DE K.N.I.L.M. TERUG VAN AUSTRALIË. SI MARGAGA. In actie bij de internationale schietwedstrijden te Bisley, die ondanks den regen voortgang vonden .Orgelton" won de Derby te Hamburg. De terugkeer van de PK AFO van de K.N.I.L.M. op Tjililitan na den succes- De jockey Streit keert met zijn vier- vollen proef-postvlucht naar Australië. Gezagvoerder Schott (midden) met zijn voeter na de overwinning naar de „box" echtgenoote en tweede piloot Van Messel, na de aankomst op het vliegveld terug Een suggestief stemmingsbeeld bij den terugkeer van de PK AFO van de K.N.I.L.M., na den succesvollen proef-postvlucht naar Australië De voorbereidingen voor de tentoonstelling „Honderd jaar Fransche Kunst in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Links jhr. D. C. Röell, directeur van het Stedelijk Museum Dinsdag maakten de leden van het Kon. Instituut van Ingenieurs een excursie naar het in aanbouw zijnde Amstelstation met bijbehoorende werken te Amsterdam De burgemeester van 's Hertogenbosch, mr. F. van Lanschot, toont den leden der Provinciale Staten van Noord Bra bant de reeds gerestaureerde gedeelten der prachtige St. Jansbasiliek tijdens een rondgang De leden der Engelsche Koninklijke Familie woon den te Londen den rouwdienst bij voor de gravin van Strathmore, de overleden moeder der Koningin van Engeland. De Hertog en de Hertogin van Gloucester en de Hertog en Hertogin van Kent verlaten met Prinses Alice het kerkgebouw na den dienst FEUILLETON Een avontuurlijk verhaal uit de binnenlanden van Sumatra's Oostkust, door GERT HARTENAU—THIEL. 22) „Waarom houd je mij dan nog gevangen?" „Waarom?" Omstandig stak hij een siga ret op. om eerst na eenige diepe halen te ver volgen: „Waarom? Hm omdat jij een be scherming vormt voor mij en mijn menschen. Toboe lata, ze zullen me natuurlijk vervolgen, blanke soldaten van de oorlogsschepen zullen opduiken om niet alleen mij, maar ook jou te zoeken. Bah, de radja en de moefti's zullen natuurlijk voor het geweld buigen, alle schuld op mij schuiven en me verraden! Mij mogen de moefti's alleen als ze me noodig hebben om hun aanzien te verhoogen: anders verwen- schen ze me en gaan me uit den weg." Hu maakte een verachtelijke handbeweging. „Nee. van dat soort kerkdienaars begeer ik geen dank., want ik, ik alleen strijd oprecht voor den profeet! In naam van Mohammed leef ik met den tijger in het oerwoud en ik breek er slechts uit. als ik in Allah's naam wraak mag nemen." Wederom blies hij, als om zijn woorden kracht bij te zetten, eenige dikke rookwolken de lucht in. Daarna wierp hij de rest van zijn sigaret met een woedend gebaar op den grond en trapte er met zijn voet op. Zwijgend liep hij het kleine vertrek op en neer om tenslotte met een ruk voor mij te blij ven staan. Jij, toean commandant, blijft mijn gevangene", zei hij, als in gedachten. „Jij deelt het lot van mij en mijn helpers. Niet door ons zul je sterven, maar door de hand van mijn achtervolgers je broeders! Saja!" Ik zat half wezenloos aan tafel, mijn hoofd op mijn armen gesteund en luisterde nauwe lijks naar de blufferige woorden van den man tegenover mij. Slechts dit voelde en begreep ik: dat er geen redding meer voor mij was. Nochtans werkten mijn gedachten koortsach tig; ingespannen zocht ik naar een uitweg, alle kansen berekenen, alle mogelijkheden overwegend. Plotseling ontstond er eenige beweging onder de mannen bij de deur. Een jongen wrong zich brutaal en