lean Mkaii-Efaif,
HEEMAF
190.-
J
den hMtukuudst.
STOFZUIGERS
H.D.*V ertelliei
25
ALBERT HEIJN
VV O F. N r G
IÜLI 1938
HAARLEM'S DAGBLAD
Een interview met:
De schepper van de films: „De Bewaarschool"
en „De stervende zwaan" heeft
een film over het leger des heils.
plannen voor
Kapitein van zijn eigen
droomschip.
E Fransche film „La Mater-
nelle" (De bewaarschool)
vormde eenigc jaren geleden
een enorme gebeurtenis op
filmgebied, welke in de cinematogra
fische historie alleen een weerga
vindt in het verschijnen van het Duit-
sche werk „Madchen in Uniform".
Tientallen weken draaide „De be
waarschool" in Amsterdam en in an
dere steden van ons land voor stamp
volle zalen. In Berlijn werd de film
maandenlang vertoond, om van Parijs
nog te zwijgen. In Amerika, kortom
over de geheele wereld oogstte dit
filmwerk een ongekend succes. Met
deze film veroverde de schepper ervan
Jean Bénoit-Lévy, zich een zeer bij
zondere plaats in de filmwereld, waar
op hij zich nadien gehandhaafd heeft.
„Helene Willfuer", naar den roman
van Vicky Baum, werd gevolgd door
het schoone filmwerk „De stervende
zwaan", dat in het afgeloopen seizoen
wekenlang in Amsterdam ging en ook
in andere plaatsen van ons land met
succes vertoond werd. Bcnoit-Lévy's
films bewezen dat het publiek, dat
gedoodverfd werd van niets anders
dan van sensatie en amusement te
kunnen houden, wel degelijk belang
stelling koestert voor filmscheppingen
die in naam der Idee en niet ten be
hoeve van de materie vervaardigd
worden, want zijn films werden niet
alleen een artistiek succes voor een
kring filmfijnproevers, doch zij groei
den uit tot een kwantitatief succes
zonder evenbeeld.
Men klaagt erover, dat onze tijden zoo
schaarsch zijn aan romantici en humanisten.
Ziehier dan een figuur, die eigenlijk ronduit
romanticus en humanist tegelijk is (voor zoo
ver deze begrippen elkaar niet gedeeltelijk
dekken) en die zich in één van de meest mo
derne takken van industrie manifesteert. Ro
manticus, omdat hij niet voor het zakelijke
buigt, zooals vrijwel iedereen dat tegenwoor
dig doet, en humanist omdat hij zijn geeste
lijk streven naar buiten in de gemeenschap
uitdraagt.
Menig aanhanger van de goede film zal
dan ook teleurgesteld zijn door 't feit, dat
juist Bënoïl-Lévy, de man van de „idee-film"
kortelings op het Scheveningsche filmbal ver
scheen; m. a. w. de man, die naar waarheid
m do film streeft vertoonde zich op het festijn
van hen, die den schijn in de film vertegen
woordigen. Wie hier echter even over nadenkt
ziet dat er voor zijn aanwezigheid een goede
reden was. Want evenzeer als een idealist in
het algemeen er niet bang voor moet zijn dat
er over zijn „compromissen" geroddeld wordt,
moet een filmidealist zich in het hol van den
leeuw durven begeven, den slokop, die de ma
terialistische filmindustrie is. Bénoit-Lévy
kwam op het Scheveningsche filmbal omdat
hij daarin een gelegenheid zag om nader met
ons land kennis te maken en om relaties aan
te knoopen. Hij is zijn eigen producer en moet
het voor zijn geesteskinderen wat-men-noemt
opnemen. Een idealist komt er niet door bin
nenkamers zonder weerstanden allerlei fraais
te droomen, hij moet de harde wereld in, zijn
geesteskinderen belichamen en behoorlijk het
leven insturenToen ik Bénoit-Lévy in de
Scheveningsche Kurzaal op het filmbal voor
't eerst zag begreep ik dit alles nog niet. Hij
deed me denken aan een leeraar, met zijn
kleinen samengeknepen mond en het vleugje
snor er boven, zijn schaarsch denkerskapsel,
zijn preciese bril en zijn ietwat onooglijke
figuur. Hij had in de verte niets van een
romanticus of een humanist, maar scheen
veeleer de een of andere „frik", die langs
de tafeltjes van de filmsterren .surveilleerde"
als om toe te kijken dat ze niet .spiekten".
