De bemanning van de „Parklaan" in het gelijk gesteld. De Rijksweg door de Betuwe. W, D Een merkwaardig natuurverschijnsel. Kunst in Haarlem en daarbuiten. WOENSDAG 10 AUGUSTUS 1938 HAAREEM'S DAGBUA'D 3 Raad van Scheepvaart beslist dat de monsterboekjes niet zullen worden ingehouden. De Raad voor de Scheepvaart heeft giste ren uitspraak gedaan inzake het verzoek tot inhouding van de monsterboekjes van tien schepelingen, gemonsterd op het s.s. „Park laan" wegens onrechtmatige beëindiging der arbeidsovereenkomst. De Raad is van oordeel, dat de om standigheden van dit geval zoo bij zonder zijn, dat, ook indien de con clusie moet worden aanvaard, dat for meel de schepelingen niet in het gelijk kunnen worden gesteld, de Raad nochtans geen termen aanwe zig acht om te voldoen aan het ver zoek der reederij om de monster boekjes van de betrokken schepelingen in te houden. In het onderhavige geval kan aan de reederij worden toegegeven, dat volgens de wet geen dringende reden tot verbreken der dienstbetrekking bestond. Toch meent de raad. dat hier voor inhou ding van het monsterboekje geen aanleiding bestaat, o.a. omdat de raad de verklaring door en namens de aangeklaagden afgelegd, aannemelijk acht, dat dé toestand in de Spaansche wateren na de eerste reis ernsti ger en gevaarlijker was geworden. Reeds de mededeeling van den kapitein, dat hij op de reis, waarop het schip door een bom is ge troffen, 37 luchtraids heeft medegemaakt, tegen een op de eerste reis, wijst in deze richting. Voorts hebben de schepelingen zeer ernstige pogingen aangewend om met den consul-generaal te Londen verbinding te Krijgen teneinde ontbondjen verklaring over eenkomstig art. 439 W. van K. te verkrijgen. Volgens een door den kapitein van de „Park laan" overgelegden brief, gaf de consul-gene raal als zijn meening te kennen, dat de men- schen de arbeidsovereenkomst mochten ver breken, indien het gevaar was toegenomen. Een beslissing werd dus niet gegeven. Inte gendeel werd, anders dan art. 439 W. van K. wil, de beslissing eigenlijk in handen gelegd van de schepelingen zeiven. Dat deze toen zelf hebben gehandeld, is begrijpelijk en dat zij door de aan den wal te Newport ontvan gen berichten beangst zijn geworden en ten slotte de tweede reis naar Spanje niet aan durfden, evenzeer. Dat tenslotte de nieuwe bemanning, welke uit Rotterdam naar Newport kwam, alvorens met het schip mede te gaan, voorwaarden heeft kunnen bedingen, welke nog voordee- liger waren dan die voorkomende in de met de aangeklaagden getroffen overeenkomst, geeft te denken. Het is van algemeene be kendheid en het ligt in de aard der zaak, dat er hier voor grof geld veel wordt gewaagd. Onder deze zoo abnormale omstandigheden kan de raad er geen onrecht in zien. wan neer een reederij meer risico voor het deser- teeren van de bemanning loopt, dan zij, vol gens de wet, in normale omstandigheden be hoeft te loopen. In verband met dit alles wijst de raad het verzoek der reederij tot inhouding van de monsterboekjes van de tien hiervoren ge noemde schepelingen van de hand. Tremmers waren een glaasje bier gaan drinken. Toen ze weer op de kade kwamen was hun schip verdwenen. De Raad voor de Scheepvaart behandelde gisteren het verzoek tot inhouding van de monsterboekjes van twee tremmers van het stoomschip „Groenlo" van de Stoomvaart Mij. „Noordzee", Gehoord werden een der tremmers en de ge zagvoerder van de „Groenlo" als vertegen woordiger van de reederij. De tweede tremmer was niet verschenen. Op 20 Mei j.l. zou ge