PER AUTO EN BOOT DOOR ZUID-AFRIKA. H.D.-V ertellmg Centrale Verwarming Hohiet TEL. 15597 Litteraire Kantteekeningen. ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1938 HAAR HEM'S DAGBE'A"D 5 De Kruger Wildtuin. Impala-antilopen in het Kruger-Wildpark. En zoo heb ik u dan al kennis laten maken met de grootste attracties van den Kruger Wildtuin, met de „leeuws", zooals men hier zegt, maar er is nog veel meer interessants en zeg maar gerust nog veel meer schoonheid te genieten. Laat ik eerst vertellen, hoe Pre- toriuskop. het zuidelijkste en grootste rust- kamp in het park, er eigenlijk uitziet. Het is een met een laag kippengaashekje omgeven ruimte van een goede 500 Meter in het vierkant. Aan den ingang staat een kan toortje, een winkelgebouw en klein restau rant, alles wit en met riet gedekt. Voor de rei zigers zijn kamers beschikbaar, maar deze zijn gebouwd in den vorm van ikafferhutten, zoogenaamde rondavels. Ze zijn cirkelrond met een twee meter hoogen, witgekalkten muur, waarboven het dak op ijzeren spijlen staat, zoodat een ruimte van twee voet tus- schen dak en muur openblijft. Dat is voor de frissche lucht; een raam is er niet! Het dak is kegelvormig, van riet gemaakt met een cirkelvormigen houten witgekalkten top. Deze rondavels staan tamelijk grillig dooreen; hier en daar staat een boomgroepje, er bloeien wat bougainvillea's en poincettia's, en zoo vormt zich een alleraardigst geheel, vooral als het prachtige maanlicht het in rust zijn de kamp beschijnt en buiten de leeuwen brul len. Behalve in deze rondavels is er dan nog onderdak in tenten beschikbaar en eindelijk kan ieder, die wil, zijn eigen tent opslaan op de vrije ruimte achter de rondavels. Er zijn keurige toiletten en een rij badkamers en er is steeds warm water in overvloed. Een ideaal luxe-kamp dus. Een paar kafferjongens zor gen voor den afwasch en nemen ook onze kleeren eens onderhanden, die da>t na drie weken tamelijk geforceerd reizen wel noodig hebben. Je verwondert je trouwens telkens, dat je goed zoo schoon uit die zwarte handen komt en dat deze menschen zoo goed was- schen kunnen, want ze wasschen zichzelf nooit. De mannen baden nog wel eens, de vrouwen heelemaal niet. Dat heeft het groo- te voordeel, dat ze elkaar 's avonds in don ker aan den reuk kennen. Daarom hebben de menschen hier uitsluitend mannelijke be dienden. Een kaffervrouw, is niettegenstaan de alle mogelijke moeite, met heet water en zelfs parfums, in huis niet te harden! En ge weet, elke eerlijke neger zal het u vertellen, dat zij niet met ons kunnen samenleven, om dat wij zoo'n verschrikkelijke lucht (stank zeggen ze hier) verspreiden. En zoo -leer je overal wat. Maar wij gaan nu weer eens rond het kamp kijken. Overal staan de auto's klaar. Men kan het park immers per auto bereiken. De aanhangwagen staat als steeds in het midden met de zes tentjes in een halven cirkel er om heen ge schaard. Zes tentjes van Mentora in Rotter dam, type Gijze Uil genoemd naar mijn Ca- nadeeschen vriend, eigenlijk de Berger-tent maar met een paar kleine, door mij aange geven veranderingen, die werkelijk verbete ringen bleken te zijn. Daarachter staan onze beide Fordauto's, die met hun accu den stroom leveren voor het electrisch licht des avonds in 't kamp. Vóór de tenten worden de kruimels opgepikt doortoekans en glans spreeuwen, prachtig staalgroene diex-en en.... heelemaal niet schuw! En nu er op uit! Waarheen doet er niet toe. Er stralen een vijftal wegen uit in ver schillende richtingen. Bij de eerste staat een boi-dje: Naar de Hippopool oftewel den Nijl- paardenvijver, en dat lijkt niet zoo gek. De weg loopt weer door het echte lage veld. dat ik al een paar keer boschsteppe noemde. De meeste boomen zijn niet grooter dan een flinke pereboom. maar sterker