Later, toen hij uit de zoetelijk opgedirkte
sfeer van het filmbal in de frissché, door
waaide buitenlucht van het' Scheveningsche
strand overgeplaatst was. kwam zijn persoon
lijkheid begrijpelijker tot uiting, en bleef van
de associatie met de leeraarsfiguur alleen de
karaktertrek over, welke hem stemoelt tot
een kindervriend.
Bénoit-Lévy vertelde over zijn me
thode van werken.
„Of eigenlijk heb ik geen methode.
Ik zoek een filmstof. die aan mijn ge
dachten beantwoordt. De idee. de mi-
lieuteekening, en de uitdrukking van
sociale, humane en moreele waarden,
zijn voor mij het belangrijkste. Ik
zoek iets, dat de moeite waard is om
per film gezegd te worden.
In „De bewaarschool" is het de
liefde voor de kinderen, die tot uit
drukking komt. In „De stervende
zwaan" de liefde voor het beroep,
eigenlijk het belangrijkste, dat er in
de wereld bestaat
„U zult dan wel gekant zijn tegen
het „sterren-systeem"?
„Tegen sterren als zoodanig heb ik
niets. Ik wil graag een ster als Fran-
(joise Rosay of Harry Baur regissee-
ren als ik in mijn scenario karakters
heb, die voor hen passen. Maar ik ga
niet mijn scenario veranderen om er
een ster in te laten spelen. En daar
door valt het me steeds opnieuw zeer
lastig om financiers voor mijn film
werk te vinden. U begrijpt wel waar
om?"
Inderdaad is dat begrijpelijk, want de ster
ren vormen het pand, waarvoor het filmver
huurkantoor zijn garantie verstrekt. Als een
filmproducent namelijk plannen heeft om
een film te maken legt hij die voor aan een
verhuurkantoor. Hij toont een scenario, een
regisseur, een cameraman, maar bovenal een
paar beroemde sterren. Voornamelijk af
gaande op den naam der sterren verstrekt het
verhuurkantoor een zekere garantie, en ver
werft zich daarmee tevens het verhuurrecht
van de film, wanneer die klaar is. Met de ga
rantiesom, aangevuld door het geld van fi
nanciers, wordt de film gemaakt. Als ze ge
ëxploiteerd wordt moet eerst de garantiesom
binnenkomen, en wat daarboven verdiend
wordt komt procentsgewijs aan de financiers,
den producer enz.
„Ik kom altijd alleen met een idee,
met een scenario, en bied dus nooit 't
houvast voor succes, dat de sterren
vormen. Het is moeilijk om financiers
te vinden, die vertrouwen stellen in
een scenario alleen. Ik film al 20 jaren
dus weet er alles van. En veel over
mijn filmplannen vertellen kan ik hen
ook nooit. Want als ik het vertellen
kon, zou ik er geen film van be
hoeven te maken."
Deze laatste zin is kenmerkend voor een
man als Bénoit-Lévy. Want hij is inderdaad
de kunstenaar, die „in filmstof denkt", die in
het middel „film" alleen vormen kan, waar
zijn scheppingsdrang hem toe drijft. Het
geen in hem leeft en hetgeen hij als kunste
naar tot de menschen wil brengen, kan hij
niet vertellen, hij kan er geen boek van schrij
ve*, geen beeld van houwen, geen schilderij
van maken, geen muziekstuk van componeeren,
geen tooneelstuk van schrijven. Neen, hij
kan dat alleen uitdrukken in „film".