noemd schip uit Rotterdam naar Spanje vertrekken en den opvarenden was bevolen om 8 uur v.m. aan boord te zijn. De gehoorde tremmer was den vorigen avond naar zijn familie in Amsterdam ver trokken en arriveerde op den bewusten ochtend om ongeveer half tien in Rotterdam. Inplaats van echter naar zijn schip te gaan was hij een glaasje bier gaan drinken. Toen eenmaal éen schaap over den dam was volgden er meer en zoodoende was de tremmer aan het einde van den middag naar de kade gegaan om daar te ontdekken dat zijn schip reeds was vertrok ken. Ook de andere tremmer had zich aan drankmisbruik schuldig gemaakt, maar was wel bij het schip geweest, waar hij echter aan den gezagvoerder verklaarde de reis niet me de te willen maken. De inspecteur-generaal achtte verbreking van het arbeidscontract bewezen en verzocht dus inhouding van de monsterboekjes. NEDERLANDSCHE ROODE KRUIS. Op Donderdag 11 Augustus a.s. zal door de leden der transportcolonne en afdeeling help sters een oefening worden gehouden nabij kanaal B. Samenkomst aldaar des avonds 8 Ambtenaar diende frauduleuze reisdeclaraties in. Op Zaterdag 6 Augustus, aldus schrijft de K. N. A. C. ons, werd wederom een zeer kort, doch belangrijk wegvak geopend van den Rijksweg no. 15, de weg door de Betuwe. Het betreft het weg vakje tusschen de Rijkswegen no. 15 en 27, bestaande uit een brug over de Linge met wederzijdsche toegangswegen. Reeds op 25 Mei 1.1. werd het gedeelte tus schen den Spijkschen dijk en den Rijksweg VianenZaltbommel voor het verkeer ge opend. Voorloopig moest het verkeer, om op dezen weg te komen, van Gorinchem uit den Spijkschen dijk volgen, welke, als polderweg uitgevoerd, uiteraard tegen dit verkeer niet bestand was en dan ook in zeer slechten toe stand verkeerde. Door het in gebruik nemen van het thans gereedgekomen verbindings stuk tusschen de Rijkswegen 15 en 27 is een betere aansluiting op Gorinchem en de streek ten Westen daarvan verkregen. Thans zal de Spijksche dijk geheel worden hersteld en van een klinkerwegdek voorzien. Met het oog hierop zullen tot 8 October a.s. ook de wiel rijders en het langzame verkeer van het nieu we wegvakje gebruik mogen maken. Daarna wordt het voor deze categorieën gesloten evenals het reeds eerder geopende gedeelte van Rijksweg 15. In het eind van 1939 hoopt men den Rijks weg 15 van Rotterdam af tot nabij Gorin chem gereed te hebben, inclusief de brug over de Noord bij Hendrik Ido Ambacht. Slechts het laatste gedeelte nabij Gorinchem zal later gereed komen in verband met de kruising met het nog aan te leggen nieuwe gedeelte van den Rijksweg 27, welke later ten westen van Gorinchem naar een aldaar te bouwen brug over de Waal zal loopen. Inmiddels verwacht men reeds in Januari 1939 Rijksweg 15 naar het Oosten toe tot Me-» teren te kunnen openstellen, waardoor een betere aansluiting naar Geldermalsen en Tiel tot stand wordt gebracht. De steunregeling voor consumptie aardappelen. Vragen van den heer Van der Weyden. De heer Van der Weijden heeft de volgende vragen gesteld aan den minister van Econo mische Zaken: 1. Is de minister bereid, gezien de mededee ling in het verslag van de algemeene reken kamer over 1937 omtrent de steunregeling voor consumptieaardappelen, waaruit blijkt, dat de uitvoeringskosten van dezen maatregel circa 25% van het totaal steunbedrag beloo- pen, naar meer bevrediging schenkende maat regelen uit te zien? 2. Is de minister niet van meening. waar de heffing ook zeer groote bezwaren met zich brengt, dat een garantie van een toonenden minimumprijs voor de aardappelbouwers, waarbij de kosten voor den inkoop van een eventueel teveel ten laste van de algemeene middelen van het landbouwcrisisfonds ge bracht zouden worden evenals dit in hoofd zaak geschiedt bij de groente en het fruit, beter tot het gesteld doel zou leiden dan de bestaande regeling, die volgens het in vraag 1 genoemde verslag ongeloofelijk veel arbeid en geld kost en waarvan toch nog problema tiek is of zij een eenigszins bevredigende uit komst geeft? 