SI MARGAGA.
De herdenking van het zilveren jubileum der Luchtvaart-afdeeling te Soesterberg. Een overzicht
tijdens de kranslegging bij het monument voor de gevallen vliegers
De fabricage van vlaggen voor de aanstaande viering van
het regeeringsjubileum van H. M. de Koningin is in vollen
gang
De nurse met de kleine Prinses Desirée van Zweden, he*
dochtertje van Prins Gustaaf Adolf en Prinses Sybille, bij
aankomst aan de kerk te Stockholm, waar de doop van
de vorstelijke baby plaats had
De Engelsche Prinsesjes Elizabeth en Margaret Rose brachten een onverwacht bezoek aan
den Londenschen dierentuin. De Prinsesjes amuseeren zich bij de pinguïns
Koning Leopold van België woonde te Antwerpen de opening van het
congres der Hansa-steden bij. De vorst temidden der Belgische- en buiten-
landsche autoriteiten
Ir. R. A. Verwey, directeur van den
Rijksdienst voor Werkloosheidsverzeke
ring en Arbeidsbemiddeling, die de
Ned Regeering zal vertegenwoordigen
op de Vluchtelingenconferentie te
Evian op 6 Juli a.s.
De eerste foto van
de kleine Prinses
Desirée van Zwe
den, het dochtertje
van Prins Gustaaf
Adolf en Prinses
Sybille. Men onder
scheidt ook de
twee andere Prin
sesjes Margareta
en Brigitta
FEUILLETON
Een avontuurlijk verhaal uit de binnenlanden
van Sumatra's Oostkust,
door
GERT HARTEN A TH IEL.
25)
De bandiet lachte wreed. „Kom blanke
man jij jij moet de tafel zijn voor deze
kris! Ik wil den greep laten bewegen als het
blad van een palm in den storm. Geloof
me, dat zal een genoegelijk spelletje zijn en
Bawuto den tijd verdrijven. Alleen de punt wu
ik in je borst steken, precies zooals in de
tafel en dan zal de greep heen en weer zwie
pen, heen en weer! Kijk toch eens. toean -
heen en weer! Ach!" steunde hij behaaglijk
terwijl hij het mes opnieuw in beweging
Plotseling hief hij woedend het hoofd op.
Je zwijgt? Je wilt me zeker niet antwoor
den?! Oho! Je bent natuurlijk te trotsch
om met me te praten. Dacht je soms. dat ik
"•een middel wist om je mond open te bre
ken?" Dreigend stond hij op. den dolk uit het
blad van de tafel trekkend.
De situatie dreigde critiek te worden, maar
op het laatste moment vond ik een uitweg.
Naar buiten wijzend, riep ik verheugd: „Daar
komt Tarimo!"
Mijn list gelukte. ..Tarimo?!" Verschrikt
herhaalde hij den gevreesden naam; daarop
vloog hij haastig naar de deur en glipte naar
buiten. „Als Tarimo komt", vond hij nog ge
legenheid te mompelen, „is hij de aanvoerder
maar anders ben ik het, ik! Heb je het ge
hoord hooge heer?" Zijn scheeve oogen fonkel
den kwaadaardig, nog even trachtte hij zich
een houding te geven, hetgeen bij de angstige
wijze, waarop hij zich uit de voeten maakte,
eenigszins belachelijk aandeed; daarna liet hij
mij alleen.
Voorloopig was het gevaar geweken, maar
in angstige spanning vroeg ik me toch af, wat
er nu zou gebeuren. Voorloopig moest ik pro-
beeren dat individu op een afstand te houden
om tijd te winnen. Naar mijn berekening moest
het ongeveer vier uur in den middag zijn. Over
twee uur zou de zon onder gaan en daarmee
tegelijkertijd de duisternis invallen. Het werd
hoog tijd, dat er hulp kwam opdagen, want
anders zou het noch den fakir, noch de
handige Batta gelukken deze verborgen
schulplaats in de wildernis te vinden. Ik
huiverde, als ik er aan dacht nog een
gansehen nacht temidden van deze roover-
jende te moeten doorbrengen. De gebeurtenis
sen der laatste dagen hadden me zoo sterk
aangegrepen, dat ik stellig de kracht zou
missen om me te verdedigen. Verlangend
trachtten mijn oogen het dichte bosch te door
boren en ik luisterde ingespannen of in de
verte geen menschelijke stemmen of het ge
kletter van wapens hoorbaar werden. Niets!
