lean Mkaii-Efaif, HEEMAF 190.- J den hMtukuudst. STOFZUIGERS H.D.*V ertelliei 25 ALBERT HEIJN VV O F. N r G IÜLI 1938 HAARLEM'S DAGBLAD Een interview met: De schepper van de films: „De Bewaarschool" en „De stervende zwaan" heeft een film over het leger des heils. plannen voor Kapitein van zijn eigen droomschip. E Fransche film „La Mater- nelle" (De bewaarschool) vormde eenigc jaren geleden een enorme gebeurtenis op filmgebied, welke in de cinematogra fische historie alleen een weerga vindt in het verschijnen van het Duit- sche werk „Madchen in Uniform". Tientallen weken draaide „De be waarschool" in Amsterdam en in an dere steden van ons land voor stamp volle zalen. In Berlijn werd de film maandenlang vertoond, om van Parijs nog te zwijgen. In Amerika, kortom over de geheele wereld oogstte dit filmwerk een ongekend succes. Met deze film veroverde de schepper ervan Jean Bénoit-Lévy, zich een zeer bij zondere plaats in de filmwereld, waar op hij zich nadien gehandhaafd heeft. „Helene Willfuer", naar den roman van Vicky Baum, werd gevolgd door het schoone filmwerk „De stervende zwaan", dat in het afgeloopen seizoen wekenlang in Amsterdam ging en ook in andere plaatsen van ons land met succes vertoond werd. Bcnoit-Lévy's films bewezen dat het publiek, dat gedoodverfd werd van niets anders dan van sensatie en amusement te kunnen houden, wel degelijk belang stelling koestert voor filmscheppingen die in naam der Idee en niet ten be hoeve van de materie vervaardigd worden, want zijn films werden niet alleen een artistiek succes voor een kring filmfijnproevers, doch zij groei den uit tot een kwantitatief succes zonder evenbeeld. Men klaagt erover, dat onze tijden zoo schaarsch zijn aan romantici en humanisten. Ziehier dan een figuur, die eigenlijk ronduit romanticus en humanist tegelijk is (voor zoo ver deze begrippen elkaar niet gedeeltelijk dekken) en die zich in één van de meest mo derne takken van industrie manifesteert. Ro manticus, omdat hij niet voor het zakelijke buigt, zooals vrijwel iedereen dat tegenwoor dig doet, en humanist omdat hij zijn geeste lijk streven naar buiten in de gemeenschap uitdraagt. Menig aanhanger van de goede film zal dan ook teleurgesteld zijn door 't feit, dat juist Bënoïl-Lévy, de man van de „idee-film" kortelings op het Scheveningsche filmbal ver scheen; m. a. w. de man, die naar waarheid m do film streeft vertoonde zich op het festijn van hen, die den schijn in de film vertegen woordigen. Wie hier echter even over nadenkt ziet dat er voor zijn aanwezigheid een goede reden was. Want evenzeer als een idealist in het algemeen er niet bang voor moet zijn dat er over zijn „compromissen" geroddeld wordt, moet een filmidealist zich in het hol van den leeuw durven begeven, den slokop, die de ma terialistische filmindustrie is. Bénoit-Lévy kwam op het Scheveningsche filmbal omdat hij daarin een gelegenheid zag om nader met ons land kennis te maken en om relaties aan te knoopen. Hij is zijn eigen producer en moet het voor zijn geesteskinderen wat-men-noemt opnemen. Een idealist komt er niet door bin nenkamers zonder weerstanden allerlei fraais te droomen, hij moet de harde wereld in, zijn geesteskinderen belichamen en behoorlijk het leven insturenToen ik Bénoit-Lévy in de Scheveningsche Kurzaal op het filmbal voor 't eerst zag begreep ik dit alles nog niet. Hij deed me denken aan een leeraar, met zijn kleinen samengeknepen mond en het vleugje snor er boven, zijn schaarsch denkerskapsel, zijn preciese bril en zijn ietwat onooglijke figuur. Hij had in de verte niets van een romanticus of een