een PER AUTO EN ROOT DOOR ZUID-AFRIKA. V Litteraire Kantteekeningen. naast elkaar ZATERDAG 6 AUGUSTUS 1938 HAAREEM'S DAGBUAD De Kruger Wildtuin. v -1 -:t 5' ■-4 r~J"v - i M. MU 4 '<-i.V:* ■-JWMaSaÉwii Wildebeesten of gnoes steken den weg over. Wij rijden nu ruim drie weken door zon nig Afrika en hebben nog geen stuk wild gezien. Door het prachtige dal der Kroko dilrivier, waarin de mooie plaatsjes Water val Boven en Waterval Onder liggen, heb ben we de hoogvlakte verlaten. Vóór Nel- spruit stegen we nog weer even naar de tweeduizend meter langs hellingen, die zoo steil waren, dat ik er af en toe zigzag moest rijden om mijn aanhangwagen boven te krijgen en toen ging het omlaag naar het Lage Veld, dat in 1898 op aandringen van Kruger tot jachtreservaat, later tot Nationaal Park, werd verklaard. Dit reser vaat is zoowat even groot als Nederland en België te samen en is nergens door hek ken omgeven. Evenals de vogels in onze natuurmonumenten, voelt het wild zich hier instinctmatig beschermd en vermenigvul digt zich dank zij deze bescherming, zoo sterk, dat menschen die het weten kunnen, zeggen, dat de normale wildstand van vroe ger in vele deelen van het park thans weer vrijwel bereikt is. Wij passeeren een hek, waar onze permit, ons toegangsbewijs ge vraagd wordt en onze revolvers worden ver zegeld Ik draag hier n.l. een revolver met hagel geladen, tegen de talrijke gif slangen van Zuid-Afrika, maar op de drie duizend kilometer weg, die wij hier al ge reden hebben, heb ik er nog geen dood zien liggen en ook in onze kampen aan den rand der wildernis hebben wij er nog nooit een gezien. Als ik terug kom bij mijn auto, is er op de voorruit een papiertje geplakt, waarop staat: .jNasionale Kruger Wildtuin. Blij in u kar en blij in die pad". Dat is Afrikaansch. In het (Hollandsch vertaald beteekent het: „Stap nooit uit uw wagen en verlaat nooit den weg!" Dat zijn een paar allerellendigste voor schriften! Hoe vaak zoudt ge niet een veel mooier foto kunnen maken, juist onder de takken van dien boom door, of een veel vrijer gezicht op een troep zebra's hebben, als ge even van den weg af een eind het gras in kondt rijden. Maar dat mag niet in het Kruger wildpark en dat is maar goed ook. Een leeuw is zeer moeilijk van zijn omgeving te onderscheiden. Een auto in teresseert hem niet, maar een menshc en vooral een mensch, die weifelend of angstig doet, zou hij kunnen aanvallen. En als één persoon, door in het gras te rijden, de dieren verontrust, zien allen, die na hem ko men, zooveel minder! Enfin. Mij best, als er dan ook maar dieren zijn. Je begint er zoo langzamerhand aan te twijfelen of er hier nog iets anders leeft dan schapen, ezels en doornstruiken! Wlij rijden dus den Kruger Wildtuin in. Honderd meter van het hek vliegt een toe kan. een pepervreter, van den wegkant op. Mooi zwart en wit gevlekt met een oneven redig grooten snavel. Nooit eerder gezien. Op tweehonderd meter zit een scharrelaar in een struik. Een prachtige gaaiachtige vogel, rose-bruin met schitterend blauwe vleugels. Op de derde honderd meter staateen gnoe! Een echt wild wilde beest. Zes camera's knetteren en het "brave dier poseert als elke welwillende koe het zou doen. Dan zet de motor weer aan en met een geweldigen bokkesprong gaat de gnoe er van door. Vier honderd meter. Vier honderd gnoes! Vierhonderd foto's in mi trailleurtempo achter elkaar, m. a. w. smal filmopname. En zoo gaat het door. Elke honderd meter brengt iets. Aardige vogels, ge weet wel, die havik op reigerpooten, die altijd slangen en hagedissen eet; dan een kleine antilopen-soort en daareen reuzen- bok met een prachtig kurketrekkerge- wei, twee wijfjes er naast, roestbruin met verticale gele flankstreepen. Dat is de koe doe, een van Afrika's mooiste antilopen- soorten. Een pracht