„Maar al is het nog zoo lastig voor
me om menschen te vinden, die mijn
ideeën aandurven, ik ben toch niet
van plan van mijn streven af te wij
ken, tenzijik genoodzaakt zou wor
den om hetom mijn broodje te
doen".
Bénoit-Lévy is een openhartig man, en ve
len zullen na deze woorden twijfelen aan zijn
idealisme, m.i. zeer ten onrechte. Deze kunste
naar toch toont zich met deze woorden de
kapitein van zijn eigen droomschip, niet
iemand, die alleen maar idealen lanceert,
maar die hen ook belichaamt en in het volle
leven wil brengen desnoods ten koste van
kleerscheuren. Een idealist, die zich in nood
voor het zakelijke buigt, is nog geen brood
kunstenaar. Integendeel. Want hij zal zoodra
de stoffelijke nood overwonnen is zich weer
wijden aan zijn ideaal. Aan dergelijke figuren,
die weliswaar vaak door de menschheid ge
hoond worden om hun „compromis" met het
stoffelijke, heeft de cultuur meer dan aan
idealistische dwepers, die steriele ideeën uit-
droomen zonder ze toe te passen, en die noch
tans door de menschheid vaak geëerd wor
den vanwege hun karaktervastheid.
Het streven van Bénoit-Lévy blijkt
overduidelijk uit het antwoord op de
volgende vraag: „Zoudt u naar Holly
wood gaan als u een aanbieding
kreeg?"
„In dat geval zou ik er graag naar
toe gaan, om namelijk zooveel geld
te verdienen, dat ik voortaan hier
onafhankelijk van geldschieters, zelf
standig en vrij, aan de verwezenlij
king van mijn idealen kan arbeiden".
„Ziet u vaak films?"
„Inderdaad, ik ga graag naar bios
copen, en ik kan de showfilms, de
comedies en de spannende films in
„Ik wil graag films
in Nederland
komen maken"
Wanneer men zich in uw land
voor mijn streven interesseert"
zegt Jean Béncnt-Lévy ons in het
interview, dat we hierbij afdruk
ken. En we vragen ons af: „Ligt
er in die bereidverklaring een mo
gelijkheid voor onze filmindus
trie?
Wie onzer heeft niet Jean
Bexioit-Lévy's film „La Matemel-
le" (De bewaar school) gezien? En
begrepen dat deze man de film
als middel gebruikt om hoogere
hxnnane gedachten tot uitdruk
king te brengen Hierboven
drukken roe nog een beeld uit
deze film af.
En zijn film .J)e stervende
zwaan"?
Nederlandsche financiers schrik
ken er voor terug hun geld te
besteden aan amusement- en
sensatiefilms. Welnu hier staat
een mogelijkheid open om de
filmindustrie in ons land leven in
te blazen zonder minderwaardig
resultaat, integendeel, met hoo
gere humane bedoelingen, het
karakter van onze cultuur waar
dig. Bènoit-Lévy heeft ons nog
alleen gesproken van Fransche
films. Het is dan ook een
gedachte in groote trekken, die
we hier lanceeren. Een gedachte,
die echter misschien zeer vrucht
baar kan blijken
hun soort best waardeeren. Hoewel ik
ze zelf niet zou willen maken. Maar
er is immers niet d e film, er zijn
films. Evenals het tooneel tragedies,
comédies enz. kent heeft ook de film
haar verschillende uitingen".
Bénoit-Lévy raakt hier een teer kernpunt
van de probleem „film" aan, zooals dat in de
zen tijd gesteld wordt. Want de menschen
scheren inderdaad de films over één kam.
Men vraagt: „Houdt u van de film?" En dan
is het antwoord ja of nee. Maar als men
vraagt „Houdt u van tooneel", dan is het
antwoord vaak „Wel van de comedies" of „Wel
van de tragedies" enz.
