Eeuwenoude cultuur die in den laatsten tijd veel veranderd is. Maar vele weggebruikers storen er zich niet aan Lutine-schatgraverij als.... camouflage! DONDERDAG 18 AUGUSTUS '1938 H A A R i; E M'S DAGEC A D 3 De bloembollenteelt. Uitbreiding en scherpe concurrentie dwongen tot moderniseering en specialisatie. Een bloembollenveld dat nu eens niet in het open veld maar midden tusschen de huizen te bewonderen was. Op den achter grond de kassen, waar zooals Ir. Volkersz in bijgaand artikel beschrijft, de bloembollen soms in gekweekt worden om een vroegen bloei te bereiken. rWAALF duizend bloembollenbe- drijven waarvan achthonderd grootere met een gemiddelde oppervlakte van 21/:2 HA. en 5000 klei nere die slechts 10 Are of nog minder hebben beplant vormen tezamen met de ruim 6000 middelbedrijven de „Hol- landsche bloembollenteelt" waarover Ir. K. Volkersz, rijkstuinbouwconsulent en directeur der Rijkstuinbouwschool te Lisse een uitvoerig en interessant artikel schrijft in „Die Ernahrung der Pflanze", BD 34, Heft 15116 van Augus tus 1938. Aan dit artikel ontleenen wij verder nog het volgende: Men onderscheidt verschillende bedrijven. Allereerst bestaat er verschil tusschen de „zuivere" bloembollenkweekerijen, die uitslui tend bloembollen telen en de zoogenaamde gemengde bedrijven waar meestal de bloem bollenteelt slechts een tweede plaats inneemt achter b.v. het kweeken van groenten. Verder zijn er bedrijven die geheel ingericht zijn op den export en die meestal op groote schaal bloembollen telen. Tenslotte heeft men de firma's die alleen in bloembollen handelen en niet zelf telen. Het aantal van deze laatste bedrijven is echter gering. In de laatste 25 jaar heeft de cultuur zich sterk uitgebreid. Naast het centrum, gelegen tusschen Haarlem en Katwijk aan Zee ontwik kelden zich nieuwe bedrijven in den Anna Paulowna- en den Koegraspolder. Gemengde bedrijven ontstonden verder in het Noordoos ten van Noordholland (de Streek, Medemblik, Andijk etc.) en in eenige land- en tuinbouw- strek<m in de provincies Friesland, Groningen en het Noordelijk deel van Noord-Brabant. Hier worden vooral tulpen en soms ook gladiolen op de kleigronden gekweekt. Ook in het Westland wordt de bloem bollenteelt al jaren lang als nevenbe- drijf beoefend'. De met bloembollen beplante velden liggen daar echter veel verder uit el kaar dan in de reeds genoemde centra, waar de bloembollencultuur al gedurende vele eeuwen wordt beoefend. Voortdurend is men er op uit om nieuwe en betere soorten te verkrijgen en door gebruik making van verbeterde teeltwijze en het naar voren brengen van bijzondere eigenschappen worden steeds nieuwe soorten gewonnen waar van de Mendel" en „Triumph" tulpen mooie voorbeelden zijn. Gespecialiseerde bedrijven. De steeds verder gaande uitbreiding van de bloembollencultuur (de inkrimping door de crisismaatregelen laat de schrijver hier klaar blijkelijk even buiten beschouwing red. H.D.) en de daarmee gepaard gaande toene mende concurrentie werden noodzakelijk tot specialisatie. Deze specialisatie leidde er niet alleen toe dat men in eenige bedrijven slechts tulpen, hyacinten of narcissen ging telen, neen, men legde zich dik wijls ook uitsluitend toe op het kwee ken van variëteiten van één soort. Hyacinten in vollen bloei. Voor deze variëteiten moesten de daarvoor het best geschikte gronden gebruikt worden. Voor dit doel werden van weilanden teeltgron- den gemaakt, rooide men bosschen en werden de duinen afgegraven. De beste resultaten worden bereikt met een grondwaterstand van 50 cM. voor grof duin zand en een stand van 62,'j c.M. voor fijn zand. De grootte van den oogst is verder nog afhankelijk van het luchtgehalte van den grond, van den tegenstand die de wortels moeten overwinnen bij het binnendringen in den bodem, van de soort van wortelvorming en de diepte die de