humanist, maar scheen veeleer de een of andere „frik", die langs de tafeltjes van de filmsterren .surveilleerde" als om toe te kijken dat ze niet .spiekten". Later, toen hij uit de zoetelijk opgedirkte sfeer van het filmbal in de frissché, door waaide buitenlucht van het' Scheveningsche strand overgeplaatst was. kwam zijn persoon lijkheid begrijpelijker tot uiting, en bleef van de associatie met de leeraarsfiguur alleen de karaktertrek over, welke hem stemoelt tot een kindervriend. Bénoit-Lévy vertelde over zijn me thode van werken. „Of eigenlijk heb ik geen methode. Ik zoek een filmstof. die aan mijn ge dachten beantwoordt. De idee. de mi- lieuteekening, en de uitdrukking van sociale, humane en moreele waarden, zijn voor mij het belangrijkste. Ik zoek iets, dat de moeite waard is om per film gezegd te worden. In „De bewaarschool" is het de liefde voor de kinderen, die tot uit drukking komt. In „De stervende zwaan" de liefde voor het beroep, eigenlijk het belangrijkste, dat er in de wereld bestaat „U zult dan wel gekant zijn tegen het „sterren-systeem"? „Tegen sterren als zoodanig heb ik niets. Ik wil graag een ster als Fran- (joise Rosay of Harry Baur regissee- ren als ik in mijn scenario karakters heb, die voor hen passen. Maar ik ga niet mijn scenario veranderen om er een ster in te laten spelen. En daar door valt het me steeds opnieuw zeer lastig om financiers voor mijn film werk te vinden. U begrijpt wel waar om?" Inderdaad is dat begrijpelijk, want de ster ren vormen het pand, waarvoor het filmver huurkantoor zijn garantie verstrekt. Als een filmproducent namelijk plannen heeft om een film te maken legt hij die voor aan een verhuurkantoor. Hij toont een scenario, een regisseur, een cameraman, maar bovenal een paar beroemde sterren. Voornamelijk af gaande op den naam der sterren verstrekt het verhuurkantoor een zekere garantie, en ver werft zich daarmee tevens het verhuurrecht van de film, wanneer die klaar is. Met de ga rantiesom, aangevuld door het geld van fi nanciers, wordt de film gemaakt. Als ze ge ëxploiteerd wordt moet eerst de garantiesom binnenkomen, en wat daarboven verdiend wordt komt procentsgewijs aan de financiers, den producer enz. „Ik kom altijd alleen met een idee, met een scenario, en bied dus nooit 't houvast voor succes, dat de sterren vormen. Het is moeilijk om financiers te vinden, die vertrouwen stellen in een scenario alleen. Ik film al 20 jaren dus weet er alles van. En veel over mijn filmplannen vertellen kan ik hen ook nooit. Want als ik het vertellen kon, zou ik er geen film van be hoeven te maken." Deze laatste zin is kenmerkend voor een man als Bénoit-Lévy. Want hij is inderdaad de kunstenaar, die „in filmstof denkt", die in het middel „film" alleen vormen kan, waar zijn scheppingsdrang hem toe drijft. Het geen in hem leeft en hetgeen hij als kunste naar tot de menschen wil brengen, kan hij niet vertellen, hij kan er geen boek van schrij ve*, geen beeld van houwen, geen schilderij van maken, geen muziekstuk van componeeren, geen tooneelstuk van schrijven. Neen, hij kan dat alleen uitdrukken in „film". „Maar al is het nog zoo lastig voor me om menschen te vinden, die mijn ideeën aandurven, ik ben toch niet van plan van mijn streven af te wij ken, tenzijik genoodzaakt zou wor den om hetom mijn broodje te doen". Bénoit-Lévy is een openhartig man, en ve len zullen na deze woorden twijfelen aan zijn idealisme, m.i. zeer ten onrechte. Deze kunste naar toch toont zich met deze woorden de kapitein van zijn eigen droomschip, niet iemand, die alleen maar idealen lanceert, maar die hen ook