vertakt. Veel sitnnken, veelal met doorns gewapend, na tuurlijk in groot aantal de bekende doi'ing- boom, die immers een acaciasoort is. En tus- schen die boomen en stimiken open gras vlakten, in grootte wisselend van een paar tot enkele honderden meters. We behoeven weer niet lang te rijden om het eei-ste wild te zien. Gnoes zijn het. die nu in de heete middaguren liggen te hei-kau wen in de spaarzame schaduw van een do- ringboom. Dan springen een paar koedoes over den weg. Eerst twee wijfjes, dan een mooie bok! De prachtige kurketrekkervor- mige horens zijn zeker een meter lang! Even verder kleiner goed. de impala, een kleinere antilopen soort, zoo groot als een flinke geit met liervormige horens. Die komt door het heele park zeer veel voor. meest in kleine kudden van tien tot dertig stuks. Maar al tijd weer is het een genot, de mooie slanke diertjes eerst even verwonderd te zien staan kijken en ze dan ineens te zien wegspringen onder het maken van een paar echt onmo gelijke bokkesprongenJe kunt zoo zien. dat ze pleizier hebben in het leven, al is het gras ook ei-g droog en moeten ze toch weten, dat de dood in den vorm van den leeuw overal dreigt. Maar dat moet wel een der geluk kigste eigenschappen zijn van die dieren dei- wildernis. dat ze geen vrees voor de toekomst kennen, geen zorgen hebben voor den dag van morgen of zelfs voor het komende uur Dat is het immers vooral, wat ons nekt en ons zoo vaak belet, het oogenblik volop te ge nieten. - Bij de volgende bocht schemert weer iets anders tusschen het gras. Ik rijd even verder om tusschen de struiken door te kunnen zien. Ja, weer Impala's, maar daar tusschen de struiken in grootere dieren, gestreept: zebra's. Gauw nog even vooruit om zicht te krijgen over die open plek en dan den wagen kalm uit laten loopen en den motor stoppen! Daar staan er nog twee vrij vóór ons. de volle flank naar ons toegekeerd, de sierlijke kop gedraaid, om het ongewone geluid te on derzoeken. Want deze dieren zijn nog geen auto's gewend. We zijn nu in een gedeelte van het pai-k, dat den geheelen zomer voor het publiek gesloten is geweest en vandaag mo gen voor het eerst auto's doorrijden. Ver baasd kijken wij naar de prachtige dieren en zij naar ons. Eén draait zich om èn komt nog een stap nader, wat natuurlijk geklik van fotosluiters uitlokt. Dat wordt hun te bar en met een ongelooflijke gratie draaien ze zich om en wandelen kalm weg. We tellen er ze ven, die als schimmen verdwijnen achter het struikgewas. Er zijn een twintigtal impala's in zicht en verderop koedoes. Zouden we eigenlijk wel verder gaan? Ja, want het wild 'trekt al langzaam weg, en de nijlpaar den? Maar we zien toch nog weer zebra's en een verdwaalde jakhals en weer impala's; wat zijn ze toch mooi! En toekans natuurlijk en schai-relaars en groote roofvogels, hawk zeggen ze hier. En daar, wat steekt daar hoog boven dien sti-uik uit? Stop; te vlug geremd! Het gevaarte duikt weg, maar komt even la ter weer boven den boomsti-uik uit kijken, ze ker zes meter van den grond. Daar staat onze eerste giraffe en buigt uit zijn hoogte den kop neer om boven uit den vlakken top van den boom te eten, zooals wij aan een bouquet rozen zouden ruiken. Wij zien alleen een me ter hals en een bijna meterlangen kop en mogen niqt van den weg af om meer te zien. Maar daar schemert nog wat door de strui ken heen. Nu laag en hoog óók. Daar komt, geen tien meter van ons af, een reuzengiraffe achter een boschje van- daan en steekt kalm en statig, in zijn ï-us- tigen telgang, den weg dwars over, vlak voor onze wagens langs, zonder er ook maar een blik aan te verspillen. Twee kleinere volgen en als ze voor ons niet meer zichtbaar zijn. trap ik op den starter. Dadelijk zien we zes koppen op lange nekken boven de struiken uit