De bemanning van
de „Parklaan" in
het gelijk gesteld.
De Rijksweg door
de Betuwe.
W,
D
Een merkwaardig
natuurverschijnsel.
Kunst in Haarlem en
daarbuiten.
WOENSDAG 10 AUGUSTUS 1938
HAAREEM'S DAGBUA'D
3
Raad van Scheepvaart beslist
dat de monsterboekjes niet
zullen worden ingehouden.
De Raad voor de Scheepvaart heeft giste
ren uitspraak gedaan inzake het verzoek tot
inhouding van de monsterboekjes van tien
schepelingen, gemonsterd op het s.s. „Park
laan" wegens onrechtmatige beëindiging der
arbeidsovereenkomst.
De Raad is van oordeel, dat de om
standigheden van dit geval zoo bij
zonder zijn, dat, ook indien de con
clusie moet worden aanvaard, dat for
meel de schepelingen niet in het
gelijk kunnen worden gesteld, de
Raad nochtans geen termen aanwe
zig acht om te voldoen aan het ver
zoek der reederij om de monster
boekjes van de betrokken schepelingen
in te houden.
In het onderhavige geval kan aan de
reederij worden toegegeven, dat volgens de
wet geen dringende reden tot verbreken der
dienstbetrekking bestond.
Toch meent de raad. dat hier voor inhou
ding van het monsterboekje geen aanleiding
bestaat, o.a. omdat de raad de verklaring
door en namens de aangeklaagden afgelegd,
aannemelijk acht, dat dé toestand in de
Spaansche wateren na de eerste reis ernsti
ger en gevaarlijker was geworden. Reeds de
mededeeling van den kapitein, dat hij op de
reis, waarop het schip door een bom is ge
troffen, 37 luchtraids heeft medegemaakt,
tegen een op de eerste reis, wijst in deze
richting. Voorts hebben de schepelingen zeer
ernstige pogingen aangewend om met den
consul-generaal te Londen verbinding te
Krijgen teneinde ontbondjen verklaring over
eenkomstig art. 439 W. van K. te verkrijgen.
Volgens een door den kapitein van de „Park
laan" overgelegden brief, gaf de consul-gene
raal als zijn meening te kennen, dat de men-
schen de arbeidsovereenkomst mochten ver
breken, indien het gevaar was toegenomen.
Een beslissing werd dus niet gegeven. Inte
gendeel werd, anders dan art. 439 W. van K.
wil, de beslissing eigenlijk in handen gelegd
van de schepelingen zeiven. Dat deze toen
zelf hebben gehandeld, is begrijpelijk en dat
zij door de aan den wal te Newport ontvan
gen berichten beangst zijn geworden en ten
slotte de tweede reis naar Spanje niet aan
durfden, evenzeer.
Dat tenslotte de nieuwe bemanning, welke
uit Rotterdam naar Newport kwam, alvorens
met het schip mede te gaan, voorwaarden
heeft kunnen bedingen, welke nog voordee-
liger waren dan die voorkomende in de met
de aangeklaagden getroffen overeenkomst,
geeft te denken. Het is van algemeene be
kendheid en het ligt in de aard der zaak, dat
er hier voor grof geld veel wordt gewaagd.
Onder deze zoo abnormale omstandigheden
kan de raad er geen onrecht in zien. wan
neer een reederij meer risico voor het deser-
teeren van de bemanning loopt, dan zij, vol
gens de wet, in normale omstandigheden be
hoeft te loopen.
In verband met dit alles wijst de raad het
verzoek der reederij tot inhouding van de
monsterboekjes van de tien hiervoren ge
noemde schepelingen van de hand.
Tremmers waren een glaasje bier
gaan drinken.
Toen ze weer op de kade kwamen was hun
schip verdwenen.
De Raad voor de Scheepvaart behandelde
gisteren het verzoek tot inhouding van de
monsterboekjes van twee tremmers van het
stoomschip „Groenlo" van de Stoomvaart Mij.
