PER AUTO EN BOOT DOOR ZUID-AFRIKA.
H«D»
atteraire
[vantteekeningen.
ZATERDAG 20 "AUGUSTUS 1938
H A A R E E M'S DAGBEA'D
5
Noordwaarts door den Kruger Wildtuin.
Nijlpaarden in Kruger Wildpark.
Door
Dr. W. C. N. VAN DER SLEEN
Zoo heb ik u dan verteld van den wildrijk-
dom rond Pretoriuskop, maar daar houdt het
niet mee op. Er zijn een vijftal dergelijke rust-
kampen over het park verspreid, die telkens
een 50 a 100 kilmeter uit elkaar liggen; bo
vendien zijn er een stuk of wat kleinere, die
vooral op weekends en in de vacantie veel
rustiger zijn dan de andere. Wij trekken dus
noordwaarts op Skukuza aan, steeds weer rij
dende door dat eigenaardige boschveld, waar
hier telkens weer giraffen, impalas, koedoes
enzoovoort de aandacht vragen. Maar daar
voor worden de camera's nauwelijks meer te
voorschijn gehaald. Dat is al gewoon goed
geworden. Neen, we kijken nu scherp uit naar
de andere soorten. Zebra's geven altijd nog
weer even het idee van een buitenkansje,
want dat zijn ook zulke bijzonder mooie die
ren. Skukuza moet in het hart van het leeu-
wenland liggen, maar wij zien er daar toe
vallig geen een. Wel weer even bezuiden Sata-
ra, waar een leeuw een jonge giraffe geslagen
had vlak bij den weg en de leeuwin op een
afstand de prooi bewaakte, zoodat jakhalzen
en gieren voorloopig geen kans kregen 's Mid
dags vluchtte van dezelfde plek alleen nog
maar een hyena weg. Leelijke beesten met
hun hooge schouders en hun onsympathieke
manieren. Eén bleef een poosje voor ons uit
loopen midden op den weg. Verder ook al
weer niets bijzonders, en dus maar door naar
het Noorden. Daar stroomt de Olifantsrivier
dwars door het wildpark heen en dat kan een
mooie kans geven. Want overal is het gras
verdord en haast alle waterpoelen zijn opge
droogd. Vrienden van het Park hebben hier
en daar windmolens geplaatst, die water op
pompen in groote plassen, waar het wild dan
kan komen drinken, maar zulke dingen moes
ten er veel meer zijn. Dat is heel jammer, dat
een groot deel van het Kruger-park in den
winter zoo'n watergebrek heeft, dat zeer veel
dieren zich noodgedwongen wagen in de niet
beschermde gedeelten, waar op de boeren
plaatsen nog zeer veel geschoten wordt. Het
park breidt zich echter gelukkig door schen
kingen in de gewenschte' richting uit.
Maar wij zitten nu aan The Gorge, een der
kleinste kampen van het park. doch ook een
der mooiste. Het ligt niet direct aan den groo-
ten weg, en waar in Satara gisteren een veer
tigtal wagens passeerden, waren er hier twee.
Onze tenten staan weer vlak achter zoo'n echt
leeuwenhek van bijna 75 cM. hoog. Gister
nacht is er een onder het draad door gekro
pen, dat doen ze blijkbaar liever dan er over
heen springen. Men wijst ons waar zijn haren
aan het prikkeldraad zijn blijven zitten. En
vertelt er bij, hoe in Rhodesia een goudzoeker
midden in den nacht door een leeuw werd
overvallen, die op de tent sprong en door het
goed heen zijn slachtoffer in den arm beet
en met tent en al daaraan voortsleurde. Maar
de aangevallene zag kans, zijn revolver te
vinden en won den overigens ongelijken
strijd. Ik heb nieuwe elementen in mijn flash-
ligt. Dat moet meestal ook voldoende zijn.
Vóór de tent, achter het leeuwenhek,
stroomt de Olfiantsrivier in haar breed dal,
door grazige hellingen en lage heuvels omge
ven, behalve vlak voor ons, waar aan steile
rotswand een honderd meter omhoog rijst,
met aan den voet weer een graslandstrook.
