een
PER AUTO EN ROOT DOOR ZUID-AFRIKA.
V
Litteraire
Kantteekeningen.
naast elkaar
ZATERDAG 6 AUGUSTUS 1938
HAAREEM'S DAGBUAD
De Kruger Wildtuin.
v -1
-:t 5' ■-4 r~J"v -
i M. MU 4
'<-i.V:*
■-JWMaSaÉwii
Wildebeesten of gnoes steken den weg over.
Wij rijden nu ruim drie weken door zon
nig Afrika en hebben nog geen stuk wild
gezien. Door het prachtige dal der Kroko
dilrivier, waarin de mooie plaatsjes Water
val Boven en Waterval Onder liggen, heb
ben we de hoogvlakte verlaten. Vóór Nel-
spruit stegen we nog weer even naar de
tweeduizend meter langs hellingen, die zoo
steil waren, dat ik er af en toe zigzag
moest rijden om mijn aanhangwagen boven
te krijgen en toen ging het omlaag naar
het Lage Veld, dat in 1898 op aandringen
van Kruger tot jachtreservaat, later tot
Nationaal Park, werd verklaard. Dit reser
vaat is zoowat even groot als Nederland en
België te samen en is nergens door hek
ken omgeven. Evenals de vogels in onze
natuurmonumenten, voelt het wild zich hier
instinctmatig beschermd en vermenigvul
digt zich dank zij deze bescherming, zoo
sterk, dat menschen die het weten kunnen,
zeggen, dat de normale wildstand van vroe
ger in vele deelen van het park thans weer
vrijwel bereikt is. Wij passeeren een hek,
waar onze permit, ons toegangsbewijs ge
vraagd wordt en onze revolvers worden ver
zegeld Ik draag hier n.l. een revolver
met hagel geladen, tegen de talrijke gif
slangen van Zuid-Afrika, maar op de drie
duizend kilometer weg, die wij hier al ge
reden hebben, heb ik er nog geen dood zien
liggen en ook in onze kampen aan den rand
der wildernis hebben wij er nog nooit een
gezien.
Als ik terug kom bij mijn auto, is er op de
voorruit een papiertje geplakt, waarop staat:
.jNasionale Kruger Wildtuin. Blij in u kar en
blij in die pad". Dat is Afrikaansch. In het
(Hollandsch vertaald beteekent het: „Stap
nooit uit uw wagen en verlaat nooit den
weg!"
Dat zijn een paar allerellendigste voor
schriften! Hoe vaak zoudt ge niet een veel
mooier foto kunnen maken, juist onder de
takken van dien boom door, of een veel
vrijer gezicht op een troep zebra's hebben,
als ge even van den weg af een eind het
gras in kondt rijden. Maar dat mag niet
in het Kruger wildpark en dat is maar goed
ook. Een leeuw is zeer moeilijk van zijn
omgeving te onderscheiden. Een auto in
teresseert hem niet, maar een menshc en
vooral een mensch, die weifelend of angstig
doet, zou hij kunnen aanvallen. En als één
persoon, door in het gras te rijden, de dieren
verontrust, zien allen, die na hem ko
men, zooveel minder! Enfin. Mij best, als
er dan ook maar dieren zijn. Je begint er
zoo langzamerhand aan te twijfelen of er
hier nog iets anders leeft dan schapen, ezels
en doornstruiken!
Wlij rijden dus den Kruger Wildtuin in.
Honderd meter van het hek vliegt een toe
kan. een pepervreter, van den wegkant op.
Mooi zwart en wit gevlekt met een oneven
redig grooten snavel. Nooit eerder gezien.