„Noordzee",
Gehoord werden een der tremmers en de ge
zagvoerder van de „Groenlo" als vertegen
woordiger van de reederij. De tweede tremmer
was niet verschenen. Op 20 Mei j.l. zou ge
noemd schip uit Rotterdam naar Spanje
vertrekken en den opvarenden was bevolen
om 8 uur v.m. aan boord te zijn.
De gehoorde tremmer was den vorigen
avond naar zijn familie in Amsterdam ver
trokken en arriveerde op den bewusten ochtend
om ongeveer half tien in Rotterdam. Inplaats
van echter naar zijn schip te gaan was hij een
glaasje bier gaan drinken. Toen eenmaal éen
schaap over den dam was volgden er meer en
zoodoende was de tremmer aan het einde
van den middag naar de kade gegaan om daar
te ontdekken dat zijn schip reeds was vertrok
ken. Ook de andere tremmer had zich aan
drankmisbruik schuldig gemaakt, maar was
wel bij het schip geweest, waar hij echter aan
den gezagvoerder verklaarde de reis niet me
de te willen maken.
De inspecteur-generaal achtte verbreking
van het arbeidscontract bewezen en verzocht
dus inhouding van de monsterboekjes.
NEDERLANDSCHE ROODE KRUIS.
Op Donderdag 11 Augustus a.s. zal door de
leden der transportcolonne en afdeeling help
sters een oefening worden gehouden nabij
kanaal B. Samenkomst aldaar des avonds 8
Ambtenaar diende frauduleuze
reisdeclaraties in.
Op Zaterdag 6 Augustus, aldus schrijft de
K. N. A. C. ons, werd wederom een zeer kort,
doch belangrijk wegvak geopend van den
Rijksweg no. 15, de weg door de Betuwe. Het
betreft het weg vakje tusschen de Rijkswegen
no. 15 en 27, bestaande uit een brug over de
Linge met wederzijdsche toegangswegen.
Reeds op 25 Mei 1.1. werd het gedeelte tus
schen den Spijkschen dijk en den Rijksweg
VianenZaltbommel voor het verkeer ge
opend. Voorloopig moest het verkeer, om op
dezen weg te komen, van Gorinchem uit den
Spijkschen dijk volgen, welke, als polderweg
uitgevoerd, uiteraard tegen dit verkeer niet
bestand was en dan ook in zeer slechten toe
stand verkeerde. Door het in gebruik nemen
van het thans gereedgekomen verbindings
stuk tusschen de Rijkswegen 15 en 27 is een
betere aansluiting op Gorinchem en de streek
ten Westen daarvan verkregen. Thans zal
de Spijksche dijk geheel worden hersteld en
van een klinkerwegdek voorzien. Met het oog
hierop zullen tot 8 October a.s. ook de wiel
rijders en het langzame verkeer van het nieu
we wegvakje gebruik mogen maken. Daarna
wordt het voor deze categorieën gesloten
evenals het reeds eerder geopende gedeelte
van Rijksweg 15.
In het eind van 1939 hoopt men den Rijks
weg 15 van Rotterdam af tot nabij Gorin
chem gereed te hebben, inclusief de brug
over de Noord bij Hendrik Ido Ambacht.
Slechts het laatste gedeelte nabij Gorinchem
zal later gereed komen in verband met de
kruising met het nog aan te leggen nieuwe
gedeelte van den Rijksweg 27, welke later ten
westen van Gorinchem naar een aldaar te
bouwen brug over de Waal zal loopen.
Inmiddels verwacht men reeds in Januari
1939 Rijksweg 15 naar het Oosten toe tot Me-»
teren te kunnen openstellen, waardoor een
betere aansluiting naar Geldermalsen en Tiel
tot stand wordt gebracht.
De steunregeling voor consumptie
aardappelen.
Vragen van den heer Van der Weyden.
De heer Van der Weijden heeft de volgende
vragen gesteld aan den minister van Econo
mische Zaken:
1. Is de minister bereid, gezien de mededee
ling in het verslag van de algemeene reken
kamer over 1937 omtrent de steunregeling
voor consumptieaardappelen, waaruit blijkt,
dat de uitvoeringskosten van dezen maatregel
circa 25% van het totaal steunbedrag beloo-
pen, naar meer bevrediging schenkende maat
regelen uit te zien?