belichaamt en in het volle leven wil brengen desnoods ten koste van kleerscheuren. Een idealist, die zich in nood voor het zakelijke buigt, is nog geen brood kunstenaar. Integendeel. Want hij zal zoodra de stoffelijke nood overwonnen is zich weer wijden aan zijn ideaal. Aan dergelijke figuren, die weliswaar vaak door de menschheid ge hoond worden om hun „compromis" met het stoffelijke, heeft de cultuur meer dan aan idealistische dwepers, die steriele ideeën uit- droomen zonder ze toe te passen, en die noch tans door de menschheid vaak geëerd wor den vanwege hun karaktervastheid. Het streven van Bénoit-Lévy blijkt overduidelijk uit het antwoord op de volgende vraag: „Zoudt u naar Holly wood gaan als u een aanbieding kreeg?" „In dat geval zou ik er graag naar toe gaan, om namelijk zooveel geld te verdienen, dat ik voortaan hier onafhankelijk van geldschieters, zelf standig en vrij, aan de verwezenlij king van mijn idealen kan arbeiden". „Ziet u vaak films?" „Inderdaad, ik ga graag naar bios copen, en ik kan de showfilms, de comedies en de spannende films in „Ik wil graag films in Nederland komen maken" Wanneer men zich in uw land voor mijn streven interesseert" zegt Jean Béncnt-Lévy ons in het interview, dat we hierbij afdruk ken. En we vragen ons af: „Ligt er in die bereidverklaring een mo gelijkheid voor onze filmindus trie? Wie onzer heeft niet Jean Bexioit-Lévy's film „La Matemel- le" (De bewaar school) gezien? En begrepen dat deze man de film als middel gebruikt om hoogere hxnnane gedachten tot uitdruk king te brengen Hierboven drukken roe nog een beeld uit deze film af. En zijn film .J)e stervende zwaan"? Nederlandsche financiers schrik ken er voor terug hun geld te besteden aan amusement- en sensatiefilms. Welnu hier staat een mogelijkheid open om de filmindustrie in ons land leven in te blazen zonder minderwaardig resultaat, integendeel, met hoo gere humane bedoelingen, het karakter van onze cultuur waar dig. Bènoit-Lévy heeft ons nog alleen gesproken van Fransche films. Het is dan ook een gedachte in groote trekken, die we hier lanceeren. Een gedachte, die echter misschien zeer vrucht baar kan blijken hun soort best waardeeren. Hoewel ik ze zelf niet zou willen maken. Maar er is immers niet d e film, er zijn films. Evenals het tooneel tragedies, comédies enz. kent heeft ook de film haar verschillende uitingen". Bénoit-Lévy raakt hier een teer kernpunt van de probleem „film" aan, zooals dat in de zen tijd gesteld wordt. Want de menschen scheren inderdaad de films over één kam. Men vraagt: „Houdt u van de film?" En dan is het antwoord ja of nee. Maar als men vraagt „Houdt u van tooneel", dan is het antwoord vaak „Wel van de comedies" of „Wel van de tragedies" enz. „En uw plannen?" „Ik heb verscheidene scenario's gereed, die ik zou willen verfilmen. Maar momenteel houd ik me in het bijzonder bezig met plannen voor een film gewijd aan de idee van het leger des heils". „Als men zich in Holland voor mijn streven interesseert wil ik ook graag een Fransche film in een Nederland sche studio komen maken". Zitten er in deze woorden van Jean Bénoit- Lévy wellicht mogelijkheden? Mogelijkheden voor onze filmindustrie niet alleen maar ook voor een bescheiden bijdrage tot Westersche cultuur? Ons land is door de eeuwen heen een ba kermat van cultuur geweest. Eens waren we groot in de schilderkunst. Elke eeuw heeft zijn omstandigheden en we zitten nu in een technische eeuw. We hebben een filmindustrie, bescheiden, maar ze is er. De studio's staan echter tijdenlang leeg. En ook als er Neder landsche films in gemaakt