van een dier en een schitterend exemplaar! Oom Paul! als ik dat geweten had, toen ik als schooljongen in 1902 uw zegevierende intocht in Amster dam bijwoonde, dan had ik mijn keel heele- maal stukgejuicht. Nu waren we allemaal enkel maar drie dagen schor, tot de leeraar 't in de gaten greeg. dat we hem probeerden voor den gek te houden en de les liet opschrij ven als we hem dan niet konden opzeggen. Maar ik kan het mij zoo goed voorstellen dat president Paul Kruger. ziende, hoe vree- selijk ziekten en geweren huishielden onder het wild dat hij nog zoo overvloedig gekend had. toen hij op den grooten trek als een dei- eerste blanken het rijke land aan den over kant der Vaalrivier, de Transvaal introk zoodra hij daar de macht toe kreeg, maat regelen nam om het kleine restje, dat van dat wild was overgebleven, te beschermen. Helaas heeft hij niet meer mogen zien, hoe thans in het wildpark, dat zijn naam draagt, de reizi ger weer genieten kan van den aanblik van een Afrika, zcoals hij het gekend heeft. Dank zij hem! En hij heeft ook niet mogen beleven hoe het Boerenverstand en karakter zegevier de over de gewapende horden van den in dringer, die den oorlog won, maar den vrede verloor, zoodat het oranje-blanje-bleu weer wappert over de Transvaal. Maar daarover later. Nu zijn we in het Wildpark. De zon neigt ter kimme. De schaduwen worden al lang. De dieren van het veld komen te voorschijn uit de schuilhoeken, waar zij het grootste gedeelte van den dag in de schaduw hebben doorgebracht. Dat geldt voor al voor den koning der dieren, den leeuw en naar hem gaat het verlangen uit van de meeste toeristen, die deze streek bezoeken. En meestal wordt men niet teleurgesteld zooals de volgende regels zullen leeren. Lang zaam rijden wij door het zacht golvende veld. Het is volop herfst, bijna hartje winter en het gras, dat meer dan kniehoog staat, is verdroogd en bruin. De laagstaande avondzon werpt er een rooden gloed over en teekent lange schaduwen, waar eenzame doringboomen of ander struikgewas het grasland onderbreken. We hebben een poosje geen dieren gezien, als daar plots iets beweegt; een goede honderd pas rechts van den weg. Automatisch druk ik het rempedaal zachtjes -in en de wagen staat stil, maar ik hoef den kijker niet voor de oogen te nemen. Wat daar boven het ruige gras beweegt, is de kop en hals van een groote leeuwin! Daar staat ze stil en kijkt in onze richting, ziet eens om en gaat kalm weer voort. Met den kijker volg ik de richting van haar blik. Daar golft het gras en een forsche welp springt naar voren op een open plek. Nog een en nog een. Moe der staat nu ook geheel vrij zichtbaar en kijkt met welbehagen naar haar dartel kroost. Je verwacht elk oogenblik, haar van genoegen te hooren brommen. Weer wan- delt.zij voort en als ik nu vóór haar het gras afzoek, zie ik plotseling het mannetje, een nog jonge manenléeuw, rustig onder een struik liggen. Af en toe kijkt hij naar ons, maar als de leeuwin met haar welpen rus tig langs hem heen wandelt, staat hij ook op, rekt zich uit, geeuwt, slaat nog eens de klauwen in den grond op echtte katten manier en loopt kalm weg, verdwijnend achter het struikgewas. Wij zitten nog roer loos in de auto en kijken elkaar aan. Leeuwen een heele familie, als we pas een paar uur in Krugerpark zijn! Een goed begin. En er zou nog heel wat volgen. Natuurlijk zijn wij blijven wachten en hebben de leeuwin en de welpen rustig den weg zien oversteken Pa hebben we dien avond niet meer gezien. De zon rustte op den heuvelrug, die den ho rizon begrenst, toen wij het rustkamp bin nenreden. Pretoriuskop heet het. naar een bergje er vlak bij. dat ik liever de leeuwen burcht zou noemen. We moeten hier met zonsondergang binnen zijn, willen we geen boete oploopen. De „regulasies" van het