In het oerwoud bewoog zich geen levend we
zen en geen ander geluid drong daar tot mij
door dan het schreeuwen en piepen der apen
en het zoemen en gonzen van kevers, vliegen
en muskieten.
Wederom kwam de bruine bandiet aange-
slenterd Grijnzend keek hij mij aan en terwijl
hij een straal rood betelsap voor mijn voeten
uitspuwde, kroop hij. lui zich uitrekkend, de
hut binnen.
„Tarimo is niet gekomen", begon hij, nadat
hij zich op een stoel had laten vallen vol leed
vermaak. „En ik. Bawuto, ben nog steeds je
meester! Ik zpu je raden niet zoo hoogmoe
dig tegen me te zijn. Zorg liever voor wat
tijdverdrijf, anders zal ik zelf een bloedig
spelletje moeten gaan bedenken."
„Wat wil je?" vroeg ik driftig en vol af
keer, maar de afzichtelijke kerel scheen
slechts behagen te scheppen in mijn ergernis
en grinnikte: „Zoo gaat het goed, toean com
mandant. Zoo breng je Bawuto aan het
lachen. En als Bawuto lacht, is hij in de beste
stemming en dan heb je het goed bij hem,
blanke man."
Hij scheen echter van mijn goeden wil hem
te amuseeren niet ten volle overtuigd te zijn;
misschien las hij mijn woede en grenzenlooze
afkeer op mijn gezicht, want plotseling van
toon veranderend, schreeuwde hij, terwijl hij
mij loerend aankeek: „Of bevalt je mijn ge
zelschap misschien niet? Wil je me per sé
tot je vijand maken? Pas op, als ik zeg:
ik wil! Dan kan ook Tarimo je niet meer
beschermen!" En eensklaps in een vlaag van
razernij vervallend, trok hij met een woesten
kreet zijn dolk en sprong op mij toe.
Bliksemsnel haalde ik mijn revolver van on
der mijn kleeren te voorschijn en de onver
wachte ontdekking, dat ik gewapend was,
overrompelde hem dusdanig, dat hij verschrikt
terugdeinsde. Een oogenblik scheen hij te
overleggen, wat hem nu te doen stond, maar
plotseling zag ik een trek van doodelijken
angst over zijn gedegenereerd gelaat glijden,
terwijl zijn valsche oogen vol ontzetting langs
mij heen staarden. Het volgende oogenblik
werd de loop van mijn revolver omlaag ge
drukt door een man, die geruischloos was
binnen gekomen en zich tusschen ons in
plaatste.
„Margaga?!" riep ik verheugd. „Jij, Mar-
gagaBen je het werkelijk?"
„Saja; heer! Ik kwam te rechter tijd om
dezen bandiet voor een al te gemakkelijken
dood te bewaren. Een kogel is te veel eer voor
dezen bruut; de profeet zou het me nooit ver
geven als Bawuto en zijn trawanten niet door
gruwelijke martelingen zouden worden ge
straft."
„Heb medelijden, erbarmen, heilige man!"
huilde de schurk, die zich op den grond had
laten vallen en nu met zijn voorhoofd over
den houten vloer schuurde. ,Ik ben onschul
dig! Tarimo is onze aanvoerder, niet ik.
niet ik!"
De fakir keek hem met fonkelende oogen
aan „Tarimo? Neen! Wel bevond ook
Tarimo zich op dwaalwegen, maar hij was een
geloovige en zondigde in naam van den pro
feet. Hij was anders dan jij en de rest van
de bende, die slechts den duivel diende en
roof, moord en hebzucht kende. Jullie allen
heeft de profeet uit dit leven verbannen".
„En Tarimo. die ons heeft aangevoerd?"
steunde de laffe kerel die nog steeds op den
grond kroop.