worden, is er nog altijd wel tijd en gelegenheid over voor een film vanJean Bénoit-Levy. Waarom juist van hem Omdat Bénoit-Levy momenteel de meest zuivere figuur is, die Christelijke gedachten, gedachten van naastenliefde, in de film tot het volk wil brengen. Nederlanders schrikken ervoor terug om hun geldelijke macht te schenken aan een industrie, die het amuse ment en de sensatie dient. Zij hebben geen ongelijk. Maar hier is nu een man, die bewe zen heeft (zij, die zijn films „La maternelle" en ,La mort du cygne" gezien hebben begrij pen dit) de film als een middel voor de uit drukking van hoogere menschlievende ge dachten te gebruiken. Indien men dezen kunstenaar in staat stelt films te maken in Nederlandsche studio's werkt men mee aan de vorming van cultuur. Cultuur van dezen tijd: filmcultuur. Mag ik deze woorden ter overpeinzing aan bevelen bij hen, die zich voor de cultuur der toekomst interesseeren? En die er daadwer kelijk aan willen arbeiden? Evenals Jean Bénoit-Lévy, de filmhumanist v. H. PROGRAMMA VAN DE IIAARLEMSCHE RADIOCENTRALE OP DONDERDAG 28 JULI. Progr. 3: 8.00 Keulen. 10.20 Diversen. 10.30 Parijs Radio. 12.05 Radio PTT Nord. 12.20 Ned. Brussel. 2.20 Londen Regional. 4.20 Parijs Ra dio. 4.35 London Regional. 5.20 Ned. Brussel. 6.05 Radio PIT Nord of Diversen. 6.20 Lon don Regional. 7.20 Radio PTT Nord of Diver sen. 7.5Ó Diversen. 8.20 Londen Regional. 9.00 Keulen. 10.20 Ned. Brussel. 10.35 Keulen. Progr. 4: 8.00 Ned. Brussel. 9.20 Diversen. 10.35 London Regional 1.20 Droitwich. 10.45 Londen Regional. Progr. 5: 3.007.00 Diversen. 7.00 Eigen gramofoonplatenconcert: Geva rieerd programma. 1. Jungle dreams, Reg. Band of H. M. Gre nadier Guards: 2. Hoch Habsburg, Groot mu ziekcorps; 3. Vienna Cabman's Song, George Boulanger; 4. Un type en casquette, Emile Vacher; 5. Ajoen, Ajoen, Ja, hoera, Krontjong orkest; 6. Zum Glücklich sein, Orkest van Rich. Korn; 7. I've got pain in my sawdust, May Questel: 8. Trip it lightly, Selma Mouth Organ Band; 9. Waltz Medley, 2 vleugels; 10 By the blue Hawaiian Waters, Reg. Band of H.M. Grenadier Guards. 11. Kaiser Friedrich Marsch, Groot muziekcorps; 12. Vienna, City of my dreams. George Boulanger; 13. Je m'en fous pourvu que j'rigolle, Emile Vacher; 14. Polly Wolly doodle, May Questel; 15. Ohne Liebe war das Leben, Ork. v. Rich. Korn; 16. The Bandmaster Polka, Selma Mouth Organ Band. HENGELO VERKRIJGBAAR te HAARLEM met onverslijtbaren S.K.A. ROTOR J. KETTMANN, Van Zeggelenplein 11. (Adv. Inged. Med.) Konijn. door F. VAN AMSTEL. DB was thuis. Dat kon je altijd van bui ten af merken. Dan stond de deur aan en wie Job wou zien die deed 1e deur open liep het gangetje door mee vijftig procent kans hem in zijn keukentje te vinden waar hij zijn halve leven sleet en als hij daar niet was dan scharrelde hij wel rond in de beide kamers die beurtelings woonkamer en atelier werden genoemd naar de mate van den rommel, die nu hier, dan daar werd opge hoopt. Job was thuis. Hij scheen juist visite te hebben gehad want toen ik van de fiets stapte en mijn beestje tegen het raam zette schoof er een jongetje uit de deur met een zak op zijn rug, waar een paar turven uitstaken. Het jong keek me brutaal aan en stapte in zijn klompen, die hij op 't stoepje had laten staan. Ik keek den weg af een polderweg, waar geen sterveling te zien was. Behalve dan het joggie, dat met zijn turf weghobbelde, den kant uit van een paar kleine huisjes, onoog lijke woonhokken, waarin polderbewoners kans zien, hun bestaan te slijten. Job was in zijn keuken, Hij zat op den doof pot met een opstel van Huizinga op