Op dat grasland zie ik bruine en roestkleu
rige stippen. Daar heb ik het wild al, daar
komt een kudde impala's en een groote troep
waterbokken omlaag om te drinken! Dat is
een goed begin. De impala heeft liervormige
horens, de waterbok kromme, sabelvormige
waarvan de punt en de holle zijde naar voren
gericht zijn. en de sabelantilope heeft soort
gelijke horens, maar met punt en holle zijde
naar achteren gericht. De sabel is bijna ge
heel zwart op een paar witte vlekken aan den
kop na. De waterbok is roestbruin en heeft
door zijn dichte, lange beharing veel weg
van een llama met ietwat kort uitgevallen
hals. Maar mooie, elegante en krachtige
dieren zijn het beide. De waterbokken gra
zen beneden: 3 mannetjes en 22 wijfjes.
Twee mooie sabelantilopen staan op den
hoogen oever aan den overkant der rivier
nieuwsgierig ons kamp op te nemen. Hier is
blijkbaar heel wat te beleven. We beginnen
met een wandeling stroomop. maar mogen
niet alleen er op uit. Een agent van politie
moet ons vergezellen. Een lange, slanke Zoe
loe in keurige khaki uniformjas, khaki broek
je, bloote knieën, puttees en sandalen, ge
maakt uit oude autobanden. Daarbij een keu
rige, aan één kant opgeklapte vilthoed met
de letters K. N. P. en daaronder een heerlijk
kwajongenssnuit. En.... in de rechterhand
een assegaai: dat allergevaarlijkste stootwa-
pen der Zoeloe's vormt de eenige bewapening
der veldpolitie in Kruger Nationaal Park.
Langzaam loopt hij voor ons uit spiedend en
zoekend.
Eerst wijst hij ons een leeuwenspoor dat
dezen middag gezet moet zijn (het loopt nu
tegen vieren). Dan toont hij ons de plek waar
een groot nijlpaard uit het water gekomen is
en den steiien wallekant opgeklauterd om
riet te gaan smullen. Maar dat gebeurt altijd
's nachts. Even verder heeft een koedoe aan
de wonderolieplanten geknaagd. Daar zijn ze
dol op. Zeker last van verstopping van al dat
droge gras. Even later wijst hij ons achter een
rots het oor van een koedoe. Als u doorloopt
kunt u hem heelemaal zien, maar als u voor
bij dat struikje komt, springt hij weg. En zóó
werd het gefilmd. Weer even later ziet hij, dat
een steenklomp op een zandbank een kroko-
dillenkop is. Vlak daarbij proest en snuift het
ineens als een walvisch en komt een groote
nijlpaardkop boven.
Weer een geplas en gesnuif, nog een kop,
maar een heel kleintje, zoo van een goeden
halven meter, en daarnaast de reuzenkop
van Pa! Het gelukkig gezin duikt weer onder,
wegzinken is het eigenlijk meer en dadelijk
komt de kleine schat weer boven, ruggetje en
al, misschien 2 meter lang en bruin behaard.
Pa en Ma komen ook afwisselend eens kijken,
af en toe geluiden slakend, die herinneren aan
de wijze waarop een Arabier zijn gastheer te
kennen geeft, dat hij goed en veel, eigenlijk
te goed en te veel gegeten heeft. Eerst ko
men meest de koddige oortjes boven, dan de
oogen en eindelijk de op een verhooginkje
staande neusgaten. In dezelfde volgorde zakt
het geheel even later weer weg. Ik geef mijn
kijker eens even aan onzen Zoeloevriend. Na
eenig zoeken ziet hij daar dien vormeloozen
kop bovenkomen en waarachtig, het beest
knipoogt tegen hem, zooals een ouden beken
de betaamt. Het oolijke snuit van den Zoeloe
scheurt haast in tweeën in zijn breeden lach
en hij grijpt met één hand vlak voor den kij
ker, alsof hij het nijlpaard pakken wilde. Dat
is altijd eenig om te zien, die kwajongens
achtige vroolijkheid van die zwarte jagers, als
zij het wild plotseling voor het grijpen nabij,
vlak onder hun neus zien te voorschijn ko
men! Hij stond er bij te dansen van plezier.