vol aandacht naar ons kijken. Langzaam schuiven we vijf, tien, vijftien meter vooruit. De koppen op de lange nekken draaien met ons mee. Nu staan ze heelemaal vrij in het volle schootsveld van camera's en filmtoestellen. Elke sluitertik, elk filmge- ruisch doet de lange ooren even bewegen, soms den nek even hooger strekken. Zeker tien minuten lang hebben we elkaar zoo staan bewonderen, haast zonder een vin te verroeren. Dan buigt er één zich neer. knab belt aan een struikje, keert zich bedaard om en de anderen volgen als hij wiegend weg- stapt, alsof hij wilde zeggen: Eigenlijk heele maal niet interessant! Onze indruk was een andere; een oogenblik, dat je je leven lang niet vergeten zult! Voort gaat het weer, langzaam aan over den zonovergoten weg, door het van hitte trillende landschap. Een groote arend vliegt in wijde kringen hoog boven onze hoofden. De witte onderkant van de vleugels is met een zwarten zoom afgezet, de kijker toont den vuurrooden snavel en de knalroode pooten van den eenigen werkelijken adelaar van Zuid-Afrika, den bateleur-arend, dien de Boeren berghaan noemen. Langzaam glijdt hij omlaag naar een grooten boom en troont daar hoog boven onze hoofden, als we uit stappen op een plek, waar een groot bord staat "met „picnic-plek". Daar alleen mogen we onze wagens verlaten, maar daar wacht ook een politieman, die ons langs een kron kelend pad naar de rivier brengt. Midden in de misschien honderd meter breede i-ivier liggen zeven groote. ovale, blauwgrijze keien, van ruim een meter hoog. Dat zijn nijlpaar den. Heusch. want na 37 minuten staat er een op. toont ons welwillend den loggen kop en het enorme gebit, door eens flink te gapen, wandelt twee stappen en valt even later weer in slaap, staande nog wel. Zóó is er niet veel Interessants aan, maar je moet ze gezien hebben. Wij loopen nog even door langs de rivier. Daar schiet met kronkelend gei-itsel vlak voor mijn voeten een kleine krokodil te water. Die zijn hier dus ook. Oppassen! Wij hebben ook al van slangen gehoord, maar er nog steeds geen gezien. En we reden terug langs zebra's en giraffen en koedoes en wildebeesten en ge noten menig prachtig kijkje in Afrika's rijke dierenwereld, dat- ons alleen door den voor- ui tzienden geest van Oom Paul bewaard is gebleven. Het slot van den dag vormde een troep groote bavianen, die zich koesterde in de avondzon op den Leeuwenburcht. Koddige figuren met den langen geknakten staart, maar vooral aardig om te zien, hoe de moe ders de jongen op den rug. eigenlijk achter op de heupen, meedroegen en ook hoe, wan neer een der Jongen achterbleef, omdat hij in een boom geklommen was. en er niet meer uit durfde, steeds een der mannetjes een eind terug ging om de verdwaalde kleine weer in het familieverband te brengen. Merkwaardig, dat juist deze zoo verstandige dieren zich in dezen reuzen dierentuin het allerslechtst laten naderen. Je kunt veel dichter bij eexx troep leeuwen komen, die van hun prooi smullen, dan bij een troep apen, die op een rots of in een hoogen boom den zonsonder gang afwacht. In de schemering rijden we weer naar 't kamp terug. Een leeuw bruït in de verte. Gnoes snorken, en als wij weer rustig in 't kamp ons avondmaaltje bereiden, klinkt bo ven het snorren van den primus uit het koor der pakhalzen, die hun schoonste lied aan heffen om den koning der wildernis over te halen, dezen nacht weer een prooi voor hen te slaan. En dat is de muziek van den Afri- kaanschen nacht, die ons straks in slaap zingit! (Nadruk ver-boden). PROGRAMMA VAN DE HAARLEMSCHE RADIO CENTRALE OP ZONDAG 14 AUG. Progr. I: Hilversum n. Progr. II: Hilversum I. In verband met plaatselijke slechte ontvangst iTOodzakelijke wijzigingen voorbehouden. Progr. III; Keulen 8.35, Fransch Brussel 9.20. Keulen 10.20. Fraixsch