zijn schoot. Op 't fornuisje stonden twee pannen en op het primustoestel dat op het aanrecht stond te snorren pruttelde en siste het ook al. Ik wilde grappig zijn en zeide, met mijn hoofd om de deur: „Mijn eerbiedenis. bemin nelijke jonkman!" •Job. die natuurlijk dacht, dat het 't kleine jongetje was. dat in de gang had gestommeld, keek nu op en zei, toen hij mij zag: „St Dat meende hij natuurlijk niet. Maar hij was in een min of meer timide stemming, wat hem meer gebeurde. „Heb je 'n pleegkind?" vroeg ik. „Wel?" ,.'k Zag hem net de deur uitgaan!" „O. die! Nou, veel scheelt 't niet. 'k Heb het heele gezin tot mijn last!" Ik begon er belang in te stellen. ,.'n Rare geschiedenis", wauwelde Job. „Tja, 't is toch zoo. 'n Heel gezin, Op den vader na. Die is gisteren voor veertien dagen de doos in gegaan". „Hoe treurig". „Zeg dat. Stomme kerel. Hij werkte daar ginds bij Veldhorst. Van 't voorjaar af al en hij was er vast wel den winter door gebleven. Nou ja. wat kan ze daar op de boerderij een mannetje meer of minder schelen. Altijd wel wat wortelen te snijden of stroo te hakken of pulp te kruien. Stommeling. Zet daar twee zakken haver achter in de schuur en wil ze 's nachts komen halen. Anders zie je hier bij avond of nacht geen sterveling, maar er was juist militaire politie in de buurt. Dat kan je zoo treffen, hè? Nou, dat was natuurlijk: kip ik heb je. Veldhorst heeft hem meteen weg gejaagd en een maand geleden heeft ie veer tien dagen gekregen". „En nu ben jij Moet je hooien Ik ben hier de aristocratie, hè? Mooie aristocratie. Als je me met een gul den kan helpen bespaar je me een tocht naar de stad om 't vanavond aan een ander te vra gen. Maar nou ja, wie hier op schoenen loopt en zijn haar kamt heeft het te vertellen. En ik loop op schoenen en ik kam m'n haar en ik word hier aangezien voor iemand, die eigen liik voor z'n plezier op de wereld is. Goed. Kwam me voor een paar dagen die kerel bij me. Den volgenden dag moest hij den bak in en hij kwam me vragen of ik op zijn gezin een oogje wilde houden. Hii huilde. En ik kan zoo'n reus van een kerel niet zien huilen. Erg raar. Nou ja, ik beloofde, dat ik zou oppassen, Zijn oudste jongen, een schavuit van zestien jaar zou misschien werk kunnen krijgen op het dorp. Anders stond de verdienste heele- maal stil." „En?" ,,'t Was dadelijk armoe troef. Ze waren den eersten dag glad door alles heen. Zoo'n ar beider leeft heelemaal van de boerderij, waar hij werkt. hè. Ze telen of mesten hier zelf niet. Den tweeden dag kwamen ze al bij me. En nu deel ik mijn armoedje, of beter gezegd: ik heb mijn armoedje met ze gedeeld, want als ze dit ophebben 't zijn aardappelen en eenige wortelen en een stukje spek dan zit de rijkdom zelf finaal En nu lees ik er maar eens op na, wat Hui zinga over een geval als het mijne zegt." „Je bent een stommeling, Job! Wie kleedt zich nu uit voor menschen, die hij amper kent en die hem zullen villen tot den laatsten draad?" „De complimenten!" Job werd boos op zijn manier. „Weet jij, hoe het daar gesteld is? Als ze geen eten krijgen lijden ze daar gewoon honger. De anderen hebben zelf niet en wordt ik armer door die paar brokken? He? Leelijke vrek! Poes, kom eens hier en krab dien lee- lijken kerel eens of bijt hem in zijn beenen!" Ik lachte, want ik kende Job. We zwegen beiden. Ik slenterde naar de „woonkamer", nam een boek en viel in slaap, werd eerst wakker, toen ik Job hoorde praten, 't Joggie was er weer. Het hielp Job, de aard appels en de wortels en het spek in een schaal doen en sjokte toen weg, zonder iets te zeg gen. „Henri!" riep Job. 