park zijn zeer streng ener is alle reden voor! Nauwelijks is de zon achter den bergrug verdwenen of het koor van jakhalzen begint. Een eigenaardig geluid, half gemiauw. half gehuil, met af en toe een blaffenden toon er in. En als er één begint, vallen vele andere in, tot een paar dozijn een koorzang ten beste geven, die eenige minuten aanhoudt en dan uitsterft. Tot weer een ander, ergens anders, begint en de heele bende weer meedoet. Wij hebben ons kamp opgeslagen in den hoek van het afgezette terrein, een der wei nige plaatsen waar men in het park kan overnachten. Mijn tentje is, als altijd, het uiterste van de rij en staat op goed gemeten vier meter afstand van een kippengaas-hekje met prikkeldraad verstrekt, van 97 centimeter hoog. Dat heet voldoende om de leeuwen tegen te houden. Gisteravond hebben er twee een vechtpartij gehouden vlak bij de om heining en men wijst ons den deuk, waar er een, zeker knock out geslagen, tegen het gaas aan gevallen is! Telkens hooren wij vlakbij het snorkend-brieschend geluid van een gnoe. Den geheelen nacht gaat dat zoo door, jakhalzengehuil en gnoe-gebriesch. Eén keer meen ik het gebrul van den leeuw te hooren, maar we kennen het nog niet. Dat zou echter niet lang meer duren. Met zonsopgang is alles in het kamp op de been. Op dat moment gaan de poorten open en mag men uitrijden langs de verschillende wegen, om de leeuwen van hun jachtveld te zien wegtrekken en de zebra's en gnoe's en koedoe's en wat al niet meer, uit de dekking vandaan weer het open veld te zien zoeken. Ook wij rijden voorzichtig het leeuwenkopje rond. maar zien niet veel. Tot de auto van den parkwachter een hoek om stuift en deze ons toeroept, dat de leeuwen twee gnoe's hebben geslagen vlak bij den grooten weg. ..Twee keer links en dan rechtsom: U kunt het niet mis sen". En we misten het niet. In razende vaart gaat het over landwegen, tot boven op een heuvelruggetje ineens de remmen worden aan gezet. Daar. tweehonderd meter verder, ligt een gnoe op den rug. geen vijf en twintig meter van den weg. Een gesloten auto met een paar Engelschen staat op den weg, misschien 30 meter er van daan. Er is ons gezegd, dat je altijd gerust kunt doorrijden tot zoo dicht bij als je wilt. als je maar op den weg blijft. Dus langzaam nader. Voorzichtig, en niet te veel bewegen. Camera's klaar! Nog dichter bij. nog langzamer. Want rondom de gnoe liggen twaalf leeuwen en even verder sleuren er nog een stuk of zes met een poot rond. Die ach terste zijn jonge welpen, die dadelijk door ce ouden teruggejaagd zijn. toen de eerste auto aankwam! Op het oogenblik. dat onze wagen stopt, schiet een groote leeuwin overeind, spert den bebloeden bek grommend open en grauwt tegen den wagen. Ze staat daar. de beide voorpooten op de prooi, als toonbeeld van woede, klaar om haar bezit tegen iedereen te verdedigen! Geen van ons durft een vin te ver roeren. Geen sluiter werkt. Wij zitten als beel den en dat schijnt te helpen. De spanning ver dwijnt uit de geweldige voorpooten. Langzaam laat ze zich weer zakken, maar blijft ons nog aankijken over het doode lichaam heen. Pas als ze. eerst aarzelend, de tanden weer in het vleesch zet. herademen wij en hoor ik de eerste sluiter overgaan. De draaiende handbe weging bij filmwisselen doet den kop met de felle oogen weer omhoogveeren, maar dan her vat de heele familie zóó rustig het feestmaal alsof er geen auto in de buurt was. En nog een open auto. twee zelfs, met zes smakelijk uitziende menschen erin! Ik zet den motor stop. Even later staat een groote manenleeuw, blijkbaar verzadigd, op. en twee welpen volgen. De leeuwin, die ons even bedreigde, komt lang zaam. wat aarzelend, overeind, vat met haar machtige kaken het half uitgevreten dier bij één poot en begint er aan te trekken. Alsof ze de bedoeling