzicht een succes zou mogen zijn. De fancy-fair is verder geopend op Zaterdag van 311 uur. Zondagsmiddags en des avonds en Maandagavond. Zaterdagmiddag om 3 en Zondag om 1 uur zullen er kinderfeesten plaats hebben. NATUURMONUMENTEN WIL HOOGVEEN KOOPEN. BIJ FOCIITELOO NESTELT DE GOUDPLEVIER NOG. De Vereeniging tot behoud van natuurmo numenten in Nederland heeft, dank zij den steun, welke zij van de vrienden van het Ne- derlandsche landschaps- en natuurschoon heeft mogen ondervinden, in den loop dei- jaren een groote reeks van terrein, een totale oppervlakte bestrijkende van 12.000 HJV., in eigendom mogen verwerven. Een landschapstype is nog zeer onvolledig in de bezittingen der vereeniging vertegen woordigd. n.l. het hoogveen, een Nederland- sche bodemformatie bij uitnemendheid. Een maal besloeg het binnen onze grenzen een oppervlakte van bijna 200.000 H.A., thans zijn er nog slechts enkele honderden H.A. overge bleven en het is voor het behoud van deze oppervlakte levend hoogveen, dat de ver eeniging nu een beroep doet op de vele na tuurliefhebbers in ons land. teneinde deze hoogveengebieden in haar bezit te krijgen. Het eenige. dat de vereeniging tot behoud van natuurmonumenten in Ne"derland ont breekt is de benoodigde koopsom, ten be drage van f 25.000. en hiervoor roept zij de medewerking van natuurliefhebbend Neder land in, daarbij verwijzende naar haar giro nummer 32391. Wanneer de poging tot het verwerven van dit levend hoogveen niet mocht slagen, dan zal aan 't Fochtelooer veen binnenkort de na tuurstaat ontnomen zijn. Dat beteekent dan tevens het verloren gaan van een voor de wetenschap uiterst belangrijk studieveld, dat nog tal van onopgeloste problemen biedt Het Fochtelooer veen, gelegen aan de Friesch-Drentsche grens, in den driehoek Fochteloo, Appelsga. Veenhuizen, bezit een weelderige sphagnumvegetatie. afgewisseld met struik- en dopheide en met de typische hoogveenplanten als lavendelheide, veenbes en andere. Het gebied vormt een toevluchtsoord voor die dieren, welke meer en meer door de cul tuur verdreven worden. De wulp. het korhoen en de klapekster huizen in deze eenzame wil dernis en het is een der laatste plaatsen in Nederland, waar de goudplevier nog nestelt. Het veengebied is ook op archaelogisch ge bied van groot belang. VOOR OUDERE MEISJES. A. M. NacheniusRoegrholt: Bab's bootje krijgt een stuurman. Een oDgewekt verhaal van de hartelijke Babs. die overal wel wil helpen en af en toe door haar warme hart in moeilijkheden komt waaruit ze weer gered wordt door het ingrij pen van Hugo van Es. HOE DE KERKGANG TE BEVORDEREN? EEN DISCUSSIE IN DEN KERKERAAD DER NED. HERV. KERK TE HAARLEM. In een vergadering van den Algemeenen Kerkeraad der Ned. Hervormde Kerk te Haar lem is de geestelijke toestand der gemeente breedvoerig besproken, met name de vraag hoe de kerkgang te bevorderen is. In het officieele verslag daarvan lezen wij: „Ieder is zich bewust van de veranderde tijden, die ook voor het kerkelijk leven nieuwe wegen en methoden vragen. Met wat de men schen wenschen en met wat vat op hen heeft moet zeker rekening gehouden worden, maar het handelen dei- Kerk worde bepaald door wat uit haar wezen en opdracht Voortvloeit. Het blijft een zaak-van ernstige bezinning, hoe de kerk in onze dagen Christus heeft te verkondigen en in haar arbeid Hem heeft te dienen en hoe zij daarin de menschen berei ken en dienen moet. De taak der Kerk is een dubbele: zorg voor de gemeente en zorg voor degenen, die nog niet tot de gemeente be- hooren, maar aan wie op de meest duidelijke en doeltreffende wijze het Evangelie verkon digd moet worden. Samenkomsten met een evangelisec- rend karakter zijn wellicht gewenscht naast den dienst des Woords. Dc Kerkeraad hoopt hiertoe een weg te vinden. Daarnaast zal in de gemeente alles in het werk gesteld moeten worden om het kerkelijk bewustzijn en verantwoordelijkheidsbesef te verdiepen en te versterken. Men leeft te individualistisch en zoek overal wat van zijn gading is. Deze houding deugt niet. Op verschillende euvelen in het gemeente lijk leven wordt de aandacht gevestigd. Alle onderdeden van den kerkdijken arbeid zullen steeds intensiever moeten werken, Inspanning en trouw wordt geëischt van allen, die een ambt of functie vervullen. Er zijn allerlei zieke toestanden, die wach ten op gezondmaking. Is het b.v. goed. dat de jeugd altijd apart vergadert? Waarom geeft de jeugdkerk zoo weinig winst voor het ker kelijk leven? Moeten ook hier niet nieuwe banen worden gezocht? De jeugd hoort in de gemeente en niet er naast. Dit alles is in ernstig beraad genomen". met de PALESTINA-DIORAMA'S. SCHOTERSINGEL 117 A, Eiken werkdag (beh. Vrijdag) 3-5 en 7-9. 5000 boeken, 17 rubrieken, betrouwbaar. SCHOTERSINGEL 117 A, Eiken werkdag (beh. Vrijdag) 3-5 en 7-9. (Adv. Ingez. Med.) Japon van bedrukt materiaal. Wanneer men bedrukt materiaal kiest, moet het model zeer eenvoudig blijven, anders zou het geheel veel te druk worden. Een weinig draperie en ruimte geeft het geheel iets vrouwelijk. Het model, dat wij hierbij afbeelden is óp de schouders ingehaald en gerimpeld. De blouse is verder recht. Ook de ceintuur is eenigszins gedrapeerd; terwijl dc rok klokkend valt. Benoodigd materiaal: 3.75 meter van 100 centimeter breedte. Het patroon is te ver krijgen in maat 48: Bovenwijdt: 112 centimeter; taillewijdte: 96 centimeter en heupwijdte: 128 centimeter. Door het al of niet aanknippen van naden, kan men het patroon passend maken voor het eigen figuur- Prijs van het patroon 26 cent. Het is van Maandag af gedurende een week bij de bureaux van dit blad, Groote Houtstraat 93 en Soenda- olein 37 verkrijgbaar.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 9