Op tweehonderd meter zit een scharrelaar
in een struik. Een prachtige gaaiachtige
vogel, rose-bruin met schitterend blauwe
vleugels. Op de derde honderd meter
staateen gnoe! Een echt wild wilde
beest. Zes camera's knetteren en het "brave
dier poseert als elke welwillende koe het zou
doen. Dan zet de motor weer aan en
met een geweldigen bokkesprong gaat de
gnoe er van door. Vier honderd meter. Vier
honderd gnoes! Vierhonderd foto's in mi
trailleurtempo achter elkaar, m. a. w. smal
filmopname. En zoo gaat het door. Elke
honderd meter brengt iets. Aardige vogels,
ge weet wel, die havik op reigerpooten, die
altijd slangen en hagedissen eet; dan een
kleine antilopen-soort en daareen reuzen-
bok met een prachtig kurketrekkerge-
wei, twee wijfjes er naast, roestbruin met
verticale gele flankstreepen. Dat is de koe
doe, een van Afrika's mooiste antilopen-
soorten. Een pracht van een dier en een
schitterend exemplaar! Oom Paul! als ik
dat geweten had, toen ik als schooljongen
in 1902 uw zegevierende intocht in Amster
dam bijwoonde, dan had ik mijn keel heele-
maal stukgejuicht. Nu waren we allemaal
enkel maar drie dagen schor, tot de leeraar
't in de gaten greeg. dat we hem probeerden
voor den gek te houden en de les liet opschrij
ven als we hem dan niet konden opzeggen.
Maar ik kan het mij zoo goed voorstellen
dat president Paul Kruger. ziende, hoe vree-
selijk ziekten en geweren huishielden onder
het wild dat hij nog zoo overvloedig gekend
had. toen hij op den grooten trek als een dei-
eerste blanken het rijke land aan den over
kant der Vaalrivier, de Transvaal introk
zoodra hij daar de macht toe kreeg, maat
regelen nam om het kleine restje, dat van dat
wild was overgebleven, te beschermen. Helaas
heeft hij niet meer mogen zien, hoe thans in
het wildpark, dat zijn naam draagt, de reizi
ger weer genieten kan van den aanblik van
een Afrika, zcoals hij het gekend heeft. Dank
zij hem! En hij heeft ook niet mogen beleven
hoe het Boerenverstand en karakter zegevier
de over de gewapende horden van den in
dringer, die den oorlog won, maar den vrede
verloor, zoodat het oranje-blanje-bleu weer
wappert over de Transvaal. Maar daarover
later. Nu zijn we in het Wildpark.
De zon neigt ter kimme. De schaduwen
worden al lang. De dieren van het veld komen
te voorschijn uit de schuilhoeken, waar zij
het grootste gedeelte van den dag in de
schaduw hebben doorgebracht. Dat geldt voor
al voor den koning der dieren, den leeuw en
naar hem gaat het verlangen uit van de
meeste toeristen, die deze streek bezoeken.
En meestal wordt men niet teleurgesteld
zooals de volgende regels zullen leeren. Lang
zaam rijden wij door het zacht golvende veld.
Het is volop herfst, bijna hartje winter en
het gras, dat meer dan kniehoog staat, is
verdroogd en bruin.
De laagstaande avondzon werpt er een rooden
gloed over en teekent lange schaduwen,
waar eenzame doringboomen of ander
struikgewas het grasland onderbreken. We
hebben een poosje geen dieren gezien, als
daar plots iets beweegt; een goede honderd
pas rechts van den weg. Automatisch druk
ik het rempedaal zachtjes -in en de wagen
staat stil, maar ik hoef den kijker niet voor
de oogen te nemen. Wat daar boven het
ruige gras beweegt, is de kop en hals van
een groote leeuwin! Daar staat ze stil en
kijkt in onze richting, ziet eens om en gaat
kalm weer voort. Met den kijker volg ik
de richting van haar blik. Daar golft het
gras en een forsche welp springt naar voren
op een open plek. Nog een en nog een. Moe
der staat nu ook geheel vrij zichtbaar en
kijkt met welbehagen naar haar dartel
kroost. Je verwacht elk oogenblik, haar van
genoegen te hooren brommen. Weer wan-
delt.zij voort en als ik nu vóór haar het
gras afzoek, zie ik plotseling het mannetje,
een nog jonge manenléeuw, rustig onder een
struik liggen. Af en toe kijkt hij naar ons,
maar als de leeuwin met haar welpen rus
tig langs hem heen wandelt, staat hij ook
op, rekt zich uit, geeuwt, slaat nog eens de
klauwen in den grond op echtte katten
manier en loopt kalm weg, verdwijnend
achter het struikgewas. Wij zitten nog roer
loos in de auto en kijken elkaar aan. Leeuwen
een heele familie, als we pas een paar uur
in Krugerpark zijn! Een goed begin. En er
zou nog heel wat volgen. Natuurlijk zijn wij
blijven wachten en hebben de leeuwin en
de welpen rustig den weg zien oversteken
Pa hebben we dien avond niet meer gezien.