„En uw plannen?"
„Ik heb verscheidene scenario's
gereed, die ik zou willen verfilmen.
Maar momenteel houd ik me in het
bijzonder bezig met plannen voor een
film gewijd aan de idee van het leger
des heils".
„Als men zich in Holland voor mijn
streven interesseert wil ik ook graag
een Fransche film in een Nederland
sche studio komen maken".
Zitten er in deze woorden van Jean Bénoit-
Lévy wellicht mogelijkheden? Mogelijkheden
voor onze filmindustrie niet alleen maar ook
voor een bescheiden bijdrage tot Westersche
cultuur?
Ons land is door de eeuwen heen een ba
kermat van cultuur geweest. Eens waren we
groot in de schilderkunst. Elke eeuw heeft
zijn omstandigheden en we zitten nu in een
technische eeuw. We hebben een filmindustrie,
bescheiden, maar ze is er. De studio's staan
echter tijdenlang leeg. En ook als er Neder
landsche films in gemaakt worden, is er nog
altijd wel tijd en gelegenheid over voor een
film vanJean Bénoit-Levy. Waarom
juist van hem Omdat Bénoit-Levy
momenteel de meest zuivere figuur is,
die Christelijke gedachten, gedachten van
naastenliefde, in de film tot het volk
wil brengen. Nederlanders schrikken
ervoor terug om hun geldelijke macht te
schenken aan een industrie, die het amuse
ment en de sensatie dient. Zij hebben geen
ongelijk. Maar hier is nu een man, die bewe
zen heeft (zij, die zijn films „La maternelle"
en ,La mort du cygne" gezien hebben begrij
pen dit) de film als een middel voor de uit
drukking van hoogere menschlievende ge
dachten te gebruiken.
Indien men dezen kunstenaar in staat stelt
films te maken in Nederlandsche studio's
werkt men mee aan de vorming van cultuur.
Cultuur van dezen tijd: filmcultuur.
Mag ik deze woorden ter overpeinzing aan
bevelen bij hen, die zich voor de cultuur der
toekomst interesseeren? En die er daadwer
kelijk aan willen arbeiden? Evenals Jean
Bénoit-Lévy, de filmhumanist
v. H.
PROGRAMMA VAN DE IIAARLEMSCHE
RADIOCENTRALE OP
DONDERDAG 28 JULI.
Progr. 3: 8.00 Keulen. 10.20 Diversen. 10.30
Parijs Radio. 12.05 Radio PTT Nord. 12.20 Ned.
Brussel. 2.20 Londen Regional. 4.20 Parijs Ra
dio. 4.35 London Regional. 5.20 Ned. Brussel.
6.05 Radio PIT Nord of Diversen. 6.20 Lon
don Regional. 7.20 Radio PTT Nord of Diver
sen. 7.5Ó Diversen. 8.20 Londen Regional. 9.00
Keulen. 10.20 Ned. Brussel. 10.35 Keulen.
Progr. 4: 8.00 Ned. Brussel. 9.20 Diversen.
10.35 London Regional 1.20 Droitwich. 10.45
Londen Regional.
Progr. 5: 3.007.00 Diversen.
7.00 Eigen gramofoonplatenconcert: Geva
rieerd programma.
1. Jungle dreams, Reg. Band of H. M. Gre
nadier Guards: 2. Hoch Habsburg, Groot mu
ziekcorps; 3. Vienna Cabman's Song, George
Boulanger; 4. Un type en casquette, Emile
Vacher; 5. Ajoen, Ajoen, Ja, hoera, Krontjong
orkest; 6. Zum Glücklich sein, Orkest van
Rich. Korn; 7. I've got pain in my sawdust,
May Questel: 8. Trip it lightly, Selma Mouth
Organ Band; 9. Waltz Medley, 2 vleugels; 10
By the blue Hawaiian Waters, Reg. Band of
H.M. Grenadier Guards. 11. Kaiser Friedrich
Marsch, Groot muziekcorps; 12. Vienna, City
of my dreams. George Boulanger; 13. Je m'en
fous pourvu que j'rigolle, Emile Vacher; 14.