Echt van die sprinkhaanvroolijkheid, zooals
een Engelsch schrijver het uitdrukte. Terwijl
we ons met dit edel drietal amuseeren, zijn
aan den overkant weer een paar dozijn im
pala's naar beneden gekomen,en we besluiten
ons verdekt op te stellen om te zien of geen
troepje van 't een of ander dicht langs ons
omlaag wil-komen wandelen om aan de ri
vier te gaan drinken. We zitten nauwelijks
tien minuten onder de overhangende takken
van een grooten boom, of daar verschijnt al
een harige kop over den heuvelrand, zoo ha
rig, dat ik dadelijk weet dat het een water
bok is. Een wijfje helaas! De mannetjes zijn
veel mooier door horens en gewei. Na den
kop komt een hals, dan de romp, de pooten
en tevens nog twee andere koppen. De voor
ste schijnt een voorzichtige oude tante te zijn,
want ze staat wel een minuut of tien vrijwel
roerloos te kijken of alles veilig is. Dan komen
de beide andere ook een stapje nader en
maak ik mijn eerste opname. Maar zelfs het
geluid van den contactsluiter op een 30 a 40
meter afstand doet hem oogenblikkelijk ver
stijven. Toch is de wind tegen en de zon met
ons mee. Eenige seconden later doet het ge-
ruisch van mijn smalfilmcamera de twee
voorste met een sprong omkeeren maar weg
hollen doen ze nog niet. Zij toonen ons hun
achterkwartier en daarop is een groote witte
ring afgeteekend. De Transvaalsche boeren
noemen ze daarom kringgatjes. Ze stonden
stokstijf en ik moest er beweging in hebben
voor de film maar of ik al riep: Vooruit met
de geit het gaf niets. Dat heeft zeker weel
een kwartier geduurd dat je in een alleronge-
makkelijkste houding zoo'n dier zit te ver-
wenschen dat kalm staat te herkauwen, om
af te wachten wat er gebeuren zal. En toen
gebeurde het werkelijk. Een honderd meter
verder komt weer een kop over de helling, nu
van een mannetje met een paar forsche ho
rens. Even rond kijken, dan een paar stappen
vooruit. Een kleine schok als zijn oog op on
zen boom rust. Hij briescht, als om een ant
woord uit te lokken. Kijkt dan even om,
waar al brokstukken van een stuk of zes wijf
jes en twee andere bokken zichtbaar zijn en
wandelt kalm naar den waterkant. Steeds
meer komt er over den heuvelrand, nu ook de
sierlijke impala's. En dan, nog 25 meter ver
der, een groote baviaan, die eerst weer een
minuut of tien stil zit rond te kijken; maar de
kalm drinkende antilopen, die met langge-
strekte ruggen aan den waterkant staan,
schijnen hem gerust te stellen. Hij kijkt eens
om en daar komen ze aan, mannetjes, wijf
jes en jongen, met elkaar ook een 25 stuks
kalm omlaag wandelend. De oude baas sluit
zich bij een aantrekkelijk uitziend wijfje aan.
maar blijft voorzichtig rondspeuren. Helaas
is het heele geval buiten schootswijdte van
mijn camera's. Dus kijkers klaar en overeind.
Dat had je moeten zien, een sauve qui peut
van wat ben je me. Ze liepen elkaar haast om
ver en de apen maakten een helsch misbaar.
's Avonds in 't kamp niets te zien of te
hooren behalve een prachtig zodiakaal licht
en schitterende sterrenhemel. Als ik echter
's nachts wakker word, hoor ik naast mij
snorken, zoo hevig onmeulodieus, dat ik mij
haast niet kan denken, dat een van mijn reis-
genooten zulke geluiden voortbrengen kan.