wortels bereiken. Slechts weinige bloembollenwortels bereiken echter een diepte van 50 c.M. De bovengemelde gem. waterstanden zijn niet voor alle bollen schikt zoodat de bloembollenkweeker al naar het uitkomt zijn velden hooger of lager aan legt. Hiermede hangen ook ten nauwste de prijzen van den grond samen. Wenken voor het planten. Een sterke ontwikkeling van het blad kan men verkrijgen door de bloem bollen aan een bepaalde voorbehande ling te onderwerpen. Ook kan men een te vroegen bloei verhinderen dooi de bollen tegen het einde van de rust periode eenigen tijd aan een hoogere temperatuur bloot te stellen. Hierdoor wordt het gevaar van schade door vriezend weer beduidend verminderd. Tulpen moeten acht tot tien, hyacinten on geveer 12 en narcissen om en nabij de 15 c.M. diep geplant worden. Al deze bollen worden in den herfst geplant en in den zomer ge rooid. Uit verschillende analyses is komen vast te staan dat de duingronden arm zijn aan humus en klei. Dat zij dus veel mest noodig hebben is alleszins te begrijpen. Hierbij komt nog dat meestal om de drie jaar een bewerking van den bodem plaats vindt. Deze wordt dan over een diepte van 75 c.M. omgewoeld waarbij de onderste laag van 25 c.M. boven komt te lig gen en de bovenste naar beneden wordt ge bracht. Voor de ontwikkeling van de bloem .bollen heeft dit het groote voordeel dat in den frisschen nieuwen bodem ziekten niet zooveel voorkomen. Hoe wordt de vroege bloei bereikt? Na een uitvoerige beschrijving van de ver schillende meststoffen en de wijze waarop die moeten worden toegepast geeft Ir. Volkersz een beschouwing over de kunstmatige bevor dering van den vroegen bloei op welk gebied ook prof. dr. H. H. Blaauw in Wageningen en prof. dr. E. van Slogteren in Lisse baanbre kend werk hebben verricht. Zoo moeten de bollen o.a. om een zeer vroe gen bloei te bereiken onmiddellijk na het rooien op een bepaalde temperatuur en ma nier op de stellingen in de schuren worden gelegd. Terwijl de temperatuur na eenigen tijd weer veranderd moet worden. Alleen narcissen moeten dadelijk als ze uit den grond komen op een koele, droge plaats worden gebracht. Daarom zijn de stellingen in de moderne bloembollenschuren behalve van centrale verwarming vaak ook van een koelinrichting voorzien. Om tot een nog vroe- geren bloei te geraken worden de bollen soms ook onder glas, in kassen en in kunstmatig verwarmden grond geteeld. Zulke bloembollen kunnen dan evenals de narcissen onmiddel lijk, als ze uit den grond komen gekoeld wor den. Het is jammer dat de bloembollen die op deze wijze bijzondere eigenschappen heb ben verkregen door verschillende fouten die aan het transport kleven deze vaak weer ver liezen. Het vervoer is dan ook zeer zeker nog voor verbetering vatbaar terwijl ook de be handeling direct na de aankomst van de bloembollen zeer belangrijk is. Tenslotte wijst de schrijver er nog op dat dank zij de verschillende controles slechts ge zonde producten uit Nederland worden ver zonden. In het buitenland wekt het verder nog al eens bevreemding dat uit Holland snij bloemen worden geëxporteerd. Deze export geschiedt echter niet door bloembollen- doch door bloemenkweekers. die evenals de buiten- tandsche afnemers bollen koopen om de daar^ van verkregen bloemen te verkoopen. De bloembollenkweekerijen en firma's verkoopen echter uitsluitend de bollen en geen bloe men, Er bestaan verkeersregels! Ernstige ongelukken het resultaat. Gistermiddag te ruim vijf uur is in de Pre- torialaan te Rotterdam een wielrijdster het slachtoffer geworden van een automobilist, die zich van de verkeersregels weinig bleek aan te trekken. De 29 jarige mej. P. Overdijk, wo nende aan den Parallelweg, kwam van de Maashaven en naderde de Paul Krugerstraat. Van de andere zijde naderde een vrachtauto, bestuurd door den 20-jarigen W. B. R., die de wielrijdster, die