De zon rustte op den heuvelrug, die den ho
rizon begrenst, toen wij het rustkamp bin
nenreden. Pretoriuskop heet het. naar een
bergje er vlak bij. dat ik liever de leeuwen
burcht zou noemen. We moeten hier met
zonsondergang binnen zijn, willen we geen
boete oploopen. De „regulasies" van het park
zijn zeer streng ener is alle reden voor!
Nauwelijks is de zon achter den bergrug
verdwenen of het koor van jakhalzen begint.
Een eigenaardig geluid, half gemiauw. half
gehuil, met af en toe een blaffenden toon er
in. En als er één begint, vallen vele andere
in, tot een paar dozijn een koorzang ten beste
geven, die eenige minuten aanhoudt en dan
uitsterft. Tot weer een ander, ergens anders,
begint en de heele bende weer meedoet.
Wij hebben ons kamp opgeslagen in den
hoek van het afgezette terrein, een der wei
nige plaatsen waar men in het park kan
overnachten. Mijn tentje is, als altijd, het
uiterste van de rij en staat op goed gemeten
vier meter afstand van een kippengaas-hekje
met prikkeldraad verstrekt, van 97 centimeter
hoog. Dat heet voldoende om de leeuwen
tegen te houden. Gisteravond hebben er twee
een vechtpartij gehouden vlak bij de om
heining en men wijst ons den deuk, waar er
een, zeker knock out geslagen, tegen het
gaas aan gevallen is! Telkens hooren wij
vlakbij het snorkend-brieschend geluid van
een gnoe. Den geheelen nacht gaat dat zoo
door, jakhalzengehuil en gnoe-gebriesch. Eén
keer meen ik het gebrul van den leeuw te
hooren, maar we kennen het nog niet. Dat
zou echter niet lang meer duren.
Met zonsopgang is alles in het kamp op
de been. Op dat moment gaan de poorten open
en mag men uitrijden langs de verschillende
wegen, om de leeuwen van hun jachtveld te
zien wegtrekken en de zebra's en gnoe's en
koedoe's en wat al niet meer, uit de dekking
vandaan weer het open veld te zien zoeken.