3. Is de minister bereid in dezen geest een oplossing te zoeken? EEN ZEDENMISDRIJF TE MIDDELBURG? De politie te Middelburg heeft Maandag aangehouden de 73-jarige smid Pdie al eerder wegens overtreding van artikel 251 bis wetboek van strafrecht is veroordeeld en die nu weder wordt verdacht van overtreding van dit artikel. Tevens werd in de loop van den dag in arrest gesteld de 42-jarige D. uit Vlissingen en de 38-jarige N. uit Oost en West Souburg, die zich hebben schuldig gemaakt aan het misdrijf bij artikel 297 van het wetboek van strafrecht. Het slachtoffer is in een zieken huis opgenomen en verkeert in een toestand, die niet van gevaar ontbloot is. De aangehoudenen zijn alle drie naar het Huis van Bewaring te Middelburg overge bracht (A. N. P.) RUKSWEG 15 fj besteden gaarne zoo groot mogelijken zorg aan de annonces. Het spreekt echter vanzelf dat dit In het gedrang moet komen, als plaatsingsopdrachten ons op het laatste oogenblik bereiken. aarom, In het belang van de adverteerders zelf, verzoeken wi] vriendelijk doch dringend plaat singsorders tijdig in te zenden. Dat wil zeggen: voor Zaterdag uiterlijk 9 uur In den ochtend, op andere dagen uiterlijk 10 uur in ons bezit. Dan kan het nog net met zorg ge beuren, maar beter is natuurlijk, ze nog aanmerkelijk vroeger te zenden. Kappers vragen onmiddellijke invoering van de Vestigingswet- Kleinbedrijf. Verzoek aan den Minister van Economische Zaken. Gisteren werd te Amsterdam het congres van den Nederlandschen Kappersbond gehou den. Na behandeling van eenige huishoudelijke aangelegenheid hield in de middagzitting de Bondssecretaris J. Cornax een inleiding over de „Toestanden in het Kappersbedrijf en de Vestigingswet". Onderstaande motie werd met algemeene stemmen onder geestdriftig applaus aangeno men. De Algemeene Vergadering van den Neder landschen Kappersbond, gehouden op 8 Augustus te Amsterdam, waar afgevaardigden aanwezig waren van 69 Bondsafdeelingen, gehoord de inleiding over de toestanden in en de toekomst van het kappersbedrijf. van oordeel dat de abnormale groei van het aantal kapperszaken in Nederland moet leiden tot zeer funeste gevolgen, van meening, dat onverwijlde invoering van de Vestigingswet-kleinbedrijf voor het kappersbedrijf noodzakelijk is. dringt er bij Zijn Excellentie van Econo mische Zaken met den meesten klem op aan de Vestigingswet, overeenkomstig het door de ondernemers-organisaties op 7 December 1937 ingediende verzoek, op het Kappersbedrijf zoo spoedig mogelijk van toepassing te verkla- De neergeschoten inbreker te Rotterdam overleden. De 29-jarige J. van der Wal 'die Zondag nacht bij een poging tot inbraak in een fiet- senhandel aan de Van der Meydenstraat op heeterdaad werd betrapt en later, bij zijn achtervolging, een pistoolschot in de linker zijde van de borst kreeg, toen hij zich met een hamer tegen de politie keerde, is aan zijn verwondingen overleden. SCHILDERKUNST „Waarom geen vervolging?" vraagt het Tweede Kamerlid Van der Weyden. Het Tweede