voor hem van rechts kwam, voorrang had moeten verleenen. Zonder vaart te minderen reed de automobilist echter door, zoodat hij de wielrijdster juist in de flank aanreed. Zij werd tegen de straat geslingerd en met een rechterdijbeenfractuur, een ern stige hoofdwond en een hersenschuding naar het ziekenhuis aan den Coolsingel overge bracht. Haar toestand is ernstig. Gisteravond om 8 uur is op een hoek in het dorp Zoutelande mevrouw De R. uit Roermond, die tijdelijk hier verblijf houdt door een motor rijder van der M. uit Vlissingen aangereden. Mevrouw de R. bekwam een zware hersen schudding en werd in een nabijgelegen woning binnengedragen. Zij mag niet vervoerd worden. In samenwerking met de Kon. Marechaussee onderzoekt de burgemeester de schuldvraag. Op den groenen Kruisweg onder voormalig Hoogvliet te Rotterdam is gisteren de 16-ja- rige A. Kamp, wonende te voormalig Pernis die daar met eenige vriendjes fietste onder een passeerende personenauto geraakt, welke werd bestuur door den 52-jarigen koopman F van den B. De jongen werd tegen den weg ge slingerd. en liep een gebroken rechterbeen, een groote hoofdwond en een hersenschudding op. Dr. Mol uit Hoogvliet verleende de eerste hulp, waarna K. per auto van den geneeskundigen dienst naar het ziekenhuis aan den Coolsin gel werd overgebracht, waar hij in ernstigen toestand is opgenomen. Omstreeks acht uur is gisteravond in den Zwaanshals te Rotterdam een ernstig ongeluk gebeurd, dat den zesjarigen J. Valerius, het le ven heeft gekost. De jongen was met een paar vriendjes aan het spelen bij een stilstaande vrachtauto. Zonder dat de bestuurder van den wagen, de 21-jarige G. L. E., wonende aan den Ringdijk te Schiebroek het had bemerkt, was de jonge Valerius op den wagen geklommen aan de achterzijde. De bestuurder zette den wagen aan, de jongen verloor het evenwicht, viel van de auto en kwam juist achter het rechterachterwiel terecht, dat hem over de borst>as ging. Met zwaar inwendig letsel is de jongen per auto van den geneeskundigen dienst overgebracht naar het ziekenhuis aan den Bergweg, waar hij korten tijd na aan komst aan zijn kwetsuren overleed. De arbeid van het Comité voor Bijzondere Joodsche Belangen. Het comité voor Bijzondere Joodsche Be langen en het Comité voor Joodsche vluchte lingen hebben een brochure samengesteld „Vijf jaren vluchtelingenhulp". Hieraan is het volgende ontleend: Want wat wordt er met dit vele geld ge daan. Het wordt niet alleen gebruikt voor het verstrekken van huisvesting, eten en drinken. Niet, zooals wel eens gedacht en soms ook gezegd wordt, om bedelaars een paar gulden te geven. Wie zoo denkt, bewijst van het vluchtelingenwerk geen flauw idee ze hebben. Natuurlijk verslindt de onderbrenging van zooveel mannen, vrouwen en kinderen groote sommen gelds, waarbij niet vergeten mag worden, dat deze bedragen in Nederland en voornamelijk te Amsterdam, waar het werk wordt geconcentreerd, besteed worden en velen minder goed gesitueerden Nederlanders een kleine verdienste bezorgen. Maar verder wordt een bij uitstek construc tief werk door ons verricht, waarvan zonder dat wij ons aan overdrijving schuldig maken, gezegd mag worden, dat het voor hen, die ervan profiteeren, voor hun geheele verdere leven een zegen zal blijken te zijn. In samen werking met de Stichting Joodsche Arbeid, die het werkdorp in de Wieringenneer exploiteert, worden tientallen jonge Duitschers opgeleid voor land en tuinbouw, als timmerlieden, bank werkers en lassohers, opdat zij, als zij na af loop van hun leertijd het gastvrije Nederland verlaten zullen hebben, als vakmenschen in den vreemde door arbeid met eigen hand hun brood zullen kunnen verdienen. De Vereeniging voor Vakopleiding van Palestina Pioniers te Deventer, de pionieren voor Palestina voorbereidende voor hun moei lijke taak aldaar, nam ook