begrepen, trekken een paar wel pen en straks een tweede leeuwin mee, terwijl de anderen grommen over de prooi, die hen voor den neus weggehaald wordt. En zoo ver huist het heele gezelschap naar de schaduw van een boschje. waar ze nog een half uur lang rustig zitten te knagen. Ondertusschen heb ik door mijn kijker ook de tweede prooi ontdekt. Daar eet nog een leeuwin met twee welpen, an dere loopen verzadigd rond of likken hun baard af. Het festijn lijkt daar ten einde te loopen. De jakhalzen weten dat en komen van alle kanten aandraven. Maar geen va.n hen komt dichter bij dan een meter of tien. Even verduistert de zon. als een groote gier over ons heen zweeft en nog een en weer een. Ze strij ken neer buiten den kring der jakhalzen om Leeuwen bij prooi in den Kruger Wildtuin. Ankara. Een Turksehe roman, door Yakup Kadri, A'dam. Wereldbibliotheek. In onze lectuur blijft het „Welkom, vreem deling" gelukkig nog gelden en men dankt er vaak een interessante nieuwe kennismaking aan. Dat is wel hiér het geval met dit boek van Yakup Kadri, die volgens de kenners der Turksehe letterkunde, die ook in ons land ge vonden worden, tot de belangrijkste figuren der jongere generatie onder de intellectueele Turken "behoort. Het verschijnen van zulk een figuur in een milieu waarin men, nog niet zoo heel lang geleden, geen litteraire productie van eenige beteekenis zou zijn gaan zoeken, wijst er al op dat, vooral na het. einde van den wereld oorlog. in de jonge republiek met een won derlijke snelheid nieuwe geestesstroomingen zich hebben baan gebroken, eerst in West- Europeesche beddingen zich een weg zoekend en langzamerhand een eigen karakter, een eigen uiterlijk verwervend. Het boek van Yakup Kadri geeft een levendige voorstelling van die staatkundige maar vooral ook geeste lijke emancipatie van een jong, enthousiast volk, dat geloof heeft in een toekomst. Bij die voorstelling worden de aan iedere omwente ling noodzakelijk verbonden pijnen en tegen slagen niet verzwegen en zelfs met een ge zonden humor belicht. Naar de nieuwe hoofdstad van het jong- Turksche bewind, Ankara, noemde Kadri zijn roman, en aan het ieven van een jonge vrouw, Selma Hanim, knoopte hij de verschillende tafreelen vast, waaruit zijn panorama van den geestelijken groei van een herboren volk bestaat. Dat is een boeiend procédé, dat ruim te laat voor allerhand maatschappelijke tee- kening, tot vermakelijke caricaturen soms verwerkt maar in den grond toch steeds in juichtoon om het reeds bereikte volgehouden. Het is een boek vol inzichten en vergezichten op de begeerten en mogelijkheden eener ont waakte massa. Het individueele en men ziet hieruit hoezeer Kadri een kind van zijn tijd is treedt op den achtergrond, wordt al thans van minder belang geacht. De psycho logische roman, het ontleden en bepeinzen der motieven die voerden tot een reeks han delingen in het liefdeleven van den afzonder lijken mensch, is niet het werk van Yakup Kadri; de handelingen zijner heldin Selma Hanim een sympathieke figuur overigens registreert hij eenvoudig als voldongen feiten, aan het ontstaan waarvan alle sen timentaliteit vreemd is. Al vindt de lezer hier niet de afstootende zakelijkheid van sommige Amerikaansche romans, hij zal niet onopge merkt laten hoezeer ook uit dezen hoek de wind waait, die de oude romantiek van de vlakte blaast. In de letterkunde der opkomen de gemeenschappen zal dat nog wel gerui- men tijd waargenomen kunnen worden. Tot ook die geestesgesteldheid weer haar tijd ge had heeft en in haar tegengestelde omslaat. De romantiek behoort tot die natuurlijke za ken, die, op de vlucht gejaagd, na verloop van tijd op een drafje terug komen. Selma Hanim is in de vijftien jaren, waar binnen de groei van Ankara en de jong- Turksche republiek aan ons wordt