Polly Wolly doodle, May Questel; 15. Ohne
Liebe war das Leben, Ork. v. Rich. Korn; 16.
The Bandmaster Polka, Selma Mouth Organ
Band.
HENGELO
VERKRIJGBAAR te HAARLEM
met onverslijtbaren S.K.A. ROTOR
J. KETTMANN, Van Zeggelenplein 11.
(Adv. Inged. Med.)
Konijn.
door F. VAN AMSTEL.
DB was thuis. Dat kon je altijd van bui
ten af merken. Dan stond de deur aan
en wie Job wou zien die deed 1e deur
open liep het gangetje door mee vijftig
procent kans hem in zijn keukentje te vinden
waar hij zijn halve leven sleet en als hij daar
niet was dan scharrelde hij wel rond in de
beide kamers die beurtelings woonkamer en
atelier werden genoemd naar de mate van
den rommel, die nu hier, dan daar werd opge
hoopt.
Job was thuis. Hij scheen juist visite te
hebben gehad want toen ik van de fiets stapte
en mijn beestje tegen het raam zette schoof
er een jongetje uit de deur met een zak op
zijn rug, waar een paar turven uitstaken. Het
jong keek me brutaal aan en stapte in zijn
klompen, die hij op 't stoepje had laten staan.
Ik keek den weg af een polderweg, waar
geen sterveling te zien was. Behalve dan het
joggie, dat met zijn turf weghobbelde, den
kant uit van een paar kleine huisjes, onoog
lijke woonhokken, waarin polderbewoners
kans zien, hun bestaan te slijten.
Job was in zijn keuken, Hij zat op den doof
pot met een opstel van Huizinga op zijn
schoot. Op 't fornuisje stonden twee pannen
en op het primustoestel dat op het aanrecht
stond te snorren pruttelde en siste het ook al.
Ik wilde grappig zijn en zeide, met mijn
hoofd om de deur: „Mijn eerbiedenis. bemin
nelijke jonkman!"
•Job. die natuurlijk dacht, dat het 't kleine
jongetje was. dat in de gang had gestommeld,
keek nu op en zei, toen hij mij zag: „St
Dat meende hij natuurlijk niet. Maar hij
was in een min of meer timide stemming,
wat hem meer gebeurde.
„Heb je 'n pleegkind?" vroeg ik.
„Wel?"
,.'k Zag hem net de deur uitgaan!"
„O. die! Nou, veel scheelt 't niet. 'k Heb
het heele gezin tot mijn last!"
Ik begon er belang in te stellen.
,.'n Rare geschiedenis", wauwelde Job. „Tja,
't is toch zoo. 'n Heel gezin, Op den vader na.
Die is gisteren voor veertien dagen de doos
in gegaan".
„Hoe treurig".
„Zeg dat. Stomme kerel. Hij werkte daar
ginds bij Veldhorst. Van 't voorjaar af al en
hij was er vast wel den winter door gebleven.
Nou ja. wat kan ze daar op de boerderij een
mannetje meer of minder schelen. Altijd wel
wat wortelen te snijden of stroo te hakken of
pulp te kruien. Stommeling. Zet daar twee
zakken haver achter in de schuur en wil ze
's nachts komen halen. Anders zie je hier bij
avond of nacht geen sterveling, maar er was
juist militaire politie in de buurt. Dat kan je
zoo treffen, hè? Nou, dat was natuurlijk: kip
ik heb je. Veldhorst heeft hem meteen weg
gejaagd en een maand geleden heeft ie veer
tien dagen gekregen".