Ook wij rijden voorzichtig het leeuwenkopje
rond. maar zien niet veel. Tot de auto van den
parkwachter een hoek om stuift en deze ons
toeroept, dat de leeuwen twee gnoe's hebben
geslagen vlak bij den grooten weg. ..Twee keer
links en dan rechtsom: U kunt het niet mis
sen". En we misten het niet. In razende vaart
gaat het over landwegen, tot boven op een
heuvelruggetje ineens de remmen worden aan
gezet. Daar. tweehonderd meter verder, ligt
een gnoe op den rug. geen vijf en twintig
meter van den weg. Een gesloten auto met een
paar Engelschen staat op den weg, misschien
30 meter er van daan. Er is ons gezegd, dat je
altijd gerust kunt doorrijden tot zoo dicht bij
als je wilt. als je maar op den weg blijft. Dus
langzaam nader. Voorzichtig, en niet te veel
bewegen. Camera's klaar! Nog dichter bij. nog
langzamer. Want rondom de gnoe liggen
twaalf leeuwen en even verder sleuren er nog
een stuk of zes met een poot rond. Die ach
terste zijn jonge welpen, die dadelijk door ce
ouden teruggejaagd zijn. toen de eerste auto
aankwam! Op het oogenblik. dat onze wagen
stopt, schiet een groote leeuwin overeind, spert
den bebloeden bek grommend open en grauwt
tegen den wagen. Ze staat daar. de beide
voorpooten op de prooi, als toonbeeld van
woede, klaar om haar bezit tegen iedereen te
verdedigen! Geen van ons durft een vin te ver
roeren. Geen sluiter werkt. Wij zitten als beel
den en dat schijnt te helpen. De spanning ver
dwijnt uit de geweldige voorpooten. Langzaam
laat ze zich weer zakken, maar blijft ons nog
aankijken over het doode lichaam heen. Pas
als ze. eerst aarzelend, de tanden weer in het
vleesch zet. herademen wij en hoor ik de
eerste sluiter overgaan. De draaiende handbe
weging bij filmwisselen doet den kop met de
felle oogen weer omhoogveeren, maar dan her
vat de heele familie zóó rustig het feestmaal
alsof er geen auto in de buurt was. En nog
een open auto. twee zelfs, met zes smakelijk
uitziende menschen erin! Ik zet den motor
stop. Even later staat een groote manenleeuw,
blijkbaar verzadigd, op. en twee welpen volgen.
De leeuwin, die ons even bedreigde, komt lang
zaam. wat aarzelend, overeind, vat met haar
machtige kaken het half uitgevreten dier bij
één poot en begint er aan te trekken. Alsof ze
de bedoeling begrepen, trekken een paar wel
pen en straks een tweede leeuwin mee, terwijl
de anderen grommen over de prooi, die hen
voor den neus weggehaald wordt. En zoo ver
huist het heele gezelschap naar de schaduw
van een boschje. waar ze nog een half uur lang
rustig zitten te knagen. Ondertusschen heb ik
door mijn kijker ook de tweede prooi ontdekt.
Daar eet nog een leeuwin met twee welpen, an
dere loopen verzadigd rond of likken hun
baard af. Het festijn lijkt daar ten einde te
loopen. De jakhalzen weten dat en komen van
alle kanten aandraven. Maar geen va.n hen
komt dichter bij dan een meter of tien. Even
verduistert de zon. als een groote gier over ons
heen zweeft en nog een en weer een. Ze strij
ken neer buiten den kring der jakhalzen om
Leeuwen bij prooi in den Kruger Wildtuin.
Ankara. Een Turksehe roman,
door Yakup Kadri, A'dam.
Wereldbibliotheek.
In onze lectuur blijft het „Welkom, vreem
deling" gelukkig nog gelden en men dankt er
vaak een interessante nieuwe kennismaking
aan. Dat is wel hiér het geval met dit boek
van Yakup Kadri, die volgens de kenners der
Turksehe letterkunde, die ook in ons land ge
vonden worden, tot de belangrijkste figuren
der jongere generatie onder de intellectueele
Turken "behoort.
Het verschijnen van zulk een figuur in een
milieu waarin men, nog niet zoo heel lang
geleden, geen litteraire productie van eenige
beteekenis zou zijn gaan zoeken, wijst er al
op dat, vooral na het. einde van den wereld
oorlog. in de jonge republiek met een won
derlijke snelheid nieuwe geestesstroomingen
zich hebben baan gebroken, eerst in West-
Europeesche beddingen zich een weg zoekend
en langzamerhand een eigen karakter, een
eigen uiterlijk verwervend. Het boek van
Yakup Kadri geeft een levendige voorstelling
van die staatkundige maar vooral ook geeste
lijke emancipatie van een jong, enthousiast
volk, dat geloof heeft in een toekomst. Bij die
voorstelling worden de aan iedere omwente
ling noodzakelijk verbonden pijnen en tegen
slagen niet verzwegen en zelfs met een ge
zonden humor belicht.