't Kereltje, dat Hein heette maar al gewend was, dat Job hem op z'n Fransch aansprak, bleef staan. „Heeft Jan al werk?" 't Kind schudde stuursch van neen. „O," zei Job. |PT IJ ging ook aan tafel. Na zijn verhaal was en bleef hij stil. Dat stak me. Job was een gekke snaak. Zóó penibel konden zijn omstandigheden niet zijn of hij maakte grapjes op zichzelf, zijn bezoek en al wat om hem heen was. Ik attaqueerde dus „Job", zei ik, „der is wat". „Ja", zei hij, „er is wat" „Wat dan?" Hij viel meteen uit. „Ik ben bestolen. De een of andere gemeene dief heeft me te pak ken gehad. „Je kende m'n konijn wel? Lek ker beest, 't Liep vrij rond in de schuur en als ik er was kwam-ie op me toe en dan aaide ik hem en dan kreeg ie een wortel of een stuk brood. Jullie hebben me wel eens „Souvarine' genoemd en dat vind ik niks erg, want ik hield van het dier. Ik ben eigenlijk stapel, dat ik er zoo tegen jou over spreek, maar je mag 't best weten, hoor, dat ik hem voor geen geld had willen missen". „Gestolen, zei je?". „Ja, gistermorgen wou 'k zijn hok open doen waarin hij altijd sliep voor de wezels hè ho maar. 'tHok stond open. 't Gren deltje was er afgetrokken en 't beest was weg. 'k Ben als een gek aan 't zoeken geweest, maar ik begreep het dadelijk wel. Leelijke laf bekken. 'k Wou dat ik wist wie het gedaan heeft! 'k Sloeg ze een bloedneus!" Zoo ging hij door. Ja, hij was verdrietig en ik zat er bij en kon niets zeggen. Troost maar eens iemand over het verlies van een konijn. Hij trok bij. 't Begon te schemeren. Bij het petroleumlicht zaten we en rookten een pijp. Veel spraken we niet. Hij had een teekening op stapel gezet en 't scheen te vlotten. De deur piepte, 't Jongetje kwam binnen met de leege schaal in een doek. „Zoo Henri" ginnegapte Job. „Kom bin nen, jonge vriend e.n vertel me eerlijk en zon der omwegen: Heeft 't gesmaakt? 't Jong grinnikte. „Was 't genoeg?" 't Kereltje knikte. Werd plots vertrouwelijk en vertelde in z'n onnoozelheid: „Ik heb 'n poot gehad!" „Wat hadden jullie dan?" vroeg Job langs zijn neus weg. 't Glinsterde even in zijn domme oogen, toen het jong fluisterde: „Jan had een kenijn gespierd. (Nadruk verboden, houden.). Auteursrecht voorbe- per blik53. Nieuwe Jams per pondspot Moorpark Abrikozen extra kwaliteit, per pond 11 Fijnste Geld. Ham 4 Der ons 25, ^6 1 Biackwell per flacon 35 Delicata Koffie AjQ onze specialiteit, per blik 75 j Voocdee ligste Kruidenier sbedrijf in Nederland (Adv. Ingez. Med.) EXAMENS. Boekhouding. De heer J. van Eist te Haarlem is geslaagd voor het examen boekhouden M. O. PROT. CHRIST NIJVERHEIDSSCHOOL TETTERODESTRAAT 109, HAARLEM. Het getuigschrift „Voorbereidende klasse" werd behaald door: A. Aarts, T. Alkema, R. v. Ee, T. Kalf, L. d. Kroon, R. de Lee, W. Steen ken, L. v. Zanten, A. Boeser, A. Buist, S. Ger- behij, A. Hagen, S. v. d. Ham, A. Huizing, T. de Jong, C. Smiths, E. Vaupell, allen te Haar lem; D. Beutler, Santpoort; H. v. d. Brink, Overveen; H. Hidding, Santpoort; A. de Hoop, Overveen; L. Sikkens, Bloemendaal; Z. Visser, IJmuiden; C. Wagenmaker, Voorhout; T. Zandstra, Overveen; I. Kahle, Santpoort; J. Koenes, Overveen; B. Moerman, Aerden- hout; A. Slijkhuis, Santpoort; C. Strating, IJmuiden. Afgewezen 4. A CONTANT PRIJZEN en toch vanaf 1.— per week. Dat vindt U alléén bij DE KLEEDING VERKOOP CENTRALE SCHAGCHELSTRAAT 19 C naast Slager's Verfhandel - TELEF. 