„En nu ben jij
Moet je hooien Ik ben hier de aristocratie,
hè? Mooie aristocratie. Als je me met een gul
den kan helpen bespaar je me een tocht naar
de stad om 't vanavond aan een ander te vra
gen. Maar nou ja, wie hier op schoenen loopt
en zijn haar kamt heeft het te vertellen. En
ik loop op schoenen en ik kam m'n haar en
ik word hier aangezien voor iemand, die eigen
liik voor z'n plezier op de wereld is. Goed.
Kwam me voor een paar dagen die kerel bij
me. Den volgenden dag moest hij den bak in
en hij kwam me vragen of ik op zijn gezin
een oogje wilde houden. Hii huilde. En ik kan
zoo'n reus van een kerel niet zien huilen. Erg
raar. Nou ja, ik beloofde, dat ik zou oppassen,
Zijn oudste jongen, een schavuit van zestien
jaar zou misschien werk kunnen krijgen op
het dorp. Anders stond de verdienste heele-
maal stil."
„En?"
,,'t Was dadelijk armoe troef. Ze waren den
eersten dag glad door alles heen. Zoo'n ar
beider leeft heelemaal van de boerderij, waar
hij werkt. hè. Ze telen of mesten hier zelf
niet. Den tweeden dag kwamen ze al bij me.
En nu deel ik mijn armoedje, of beter gezegd:
ik heb mijn armoedje met ze gedeeld, want
als ze dit ophebben 't zijn aardappelen en
eenige wortelen en een stukje spek dan zit
de rijkdom zelf finaal
En nu lees ik er maar eens op na, wat Hui
zinga over een geval als het mijne zegt."
„Je bent een stommeling, Job! Wie kleedt
zich nu uit voor menschen, die hij amper
kent en die hem zullen villen tot den laatsten
draad?"
„De complimenten!" Job werd boos op zijn
manier. „Weet jij, hoe het daar gesteld is?
Als ze geen eten krijgen lijden ze daar gewoon
honger. De anderen hebben zelf niet en wordt
ik armer door die paar brokken? He? Leelijke
vrek! Poes, kom eens hier en krab dien lee-
lijken kerel eens of bijt hem in zijn beenen!"
Ik lachte, want ik kende Job.
We zwegen beiden. Ik slenterde naar de
„woonkamer", nam een boek en viel in slaap,
werd eerst wakker, toen ik Job hoorde praten,
't Joggie was er weer. Het hielp Job, de aard
appels en de wortels en het spek in een schaal
doen en sjokte toen weg, zonder iets te zeg
gen.
„Henri!" riep Job.
't Kereltje, dat Hein heette maar al gewend
was, dat Job hem op z'n Fransch aansprak,
bleef staan.
„Heeft Jan al werk?"
't Kind schudde stuursch van neen.
„O," zei Job.
|PT IJ ging ook aan tafel. Na zijn verhaal
was en bleef hij stil. Dat stak me. Job
was een gekke snaak. Zóó penibel konden zijn
omstandigheden niet zijn of hij maakte
grapjes op zichzelf, zijn bezoek en al wat om
hem heen was. Ik attaqueerde dus
„Job", zei ik, „der is wat".
„Ja", zei hij, „er is wat"
„Wat dan?"
Hij viel meteen uit. „Ik ben bestolen. De
een of andere gemeene dief heeft me te pak
ken gehad. „Je kende m'n konijn wel? Lek
ker beest, 't Liep vrij rond in de schuur en als
ik er was kwam-ie op me toe en dan aaide ik
hem en dan kreeg ie een wortel of een stuk
brood. Jullie hebben me wel eens „Souvarine'
genoemd en dat vind ik niks erg, want ik hield
van het dier. Ik ben eigenlijk stapel, dat ik er
zoo tegen jou over spreek, maar je mag 't best
weten, hoor, dat ik hem voor geen geld had
willen missen".
„Gestolen, zei je?".
„Ja, gistermorgen wou 'k zijn hok open
doen waarin hij altijd sliep voor de wezels
hè ho maar. 'tHok stond open. 't Gren
deltje was er afgetrokken en 't beest was weg.