2. Is de minister niet van meening. waar de
heffing ook zeer groote bezwaren met zich
brengt, dat een garantie van een toonenden
minimumprijs voor de aardappelbouwers,
waarbij de kosten voor den inkoop van een
eventueel teveel ten laste van de algemeene
middelen van het landbouwcrisisfonds ge
bracht zouden worden evenals dit in hoofd
zaak geschiedt bij de groente en het fruit,
beter tot het gesteld doel zou leiden dan de
bestaande regeling, die volgens het in vraag
1 genoemde verslag ongeloofelijk veel arbeid
en geld kost en waarvan toch nog problema
tiek is of zij een eenigszins bevredigende uit
komst geeft?
3. Is de minister bereid in dezen geest een
oplossing te zoeken?
EEN ZEDENMISDRIJF TE MIDDELBURG?
De politie te Middelburg heeft Maandag
aangehouden de 73-jarige smid Pdie al
eerder wegens overtreding van artikel 251 bis
wetboek van strafrecht is veroordeeld en die
nu weder wordt verdacht van overtreding van
dit artikel.
Tevens werd in de loop van den dag in
arrest gesteld de 42-jarige D. uit Vlissingen
en de 38-jarige N. uit Oost en West Souburg,
die zich hebben schuldig gemaakt aan het
misdrijf bij artikel 297 van het wetboek van
strafrecht. Het slachtoffer is in een zieken
huis opgenomen en verkeert in een toestand,
die niet van gevaar ontbloot is.
De aangehoudenen zijn alle drie naar het
Huis van Bewaring te Middelburg overge
bracht (A. N. P.)
RUKSWEG 15
fj besteden gaarne zoo groot
mogelijken zorg aan de annonces.
Het spreekt echter vanzelf dat dit
In het gedrang moet komen, als
plaatsingsopdrachten ons op het
laatste oogenblik bereiken.
aarom, In het belang van de
adverteerders zelf, verzoeken wi]
vriendelijk doch dringend plaat
singsorders tijdig in te zenden. Dat
wil zeggen: voor Zaterdag uiterlijk
9 uur In den ochtend, op andere
dagen uiterlijk 10 uur in ons bezit.
Dan kan het nog net met zorg ge
beuren, maar beter is natuurlijk, ze
nog aanmerkelijk vroeger te zenden.
Kappers vragen onmiddellijke
invoering van de Vestigingswet-
Kleinbedrijf.
Verzoek aan den Minister van Economische
Zaken.
Gisteren werd te Amsterdam het congres
van den Nederlandschen Kappersbond gehou
den. Na behandeling van eenige huishoudelijke
aangelegenheid hield in de middagzitting
de Bondssecretaris J. Cornax een inleiding
over de „Toestanden in het Kappersbedrijf en
de Vestigingswet".
Onderstaande motie werd met algemeene
stemmen onder geestdriftig applaus aangeno
men.
De Algemeene Vergadering van den Neder
landschen Kappersbond, gehouden op 8
Augustus te Amsterdam, waar afgevaardigden
aanwezig waren van 69 Bondsafdeelingen,
gehoord de inleiding over de toestanden in
en de toekomst van het kappersbedrijf.
van oordeel dat de abnormale groei van het
aantal kapperszaken in Nederland moet leiden
tot zeer funeste gevolgen,
van meening, dat onverwijlde invoering
van de Vestigingswet-kleinbedrijf voor het
kappersbedrijf noodzakelijk is.
dringt er bij Zijn Excellentie van Econo
mische Zaken met den meesten klem op aan
de Vestigingswet, overeenkomstig het door
de ondernemers-organisaties op 7 December
1937 ingediende verzoek, op het Kappersbedrijf
zoo spoedig mogelijk van toepassing te verkla-
De neergeschoten inbreker te
Rotterdam overleden.
De 29-jarige J. van der Wal 'die Zondag
nacht bij een poging tot inbraak in een fiet-
senhandel aan de Van der Meydenstraat op
heeterdaad werd betrapt en later, bij zijn
achtervolging, een pistoolschot in de linker
zijde van de borst kreeg, toen hij zich met
een hamer tegen de politie keerde, is aan zijn
verwondingen overleden.