vertoond, drie maal gehuwd. En daar elk dier huwelij ken samenvalt met een bepaalde phase in de ontwikkeling der gemeenschap, kreeg de schrijver gelegenheid op hoogst onderhou dende wijze leven en inzicht dier perioden voor te stellen, in telkens wisselende milieu, schildering, steeds met geestig oog bekeken en met enthousiasme beschreven. Al maken de dialogen vaak den indruk slechts om de waarde van het „betoog" geschreven te zijn, ze zijn nergens vermoeiend of vervelend. In tegendeel, er spreekt een frissche geest uit de gedachten, door Kadri in de gesprekken ingevlochten. Selma's eerste man is ambtenaar in het pas tot hoofdstad geproclameerde Ankara. Zij ko men als jonge menschen uit de oude hoofd' stad Istamboel, beiden uit goede familie. Ankara is dan nog een vuil nest vol onge dierte en alleen hun jeugd en het plezier om het nieuwe maken het leven voor Selma dra gelijk. Langzamerhand verbetert hun woon gelegenheid, zij krijgen relaties met andere families die buiten de stad wonen, waar het zindelijk is en rein, en het leven minder som ber, dan in de vervallen, oude buurt waar zij hun intrek hebben moeten nemen. Selma is wel veel alleen, daar de echtge noot den ganscnen dag aan zijn bureau ge bonden :s. Bij de vrienden buiten de stad waar zij beiden de feestdagen doorbrengen is er nog al vertier. Daar komt onder anderen een officier die tegen de Grieken heeft mee gevochten en die brengt vroolijkheid en le venslust mee. Hij leert Selma paardrijden, wekt haar op mede te werken aan de groote zaak door in plaats van thuis te zitten, in de lazaretten aan het front als verpleegster te arbeiden, en ais Kadri 'n nieuw deel van zijn roman begint is Selma van haar man geschei den en met Hakki Bey, den dapperen militair. Een auto, die bezig is een voor hem rijdende auto in te halen mag niet worden voorbij gereden: bij 't inhalen dus géén 3 (rijden de) auto's naast elkaar, dac is verboden getrouwd. Die scheiding is heel gemoedelijk en vriendschappelijk in haar werk gegaan zoodat daar ook verder niet over gepraat be hoeft te worden. Als dat nieuwe deel begint, is het tweede huwelijk alweer eenige jaren oud en onze krijgsman heeft intusschen kans gezien een vermogend man te worden. Ze wonen thans in een weelderig ingericht huis; dure kleeren, avondpartijen en uitgangen zijn aan de orde van den dag en het leven bestaat dan voor Selma uit niet veel anders dan aan het opge blazen bestaan van den echtgenoot, die van moedig krijgsman tot verwaten parvenu ver zakt is, nog meer relief te verleenen. Zij moet schitteren in den kring der andere parvenu's, ze is weeldepop geworden en als vrouw en echtgenoote is zij voor Hakki Bey niet veel meer dan een bijkomstigheid. Dat leventje in het gemoderniseerde Ankara is door Kadri met veel geest beschreven en wij zien een West-Europeesch O. W.'ers-maatschappijtje recht voor ons met al de droeve belachelijk heid daarvan, nog wat aangevuld door de dwaasheid der Turksehe imitatie. Selma's tweede huwelijk is haar een wree- de ontnuchtering; in haar leeft nog steeds het idealisme waarmee ze de komst van een betere en bevredigender gemeenschap meen de te zien aankomen, toen ze de zijde van den actieven militair koos en den eersten echtge noot, die misschien te passief-beschouwend was. voor den dapperen krijgsman verliet. Doch deze laatste heeft zijn activiteit in gansch onverwachte banen geleid, flirt en scharrelt met dames van een Europeesche legatie onder Selma's oogen, en laat ook haar volkomen vrij in doen en laten. De lezer gevoelt reeds dat de deur open staat, waardoor een nieuw deel van Kadri's roman kan binnenkomer.. Dit nieuwe deel wordt gedragen door een jongen man al thans nog een vijftal jaren jonger dan Selma die zonder de bezwaren van een plots ver worven weelde idealist