Dan dringt een zacht rüischen tot mijn oor
door, o ja, de Olifantsrivier: maar dan is de
snorker een nijlpaard. En den volgenden mor
gen stonden de reuzenvoetsporen weer vlak
langs het kamp op het pad. Daarna was er
nog een hyena vlak langs „het" hek geloo-
pen, maar die had niets durven zeggen. Wij
wandelen naar de kloof, de Gorge. Mooi plekje
waar de rivier zich tusschen rotsen en rots
wanden doorslingert in een reeks van kleine
watervalletjes en stroomversnellingen met
diepe poelen er tusschen. En in een van die
poelen, tusschen steile rotswanden en tus
schen twee stroomversnellingen in, duikt plots
weer zoo'n reusachtige nijlpaardenkop op.
En alsof ik, als de oppasser in Artis, gezegd
had: „Bertus, doe je bek eens open", gaapt
daar ineens de geweldige roze afgrond met de
reuzentanden. We hoorden den bek dicht
klappen en onze gapende vriend zonk weer
omlaag en kwam weer eens boven. Merkwaar
dig zooals het logge dier in dien sterken
stroom toch vrijwel op dezelfde plaats bleef
Plotseling zag of hoorde hij ons, kwam wat
hooger uit het water en zonk weer weg, kwam
weer boven en nog eens en nog eens, vol in
teresse voor wat er gebeurde, een leuke ver
tooning. Maar dat dit logge dier zich thuis en
op zijn gemak kan voelen in een snelstroo-
mende diepe rivier tusschen twee flinke
stroomversnellingen, dat was weer wat
nieuws. Een mensch is toch nooit te oud om te
leeren.
(Nadruk verboden).
Nieuwe aanwinsten in Artis.
Afltis mocht weer een paar interessante
aanwinsten voor zijn levende have ontvangen.
De heer L. Sohl bracht van Bobo Dioulasse
(Fransche Congo) twee ichneumons of slan-
gendooders mee. waarschijnlijk een locale on
dersoort van de ïchneumonsoort die N.O.Afrika
bewoont en bij de oude Egyptenaren als „kro-
kodillendooder" een heilig dier was.
In de „Pullmancar", maar dan aan de over
zijde. is een andere aanwinst ondergebracht,
een jonge Siamang, door mej. F. S. Heubel te
Tandjong Karang (Oost-Sumatra) ge
schonken.
Voor het Zoölogisch museum ontving Artis
als geschenk van mevrouw O. C. A. Burdet te
Overveen eenige vogelnestjes van Lambarene,
door professor dr. Albert Schweizer daar
verzameld. De heer F. Schwarz en dr. A. J.
A. Oosterbaan te Amsterdam schonken sier
lijke zijde-aapjes, of oestiti's van Oost-Bra-
zilië, terwijl de heer J. Mulder het apenhuis
met een roodhand-tamarin of zijde-aapje-ver
rijkte.
GEVONDEN VOORWERPEN EN DIEREN.
Inlichtingen aan het Bureau van Politie
Smedetraat, uitsluitend tusschen 11 en
13 uur.
Armbandje, Vissers, Pleiadenstraat 61; cein
tuur, v. Meurs, Geweerstraat 26; hond (witte
fox, Jans, Byzanthiumstraat 10 zw.; hond
(bruin), Smit, Eemstraat 16; blauwe regen
jas, Schouten, Diepenbrockstraat 21; spoor-
weg-pensioenkaart t.n. A. v. Bool, Martens,
Slachthuisstraat 78 zw.; blauwe drinkkruik
Buurman, Zomerkade 75; zakmes, Hoender
dos, Gasthuislaan 95; pakje inh. heerenjas
en overhemd, Dijkzeul, Vergierdeweg 170;
damesparaplui, Koehorst, Elsenplein 46; pakje
inh. stalenboek tapijten, politiebureau Smede-
straat; damesparapluie, Asten, Trompstraat
7; portemonnaie inh. 1 cent, Huyboom, Wever
straat 2; hondenpenning no. 3341, De Jonge,
Verspronckweg 40; rijwielplaatje, Vredenduin
Damaststraat 4; rozenkrans in étui, Prickar-
tez, Lange Heerenvest 110 rd.; actetasch inh.
brood; In 't Veldt, Slachthuisstraat 76.