SCHILDERKUNST
„Waarom geen vervolging?" vraagt het
Tweede Kamerlid Van der Weyden.
Het Tweede Kamerlid, de heer Van der Weij
den heeft tot den minister van Justitie de vol
gende vragen gericht:
1. Heeft de minister kennis genomen van
de in paragraaf 7 van het verslag van de Alge
meene Rekenkamer over 1937 gedane mede
deeling omtrent frauduleuze reisdeclaraties,
door een ambtenaar ingediend wegens reizen
in 's Rijks dienst?
Is de minister niet van meening, dat het ge-
wenscht is te voorkomen, dat de indruk wordt
gewekt, dat het opmaken van een onjuiste
reisdeclaratie gemakkelijk kan worden onder
nomen omdat bij ontdekking genoegen wordt
genomen met terugbetaling van het te veel
genotene en met de belofte, dat men zich
niet aan herhaling zal schuldig maken?
3. Is de minister bereid toe te zeggen, dat
hij het treffen van maatregelen zal bevorde
ren, welke er toe leiden, dat in den vervolge
elk geval van valschheid in reisdeclaraties in
handen van de justitie zal worden gesteld ter
beoordeeling van de vraag, of aanleiding voor
een strafvervolging aanwezig is?
Nog e«en bezoek aan de
„Honderd jaar Fransche Kunst".
Het is niet onwaarschijnlijk dat voor den
niet getrainden kunstkijker de laatste groote
zaal met de Cézannes de grootste moeilijk
heden oplevert. Als hij tenminste, uit puren
eerbied voor den groot geworden naam, niet
enkel maar ja-knikt, zonder er verder iets
bij te ondergaan. We willen daarom die zaal
vooi' een laatste stukje bewaren en nu nog
even de andere zalen vluchtig doorloopen.
Courbet en Delacroix hebben een zaal ge
meenschappelijk en leenen zich aldus gemak
kelijk tot vergelijking. Ze hebben beiden een
portret van hun kunstbeschermer Alfred
Bruyas uit Montpellier geschilderd, ook onge
veer in eenzelfden tijd - omstreeks 1854 - en
dat geeft den beschouwer een aardige gele
genheid de romantiek van Delacroix met de
meer realistische visie van Courbet te verge
lijken. De gelijkenis moet door beiden uitste
kend getroffen zijn, doch twee verschillende
temperamenten onderscheidt men hier ge
makkelijk bij de beide schilders. Ik zou voor
den wand met de Delacroix wel in het bijzon
der op dat mooie schilderij uit de verzame
ling Alphonse Kann opmerkzaam willen
maken, dat een voorstelling geeft van den
H. Sebastiaan, die door de H. Vrouwen ver
pleegd wordt. Dat is mijns inziens het vol
ledigste gave kunstwerk van Delacroix dat
hier naast Bruyas' portret getoond wordt. Het
wint het voor mijn gevoel nog van den Al-
gerijnschen Harem, waarvan Baudelaire zegt
het „le plus coquet et le plus fleuri" van De
lacroix te vinden. Mooie qualiteiten heeft ook
de Odaliske (eigendom Percy Turner in Lon
den) terwijl de andere werken, meer of min
der schetsmatig en losgelaten, wel den klauw
van den leeuw toonen, doch niet de grootheid
van den schilder voluit doen kennen.
Met-Courbet is dat ongeveer in evenredige
mate het geval. Ik meen in een vorig stukje
al gezegd te hebben dat onze Courbet's uit
Rijksmuseum (Van Lijnden legaat) en Stede
lijk Museum (vroeger Van Eeghen Collectie)
hier een prachtig figuur slaan. Werkelijk
twee mooi doorwerkte, rijpe kunstwerken in
de volle kracht van den soms boersch-ster-
ken realist. Als figuurschilder is Courbet in
het „Liggend naakt", uit Boedapest ingezon
den. misschien het best vertegenwoordigd al
heeft ook de „Slapende blonde vrouw", eigen
dom van den schilder Henri Matisse, zeer fijne
qualiteiten, die nog meer zouden spreken als
de schilderij eens werd schoongemaakt.