'k Ben als een gek aan 't zoeken geweest,
maar ik begreep het dadelijk wel. Leelijke laf
bekken. 'k Wou dat ik wist wie het gedaan
heeft! 'k Sloeg ze een bloedneus!"
Zoo ging hij door. Ja, hij was verdrietig en
ik zat er bij en kon niets zeggen. Troost maar
eens iemand over het verlies van een konijn.
Hij trok bij. 't Begon te schemeren. Bij het
petroleumlicht zaten we en rookten een pijp.
Veel spraken we niet. Hij had een teekening
op stapel gezet en 't scheen te vlotten.
De deur piepte, 't Jongetje kwam binnen
met de leege schaal in een doek.
„Zoo Henri" ginnegapte Job. „Kom bin
nen, jonge vriend e.n vertel me eerlijk en zon
der omwegen: Heeft 't gesmaakt?
't Jong grinnikte.
„Was 't genoeg?"
't Kereltje knikte. Werd plots vertrouwelijk
en vertelde in z'n onnoozelheid:
„Ik heb 'n poot gehad!"
„Wat hadden jullie dan?" vroeg Job langs
zijn neus weg.
't Glinsterde even in zijn domme oogen,
toen het jong fluisterde: „Jan had een kenijn
gespierd.
(Nadruk verboden,
houden.).
Auteursrecht voorbe-
per blik53.
Nieuwe Jams
per pondspot
Moorpark Abrikozen
extra kwaliteit, per pond 11
Fijnste Geld. Ham 4
Der ons 25, ^6 1
Biackwell per flacon 35
Delicata Koffie AjQ
onze specialiteit, per blik 75 j
Voocdee ligste Kruidenier sbedrijf
in Nederland
(Adv. Ingez. Med.)
EXAMENS.
Boekhouding.
De heer J. van Eist te Haarlem is geslaagd
voor het examen boekhouden M. O.
PROT. CHRIST NIJVERHEIDSSCHOOL
TETTERODESTRAAT 109, HAARLEM.
Het getuigschrift „Voorbereidende klasse"
werd behaald door: A. Aarts, T. Alkema, R. v.
Ee, T. Kalf, L. d. Kroon, R. de Lee, W. Steen
ken, L. v. Zanten, A. Boeser, A. Buist, S. Ger-
behij, A. Hagen, S. v. d. Ham, A. Huizing, T.
de Jong, C. Smiths, E. Vaupell, allen te Haar
lem; D. Beutler, Santpoort; H. v. d. Brink,
Overveen; H. Hidding, Santpoort; A. de
Hoop, Overveen; L. Sikkens, Bloemendaal; Z.
Visser, IJmuiden; C. Wagenmaker, Voorhout;
T. Zandstra, Overveen; I. Kahle, Santpoort;
J. Koenes, Overveen; B. Moerman, Aerden-
hout; A. Slijkhuis, Santpoort; C. Strating,
IJmuiden. Afgewezen 4.
A CONTANT PRIJZEN
en toch vanaf 1.— per week. Dat vindt U
alléén bij
DE KLEEDING VERKOOP CENTRALE
SCHAGCHELSTRAAT 19 C
naast Slager's Verfhandel - TELEF. 17273
(Adv. Ingez. Med.)
IPOMAEA.
Al is dit gewas, jammer genoeg geen plant
voor u en mij en iederen doorsnee-planten
liefhebber, toch is ze interessant genoeg,
om eens het onderwerp van een bloemen-
praatje te zijn en de abonné' die meer wilde
weten van de plant ziet dan meteen zijn
nieuwsgierigheid bevredigd.
Wilt u een „gewoon" woord voor Ipomaea
de naam zal wel niet algemeen bekend zijn
dan zouden we kunnen zeggen: kaswinde.
Want een rankende winde is het, maar
voor de kas, en speciaal de gematigde kas.