EXAMENS.
Geslaagd voor het examen Fransch L.O.:
K. Middelbeek, Beverwijk, en W. Pieksma,
Beverwijk.
MÉf
Waterbokken bij The Gorge in den Kruger Wildtuin.
De Stem.
door J. P. BALJé.
pgewonden griste ze haar taschje
van de tafel, tien voor acht was het
al en om acht uur zou ze er zijn
Tóch wierp ze nog even een twij
felenden blik in den spiegel. Was het zoo wel
goed? Ze merkte, dat ze een kleurtje van
zenuwachtigheid op de wangen had en dat
misstond haar niet, maar haar oogennee,
die stonden te flauw. Ze had de raad van
Beppie, haar collega, niet durven opvolgen,
ze stond zoo vreemd tegenover al die kunst
middeltjes en druppeltjes in je oogen, waar
door ze gingen glinsterennee, dat had
ze niet aangedurfd. En daarom had ze haar
oogen ook maar niet aangezet met wat zwart,
zooals Beppie haar dringend had geraden.
Ze wist het wel, en de spiegel vertelde het
haar nog eens heel duidelijk: haar gezichtje
was onbeduidend, zooals zij gingen er dertien
in een dozijn. Tja, en ze had toch een hart,
dat zoo warm voor een ander kon kloppen,
en dat al maandenlang in een versneld tempo
klopte voor dien aardigen jongen van Klomp
en Co., waarmee zij vrijwel dagelijks telefo
neerde en die zulke leuke dingen zeggen kon.
Buiten de zaken om. natuurlijk!
En vandaag was het gebeurd! Ze had er
al wekenlang van gedroomd. Als hij eens
vragen zou, haar te ontmoeten.Gespeeld
had ze met die gedachte, 's avonds, in bed, had
ze er verzaligd van liggen droomen. zonder
eigenlijk te gelooven dat het ooit zoou ge
beuren.
Maar vanmorgen kwam 't ineens. „Zeg Tine",
zei hij, „kan ik je vanavond niet eens spre
ken?"
Ze tutoyeerden elkaar, ofschoon ze elkaar
nog nooit gezien hadden, maar dat kwam zoo
door die vertrouwelijke telefoongesprekken
vanzelf. Ze was telegrafiste bij de Southern
Union en hij gaf haar heel vaak telegram
men op voor zijn firma. Langzamerhand wa
ren ze elkaar gaan kennen, hielden ze ook
wel eens even zoo'n klein speelsch ge
sprekje.
Toen hij het haar zoo plotseling vroeg,
was ze even uit haar gewone doen. Ze wist
niet zoo vlug, wat ze zou antwoorden, ze stot
terde aan de telefoon, zij een telefoniste!
Maar tenslotte waren ze het dan toch eens
geworden: om acht uur in café Moderne.
Ze zou het tafeltje rechts vlak bij de deur
nemen en als herkenningsteeken had ze haar
roode hoedje genoemd,
„Dag Tineke, tot vanavond!", had hij zoo
warm gezegd, dat de gloed haar naar de
wangen was gestegen. En ze had zenuwachtig
„Dag Ben!" teruggefluisterd.
Tine ontwaakte uit haar dagdroom. Vijf voor
acht al, sjonge, ze moest haastig voort
maken. Ze rende de trap af, gelukkig, dat
Café Moderne dichtbij was. op het pleintje,
net om den hoek van de straat. Ze kon er
nog voor acht uur zijn.