is kunnen blijven en nochtans op de avondfeesten van Selma en haar gemaal een gaarne geziene gast was. Het is vooral in de gesprekken tusschen Sel ma en hem dat de schrijver zijn eigen idea lisme en verwachtingen voor zijn volk iucht geeft. Het is geen wonder dat Selma zich tot den dichterlijken verheeriijker van den nieu wen staat van zaken aangetrokken gevoelt, na de teleurstelling die haar militair haar be reid heeft. Aanvankelijk bemoedert zij den jongen schrijver in lichte mate. maar als wij het slothoofdstuk van Ankara gaan begin nen is ook Selma's tweede huwelijk ontbon den en een nieuw verbond gesloten. De ro man eindigt met het tezamen ouder worden van Selma een Nesjet Sabit, het samen op gaan in de idealen en den arbeid voor een nieuwe samenleving, waarin heel geestig nog even de oude Adam om den hoek komt kijken in den vorm eener ongemotiveerde jalousie op een jonge actrice van het Staats theater. die in liet stuk van den dichter de hoofdrol speelde. Yakup Kandri is een artist: hij bewijst het door in de zakelijkste der sa menlevingen aan de heerlijke onzakelijk heid nog een kans te laten. J. H. DE BOIS. KOOPT UW STOFZUIGER in een SPECIAALZAAK. Keuzo uit 45 ver schillende merken. DE STOFZUIGER CENTRALE H A G E M A N GED. O. GRACHT 52 - HAARLEM - Tel. 12762 (Adv. Ingez. Med.) hun beurt af te wachten. Ik tel eens even. Niet minder dan acht en twintig leeuwen hebben zich te goed gedaan, zeg maar gerust zat ge geten aan de twee cadavers. Nu zijn reeds een dertigtal jakhalzen bijeen en zoowat evenveel gieren en daar komen er nog elk oogenblik bij. Daar staat de laatste leeuw op van de verst van ons af liggende prooi, keert ze den rug toe en wandelt weg. zonder nog om te zien. Meteen stormen de jakhalzen vooruit en bedekken het doode dier als een wriemelende massa, een kluwen, waaruit telkens een paar vechtenden te voorschijn rollen en jankend en huilend el kaar een stuk vleesch afhandig probeeren te maken. Een enkele gier waagt een paar stap pen voomit. maar wordt meteen door de jak halzen weggesnauwd. Maar merkwaardig gauw is de wriemelende hoop verzadigd. De een na de ander wandelt weg. soms nog een lekker brokje meenemend, naar een kalm hoekje. En pas als de laatste jakhals zich verwijderd heeft, komen de gieren vleugelklappend aan huppelen. Dat maakt een nog veel wilder en hatelijker indruk, dat uitschieten van die feil© lange koppen op de naakte halzen, die roze en rood gekleurd worden van het bloed. Het krij- schen. het ruischen der groote vleugels, het is een prachtig beeld van woestheid en vraat- lust. De gieren zijn niet zoo gauw klaar ook; Waarschijnlijk is er voor hen niet veel anders dan pees en huid overgebleven. Als wij 's middags nog eens langs rijden, liggen er alleen nog maar een paar bebloede beenderen, ten teeken dat de koning der dieren weer eens aan vele zijner onderdanen een overvloedigen maaltijd heeft verschaft. En wij gaan naar het kamp terug. De rest interesseert ons haast niet meer. Eerst moeten we dat geweldige tafe reel nog eens in gedachten doorleven, dan zullen wij wel weer eens verder zien naar ander makker en tammer gedierte. Den volgenden morgen zijn we er weer vroeg op uit. maar we zouden heel wat anderes zien. In het kamp had men ons al gewaarschuwd, dat er vandaag waarschijnlijk geen leeuw te zien zou zijn, daar er na dit groote feestmaal geen „kil!" te verwachten was. Een leeuw eet gewoonlijk, als hij de kans krijgt, zoo'n 100 a 150 pond vleesch. Vijf dagen later zult ge nog groote brokken met huid en haar onverteerd in zijn maag vinden zooals betrouwbare leeuwenjagers ons vertellen. Die achtentwin tig leeuwen van gisteren hadden zich ook nooit zat kunnen eten aan die paar gnoe's, maar als een leeuw een prooi geslagen heeft, neemt hij voor zichzelf en zijn