Brussel 11.20, Keulen 12.20, Ned. Brussel 1.20, Keulen 2.20 Ned. Brus sel 3.20, Fransch Brussel 4.50, Ned. Brussel 5.50, Keulen 6.50. Parijs Radio 7.50. Diversen Keulen 8.30. Fransch Brussel 10.20. Ned Brussel 10.50, Keulen of Deutschlandsender 11.20. Progr. IV: Ned. Brussel 8.30. Droitwich 11.05, London Regional 5.20, Droitwich 5.40. Pauze 8.10. Droitwich 8.15. Fransch Brussel 11.00. Progr. V: 8.30 v.m.12.00 n.m. Diversen. PROGRAMMA VAN DE HAARLEMSCHE RADIO-CENTRALE op Maandag 15 Augustus 1938. Progr. I Hilversum II Progr. II: Hilversum I. Progr. III: 8.00 Keulen. 10.20 Parijs Radio. 11.20 Keulen. 12.20 Ned. Brussel. 2.20 London Regional. 4.20 Fransch Brussel, 4.50 London Regional. 5.20 Parijs Radio. 6.20 Keulen. 7.20 Diversen, 7.30 Keulen. 8.50 Parijs Radio. 10.50 Keulen. Progr. IV: 8.00 Ned. Brussel. 10.35 London Regional. 12.20 Droitwich. 8.20 London Regio nal. 8.45 Droitwich, 10.25 London Regional. (In verband met plaatselijke slechtè ont vangst noodzakelijke wijzigingen voorbehou den). Progr. V: 8.007.00 Divei-sen. 7.008.00 Eigen gramofoonplatenconcert. Elck wat wils. 1 Boston Commandex-y, The Goldman Band. 2 Parade der Zinnsoldaten, Dajos Bela, Please believe me, L. P. A. Band, 4 An den blauen Wassern von Hawai. Symph. Orkest. 5 Rigoletto, Erna Berger. 6 Eine lustige Schla- gerfahrt. Oskar Joost. 7 Sentimental gentle man from Georgia, Washboard Rythm Kings. 8 Was spielt die Welt, Jazz Orkest, 9 The great Ziegfield. H. Croudson, 10 Semper Fi- delis, The Goldman Band. 11 In einem chi- nesischen Tempelgarten, Symph. orkest; 12. Poor little Angeline, L. P. A. Band. 13 Siaxne- sische Wachtparade, Dajos Bela, 14 La Tra- viata. Ei-na Berger, 15 It don't mean a thing, Washboard Rythm. Kings. 16 Rhapsody in blue. Ambrose a. h. Orchestre. 8.0012.00 Diversen. Giraffen in den Kruger-Wildtuin. KOOPT UW STOFZUIGER In een SPECIAALZAAK. Keuze uit 45 ver schillende merken. DE STOFZUIGER CENTRALE H A G E M A N GED. O. GRACHT 52 - HAARLEM - Tel. 12762 (Adv. Ingez. Med.) 99' Vacantie verrassing. do or HANS DE LA RIVE BOX. E kunt zeggen wrat je wilt, maar het is hier een mooi land", sprak Evert van Haeren. Hij deed een tx-ekje aan zijn pijp en knikte zijn schoonvader oolijk toe. „Een K.L.M.-vlieger als ik, die toch wel heel wat van de wereld ziet. kan daar over oordeelen". Vader Geurts knikte. Zijn grijze oogen tuur den over het lage land, waar boven een azu ren zomerhemel koepelde. Achter de ouder- wetsche boerderij klonk het monotone gera tel van een zware landbouwmachine. „Zeker, zeker", gaf hij toe. „Het is hier mooi en voor geen geld van de wereld zou ik willen verhuizen. Wij ouderwetsche landbou wers hechtexi ons aan onze omgeving. Wij zien de schoonheid van de molens en van de akkers, van de bx-eede slooten en de typische kleederdracht van onze dorpsgenooten. Over het algemeen zijn wij gelukkig en tevreden". Evert glimlachte. Voor hèm leek dit een zame buitenleven een onwezenlijkheid. Hij hield van afwisseling, van leven. Vandaag naar Kopenhagen, morgen naar Brussel, vol gende week naar Bagdad. De wereld zien en genieten. Telkens wanneer hij met Truus in dit vredige dorpje logeerde leek het hem toe of alles een droom was. O zeker, het was hier mooi. heel mooi zelfs. De omgeving van Mid- denbuurenvliet met de oude molens, de' on afzienbare akkers, de slooten met hun treur wilgen en de rulle karrensporen oefenden tel kens weer een aparte aaxxtrekkingskracht op hem uit. Maar wanneer hij terug was in Den Haag en weer met twee beenen in het woelige, bedrijvige leven stond, kon hij zich niet voox-stellen dat er menschen waren, die zóó gehecht waren aan hun geboortegrond. „Wij werken hard. zijn met weinig tevre den en hebbenden gezond leven", vervolgde de oude Geurts. „Neem mij zelf nu eens. Ik heb