Jammer, maar waar. Intusschen is ze daar
uitstekend op haar plaats, allereerst al om
dat de spanten en dakspijlen en prachtig door
begroeid worden. Die rechtlijnige dingen ste
ken zoo leelijk boven de planten uit, dat een
klimplant, die zich daartegenop wil werken,
altijd welkom is. En zeker, als die klimmer
dan nog zoo mooi is ook. Vaak zien we in zoo'n
kas als klimplant de mooie Hoya carnosa met
het dikke leerachtige blad en de schermen
vleeschkleurige bloemen; maar helaas is Hoya
bijzonder gevoelig voor wolluis en ook een
gewone plantenliefhebber met drie-potten-
op-de-vensterbank weet wel wat 'n plaag wol-
luis is! Daarom Hoya is te gevaarlijk voor
de kas. Er zijn natuurlijk nog andere, die wèl
bruikbaar en ook heel mooi zijn, Bougain-
villea bijvoorbeeld, de klimmende Dioscoreas,
Allamandasenfin, allemaal namen zon
der meer voor wie ze niet kent. en wie ze wél
kent weet dat deze planten tenslotte alle min
of meer lastig zijn of in elk geval eischen
stellen. Maar Ipomaea wint het van allen in
bloemrijkdom en gemakkelijke cultuur en is
geen speciaal uitverkorene van de gevreesde
wolluis. En dan zoo mooi
Het is een vaste plant, maar familie van de
eenjarige winde, die we in zoo menigen tuin
nu zien bloeien met de witte, blauwe, rose of
paarse trompetten. Echte eendagsbloemen, die
's morgens op haar mooist zijn en in den
loop van den middag voorgoed dicht gaan. De
ze eigenaardigheid bezit Ipomaea Leari zoo
als de volledige naam is ook.
Het best wordt de plant in den vollen
grond van de kas uitgeplant en dan dicht
bij de spelen en later uitgebonden. De bloem
rijkdom is ernorm; de eenjarige tuin winde is
er niets bijOp „Kareol" te Aerdenhout stond
—misschien staat ze er nog zoo'n Ipomaea
in de kas en de tuinbaas heeft eens gepro
beerd, de bloemen te tellen. Midden in den zo
mer was hij al boven de tienduizend en heeft
het toen maar opgegeven! Een gezonde plant,
die zich in de kas thuis voelt, brengt het ge
makkelijk tot tweehonderd bloemen per dag.
Het blad is groot, hartvorming, soms inge
sneden, maar lang niet altijd. De knoppen
zitten bij 25 a 30 tezamen aan een rank en
komen tot de laatste toe uit. De groote, trom-
petvormige bloemen zijn 's morgens vroeg
zuiver vergeet-me-niet-blauw. Een Ipomaea
in den vroegen dag is iets onvergetelijks. La
ter. tegen den middag, worden de vijf over-
langsche richels op de vijf slippen van den
bloemkelk, die eerst ook blauw waren, paars
rood en wordt het later op den dag, dan ver-
breeden deze strepen zich steeds totdat aan
het einde van den middag de geheele kelk
paarsrood is. Maar dan is het einde ook na
bij. De kelk schrompelt dicht en den volgenden
dag is er een nieuwe knop open, die haar
plaats inneemt. Die metomorfose van zoo'n
Ipomaea-bloem is een van die heerlijke won
deren der natuur, die een echten bloemenlief
hebber stil maken van ontzag.
En stelt u zich dan voor, niet alleen een kas
vol van dit moois, maar onder een stralend-
blauwe hemel een heel huis, een villa, een
woningcomplex overgroeid met Ipomaea Leari,
die weken en maanden lang bloeit. Zoo'n land
is Californië, waar de plant volkomen is inge
burgerd en waar men ze gebruikt als muur- en
schuttingbedekking, zooals wij Polygonum
(bruidssluier) toepassen.
L. S,