wijfjes de beste kluifjes en noodt verder ieder, die in de buurt is, tot het festijn. Wat bloed lekken en een lekker hapje ingewand lust elke leeuw altijd, zooals wij een Haagsch hopje of een kwattareep, maar een werkelijk overvloedig maal heeft een leeuw maar eens in de week of in de tien dagen noodig. Wij rijden dus uit zonder veel verwachting. En toch, wat wij dien twe '.on ochtend gezien hebben, gaat haast nog boven het woeste feestmaal, waar ik u van vertelde. Wij- hadden wat koedoe's gefotografeerd. Langzaam voortrijdende op de zonovergoten helling van een breed dal, zie ik aan den over kant in de verte een gele vlek op de blonde helling. De kijker toont mij een prachtigen manenleeuw, met langen zwarten kraag! Hij loopt rustig langs de helling, zoo krachtig en toch zoo gracieus, als alleen een groot roof dier dat kan. Even vóór hem loopt een tweede, kijkt eens hier. ruikt eens daar zoo rustig als het maar kan. Prachtig die majestueuze die ren in de mooie vrije natuur! Weer glijdt mijn kijker langs de helling. Daar is waarempel de heele familie. Twee groote leeuwinnen en acht welpen van verschillende grootte. De kleintjes spelen, de moeders zien toe en pas als de pater familias ook op de speelplaats is aangekomen, trekken ze samen een eindje verder en verdwijnen in een boschje. Voor den langen slaap van den zonnigen Afrikaanschen winterdag. En wij weten, dat er nog leeuwen zijn in Afrika en dat ze de auto niet vreezen en den mensch dulden, zelfs in de nabijheid van hun prooi. En wie Afrika kent, zal u vertellen, dat een troepje kaffers, als zij een leeuw bij een pas gedoode prooi vinden, er met een brutaal gezicht op af gaan. met stokken gewapend den leeuw wegjagen en een stuk wildbraad uitsnijden, dat zij dan een paar honderd meter verder op een vuurtje gaan klaar maken Maar dat probeer ik zelf voorloopig toch maar liever niet. Ik vind het al mooi. dat ik de leeuwen- familie bij haar prooi heb mogen gadeslaan. (Nadruk verboden). AGENDA Heden: ZATERDAG 6 AUGUSTUS Gem. Concertgebouw: Chineesch tuinfeest met George Pickard en zijn band. 8.30 uur. Palace Familie Cinema: „De man die beslag legt" en „De Oesterprinses". 2 en 8 15 uur. Rembrandt Theater: ..Ali Baba komt naar Filmstad". 2.30. 7 cn 9.15 uur. Frans Hals Theater: „Drie handige meisjes" 2.30, 7 en 9.15 uur. Luxor Sound Theater: „De vliegende zot". 2.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne Theater: ,,'n Jongen van stavast" en „Schaduw van het Oosten". Gebouw H. K. B.: De film .Acht dagen we reldgeschiedenis". 2.30. 7 en 9.15 uur. Moviac Uurfilmtheater: Doorloopende voor stellingen van 2.30 tot 11.30 uur. Palestina Diorama's. Schotersingel 117a. Geopend eiken werkdag (behalve Vrijdags) an 35 en 79 uur Teyler Museum, Spaarne 16. Geopend op verkdagen van 11—3 uur, behalve 's Maan dags Toegang vrij. Zand voort: Behendigheidsproeven voor auto's op den Boulevard Favauge. Half twee. ZONDAG 7 AUGUSTUS Bioscoopvoorstellingen 's middags en des avonds. Heemstede: Concert door de R.K. Har monie ,Bt. Michaël" in Groenendaal, 35 uur. MAANDAG 8 AUGUSTUS Bioscoopvoorstellingen 's middags en des ivonds. ROOSTER VAN APOTHEKEN (Samengesteld door den Inspecteur der Volksgezondheid.) Voor de apotheken, die toestemming ge vraagd hebben, om 's avonds en 's nachts en Zondags te sluiten, Is door den Inspecteur der Volksgezondheid een slultingsrooster on gemaakt. Van Zaterdag 6 Aug. 's avonds 8 uur tot en met Vrijdag 12 Aug. zijn de volgende apotheken op Zondag, s avonds na acht uur en des nachts geopend H. J. M. Bartels, Firma c. G. Loomeyer en Zn., Barteljorisstraat 11. Tel. 10175 B W Ferguson. Park-Apotheek. Klever parkweg 13. Tel. 11793. Teyler Apotheek, w. C. Keizer. Teyler- plein 79. Telef. 17946

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 9