betrekkelijk weinig van de wereld gezien, ken zelfs maar een heel klein beetje van ons land. Ik ben wel eens in Amsterdam geweest en in Den Haag en ook eens in Gelderland, maar dat is al lang geleden. Af en toe krijg ik een vaag verlangen om nog eens iets an ders van Nederland te zien. Je leest bijna el- ken dag van tochten met autobussen en dan schaam ik me feitelijk, omdat ik zoo zelden het dox-p verlaat. Neem nou eens de Diesel- treinen! Nog nooit gezien. Vliegmachines? Af en toe een stipje in de lucht. Een vliegveld? Schiphol en Waalhaven uit een geïllustreerd blaadje. Waarachtig, wij hebben maar heel weinig gezien, al denken we dat we heele Pie ten zijn". Evert knikte. Er was een vriendelijke glans in zijn oogen. ,.Ik ben het volkomen met u eens, vader", antwoordde hij warm. „Ik heb een planne tje. U komt in September eens een weekje bij ons in het Haagje logeeren en dan laat ik u Waalhaven in Rotterdam zien en we gaan eens toeren met een bus en een haven- tocht maken. Truus zal het heex-lijk vinden, daar beh ik zeker van". Geurts knikte, in gedachten verzonken. „Top", zei hij toen ineens, „ik doe het. Het zal wel een beetje lastig zijn. maar een mensch moet er eens uit. Je bent een brave jongen, Evert", |T) EN HAAG! Vader Geurts was op een stralenden na jaarsdag gearx-iveerd en Evert en zijn jonge vrouw sloofden zich uit het hun gast zoo aan genaam mogelijk te maken. In den namiddag zat het drietal op een zonnig terras in Sche- veningen en keek de oude landbouwer zijn oogen uit naar de langzaam voortschuivende rij automobielen op den boulevard en de tal rijke wandelaars, die voorbij flaneex-den. „Morgen hebben we een verrassing voor u", fluisterde Truus en schoof vertrouwelijk haar arm door den zijnen. „Evert heeft drie plaat sen bespx-oken in een touring-car; het zal een fijne tocht worden!" „Wat is dat, een toeringkaar?" vroeg vader Geurts een beetje wantrouwend. ,Een groote autobus, vader, met radio en gemakkelijke stoelen". .Een veilig en snel vervoermiddel", mengde Evert zich in het gesprek. „Je ziet de interes santste dèelen van het land en hoeft alleen meer s Als de politie uw fiets zonde! achterlicht ziet óf; als 'n automobilist u niet mocht zien Dan kan u dat duur te staan komen, terwijl u voor 'n paar kwartjes klaar kunt zijn 11 Maar let op 't „RIJKSKEUR" I 'n ROOD RIJWIELACHTERLISHT <jf& ^AART-DE BENT U VERPLICHT!! maar je oogen te gebruiken. Het wordt een mooie dag. om negen uur weg en ongeveer half zes 's middags tex-ug". „Zoo, zoo knikte de oude man. Toen begon hij te lachen. „Ik heb nog nooit in een autobus gezeten, weet je", legde hij uit Stipt op tijd vertrok den volgenden mor gen de touring-car. Alle fauteuils waren bezet en al dadelijk heerschte er een geanimeerde stemming. De chauffeur zette er meteen een flinke spurt in. maar vader Geurts was in het minst niet bang. Integendeel! Hij ge noot van het vooruitzicht een massa te zullen zien en toen een der andere vacantlegangers een vroolijk deuntje begon te fluiten, deed hij dapper mee. zoodat de stemming spoedig 100 pet. was. „Het wordt een verrassing, deze tocht", vertelde Evert. „Dat is iets nieuws". „Hoe bedoel je?" wilde vader Geurts weten, „Nïemaixd van ons weet waar we heen gaan, alleen de chauffeur. We xdjden op het oogenblik in de richting Gouda, maar het is best mogelijk dat we In Breda of in Alkmaar uitkomen. Juist dit soort vex-rassingstochten schijnt het publiek bijzonder aan te trek ken". „Ik hoop maar dat we door Rotterdam ko men". antwoordde de oude man. „Kerel, ke rel, wat vond ik dat indertijd een prachtige stad!" Gouda werd gepasseerd en de auto zette koex-s naar Utrecht. In de uitspanning van de Pyraixiide van Austerlitz werd gestopt en deed het gezelschap zich te goed aan een kopje