•Hij blijft straffeloos!" antwoordde Si Mar
gaga, waardig. ..Hem heeft de profeet zijn
wandaden vergeven, zooals men een kind zijn
fouten vergeeft. Ik ontmoette Tarimo, vluch
tend in het bosch en ik zegende hem, omdat
hij jullie had verlaten en den profeet boven
alles lief heeft."
„Ah! Ah!" Als geëlectriseerd sprong de
bandiet op, maar een dreigende blik van den
fakir deed hem opnieuw deemoedig het hoofd
buigen. „O. hij heeft ons verlaten!" jammer
de hij. „Hij vlucht en wordt gezegend en wij,
onschuldigen, worden allen verdoemd! O, o!
Ik weet het. ik voel het, die man hier, die
vreemdeling, die ons wil knechten, heeft hem
geholpen." Wanhopig liet hij zich opnieuw op
den grond vallen.
„U hebt wel gedaan, heer", fluisterde de
fakir mij toe, terwijl hij zijn hand zacht op
mijn arm legde. .Ik heb u altijd slechts als
een werktuig van Mohammed aangezien, die
het kwaad vervolgt en misdadigers ter verant
woording roept. Nu echter, heer, hebt u mij
bewezen, dat u ook het waarlijk goede voelt
en werkelijk geloovigen weet te beschermen."
In de wijze, waarop de merkwaardige man
dat zei, in toon en gebaar, lagen zooveel ernst
en eerbied, dat ik er mij diep door getroffen
voelde.
Met een woesten kreet sprong Bawuto ech
ter plotseling overeind. Hij trok een houten
klapper uit zijn gordel, een van die primitieve
aanmoedigingsinstrumenten, waarvan men
zich in de binnenlanden van Sumatra nog
veelvuldig pleegt te bedienen en liet een oor-
verdoovenden roffel hooren. De uitwerking was
verrassend. In minder dan geen tijd kwam er
beweging in zijn menschen. Haastig grepen zij
naar hun wapens, stormden op de hut toè
en terwijl zij van schrik door elkaar schreeuw
den, verdrongen zij zich door de open deur.
„Hoort, mannen!" riep Bawuto met heesche,
overslaande stem: „Hoort, mannen! Tarimo
is gevlucht!"
„Ah, ah, wat? Tarimo?!" Een gehuil van
woede was het am oord.
„Saja, en ik ben jullie aanvoerder!" Hij
wees op den fakir en mij. Grijpt die beide ver
raders daar, den schijnheiligen, valschen
Yogi, die ons nest is binnengedrongen en
dien vreemden onderdrukker, die in onze han
den geraakte! Hangt hen beiden op.
Vooruit, pakt die honden!"
Maar dit bevel kwam te laat. want terwijl
de bandieten joelend en schreeuwend aanstal
ten maakten naar binnen te dringen, knetter
den buiten plotseling geweerschoten, gevolgd
door wilde angstkreten, die de rust van zoo
even volledig verstoorden.
„Aaa-rrriii-aatii" klonk het bekende waar-
schuwingssein van de inlandsche soldaten door
het oerwoud; als een wervelwind stormden zij
naderbij, wierpen zich op de totaa'l verrastte
bandieten van vre zij er verscheidene ar
resteerden of met de kolf van hun geweren
neersloegen, wanneer zij zich trachtten te ver
zetten. De overval was zoo onverwacht en de
overrompeling zoo onbegrijpelijk, dat de mees
te leden van de bende hun wapens wegwier
pen en zich, zonder tegenstand te bieden, ge
vangen lieten nemen.
Hun aanvoerder. Bawuto, die met een en
kelen blik den toestand had overzien, doch
geen kans zag door de deur te ontsnappen,
deed nog een wanhopige poging zich dwars
door den houten wand van de hut een uitweg
te banen, maar spoedig zag hij het belache
lijke daarvan in en zonder een spoor van zijn
vroegere dapperheid kroop hij in een hoek
van het vertrek om gelaten zijn lot af te
wachten.
(Wordt vervolgd.)