Kamerlid, de heer Van der Weij den heeft tot den minister van Justitie de vol gende vragen gericht: 1. Heeft de minister kennis genomen van de in paragraaf 7 van het verslag van de Alge meene Rekenkamer over 1937 gedane mede deeling omtrent frauduleuze reisdeclaraties, door een ambtenaar ingediend wegens reizen in 's Rijks dienst? Is de minister niet van meening, dat het ge- wenscht is te voorkomen, dat de indruk wordt gewekt, dat het opmaken van een onjuiste reisdeclaratie gemakkelijk kan worden onder nomen omdat bij ontdekking genoegen wordt genomen met terugbetaling van het te veel genotene en met de belofte, dat men zich niet aan herhaling zal schuldig maken? 3. Is de minister bereid toe te zeggen, dat hij het treffen van maatregelen zal bevorde ren, welke er toe leiden, dat in den vervolge elk geval van valschheid in reisdeclaraties in handen van de justitie zal worden gesteld ter beoordeeling van de vraag, of aanleiding voor een strafvervolging aanwezig is? Nog e«en bezoek aan de „Honderd jaar Fransche Kunst". Het is niet onwaarschijnlijk dat voor den niet getrainden kunstkijker de laatste groote zaal met de Cézannes de grootste moeilijk heden oplevert. Als hij tenminste, uit puren eerbied voor den groot geworden naam, niet enkel maar ja-knikt, zonder er verder iets bij te ondergaan. We willen daarom die zaal vooi' een laatste stukje bewaren en nu nog even de andere zalen vluchtig doorloopen. Courbet en Delacroix hebben een zaal ge meenschappelijk en leenen zich aldus gemak kelijk tot vergelijking. Ze hebben beiden een portret van hun kunstbeschermer Alfred Bruyas uit Montpellier geschilderd, ook onge veer in eenzelfden tijd - omstreeks 1854 - en dat geeft den beschouwer een aardige gele genheid de romantiek van Delacroix met de meer realistische visie van Courbet te verge lijken. De gelijkenis moet door beiden uitste kend getroffen zijn, doch twee verschillende temperamenten onderscheidt men hier ge makkelijk bij de beide schilders. Ik zou voor den wand met de Delacroix wel in het bijzon der op dat mooie schilderij uit de verzame ling Alphonse Kann opmerkzaam willen maken, dat een voorstelling geeft van den H. Sebastiaan, die door de H. Vrouwen ver pleegd wordt. Dat is mijns inziens het vol ledigste gave kunstwerk van Delacroix dat hier naast Bruyas' portret getoond wordt. Het wint het voor mijn gevoel nog van den Al- gerijnschen Harem, waarvan Baudelaire zegt het „le plus coquet et le plus fleuri" van De lacroix te vinden. Mooie qualiteiten heeft ook de Odaliske (eigendom Percy Turner in Lon den) terwijl de andere werken, meer of min der schetsmatig en losgelaten, wel den klauw van den leeuw toonen, doch niet de grootheid van den schilder voluit doen kennen. Met-Courbet is dat ongeveer in evenredige mate het geval. Ik meen in een vorig stukje al gezegd te hebben dat onze Courbet's uit Rijksmuseum (Van Lijnden legaat) en Stede lijk Museum (vroeger Van Eeghen Collectie) hier een prachtig figuur slaan. Werkelijk twee mooi doorwerkte, rijpe kunstwerken in de volle kracht van den soms boersch-ster- ken realist. Als figuurschilder is Courbet in het „Liggend naakt", uit Boedapest ingezon den. misschien het best vertegenwoordigd al heeft ook de „Slapende blonde vrouw", eigen dom van den schilder Henri Matisse, zeer fijne qualiteiten, die nog meer zouden spreken als de schilderij eens werd schoongemaakt. De groote schilderij met het meisje dat voor een enorme bloemenmassa staat en dat door Courbet-minnaars zeer bewonderd wordt, lijdt mijns