koffie. „Zeg's, Evert, zou jij nou niet te weten kunnen koxxxen, waar we heen gaan?" fluis terde vader Geurts op een gegeven oogenblik „Ik ben zoo nieuwsgierig als een kind, ke rel Evert lachte, maar trok een rimpel. „Hij zal het niet willen zeggen, maar ik zal mijn best doen. Wacht u maar even. En weg was hij, op zoek naar den chauffeur Geurts en zijn dochter bleven in spanning achter. Eindelijk, na een minuut of vijf. kwam Evert terug. Hij scheen geen haast te heb ben en op zijn gelaat lag een peinzende uit drukking. Zwijgend nam hij weer aan het tafeltje plaats. ..Nou.vroeg Truus. .Heeft hü het ge zegd?" Evert knikte. „Ja. eerst wilde hij niet. maar een sigaar tje deed wonderen". .En waar gaan we heen?" vroeg Geurts en staarde zijn schoonzoon hoopvol aan. Evert dronk het laatste restje koffie leeg. „Hij zei", antwoordde hij langzaam, „dat we eerst naar Apeldoorn gaan en hm.dan verder, naar het Noorden. Zwolle en zoo". „Zwolle", herhaalde de oude man. „En 't doel van den tocht is Middenbuuren vliet", besloot Evert en streek eens langs zijn kin. „Middenbuurenvliet met zijn oude mo lens en zijn akkers en zijn slooten. En zijn schilderachtige klederdracht OLIESTOOKINRICHTING NATUURLI1K VAN I A ADR. STOOPPLEIN 24 (Adv. Ingez. Med.) De briefivisseling Vosmaer—Perk. Uitgegeven, ingeleid en geanno teerd door Dr. G. Stuiveling. A'dam. Van Holkenia Warendorf. In Groot-Nederland van deze maand is de inleiding verschenen, die in dit werk aan de publicatie der brieven, tusschen Carel Vosmaer en Jacques Perk gewisseld voorafgaat. Uit de familiearchieven van beide kunstenaars wer den die bx-ieven aan Dr. Stuiveling ter hand gesteld en door dezen geórdend, zoodat een aaneengeschakeld beeld van de verhouding tusschen den ouderen aestheet Vosmaer en den jongen dichter ontstond, waarvan ieder die in litteratuur belang stelt graag kennis zal nemen. In de litteratuxxr-historie van ons land is, voor zoover dat de laatste zestig tot tachtig jaar betreft, thans een streven merkbaar, parallel aan een soortgelijk in de geschiedenis der schilderkunst, om. wat onmiddellijk aan den bloei der tachtiger jaren voorafging, weer eens rustiger onder de oogen te zien en er vergeten verdiexxsten van te erkennen en uit te dragen. Zoo zou men deze gebundelde brieven en Dr. Stuiveling's daaraan voorafgaande studie kunnen zien als een krans op het graf van Vosmaer, door een sympathiek geleerde en kunstenaar-zelf als Stuiveling voor onze dagen gelegd. Hij tracht en slaagt er in de vraag te beantwoorden: „Hoe was het mogelijk dat Carel Vosmaer. die thans algemeen voor een kunstenaar en criticus ran beperkt talent wordt gehouden, inderdaad tusschen 1875 en 1885 op de Nederlandsche litteratuur een in vloed heeft uitgeoefend, waarbij vergeleken alle anderen het afleggen?" De schrijver wijst dan op de uitzonderlijk gunstige positie van Vosmaer in het Neder- landsch letterkundige leven na den dood van Potgieter. Na dezen was er feitelijk geen alge meen te erkennen leider voorhanden. Douwes Dekker had zich verbitterd en teleurgesteld in Wiesbaden teruggetrokken, Huet woonde in Parijs en vertoonde weinig lust voor de Ne derlandsche letteren eexx actief mentor te zijn, de oude Thijm was begaafd met de eigen schappen voor leidei-schap, doch te exclusief in zijn levensbeschouwing eix te zeer in de locale Amsterdaixxsche sfeer bevaxxgen. wat zijn omgang met de jongere dichters van zijn tijd betreft. Noch bij de predikanten-dichters. Beets, Hasebroek enz., noch bij de historici als Pierson of schrijvers als Hofdijk en Schim mel vond men „een volwaardige en evenwich tige verbinding van artistieke begaafdheid, ontledend inzicht, cosmopolitische cultuur en tegelijk toegewijde aandacht voor nieuwe levenstekenen in de eigen taaltuin"en juist dat vormde het