dozijnen dezer jeugdige émigré's op en geeft hun een in elk opzicht voorbeeldige opleiding. De heer R. H. Eitje beschrijft eenige ervarin gen van Joodsche vluchtelingen waarvan wij de volgende overnemen: Voor eenigen tijd, nog niet lang geleden, ging een Duitsche Jood, oud 24 jaar, naar Engeland om daar een nieuw leven te begin nen. Hij vertoefde er een aantal maanden, tot op zekeren dag de beslissing der autoriteiten hem dwong, dit land te verlaten. Waarheen moest hij gaan? Naar Duitschland terug was onmogelijk, want daar wachtte hem het ,Schulungslager" om hem van de dwalingen zijns weegs te genezen. Dus kwam hij naar Nederland. Ook hier moeilijkheden, ook hier geen rust, met als gevolg, dat hij op zekeren avond in overspannen toestand in een stads ziekenhuis moest worden opgenomén en hij sedert eenige dagen voor onze rekening in een krankzinnigengesticht is ondergebracht. Be grijpt gij lezer, in welken gemoedstoestand de vader verkeerde, toen hij op ons bureau het lot van zijn kind besprak? Voor eenige maanden kwam een jongen tot ons. oud 16 jaar. Zijn vader was naar overzee ertrokken, nadat hij zijn kind in Holland had ondergebracht. De menschen, bij wie de jongen woonde, konden hem niet langer herbergen en de vader was er inmiddels nog niet in ge- jd, zijn bestaan dusdanig op te bouwen, dat hij zijn eenig kind tot zich kon nemen. Na een omzwerving van eenige maanden kwam de jongen eindelijk bij ons comité, vermagerd uitgehongerd, omdat hij in zijn radeloosheid naar Duitschland was teruggegaan, maar zich De mysterieuse geschiedenis van James Gardner. Hij liet naar de Lufine duiken, maar zocht naar iets anders. In Heemstede staat een aardige villa Met vroolijke bloemetjes in den tuin ervoor. Er staan meer villa's in Heem stede, doch maar in één woont de man, die u iets vertellen kan over James Gardner. James Gardner, één van de meest merk waardige goudzoekers uit een serie van velen, die gepoogd hebben de goudschat van de Lutine bij Terschelling aan de zee te ont rukken. Althans, zoo zegt onze verteller, James Gardner zei dat hij plannen had om de Lutineschat op te halen. Hij kwam met zijn prachtig uitgerust schip, de ,L' yons" in 1911 naar Holland toe, zwierf tot ongeveer Juni in 1914 in de Noordelijke wateren en gaf overal waar hij aan land ging geld uit als water. Ik woonde destijds in Franeker bij Harlin- gen, waar ik groothandelaar in bazalt was. Tot 1911 was ik van jongen af op de vaart geweest en ik kende de wateren in het Noor den op mijn duimpje. En toen James Gardner dan ook eens met zijn schip in Harlingen, kwam vroeg hij me of ik me bij zijn expeditie wilde voegen. Hij bood me een meer dan goed salaris. Maar ik voelde er niet veel voor, want ik had het trouwens niet noodig en derhalve sloeg ik zijn aanbod af. Op het zand boven het wrak. Niettemin ging ik voor de aardig heid eens met de L yons mee naar Terschelling. U moet namelijk weten, in 1911 was het den geheelen zomer lang abnormaal mooi weer geweest. En ik voelde wel wat voor een uit stapje. De „L yons" ging naar de plaats van de Lutine. En toen ben ik ook als duiker even naar beneden, zes meter diep geweest en heb over het zand, waaronder de Lutine ligt, ge wandeld. Maar eenig verschil met het zand van Zandvoort of Scheveningen kon ik niet zien. Alleen dit zand lag onder water en dat van Zandvoort er boven. Dat is alles, wat ik met de Lutine te maken heb gehad. En nadien ben ik ook nooit meer met de yons" mee geweest. James Gardner zette zijn pogingen om de Lutineschat te bergen echter met onverzwakte kracht voort. En hij voer wel tien keer het Texelsche Schulpen- gat heen en weer, ging naar Harlingen en andere havens, wendde den steven dan hier dan daar heen en zette intusschen steeds weer koers naar de Lutine bij Terschelling. Dat lieve leventje duurde ongeveer 3 jaren. Ik vroeg me al