De groote schilderij met het meisje dat
voor een enorme bloemenmassa staat en
dat door Courbet-minnaars zeer bewonderd
wordt, lijdt mijns inziens door een niet opge
loste samenvoeging van stilleven en figuur
schildering. waardoor het een disharmonieuse
tweeledigheid werd. Van veel wat Courbet
tijdens zijn verbanning in Zwitserland schil
derde is schrijver dezes geen vurig bewo'n-
deraar. Het zou in deze expositie desnoods
door het Winterlandschap in de Jura (uit
de collecte Lanzi verklaard kunnen worden.
Een verrukkelijk zaaltje is dat waar Dau-
mier en Corot als hoofdbewoners en over
buren fungeeren. Het kan thans nog slechts
verwondering wekken hoe men Daumier zoo
lang als schilder heeft kunnen verwaarloozen
en hem alleen als teekenend caricaturist ge
prezen heeft. Zijn grillige omtrekslijnen kun
nen daar schuld aan hebben gehad, men
kan hem deswegen niet serieus genomen heb
ben, doch hoe kan men zoo lang zijn prach
tige peinture, zijn diepe kleur, overal vol en
rijp, over het hoofd gezien hebben? Tenslotte
heeft het werk gezegevierd en is het onder
het beste van alle tijden gerangschikt. Dau
mier is hier zeer goed vertegenwoordigd, niet
alleen door de Don Quichitte en Sancho, die
uit New York kwam, maar ook door een
prachtig stel kleine doekjes met Rookers.
Lezers, Voorlezers en Kunstliefhebbers (vooral
uit laatste, uit de beroemde verzameling ca-
mondo, thans in Amerikaansch bezit).
En de „bon père Corot", hoe verrassend is
hij hier met een aantal figuurschilderijtjes
terwijl hij den meesten liefhebbers slechts door
zijn teere en licht wazige landschappen ver
trouwd is! Zoo zijn er hier ook en zeer ge
slaagde. maar dat type kent men hier wel
doch een doek als de Songerie de Mariette,
die dame in blauwe jurk met de roode band
jes, is hier een overrompeling door zijn fijn-
gedistingeerde kracht.
En men beschouwe vooral eens die prach
tige, heel-even schetsmatige schildering van
de vrouw in het roze, (eigendom varr Paux
Jamot in Parijs) of het even mooie en ook
completer werkje met de Moeder en Kind,
waarin zulk nobel contact bereikt is tus
schen de groene mouwen en de bruine rok
van het vrouwtje. Er zou over veel dezer kunst
werken een afzonderlijk boompje te planten
zijn. doch we moeten in dit bestek ons be
perken en op nog een paar groepen de aan
dacht vestigen.
Over Manet en Renoir spraken we reeds.
Vooral naast den eerste lijkt mij een figuur
als Claude Monet niet van gelijken rang.
Toch kan men hier aan het werk van Claude
Monet, dat met zeer goede specimens ver
tegenwoordigd is, het zeer eigenlijke, het bij
zondere van wat men het impressionisme ge
noemd heeft leeren begrijpen. In de ,3ooten
bij Argenteuil" (nr. 176) is het impressionis
me als het ware gedemonstreerd. Claude
Monet is een charmeur, een intelligente
schilder bovendien en het impressionisme
vond in Sisley, Pissarro en nog wel anderen
die hier niet vertegenwoordigd zijn (als
Lepine, Maufra etc.) een even vlotten aan
hang. doch vermoedelijk zullen figuren als
Manet, Daumier, Cézanne en Gauguin, die
feitelijk niet tot de impressionisten behooren,
al zijn het tijdgenooten, meer kans hebben
klassiek te blijven in de wereldhistorie der
kunsten.
Afzonderlijk staat ook Edgar Degas. Later
zich specialiseerend in de onverbeterlijke uit
beelding van de menschfiguur in zijn reeksen
balletjuffers en danseressen is hij in den aan
vang een uitvoerig en harmonieus componist
van schilderijen die een innerlijke verwant
schap met de figuren van Corot vertoonen.