Toen ze het café binnenstapte, was het er
nog leeg. Een oud heertje zat aan de lees
tafel achter een krantje gedoken. Dat kon
Ben niet zijn. Ze lachte om die gedachte en
ging aan het tafeltje, dat hij haar aangeduid
had, zitten. Zoo, over een paar minuten zou
hij wel komen. Missen kon hij haar nooit,
want zoo groot was het café niet, ze kan
het van haar plaats gemakkelijk heelemaal
overzien.
Ze bestelde een kop koffie en wachtte.
Om vijf over acht stapte er een jongeman
binnen, die even een blik op haar wierp, die
haar hart sneller deed kloppen. Maar direct
gleed zijn blik weer weg en hij nam een
paar tafeltjes verder plaats. Het werd kwart
over acht, voor er weer een tamelijk jonge
man binnenkwam. Die keek heelemaal niet
naar haar.
Half negen. Ze zat nog steeds alleen. De
blos was van haar wangen verdwenen en ze
kneep zenuwachtig haar zakdoekje. Er
waren verschillende bezoekers gekomen en
gegaan, maar Ben had ze nog niet gezien.
Negen uur. Het kon natuurlijk, dat Ben on
verwacht moeilijkheden had gekregen, en
dat hij later was. Maar het was nu toch wel
héél laat. Tot half tien zou ze wachten als
1^" ar dan nog niet was, kwam hij zeker niet
r-
*Jif over half tien! Tine friemelt met be-
venae vingers in haar portemonnaie, telt der
tig cent neer voor een kellner, die sarcastisch
toeziet. Vóór haar staat een kop onaange
roerde grauwgrijze koffie. Zet is wit, als ze
opstaat, en ze rilt als ze de deur opendoet
en in de koude avondlucht treedt.
Ze wist het wel! Het was natuurlijk weer
haar stem geweest! Haar stem, die hem be-
tooverd had. Het was het eenige mooie, dat
dat ze bezat. Iedereen die met haar tele
foneerde, had het haar gezegd: „Wat heb jij
toch een frissche heldere stem, Tine!" Ook
hij! .jieuke stem heb je zeg", had Ben eens
brutaal opgemerkt en het was één van zijn
eerste intimiteiten door de telefoon geweest
Haar stem.
Waarschijnlijk was hij vanavond in Café
Moderne gekomen en toen hij haar had zien
zitten, ten hij haar fletse oogen, haar onoog
lijk gezichtje gezien had, was hij teleurgesteld
geweest. Zóó zou het wel gegaan zijn.
Haar eenige hoop, dat Ben door het één
of ander verhinderd was geweest en daar
door niet had kunnen komen, werd den vol
genden morgen den bodem ingeslagen.
Om tien uur kwam Klomp en Co. altijd
aan de telefoon. Toen op dat uur het belletje
schrilde, luisterde ze met kloppend hart.
„Met Klomp en Co!", hoorde ze, „wilt u
even een telegram opnemen?"
Het was niet Ben's stem. Altijd, altijd
kwam Ben aan de telefoon, behalve natuur
lijk wanneer hij met vacantie was. En nu
was het een ander. Zelfs dat wilde hij niet
meer, bruut had hij een collega met haar
laten spreken! Als hij tenminste nog de be
leefdheid had gehad, een excuus te zoeken,
maar zelfs dat niet
Zelfs haar mooie stem wilde hij niet meer
hooren dacht zij bitter.
Ben Brandsma had danig het land. Frans
Verharen, zijn collega bij Klomp en Co. had
dit direct gezien, toen hij dien morgen bin
nenkwam.
„Wat heb je?", had hij na een half uurtje
geïnformeerd, toen Ben nog altijd niets ge
zegd had en met een gezicht als een donder
wolk achter zijn lessenaar zat.
„Kan jij je voorstellen, dat een meisje met
een stem als een engel iemand een gemeene
poets kan bakken?,, vroeg Ben.
Frans Verhagen keek verwonderd. „Hm!
deed hij peinzend.