lang af hoe of een onderne ming al die jaren een boot met 30 koppen bemanning kon onderhouden, alleen om te probeeren die Lutineschat te vinden. En die boot was zooals gezegd prachtig uitgerust met ingenieuze duiker-instrumenten. En de be manning had het niet krap! Want op een Harlingsche Kermis moest ze op een keer f 700 aan champagne betalen! De wereldoorlog bracht de oplossing. James Gardner had me gezegd dat de boot aan een reederij in Glasgow toebehoorde. Ik informerde in Glasgow, maar daar wist men van geen „L yons"! En toen Gardner in 1914 de Noor delijke wateren eindelijk verliet, en blijkbaar de pogingen om de Lutine schat te bergen opgaf, bleek spoedig nergens durfde aan te melden, daar hij, en te recht, bevreesd was met de autoriteiten, die met Joodsche kinderen geen erbarmen heb ben, in aanraking te komen. Hij wordt nu door ons verzorgd, in afwachting tot de groote reis naar het verre land aanvaard kan worden. Het zou voor ons heel gemakkelijk zijn. u nog tientallen van deze trieste verhalen, niet door fantasie bedacht, maar aan de naakte werkelijkheid ontleend, voor te zetten. Begrijpt gij waarom wij schrijven? Het postgironummer van het Comité is 214500 ten name van Prof. dr. D. Cohen. Nood fonds 1933, Amsterdam. Boerderij te Schagen geheel afgebrand. Gisteren is door hooibroei^ brand ontstaan in de boerderij van T. B. Verduik te Burger- brug, nabij Schagen. De brand greep, aange wakkerd door den feilen wind, zoo snel om zich heen, dat de bewoners zich ternauwernood konden redden. De boerderij is geheel afge brand. De wintervoorraad en landbouwwerk tuigen gingen verloren. Verzekering dekt de schade. Nederlandsche Vereeniging voor Luchtbescherming. In October 1936 begon de Nederlandsche Vereeniging voor Luchtbescherming blijkens een door haar uitgegeven brochure haar werk zaamheden die bestonden uit: le. Voorlichting en opvoeding van het Nederlandsche volk met betrekking tot lucht- gevaar en luchtbescherming. Organisatie van de burgerij in elke plaats van samenwoning en in alle geledingen en groepeeringen in ons land met als doel. zelfbescherming. Deze zelfbescherming omvat de gezinsbe scherming en de bedrijfsbescherming. 3e. Steunverleening aan de overheid overaJ waar dat nuttig en gewenscht is. In Augustus 1938. dus 22 maanden later kon zij wijzen op de volgende resultaten. Het aan tal leden steeg tot 57000 terwijl er over het heele land 263 afdeelingen werden opgericht, cursuslezingen zijn gehouden, een bibliotheek van luchtbescherming is gesticht, een eigen maandblad „Luchtgeraas" werd uitgegeven, kortom alles is gedaan om de bescherming tegen aanvallen uit de lucht te bevorderen Tenslotte zij nog vermeld dat ook brouchures en vlugschiïften door het Comité worden ver spreid. dat hij wel één van de meest merk waardige Lutineschatzoekers is ge weest. Want hij gaf schatten uit om die schatten te vinden, hij liet op de plaats van het wrak vele malen duiken, en tochzocht hij heel iets anders. De Lutineschat liet hem eigenlijk koud. James Gardner ontpopte zich in den wereldoorlog als een geduchten tegenstander van de Duitsche duik- booten. Hij „ving" er velen. Misschien wel 52! En toen bleek wel duidelijk dat de heele Lutineschatgraverij van de „L yons" een camouflage was ge weest. Gardner wilde bekend worden met de Noordelijke wateren van ons land. Aanvankelijk was natuurlijk niet bekend dat Nederland niet in den wereldoorlog betrokken zou wor den, en voor het geval dat wel zoo zou zijn leverden de Noordelijke wa teren voor de Engelschen natuurlijk een prachtig terrein voor hun opera ties tegen de Duitschers. James Gardner ging steeds bij de Lutineschat 'graven om de aandacht van zijn ware bedoelingen af te leiden. Ongemerkt kreeg hij de gelegenheid om de wateren in het Noorden te lecren ken nen. Om zijn Lutineschatgraverij zoo echt mogelijk te