Men zie daarvoor eens het eenvouaig-schoone
damesportret dat hij van de latere Madame
Fantin Latour maakte. Uitvoerig documen-
teerend is hij ook waar hij renpaarden in
Longchamps afbeeldt. Men heeft hem vaak
den besten paardenschilder van zijn tijd ge
noemd, hetgeen waar mag zijn en dan toch
niet wegneemt dat een Manct een soortgelijk
onderwerp nog veel hartstochtelijker schil
dert (hier eveneens te zien).
Maar dat Degas een eerste klas artist was.
bewijst wel het doek dat wij bij dit stukje
afbeelden, en dat door hem geschilderd werd
toen hij bij zijn broers in Nieuw Orléans op
bezoek was. in 1893, en hen in hun dagelijk-
sche omgeving, een katoenmakelaarskantoor
in die stad, voorstelt. In compositie, in actie
uitbeelding en in kleur, is dit een zeer bij
zonder werk van den schilder, dat wij boven
sommige zijner zoo gezochte danseuses zouden
willen stellen.
Over Cézanne dan in een slotartikelt-je.
J. H. DE BOIS.
E. Degas Een kantoor in Nieuw Orleans.
Regens van vallende
sterren.
Men schrijft ons:
Tot de merkwaardigste hemelverschijnselen,
die reeds in de oudheid de aandacht der men-
schen hebben getrokken en hun vaak, ten
onrechte, grsote vrees hebben ingeboezemd,
behooren de z.g. vallende of verschietende
sterren. De opvatting was nJ., dat deze vallen
de sterren slechts onheilsvoorboden waren,
en gevolgd zouden worden door oorlog of na
tuurrampen. Dit behoeft ons niet te verwon
deren, immers in vroeger tijd beschouwde men
alle hemelverschijnselen, als zon- en maans
verduistering, als voorteekenen van naderend
onheil
Wat zijn vallende sterren?
Wat zijn nu eigenlijk deze vallende sterren,
die ook nu weer omstreeks midden Augustus,
precieser gezegd van 9 tot 14 Augustus, als
lichtende strepen aan den hemel, eenigszins
overeenkomende met vuurwerk, zijn waar te
nemen? Het zijn geen sterren die, zooals de
naam zou doen vermoeden, op een of andere
mysterieuze wijze van het uitspansel zijn los
geraakt, maar vaste deeltjes uit den staart
van een komeet, die binnen de luchtlagen,
welke de aarde omringen, zijn geraakt.
Het gebeurt n 1. veelvuldig dat kometen of
dwaalsterren, zooals deze hemellichamen van
meestal slechts geringe grootte genoemd
worden, met haar minder dichte deel, staart
genoemd, in tegenstelling tot den kop, die uit
een compactere massa bestaat, binnen de
aardatmosfeer terecht komen. De kleine deel
tjes van de komeet, die dan onder invloed van
de zwaartekracht naar de aarde toegetrokken
worden, dus vallen, krijgen tijdens dezen val,
door de geweldige snelheid die zij daarbij krij
gen, een zeer hooge temperatuur. Tijdens hun
val toch stuwen deze deeltjes de luchtlagen
voor zich uit en de wrijving, die daarbij ont
staat, geeft hun deze hooge temperatuur. De
ze laatste kan zoo hoog worden, dat de deel
tjes, die oorspronkelijk uit vaste stoffen be
staan, sublimeeren, d.w.z. van vasten in gas-
vormigen toestand overgaan. Dit kunnen wij
dan op aarde waarnemen, als een vuurver-
schijnsel, nJ. als een lichtende streep aan den
hemel.
Deze sterrenregens hebben een zekere pe
riodiciteit, die veroorzaakt wordt doordat de
kometen, waaraan zij hun ontstaan danken,
een vasten omloopstijd hebben. Men kwam er
het eerst toe. verband te zoeken tusschen de
kometen en de vallende sterren, door een ver
schijnsel, dat men bij de komeet van Biela
had waargenomen. Deze komeet, waarvan
men den omloopstijd bepaald had en die on
geveer 6 a 7 jaar bedraagt, werd in 1845, zoo
als men trouwens berekend had, opnieuw
waargenomen, nadat hij ook al o.a. in 1839
van de aarde af zichtbaar was geweest. In
1845 brak de komeet door een onverklaarbare
oorzaak in tweeën, de beide deelen verwijder
den zich aanvankelijk van elkaar, om zich la
ter echter weer met elkaar te vereenigen. Het
zelfde verschijnsel kon men, den volgenden
keer dat de komeet weer zichtbaar was, ook
waarnemen, n.l. in 1852.