haastig tusschen de samenklittende bandieten door. Er gleed een schaduw over Tarimo's ge zicht en ook ik keek even op. „Wat gebeurt daar?" bromde hij. De knaap had zich echter reeds een weg gebaand en stond nu in het midden van het vertrek, waar hij een diepe buiging maakte. „Toean Tarimo?" fluisterde hij vragend en bevreesd. „Wat wil je?" Dreigend keek de Maleier hem aan. t „Heer ik ben Batta. ik dien den profeet en bewonder u en uw daden. Ik kon me niets mooiers denken dan met u te mogen strijden. Ik weet wel. dat ik nog maai' een jongen ben en geen man. maar ik smeek u: neem mij op in uw rijen, ik wil u dienen en voor u mijn leven laten! Wijs me niet af, dag en nacht heb ik u gezocht, honger en dorst heb ik gele den om zoo gauw mogelijk bij den grooten Tarimo te kunnen zijn!" Batta! Ik kreeg plotseling weer hoop. In den hoogsten nood werd mij dit bruine kind als door den hemel gezonden. Zoo vuil en ver waarloosd zij er uitzag, had ik haar van blijd schap in mijn armen kunnen sluiten! Tarimo's gezicht effende zich. Hij grijnsde en zijn hoogmoedigheid deed hem zichtbaar genieten van den lof. welke hem hier door een kind werd toegezwaaid. „Zoo zoo. heb je mij gezocht, Batta? En heb je me ook vanzelf gevonden?" vroeg hij loerend. „Saja saja. toean Tarimo". knikte zij ijve rig. Ik ken eiken boom. eiken poel. elke hin dernis; ik ben gewend het wild te volgen en zoo vond ik uw spoor. Ik zou u altijd weten te vinden, zelfs als u op den sikkel van den profeet zou wonen." De spion lachte vergenoegd en ook de man nen bij de deur, die nieuwsgierig naderbij waren gekomen en nu om ons heen drongen, schenen het zeer vermakelijk te vinden en knikten Batta bemoedigend toe. „Je bent een zonderlinge knaap", zei Tari mo grijnzend, den jeudigen bewonderaar waardeerend op den schouder kloppend. Maar in een plotselinge opwelling van wantrouwen schoof hij het kind weer van zich af, terwijl hij het dreigend aanzag. „Batta. kijk me aan!" Het jonge meisje liet zich evenwel niet overbluffen. Integendeel, het speelde haar rol zoo voortreffelijk, dat er niet de minste reden was om aan haar goede trouw te twijfelen. Brutaal en met een dwependen oogopslag keek zij Tarimo recht in de oogen. „Je bent toch niet door blanke toeans ge zonden?" vroeg deze argwanend. „Hebben zij je er op uitgestuurd om mijn verblijfplaats te zoeken?" Verschrikt schudde Batta het hoofd. „Ik? O. wat denkt u wel van me. toean Tarimo? Ik haat de Christenhonden! Ik ga de blanken even goed uit den weg als die laffe Chinee- zen!" Dit antwoord scheen den Maleier volkomen te bevredigen. Hij knikte voldaan en legde zijn handen op den tengeren schouder van het kind. „Mooi zoo, Batta! Je bevalt me. Je mag hier blijven en mij dienen. Maar", voegde hij er dreigend aan toe. „pas op. als je liegt!" Deze laatste waarschuwing scheen langs Batta heen te gaan. Zij reageerde er althans niet op. maar wendde zich met een glimlach af en deed of ze nu volkomen het recht had zich hier thuis te gevoelen. Zonder daartoe op eenigerlei wijze te zijn uitgenoodigd, nam ze een volle flesch limonade, welke in een hoek van het vertrek stond en dronk deze leeg. „Ah!" zuchtte ze vergenoegd, terwijl ze de leege flesch wegslingerde, „ah, toean Tarimo. nu ben ik weer heelemaal opgeknapt. Saja!" Ik trachtte een blik van haar op te vangen, maar het listige kind keek langs mij heen, o! ik niet voor haar bestond. „Dat wordt nog eens een flinke kerel!" voor