laten lijken bracht hij eens eenige ankers van het schip aan den wal. Die had hij echter van eenige Terschellingers gekocht, en ze waren al 50 jaren terug uit de zee op gehaald!" En de Karimata? Die zoekt naar een naald in een hooiberg! Inderdaad, deze James Gardner is wel een zeer merkwaardige figuur in de geschiedenis van het Lutinewrak. Velen hebben zich uit gesloofd, vaak met minder middelen, om het goud op den bodem der zee te bemachtigen, en deze later berucht geworden „duikbooten vanger" had een prachtig uitgeruste schat graversexpeditie tot zijn beschikking en hij zocht naar de I utlne met de vooropgezette bedoeling omniets te vinden! De „Lutme" diende alleen maar voor een „uit vlucht je". Als de groote „Karimata" het hoorde zou ze spinnijdig worden, vooral nu ze niets vindt, nijdig over zoo lichtvaardige opvatting van de taak eens schatgravers, terwijl zij nu toch al maanden achtereen serieus zwoegt. Ja, nu we toch op de „Karimata" zijn ge komen, wat zou de man, die we tot de in woners van Heemstede mogen tellen, en die een bij uitstek deskundige in de Noordelijke wateren is, en die bovendien op het zand boven de Lutine heeft gewandeld hetgeen hijzelf intusschen het belangrijkste niet vindt wel van deze baggermolen denken? De „Karimata" heeft toch waarlijk niet zoo'n lichtvaardige opvatting van de schatgravers- taak als indertijd de .Layons" van James Gardner! Maar onze verteller is niet zoo goed over de pogingen van de Karimata te spreken. „Het zoeken naar de schat van de Lutine in zee staat gelijk met het zoeken van een naald in een hooi berg",. luidt zijn korte, doch zeer krachtige conclusie. Eigenaars van schelpenzuigers werden schatrijk. „Het wrak kan wel heelcmaal uit elkaar geslagen zijn. En om te begrijpen wat de zee bij Terschelling kan doen, en hoe de grond daar kan werken moet men daar werkelijk eens een echte storm ervaren hebben. Anders is er geen voorstelling van te maken. En het Lutinewrak ligt er nu al 140 jaren! En dat in zoo'n onstuimig stuk water! En in zoo'n werkende grond! Neen, als ik assuradeur was zou ik voor 90 pet. willen herverzekeren. Trouwens u weet. de ouderen op Terschelling hebben steeds sceptisch tegenover de pogin gen van de Karimata gestaan. De jongeren gingen zoo nu en dan nog wel mee met de optimistische verwachtingen. Maar neen, mijn meening is ook dat het grootste deel van de schat allang weg is. Ik herinner me nog dat een 55 a 60 jaren geleden schelpen- zuizers bij het wrak van de Lutine werkten. De eigenaren van de schepen zijn schatrijk geworden. Het kan na tuurlijk zijn dat ze zooveel aan de schelpen verdiend hebben, maar.... enfin eventueele conclusies kunt u zelf trekken". Fraaie versiering van den Dam tijdens het regeringsjubileum. AMSTERDAM, 17 Augustus. Het Damcomitè is er nagenoeg in geslaagd alle gelden bijeen te brengen voor een smaakvolle versiering van het geheele Amsterdamsche Damterrein ter gelegenheid van het regeeringsjubileum van H.M. de Koningin. De plannen van architect Brouwer, die de geheele versiering belangeloos ontwerpt en uitvoert, zullen daarom in vollen omvang wor den verwezenlijkt. Dinsdagmorgen j.l. werd een aanvang gemaakt met het monteeren van de stalen steigers, bestemd voor de groote eerebogen. die het Damrak en Rokin alsmede de Paleisstraat en de Mozes- en Aaronstraat in de volle breedte zullen overbruggen. Een geheel nieuw type van versiering wordt toegepast, waardoor nu reeds vaststaat, dat de Dam het mooist versierde plein van Am sterdam belooft te worden. OVERDRACHT VAN H.M.'s TROMP" De nieuwe fiottille-leider der Koninklijke marine, de „Tromp", die heden officieel in dienst zal worden gesteld, is gisteren zonder eenige formaliteit door de werf de Nederland sche scheepsbouw Maatschappij, aan de Ma rine overgedragen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 5