inziens door een niet opge loste samenvoeging van stilleven en figuur schildering. waardoor het een disharmonieuse tweeledigheid werd. Van veel wat Courbet tijdens zijn verbanning in Zwitserland schil derde is schrijver dezes geen vurig bewo'n- deraar. Het zou in deze expositie desnoods door het Winterlandschap in de Jura (uit de collecte Lanzi verklaard kunnen worden. Een verrukkelijk zaaltje is dat waar Dau- mier en Corot als hoofdbewoners en over buren fungeeren. Het kan thans nog slechts verwondering wekken hoe men Daumier zoo lang als schilder heeft kunnen verwaarloozen en hem alleen als teekenend caricaturist ge prezen heeft. Zijn grillige omtrekslijnen kun nen daar schuld aan hebben gehad, men kan hem deswegen niet serieus genomen heb ben, doch hoe kan men zoo lang zijn prach tige peinture, zijn diepe kleur, overal vol en rijp, over het hoofd gezien hebben? Tenslotte heeft het werk gezegevierd en is het onder het beste van alle tijden gerangschikt. Dau mier is hier zeer goed vertegenwoordigd, niet alleen door de Don Quichitte en Sancho, die uit New York kwam, maar ook door een prachtig stel kleine doekjes met Rookers. Lezers, Voorlezers en Kunstliefhebbers (vooral uit laatste, uit de beroemde verzameling ca- mondo, thans in Amerikaansch bezit). En de „bon père Corot", hoe verrassend is hij hier met een aantal figuurschilderijtjes terwijl hij den meesten liefhebbers slechts door zijn teere en licht wazige landschappen ver trouwd is! Zoo zijn er hier ook en zeer ge slaagde. maar dat type kent men hier wel doch een doek als de Songerie de Mariette, die dame in blauwe jurk met de roode band jes, is hier een overrompeling door zijn fijn- gedistingeerde kracht. En men beschouwe vooral eens die prach tige, heel-even schetsmatige schildering van de vrouw in het roze, (eigendom varr Paux Jamot in Parijs) of het even mooie en ook completer werkje met de Moeder en Kind, waarin zulk nobel contact bereikt is tus schen de groene mouwen en de bruine rok van het vrouwtje. Er zou over veel dezer kunst werken een afzonderlijk boompje te planten zijn. doch we moeten in dit bestek ons be perken en op nog een paar groepen de aan dacht vestigen. Over Manet en Renoir spraken we reeds. Vooral naast den eerste lijkt mij een figuur als Claude Monet niet van gelijken rang. Toch kan men hier aan het werk van Claude Monet, dat met zeer goede specimens ver tegenwoordigd is, het zeer eigenlijke, het bij zondere van wat men het impressionisme ge noemd heeft leeren begrijpen. In de ,3ooten bij Argenteuil" (nr. 176) is het impressionis me als het ware gedemonstreerd. Claude Monet is een charmeur, een intelligente schilder bovendien en het impressionisme vond in Sisley, Pissarro en nog wel anderen die hier niet vertegenwoordigd zijn (als Lepine, Maufra etc.) een even vlotten aan hang. doch vermoedelijk zullen figuren als Manet, Daumier, Cézanne en Gauguin, die feitelijk niet tot de impressionisten behooren, al zijn het tijdgenooten, meer kans hebben klassiek te blijven in de wereldhistorie der kunsten. Afzonderlijk staat ook Edgar Degas. Later zich specialiseerend in de onverbeterlijke uit beelding van de menschfiguur in zijn reeksen balletjuffers en danseressen is hij in den aan vang een uitvoerig en harmonieus componist van schilderijen die een innerlijke verwant schap met de figuren van Corot vertoonen. Men zie daarvoor eens het eenvouaig-schoone damesportret dat hij van de latere Madame Fantin Latour maakte. Uitvoerig documen- teerend is hij ook waar hij