Kometen die verdwijnen.
In 1872 echter verscheen de komeet van
Biela niet op het tijdstip waarop hij volgens
berekening had moeten verschijnen: op 27
November De komeet werd toen niet van de
aarde af zichtbaar en is daarna ook nooit
meer waargenomen. Een geweldige sterren
regen deed vermoeden, dat de komeet in tal
rijke kleinere stukken en stukjes was uiteen
gevallen, die elk op hun beurt de aarde na
derden en die, eenmaal binnen de aantrek
kingskracht van de aarde gekomen zijnde, er
met groote snelheid naar toe vielen, met het
gevolg dat zij, na eenigen tijd als lichtende
strepen aan het firmament te zijn zichtbaar
geweest, geheel verteerd werden. Aldus ont
stonden de groote aantallen vallende sterren,
die in 1872 werden waargenomen.
Ook later heeft men kunnen waarnemen,
dat sterrenregens verschenen op tijdstippen
dat kometen hadden moeten verschijnen. Men
heeft uit al dergelijke verschijnselen de con
clusie getrokken, dat de vallende of verschie
tende sterren hun oorsprong vinden in de ko
meten en wel op de wijze zooals boven ge
schetst is.
Ook voor de theorieën omtrent den opbouw
van het heelal zijn de kometen van de groot
ste beteekenis geweest. Immers het was reeds
lang een twistpunt voor de sterrenkundigen,
uit welke elementen de andere hemellicha
men in het heelal waren opgebouwd. Uit theo
retische overwegingen was men tot de con
clusie gekomen, dat slechts een bepaald aan
tal elementen, die ook op aarde gevonden wor
den. aan den opbouw van het heelal mede
werkten. Een bewijs had men er echter niet
voor. Het gebeurt nu echter wel een enkelen
keer dat een betrekkelijk groot deel van een
komeet of meteoor er in slaagt door de lucht
lagen die de aarde omringen en die een hoog
te van 180 k.m. bereiken, heen te dringen.
Men heeft nu van deze meteoorsteenen. waar
van een zeer groote in Siberië terecht is ge
komen, de samenstelling onderzocht en daar
bij gevonden, dat zij uit dezelfde elementen
en chemische verbindingen bestaan als op
aarde voorkomen. Het binnenste van deze me
teoren bestond uit nikkel-ijzer, een stof waar
van men reeds lang vermoedde, dat zij het
inwendige van de aarde uitmaakte. Door dit
onderzoek der meteoren heeft de theorie, die
de eenheid van opbouw van het heelal be
pleit, een grooten voorsprong gekregen boven
de andere theorieën omtrent den opbouw van
het heelal.
Wanneer zijn vallende sterren
zichtbaar?
De vallende sterren zijn van negen tot veer
tien Augustus zichtbaar in het sterrenbeeld
Perseus, en heeten daarom de Perseïden. De
sterrenregens in November worden waargeno
men in het sterrenbeeld de Leeuw en worden
daarom de Leoniden genoemd.
Schiaparelli, de beroemde Italiaansche as
tronoom, heeft de baan der Perseïden nauw
keurig berekend. Daarbij bleek hem. evenals
het volgens zijn berekening het geval is met
de Leoniden. dat de banen der vallende ster
ren samenvielen met de banen van eenige be
kende kometen, hetgeen dus een steun is voor
de theorie omtrent het ontstaan der vallende
sterren.
Schiaparelli, die op astronomisch gebied ook
nog eenige andere belangrijke ontdekkingen
op zijn naam heeft staan, zooals de bekende
kanalen van Mars, heeft dus ook in het vraag
stuk der vallende sterren een belangrijke bij
drage geleverd tot de oplossing van dit merk
waardige hemelverschijnsel