Naar de nieuwe hoofdstad van het jong-
Turksche bewind, Ankara, noemde Kadri zijn
roman, en aan het ieven van een jonge vrouw,
Selma Hanim, knoopte hij de verschillende
tafreelen vast, waaruit zijn panorama van
den geestelijken groei van een herboren volk
bestaat. Dat is een boeiend procédé, dat ruim
te laat voor allerhand maatschappelijke tee-
kening, tot vermakelijke caricaturen soms
verwerkt maar in den grond toch steeds in
juichtoon om het reeds bereikte volgehouden.
Het is een boek vol inzichten en vergezichten
op de begeerten en mogelijkheden eener ont
waakte massa. Het individueele en men
ziet hieruit hoezeer Kadri een kind van zijn
tijd is treedt op den achtergrond, wordt al
thans van minder belang geacht. De psycho
logische roman, het ontleden en bepeinzen
der motieven die voerden tot een reeks han
delingen in het liefdeleven van den afzonder
lijken mensch, is niet het werk van Yakup
Kadri; de handelingen zijner heldin Selma
Hanim een sympathieke figuur overigens
registreert hij eenvoudig als voldongen
feiten, aan het ontstaan waarvan alle sen
timentaliteit vreemd is. Al vindt de lezer hier
niet de afstootende zakelijkheid van sommige
Amerikaansche romans, hij zal niet onopge
merkt laten hoezeer ook uit dezen hoek de
wind waait, die de oude romantiek van de
vlakte blaast. In de letterkunde der opkomen
de gemeenschappen zal dat nog wel gerui-
men tijd waargenomen kunnen worden. Tot
ook die geestesgesteldheid weer haar tijd ge
had heeft en in haar tegengestelde omslaat.
De romantiek behoort tot die natuurlijke za
ken, die, op de vlucht gejaagd, na verloop
van tijd op een drafje terug komen.
Selma Hanim is in de vijftien jaren, waar
binnen de groei van Ankara en de jong-
Turksche republiek aan ons wordt vertoond,
drie maal gehuwd. En daar elk dier huwelij
ken samenvalt met een bepaalde phase in de
ontwikkeling der gemeenschap, kreeg de
schrijver gelegenheid op hoogst onderhou
dende wijze leven en inzicht dier perioden
voor te stellen, in telkens wisselende milieu,
schildering, steeds met geestig oog bekeken
en met enthousiasme beschreven. Al maken
de dialogen vaak den indruk slechts om de
waarde van het „betoog" geschreven te zijn,
ze zijn nergens vermoeiend of vervelend. In
tegendeel, er spreekt een frissche geest uit
de gedachten, door Kadri in de gesprekken
ingevlochten.
Selma's eerste man is ambtenaar in het pas
tot hoofdstad geproclameerde Ankara. Zij ko
men als jonge menschen uit de oude hoofd'
stad Istamboel, beiden uit goede familie.
Ankara is dan nog een vuil nest vol onge
dierte en alleen hun jeugd en het plezier om
het nieuwe maken het leven voor Selma dra
gelijk. Langzamerhand verbetert hun woon
gelegenheid, zij krijgen relaties met andere
families die buiten de stad wonen, waar het
zindelijk is en rein, en het leven minder som
ber, dan in de vervallen, oude buurt waar zij
hun intrek hebben moeten nemen.
Selma is wel veel alleen, daar de echtge
noot den ganscnen dag aan zijn bureau ge
bonden :s. Bij de vrienden buiten de stad
waar zij beiden de feestdagen doorbrengen is
er nog al vertier. Daar komt onder anderen
een officier die tegen de Grieken heeft mee
gevochten en die brengt vroolijkheid en le
venslust mee. Hij leert Selma paardrijden,
wekt haar op mede te werken aan de groote
zaak door in plaats van thuis te zitten, in de
lazaretten aan het front als verpleegster te
arbeiden, en ais Kadri 'n nieuw deel van zijn
roman begint is Selma van haar man geschei
den en met Hakki Bey, den dapperen militair.