spelde Tarimo, die geamuseerd had toege zien. „Hoor eens. Batta", vervolgde hij, zich nu rechtstreeks tot zijn jeugdigen bewonde raar wendend, „voorloopig kan je hier mooi den toean bedienen. Je moet voor hem zor gen. Denk er om, dat hij zijn eten en drinken op tijd krijgt en dat het hem ook overigens aan mets ontbreekt, zoodat hij zoo gauw mogelijk weer op krachten komt. Begrepen?" „Saje, ik heb het begrepen", antwoordde het kind met onmiskenbare teleurstelling in haar stem. ..Maar ik heb u toch gezegd, dat ik de Europeanen haat. Laat hem toch door een anderen ongeloovige bedienen." Geërgerd sloeg Tarimo met zijn vuist op tafel. „Je zult doen. wat ik je beveel! Hier geldt alleen mijn wil. onthoudt dat!" Verschrikt liet Batta zich voorover op den grond vallen. „Saja. saja, toean. Vergeef me. ik zal alles doen, wat u beveelt." Op dit oogenblik stormde een man het ver trek binnen. Zichtbaar opgewonden trad de leider hem tegemoet en vroeg, terwijl hij hem bij den arm pakte: „Wat is er aan de hand. Roeto?" De aangesprokene, die vrijwel buiten adem was. fluisterde Tarimo eenige woorden toe. waarop deze zijn tf a wanten een teeken gaf en zich, door hen gevolgd, naar buiten spoedde. Als een wilde horde zag ik de verwaarloosde, in vodden gekleede kerels over boomwortels en plassen springen en in het bosc'n verdwij nen. Ik was opgestaan en liep naar de deur om de bende zoo lang mogelijk in het oog te kun nen houden, maar een walgelijk smerige Maleier, die niet ver van de deur op wacht stond, greep direct naar zijn wapens, toen hij mij ontwaarde. „Maak je maar niet ongerust, ik denk er niet aan om weg te loopen". riep ik hem toe „Vertel me liever eens of de leider een onaan gename boodschap heeft ontvangen." De man haalde onverschillig zijn schouders op, „Ik weet het niet, heer, en al zou ik het weten, dan mocht ik er met u nog niet over spreken." Toen ik daarop weer in het vertrek terug keerde, liet de kleine Batta. die inmiddels had vastgesteld, dat wij alleen waren, zich aan mijn voeten vallen, terwijl zij mij. buiten zich zelf van blijdschap toefluisterde: „O. toean commandant, o. toean besar. Batta is zoo gelukkig den toean gevonden te hebben!" Ik dreigde haar lachend met den vinger en schertste zelf nog te zeer verheugd door dit onverwachte weerzien: „Ik dacht, dat je de „Christenhonden" haatte, Batta?" Verlegen greep ze mijn hand. „Wees niet boos op Batta, toean besar. Ik moest wel zoo .spreken om Tarimo op een dwaalspoor te brengen." „Dat begrijp ik wel, Batta". stelde ik haar gerust. .Maar vertel me eerst eens gauw of het waar is. dat alle soldaten en officieren gedood, het gerechtsgebouw afgebrand en de gevangenen vermoord zijn?" Eenige seconden staarde zij mij sprakeloos aan, maar daarop begon ze plotseling te lachen. „Pori, pori. wie dat den toean besar heeft verteld, is een groote leugenaar! Zij zoe ken u dag en nacht, zelfs de Chineezen hel pen daaraan mee. maar u was niet te vinden. Toen in den hoogsten nood niemand meer wist wat hij doen moest, verscheen plotseling weer de heilige man. de Yogi, Si Margaga. Hij heeft mij bij de hand genomen en is met mij naar het gerechtsgebouw, naar den toean luitenant gegaan. Daar heeft de heilige veel met den toean luitenant gesproken en hem ook ver raden. waar de boschroovers u verborgen hiel den. Saja! Mij beval de heilige voouit te gaan om u te troosten." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 9