complex qualiteiten van Carel Vosmaer. In de redactie van de Spectator nam Vos maer een gezaghebbende plaats in en de eigen bijdragen, de Vlugmaren, golden algemeen als voortreffelijke joui'nalistiek. Dat hij ln den Spectator reeds jax-en vóór De Nieuwe Gids werd opgericht (1885) werk van de jongeren opnam en van Perk, Kloos. Paap. Verwey van Eeden Ary Prixxs en Couperus publiceerde, be wijst zijn breeden blik en zijn beteekenis voor de periode die aan de oprichting van dat nieuwe tijdschx-ift voorafgaat. De jongeren hebben hem dat later niet steeds met dank vergolden en het eigen, scheppende werk van Vosmaer zooals zijn „Amazone" bij voorbeeld, bezat wel de qualiteit die het spoedig voor de kunstenaars te schoolsch en voor de examen wellustelingen bij het onderwijs te artistiek maakte. Voor Vosmaer zelf was zijn „Amazone" een program, een beginselverklaring. Hij schrijft b.v aan Perk (pag. 37) „De beginselen van Amazone zijn tegen woordig zeer in gevaar: een nieuwere school bestrijdt de leer van edele, hooge schoonheid en kunst: de ouden, antieken en lateren. wor den achter de bank geschoven. Klassieke vor ming wordt geminacht. Het euvel is al zeer erg. Ik strijd daartegen wat ik kan, zooals ook Doorenbos steeds doet; hij is gelukkig dat hij te Amsterdam jongeren heeft zooals gij en Kloos". enz. enz. Dit is uit een brief van December 1880. Wat er na zestig jaar van de .beginselen van Amazone" in de litteratuur van vandaag nog merkbaar is? Niet al te veel vermoedelijk. Maar zoo moet men de belangrijkheid van een figuur ook niet willen afmeten. Ziet men daarentegen Vosmaer midden in zijn tijd, dan wordt het anders. Dan wordt het denkbaar dat Couperus b.v. van die „beginselen" te baat neemt, wat hem van pas komt en nieuwe schepping doet volgen op wat tien jaar na het schrijven van dien brief al van ondergeschikt belang is geworden. Alle „beginselen" in kunst- prodxictie zijn aan hun tijd gebonden, het product zelf kan een langer duur beschoren zijn. En in zeker opzicht is dat ook het geval met de correspondentie en de levensbijzonderheden der kunstenaars. In verband met het „werk" zijn die relatief onbelangrijk, doch voor het goed begrip van een tijd en van de persoon lijkheid van den maker zijn ze vaak verklarend en begeerlijk. Die van Jacques Pex*k zijn het reeds omdat de tragiek van den jonggestorven dichter (hij werd slechts twee en twintig) ons voor zijn lot interesseert. In de wijze waarop hij den dertig jaar ouderen Vosmaer nadert en langzamer hand van beide zijden die afstand overbrugd wordt, is al iets dat voor de tegenwoordige jeugd een sprookje uit het ver vei-leden moet schijnen. Maar de oudste der corresponden ten komt er wel in een zacht, doch helder, rustig licht door te staan. Dat is het voordeel der authentieke correspondenties boven de levensbeschrijving door later komenden, die te vaak soms xxxet schijnwerpers hun sujet te fel en dus onjuist belichten. Vooral dus voor de figuur Vosmaer lijkt mij deze publicatie een erkenning van de waarde, en als geheel een vaak boeiend beeld van de verhoudingen in het litteraire leven van Hol land tijdexxs de opkomst der nieuwe stroomin gen in schrijf- en schilderkunst. Van den ernst waarmee deze corresponden tie gepubliceerd werd, getuigt ook de reeks biographische aanteekeningen over in de brie ven genoemde personen, die aan het slot is opgenomen. Wie iets meer dan oppervlakkig in onze litteratuur belang stelt zal dezen brievenbundel met wat eraan werd toegevoegd willen lezen of bezitten. J. H. DE BOIS. KAASMARKT ALKMAAR. Aangevoerd 400 stapels, zijnde 100.000 K.G. Fabriekskaas kleine f 22 per 50 K.G. Boerenkaas kleine f 20 per 50 K.G. Boerenkaas commissie f 26.50 per K.G. Handel goed.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 9