renpaarden in Longchamps afbeeldt. Men heeft hem vaak den besten paardenschilder van zijn tijd ge noemd, hetgeen waar mag zijn en dan toch niet wegneemt dat een Manct een soortgelijk onderwerp nog veel hartstochtelijker schil dert (hier eveneens te zien). Maar dat Degas een eerste klas artist was. bewijst wel het doek dat wij bij dit stukje afbeelden, en dat door hem geschilderd werd toen hij bij zijn broers in Nieuw Orléans op bezoek was. in 1893, en hen in hun dagelijk- sche omgeving, een katoenmakelaarskantoor in die stad, voorstelt. In compositie, in actie uitbeelding en in kleur, is dit een zeer bij zonder werk van den schilder, dat wij boven sommige zijner zoo gezochte danseuses zouden willen stellen. Over Cézanne dan in een slotartikelt-je. J. H. DE BOIS. E. Degas Een kantoor in Nieuw Orleans. Regens van vallende sterren. Men schrijft ons: Tot de merkwaardigste hemelverschijnselen, die reeds in de oudheid de aandacht der men- schen hebben getrokken en hun vaak, ten onrechte, grsote vrees hebben ingeboezemd, behooren de z.g. vallende of verschietende sterren. De opvatting was nJ., dat deze vallen de sterren slechts onheilsvoorboden waren, en gevolgd zouden worden door oorlog of na tuurrampen. Dit behoeft ons niet te verwon deren, immers in vroeger tijd beschouwde men alle hemelverschijnselen, als zon- en maans verduistering, als voorteekenen van naderend onheil Wat zijn vallende sterren? Wat zijn nu eigenlijk deze vallende sterren, die ook nu weer omstreeks midden Augustus, precieser gezegd van 9 tot 14 Augustus, als lichtende strepen aan den hemel, eenigszins overeenkomende met vuurwerk, zijn waar te nemen? Het zijn geen sterren die, zooals de naam zou doen vermoeden, op een of andere mysterieuze wijze van het uitspansel zijn los geraakt, maar vaste deeltjes uit den staart van een komeet, die binnen de luchtlagen, welke de aarde omringen, zijn geraakt. Het gebeurt n 1. veelvuldig dat kometen of dwaalsterren, zooals deze hemellichamen van meestal slechts geringe grootte genoemd worden, met haar minder dichte deel, staart genoemd, in tegenstelling tot den kop, die uit een compactere massa bestaat, binnen de aardatmosfeer terecht komen. De kleine deel tjes van de komeet, die dan onder invloed van de zwaartekracht naar de aarde toegetrokken worden, dus vallen, krijgen tijdens dezen val, door de geweldige snelheid die zij daarbij krij gen, een zeer hooge temperatuur. Tijdens hun val toch stuwen deze deeltjes de luchtlagen voor zich uit en de wrijving, die daarbij ont staat, geeft hun deze hooge temperatuur. De ze laatste kan zoo hoog worden, dat de deel tjes, die oorspronkelijk uit vaste stoffen be staan, sublimeeren, d.w.z. van vasten in gas- vormigen toestand overgaan. Dit kunnen wij dan op aarde waarnemen, als een vuurver- schijnsel, nJ. als een lichtende streep aan den hemel. Deze sterrenregens hebben een zekere pe riodiciteit, die veroorzaakt wordt doordat de kometen, waaraan zij hun ontstaan danken, een vasten omloopstijd hebben. Men kwam er het eerst toe. verband te zoeken tusschen de kometen en de vallende sterren, door een ver schijnsel, dat men bij de komeet van Biela had waargenomen. Deze komeet, waarvan men den omloopstijd bepaald had en die on geveer 6 a 7 jaar bedraagt, werd in 1845, zoo als men trouwens berekend had, opnieuw waargenomen, nadat hij ook al o.a. in 1839 van de aarde af zichtbaar was geweest. In 1845 brak de komeet door een onverklaarbare oorzaak in tweeën, de beide deelen verwijder den zich aanvankelijk van