Een auto, die bezig is een voor
hem rijdende auto in te halen
mag niet worden voorbij gereden:
bij 't inhalen dus géén 3 (rijden
de) auto's naast elkaar, dac is
verboden
getrouwd. Die scheiding is heel gemoedelijk
en vriendschappelijk in haar werk gegaan
zoodat daar ook verder niet over gepraat be
hoeft te worden.
Als dat nieuwe deel begint, is het tweede
huwelijk alweer eenige jaren oud en onze
krijgsman heeft intusschen kans gezien een
vermogend man te worden. Ze wonen thans in
een weelderig ingericht huis; dure kleeren,
avondpartijen en uitgangen zijn aan de orde
van den dag en het leven bestaat dan voor
Selma uit niet veel anders dan aan het opge
blazen bestaan van den echtgenoot, die van
moedig krijgsman tot verwaten parvenu ver
zakt is, nog meer relief te verleenen. Zij moet
schitteren in den kring der andere parvenu's,
ze is weeldepop geworden en als vrouw en
echtgenoote is zij voor Hakki Bey niet veel
meer dan een bijkomstigheid. Dat leventje in
het gemoderniseerde Ankara is door Kadri
met veel geest beschreven en wij zien een
West-Europeesch O. W.'ers-maatschappijtje
recht voor ons met al de droeve belachelijk
heid daarvan, nog wat aangevuld door de
dwaasheid der Turksehe imitatie.
Selma's tweede huwelijk is haar een wree-
de ontnuchtering; in haar leeft nog steeds
het idealisme waarmee ze de komst van een
betere en bevredigender gemeenschap meen
de te zien aankomen, toen ze de zijde van den
actieven militair koos en den eersten echtge
noot, die misschien te passief-beschouwend
was. voor den dapperen krijgsman verliet.
Doch deze laatste heeft zijn activiteit in
gansch onverwachte banen geleid, flirt en
scharrelt met dames van een Europeesche
legatie onder Selma's oogen, en laat ook haar
volkomen vrij in doen en laten.
De lezer gevoelt reeds dat de deur open
staat, waardoor een nieuw deel van Kadri's
roman kan binnenkomer.. Dit nieuwe deel
wordt gedragen door een jongen man al
thans nog een vijftal jaren jonger dan Selma
die zonder de bezwaren van een plots ver
worven weelde idealist is kunnen blijven en
nochtans op de avondfeesten van Selma en
haar gemaal een gaarne geziene gast was.
Het is vooral in de gesprekken tusschen Sel
ma en hem dat de schrijver zijn eigen idea
lisme en verwachtingen voor zijn volk iucht
geeft. Het is geen wonder dat Selma zich tot
den dichterlijken verheeriijker van den nieu
wen staat van zaken aangetrokken gevoelt,
na de teleurstelling die haar militair haar be
reid heeft. Aanvankelijk bemoedert zij den
jongen schrijver in lichte mate. maar als wij
het slothoofdstuk van Ankara gaan begin
nen is ook Selma's tweede huwelijk ontbon
den en een nieuw verbond gesloten. De ro
man eindigt met het tezamen ouder worden
van Selma een Nesjet Sabit, het samen op
gaan in de idealen en den arbeid voor een
nieuwe samenleving, waarin heel geestig
nog even de oude Adam om den hoek komt
kijken in den vorm eener ongemotiveerde
jalousie op een jonge actrice van het Staats
theater. die in liet stuk van den dichter de
hoofdrol speelde. Yakup Kandri is een artist:
hij bewijst het door in de zakelijkste der sa
menlevingen aan de heerlijke onzakelijk
heid nog een kans te laten.
J. H. DE BOIS.
KOOPT
UW STOFZUIGER
in een SPECIAALZAAK. Keuzo uit 45 ver
schillende merken.