„Nou mij is dat overkomen. Een hartelooze
coquette heeft me er leelijk in laten loopen
Spreek ik met haar af in het bekende café
Moderne, je weet wel in de Keizerstraat, die
geweldige zaak, waar op 't oogenblik die
goede band speelt, maar al wie ik zie, niet
haar. Ik denk, dat ze me verkeerd begrepen
heeft, ik loop drie, vier keer de zaal door
kijk in alle hoeken en gatengeen meisje
met een rood hoedje. Tot tien uur heb ik ge
wachtKan je begrijpen, dat ik vandaag
niet te genieten ben?
Frans Verhagen knikte met medegevoel,
„O ja zeg", kwam Ben nog, zoo langs z'n
neus weg, „doe me een plezier en telefooneer
jij voortaan met Klomp en Co. Ik neem het
kasboek wel van je over. Goed?"
.Allright!"
Zoo kwam het, dat Tine Hoek en Ben
Brandsma elkaar niet kregen. Had Ben ge
weten. dat het stille Café Moderne op het
Marktplein bestond, of had Tine aan het
mondaine café in de Keizerstraat gedacht
dan zou alles misschien heel anders zijn ge-
loopen
(Nadruk verboden.
Auteursrecht voorbehouden).
Stephen R. Roberts. Het
huis dat Hitler bouwde.
Haarlem. Uitg Mij. Eigen
Volk.
De schrijver is Professor in de Nieuwe Ge
schiedenis aan de Australische Universiteit
van Sydney en vertoefde met introducties van
bijzonderen aard tusschen November 1935 en
Maart 1937 in het Nieuwe Duitschland om
er zich. zonder vooroordeel, van den staat
van zaken op de hoogte te stellen. Het re
sultaat werd het in de Hollandsche vertaling
vijf honderd pagina's dikke werk. dat in het
Engelsch verscheen onder den titel „The
House that Hitler built", een parafrase op een
populair kinderrijmpje, waardoor de aardig-
digheid van de vinding van een titel in de
letterlijke Hollandsche vertaling eigenlijk
verloren gaat.
De schrijver, die erkent de gevoelens en
neigingen van een democratisch individualist
te hebben is wetenschappelijk natuurlijk vol
doende getraind om een nieuwen maat-
schappijvorm objectief maar even natuurlijk
niet met doorioopende instemming te be
schouwen en te beschrijven. Zeer goed blijk
baar onderlegd wat de historische wording
van het hedendaagsch Duitschland betreft,
even goed onderricht over de wenschen en
strevingen der tegenwoordige leiders, met
een vrij nuchtere onbevangenheid de risico's
en de gevaren van den nieuwen staatsvorm
onder de oogen ziend en tevens niet blind
voor wat er aan betrekkelijke grootschheld
in die ontplooide massa-beheersching voor
handen is, schijnt Stephen Roberts wel de
man die den buitenstaander een niet aan al
te groote vaagheid laboreerenden indruk kan
bijbrengen over de be teekenis, zoowel als
over de gevaren, die dien nieuwen staatsvorm
eigen zijn. Een verheerlijking van het Natio
naal Socialisme van Hitier zal men in dit
boek niet verwachten, wel geeft het een ern-
stigen en tot diep op den bodem doordrin
genden kijk op de wording, de bedoelingen
en de eventueele mogelijkheden van het
onder Hitler's leiding staande régime. In een
naschrift werd het werk tot op de gebeurte
nissen van slechts een paar maanden geleden
bijgewerkt en de conclusie is even weinig on
verwacht als aangenaam om te hooren: dat
de geheele strekking van de Nazi-leer en
praktijk gaat in de richting van panger-
mamsme, zoo noodig te bereiken door oor
log.
Hoe interessante lectuur overigens ook, wil
len wij hier de karakteristieken die Prof.
Roberts van de kopstukken der beweging
geeft, onbesproken laten om op deel drie,
vier en vijf de aandacht saam te vatten.