elkaar, om zich la ter echter weer met elkaar te vereenigen. Het zelfde verschijnsel kon men, den volgenden keer dat de komeet weer zichtbaar was, ook waarnemen, n.l. in 1852. Kometen die verdwijnen. In 1872 echter verscheen de komeet van Biela niet op het tijdstip waarop hij volgens berekening had moeten verschijnen: op 27 November De komeet werd toen niet van de aarde af zichtbaar en is daarna ook nooit meer waargenomen. Een geweldige sterren regen deed vermoeden, dat de komeet in tal rijke kleinere stukken en stukjes was uiteen gevallen, die elk op hun beurt de aarde na derden en die, eenmaal binnen de aantrek kingskracht van de aarde gekomen zijnde, er met groote snelheid naar toe vielen, met het gevolg dat zij, na eenigen tijd als lichtende strepen aan het firmament te zijn zichtbaar geweest, geheel verteerd werden. Aldus ont stonden de groote aantallen vallende sterren, die in 1872 werden waargenomen. Ook later heeft men kunnen waarnemen, dat sterrenregens verschenen op tijdstippen dat kometen hadden moeten verschijnen. Men heeft uit al dergelijke verschijnselen de con clusie getrokken, dat de vallende of verschie tende sterren hun oorsprong vinden in de ko meten en wel op de wijze zooals boven ge schetst is. Ook voor de theorieën omtrent den opbouw van het heelal zijn de kometen van de groot ste beteekenis geweest. Immers het was reeds lang een twistpunt voor de sterrenkundigen, uit welke elementen de andere hemellicha men in het heelal waren opgebouwd. Uit theo retische overwegingen was men tot de con clusie gekomen, dat slechts een bepaald aan tal elementen, die ook op aarde gevonden wor den. aan den opbouw van het heelal mede werkten. Een bewijs had men er echter niet voor. Het gebeurt nu echter wel een enkelen keer dat een betrekkelijk groot deel van een komeet of meteoor er in slaagt door de lucht lagen die de aarde omringen en die een hoog te van 180 k.m. bereiken, heen te dringen. Men heeft nu van deze meteoorsteenen. waar van een zeer groote in Siberië terecht is ge komen, de samenstelling onderzocht en daar bij gevonden, dat zij uit dezelfde elementen en chemische verbindingen bestaan als op aarde voorkomen. Het binnenste van deze me teoren bestond uit nikkel-ijzer, een stof waar van men reeds lang vermoedde, dat zij het inwendige van de aarde uitmaakte. Door dit onderzoek der meteoren heeft de theorie, die de eenheid van opbouw van het heelal be pleit, een grooten voorsprong gekregen boven de andere theorieën omtrent den opbouw van het heelal. Wanneer zijn vallende sterren zichtbaar? De vallende sterren zijn van negen tot veer tien Augustus zichtbaar in het sterrenbeeld Perseus, en heeten daarom de Perseïden. De sterrenregens in November worden waargeno men in het sterrenbeeld de Leeuw en worden daarom de Leoniden genoemd. Schiaparelli, de beroemde Italiaansche as tronoom, heeft de baan der Perseïden nauw keurig berekend. Daarbij bleek hem. evenals het volgens zijn berekening het geval is met de Leoniden. dat de banen der vallende ster ren samenvielen met de banen van eenige be kende kometen, hetgeen dus een steun is voor de theorie omtrent het ontstaan der vallende sterren. Schiaparelli, die op astronomisch gebied ook nog eenige andere belangrijke ontdekkingen op zijn naam heeft staan, zooals de bekende kanalen van Mars, heeft dus ook in het vraag stuk der vallende sterren een belangrijke bij drage geleverd tot de oplossing van dit merk waardige hemelverschijnsel

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 5