DE STOFZUIGER CENTRALE H A G E M A N
GED. O. GRACHT 52 - HAARLEM - Tel. 12762
(Adv. Ingez. Med.)
hun beurt af te wachten. Ik tel eens even. Niet
minder dan acht en twintig leeuwen hebben
zich te goed gedaan, zeg maar gerust zat ge
geten aan de twee cadavers. Nu zijn reeds een
dertigtal jakhalzen bijeen en zoowat evenveel
gieren en daar komen er nog elk oogenblik
bij. Daar staat de laatste leeuw op van de verst
van ons af liggende prooi, keert ze den rug toe
en wandelt weg. zonder nog om te zien. Meteen
stormen de jakhalzen vooruit en bedekken het
doode dier als een wriemelende massa, een
kluwen, waaruit telkens een paar vechtenden
te voorschijn rollen en jankend en huilend el
kaar een stuk vleesch afhandig probeeren te
maken. Een enkele gier waagt een paar stap
pen voomit. maar wordt meteen door de jak
halzen weggesnauwd. Maar merkwaardig gauw
is de wriemelende hoop verzadigd. De een na
de ander wandelt weg. soms nog een lekker
brokje meenemend, naar een kalm hoekje. En
pas als de laatste jakhals zich verwijderd
heeft, komen de gieren vleugelklappend aan
huppelen. Dat maakt een nog veel wilder en
hatelijker indruk, dat uitschieten van die feil©
lange koppen op de naakte halzen, die roze en
rood gekleurd worden van het bloed. Het krij-
schen. het ruischen der groote vleugels, het is
een prachtig beeld van woestheid en vraat-
lust. De gieren zijn niet zoo gauw klaar ook;
Waarschijnlijk is er voor hen niet veel anders
dan pees en huid overgebleven. Als wij
's middags nog eens langs rijden, liggen er
alleen nog maar een paar bebloede beenderen,
ten teeken dat de koning der dieren weer eens
aan vele zijner onderdanen een overvloedigen
maaltijd heeft verschaft. En wij gaan naar
het kamp terug. De rest interesseert ons haast
niet meer. Eerst moeten we dat geweldige tafe
reel nog eens in gedachten doorleven, dan
zullen wij wel weer eens verder zien naar
ander makker en tammer gedierte.
Den volgenden morgen zijn we er weer vroeg
op uit. maar we zouden heel wat anderes zien.
In het kamp had men ons al gewaarschuwd,
dat er vandaag waarschijnlijk geen leeuw te
zien zou zijn, daar er na dit groote feestmaal
geen „kil!" te verwachten was. Een leeuw eet
gewoonlijk, als hij de kans krijgt, zoo'n 100 a
150 pond vleesch. Vijf dagen later zult ge nog
groote brokken met huid en haar onverteerd
in zijn maag vinden zooals betrouwbare
leeuwenjagers ons vertellen. Die achtentwin
tig leeuwen van gisteren hadden zich ook nooit
zat kunnen eten aan die paar gnoe's, maar als
een leeuw een prooi geslagen heeft, neemt hij
voor zichzelf en zijn wijfjes de beste kluifjes
en noodt verder ieder, die in de buurt is, tot
het festijn. Wat bloed lekken en een lekker
hapje ingewand lust elke leeuw altijd, zooals
wij een Haagsch hopje of een kwattareep,
maar een werkelijk overvloedig maal heeft een
leeuw maar eens in de week of in de tien dagen
noodig.
Wij rijden dus uit zonder veel verwachting.
En toch, wat wij dien twe '.on ochtend gezien
hebben, gaat haast nog boven het woeste
feestmaal, waar ik u van vertelde.
Wij- hadden wat koedoe's gefotografeerd.