17273 (Adv. Ingez. Med.) IPOMAEA. Al is dit gewas, jammer genoeg geen plant voor u en mij en iederen doorsnee-planten liefhebber, toch is ze interessant genoeg, om eens het onderwerp van een bloemen- praatje te zijn en de abonné' die meer wilde weten van de plant ziet dan meteen zijn nieuwsgierigheid bevredigd. Wilt u een „gewoon" woord voor Ipomaea de naam zal wel niet algemeen bekend zijn dan zouden we kunnen zeggen: kaswinde. Want een rankende winde is het, maar voor de kas, en speciaal de gematigde kas. Jammer, maar waar. Intusschen is ze daar uitstekend op haar plaats, allereerst al om dat de spanten en dakspijlen en prachtig door begroeid worden. Die rechtlijnige dingen ste ken zoo leelijk boven de planten uit, dat een klimplant, die zich daartegenop wil werken, altijd welkom is. En zeker, als die klimmer dan nog zoo mooi is ook. Vaak zien we in zoo'n kas als klimplant de mooie Hoya carnosa met het dikke leerachtige blad en de schermen vleeschkleurige bloemen; maar helaas is Hoya bijzonder gevoelig voor wolluis en ook een gewone plantenliefhebber met drie-potten- op-de-vensterbank weet wel wat 'n plaag wol- luis is! Daarom Hoya is te gevaarlijk voor de kas. Er zijn natuurlijk nog andere, die wèl bruikbaar en ook heel mooi zijn, Bougain- villea bijvoorbeeld, de klimmende Dioscoreas, Allamandasenfin, allemaal namen zon der meer voor wie ze niet kent. en wie ze wél kent weet dat deze planten tenslotte alle min of meer lastig zijn of in elk geval eischen stellen. Maar Ipomaea wint het van allen in bloemrijkdom en gemakkelijke cultuur en is geen speciaal uitverkorene van de gevreesde wolluis. En dan zoo mooi Het is een vaste plant, maar familie van de eenjarige winde, die we in zoo menigen tuin nu zien bloeien met de witte, blauwe, rose of paarse trompetten. Echte eendagsbloemen, die 's morgens op haar mooist zijn en in den loop van den middag voorgoed dicht gaan. De ze eigenaardigheid bezit Ipomaea Leari zoo als de volledige naam is ook. Het best wordt de plant in den vollen grond van de kas uitgeplant en dan dicht bij de spelen en later uitgebonden. De bloem rijkdom is ernorm; de eenjarige tuin winde is er niets bijOp „Kareol" te Aerdenhout stond —misschien staat ze er nog zoo'n Ipomaea in de kas en de tuinbaas heeft eens gepro beerd, de bloemen te tellen. Midden in den zo mer was hij al boven de tienduizend en heeft het toen maar opgegeven! Een gezonde plant, die zich in de kas thuis voelt, brengt het ge makkelijk tot tweehonderd bloemen per dag. Het blad is groot, hartvorming, soms inge sneden, maar lang niet altijd. De knoppen zitten bij 25 a 30 tezamen aan een rank en komen tot de laatste toe uit. De groote, trom- petvormige bloemen zijn 's morgens vroeg zuiver vergeet-me-niet-blauw. Een Ipomaea in den vroegen dag is iets onvergetelijks. La ter. tegen den middag, worden de vijf over- langsche richels op de vijf slippen van den bloemkelk, die eerst ook blauw waren, paars rood en wordt het later op den dag, dan ver- breeden deze strepen zich steeds totdat aan het einde van den middag de geheele kelk paarsrood is. Maar dan is het einde ook na bij. De kelk schrompelt dicht en den volgenden dag is er een nieuwe knop open, die haar plaats inneemt. Die metomorfose van zoo'n Ipomaea-bloem is een van die heerlijke won deren der natuur, die een echten bloemenlief hebber stil maken van ontzag. En stelt u zich dan voor, niet alleen een kas vol van dit moois, maar onder een stralend- blauwe hemel een heel huis, een villa, een woningcomplex overgroeid met Ipomaea Leari, die weken en maanden lang bloeit. Zoo'n land is Californië, waar de plant volkomen is inge burgerd en waar men ze gebruikt als muur- en schuttingbedekking, zooals wij Polygonum (bruidssluier) toepassen. L. S,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 10