Daarin worden achtereenvolgens de Econo
mie, de Balans van en de Wereldreactie op
het Hitlerisme behandeld. Om het even hoe
men persoonlijk tegenover de verwikkelingen
van onzen tijd staat, bevatten voor den lezer
die deelen een schat van beschouwingen en
conclusies op economisch en sociologisch
terrein, die des te belangwekkender zijn om
dat de schrijver, door den afstand tusschen
hemzelf en het tooneel der gebeurtenissen,
geacht kan worden het een zoowel als het
ander vrijer en onbeïnvloed te bekijken. Zoo
zal zijn visie op het Jodenvraagstuk en
op den strijd tusschen staatsmacht en kerk
gezag voor den lezer interessant blijken en
zijn beschouwingen over de vraagstukken, die
Duitschland in zijn buitenlandsche politiek
zou wenschen op te lossen, dien lezer even
zeer boeien. Resumeerend kan men zeggen
dat Roberts' boek voor den ernstig belang
stellende, die zonder voor-ingenomenheld,
zich in die quaesties wil oriënteeren, een aan
winst is. Wat er ook verder in de wereld moge
staan te gebeuren, op den groei dier gebeur
tenissen werpt ook dit boek een betrouw
baar en gemakkelijk te volgen licht.
Multatuli. De geschiedenis
van Woutertje Pietcrsc.
In een opnieuw door Prof.
Dr. Donkersloot saamgc-
lezen editie, uitgegeven door
de Arbeiderspers N.V. Am
sterdam.
De Multatuli-lezers kennen de historie van
Woutertje Pieterse zooals de schrijver ze
door zijn Ideeënbundels heeft heengevloch-
ten. Ze werd ook reeds vroeger daaruit ge
licht en afzonderlijk, als samenhangend ge
heel, in het licht gegeven. Professor Donker
sloot (de dichter Anthonie Donker) heeft die
samenvatting thans nogmaals ter hand ge
nomen en zoo ligt dat beroemde verhaal, dat
vijftig jaar geleden tot de meest besproken
Hollandsche boeken behoorde, in een door
de Arbeiderspers keurig verzorgde uitgaaf
weer voor ons en roept herinneringen wakker
aan den tijd dat wij met lezen aanvingen.
Hier zullen juffrouw Laps en meester Pcnne-
wip herleven voor de jeugd van heden, en
zal deze bemerken dat er zeventig jaar ge
leden een psychologische roman geschreven
kon worden waartegen veel „moderns" het
haastig moet afleggen.
Er is niet zoo heel veel uit dien tijd dat
door den onzen nog waarlijk „genoten" kan
worden. Hoe vreemd de combinatie ook zijn
moge: de Camera en Woutertje staan boven
aan dat korte lijstje. Daarom zou het niet
wonderlijk zijn zoo deze hernieuwde uitgaaf
een succes bleek.
De uitgevers-maatschappij Eigen Volk al
hier zond ons ook nog een door Laurens van
der Waals in het Nederlandsch bewerkte uit
gaaf van een in Zwitserland verschenen
boek:
Loop naar den duivel, Jonn.v!
door Jonny G. Rieger, 265 pag.
Een levensverhaal van een zwerver uit
vrijheidsdrang, een fel levend individualist,
die in volle bewustheid zich op zijn onmaat
schappelijkheid laat drijven en met een avon
tuurlijk en rijk leven wordt schadeloos ge
steld. Een vluchtige blik hier en daar in net
boek deed ons vermoeden dat hier inderdaad
een spannend, eerlijk boek werd aangeboden.
J. H. DE BOIS.
VERHOOG ING VAN MONOPOLIEHEFFING
OP MAIS.
Het Comité van Graanhandelaren en de
Bond van Nederlandsche Graan- en Zaad
importeurs hebben zich. naar aanleidir van
den drang, welke op den minister wordt uit
geoefend om de monopolieheffing op mais te
verhoogen, telegrafisch tot den minister van
Economische Zaken gewend en hem dringend
verzocht geen verhooging in te stellen, ten
einde de veehouders graanhandelaren en de
graanindustrie niet nog zwaarder te belas
ten. u