Langzaam voortrijdende op de zonovergoten
helling van een breed dal, zie ik aan den over
kant in de verte een gele vlek op de blonde
helling. De kijker toont mij een prachtigen
manenleeuw, met langen zwarten kraag! Hij
loopt rustig langs de helling, zoo krachtig en
toch zoo gracieus, als alleen een groot roof
dier dat kan. Even vóór hem loopt een tweede,
kijkt eens hier. ruikt eens daar zoo rustig als
het maar kan. Prachtig die majestueuze die
ren in de mooie vrije natuur! Weer glijdt mijn
kijker langs de helling. Daar is waarempel de
heele familie. Twee groote leeuwinnen en
acht welpen van verschillende grootte. De
kleintjes spelen, de moeders zien toe en pas
als de pater familias ook op de speelplaats is
aangekomen, trekken ze samen een eindje
verder en verdwijnen in een boschje. Voor den
langen slaap van den zonnigen Afrikaanschen
winterdag.
En wij weten, dat er nog leeuwen zijn in
Afrika en dat ze de auto niet vreezen en den
mensch dulden, zelfs in de nabijheid van hun
prooi. En wie Afrika kent, zal u vertellen, dat
een troepje kaffers, als zij een leeuw bij een
pas gedoode prooi vinden, er met een brutaal
gezicht op af gaan. met stokken gewapend
den leeuw wegjagen en een stuk wildbraad
uitsnijden, dat zij dan een paar honderd meter
verder op een vuurtje gaan klaar maken Maar
dat probeer ik zelf voorloopig toch maar liever
niet. Ik vind het al mooi. dat ik de leeuwen-
familie bij haar prooi heb mogen gadeslaan.
(Nadruk verboden).
AGENDA
Heden:
ZATERDAG 6 AUGUSTUS
Gem. Concertgebouw: Chineesch tuinfeest
met George Pickard en zijn band. 8.30 uur.
Palace Familie Cinema: „De man die beslag
legt" en „De Oesterprinses". 2 en 8 15 uur.
Rembrandt Theater: ..Ali Baba komt naar
Filmstad". 2.30. 7 cn 9.15 uur.
Frans Hals Theater: „Drie handige meisjes"
2.30, 7 en 9.15 uur.
Luxor Sound Theater: „De vliegende zot".
2.30, 7 en 9.15 uur.
Spaarne Theater: ,,'n Jongen van stavast"
en „Schaduw van het Oosten".
Gebouw H. K. B.: De film .Acht dagen we
reldgeschiedenis". 2.30. 7 en 9.15 uur.
Moviac Uurfilmtheater: Doorloopende voor
stellingen van 2.30 tot 11.30 uur.
Palestina Diorama's. Schotersingel 117a.
Geopend eiken werkdag (behalve Vrijdags)
an 35 en 79 uur
Teyler Museum, Spaarne 16. Geopend op
verkdagen van 11—3 uur, behalve 's Maan
dags Toegang vrij.
Zand voort: Behendigheidsproeven voor
auto's op den Boulevard Favauge. Half twee.
ZONDAG 7 AUGUSTUS
Bioscoopvoorstellingen 's middags en des
avonds.
Heemstede: Concert door de R.K. Har
monie ,Bt. Michaël" in Groenendaal, 35 uur.
MAANDAG 8 AUGUSTUS
Bioscoopvoorstellingen 's middags en des
ivonds.
ROOSTER VAN APOTHEKEN
(Samengesteld door den Inspecteur der
Volksgezondheid.)
Voor de apotheken, die toestemming ge
vraagd hebben, om 's avonds en 's nachts en
Zondags te sluiten, Is door den Inspecteur
der Volksgezondheid een slultingsrooster on
gemaakt.
Van Zaterdag 6 Aug. 's avonds 8 uur tot en
met Vrijdag 12 Aug. zijn de volgende apotheken
op Zondag, s avonds na acht uur en des nachts
geopend
H. J. M. Bartels, Firma c. G. Loomeyer en
Zn., Barteljorisstraat 11. Tel. 10175
B W Ferguson. Park-Apotheek. Klever
parkweg 13. Tel. 11793.
Teyler Apotheek, w. C. Keizer. Teyler-
plein 79. Telef. 17946