PER AUTO EN BOOT DOOR ZUID-AFRIKA. H«D» atteraire [vantteekeningen. ZATERDAG 20 "AUGUSTUS 1938 H A A R E E M'S DAGBEA'D 5 Noordwaarts door den Kruger Wildtuin. Nijlpaarden in Kruger Wildpark. Door Dr. W. C. N. VAN DER SLEEN Zoo heb ik u dan verteld van den wildrijk- dom rond Pretoriuskop, maar daar houdt het niet mee op. Er zijn een vijftal dergelijke rust- kampen over het park verspreid, die telkens een 50 a 100 kilmeter uit elkaar liggen; bo vendien zijn er een stuk of wat kleinere, die vooral op weekends en in de vacantie veel rustiger zijn dan de andere. Wij trekken dus noordwaarts op Skukuza aan, steeds weer rij dende door dat eigenaardige boschveld, waar hier telkens weer giraffen, impalas, koedoes enzoovoort de aandacht vragen. Maar daar voor worden de camera's nauwelijks meer te voorschijn gehaald. Dat is al gewoon goed geworden. Neen, we kijken nu scherp uit naar de andere soorten. Zebra's geven altijd nog weer even het idee van een buitenkansje, want dat zijn ook zulke bijzonder mooie die ren. Skukuza moet in het hart van het leeu- wenland liggen, maar wij zien er daar toe vallig geen een. Wel weer even bezuiden Sata- ra, waar een leeuw een jonge giraffe geslagen had vlak bij den weg en de leeuwin op een afstand de prooi bewaakte, zoodat jakhalzen en gieren voorloopig geen kans kregen 's Mid dags vluchtte van dezelfde plek alleen nog maar een hyena weg. Leelijke beesten met hun hooge schouders en hun onsympathieke manieren. Eén bleef een poosje voor ons uit loopen midden op den weg. Verder ook al weer niets bijzonders, en dus maar door naar het Noorden. Daar stroomt de Olifantsrivier dwars door het wildpark heen en dat kan een mooie kans geven. Want overal is het gras verdord en haast alle waterpoelen zijn opge droogd. Vrienden van het Park hebben hier en daar windmolens geplaatst, die water op pompen in groote plassen, waar het wild dan kan komen drinken, maar zulke dingen moes ten er veel meer zijn. Dat is heel jammer, dat een groot deel van het Kruger-park in den winter zoo'n watergebrek heeft, dat zeer veel dieren zich noodgedwongen wagen in de niet beschermde gedeelten, waar op de boeren plaatsen nog zeer veel geschoten wordt. Het park breidt zich echter gelukkig door schen kingen in de gewenschte' richting uit. Maar wij zitten nu aan The Gorge, een der kleinste kampen van het park. doch ook een der mooiste. Het ligt niet direct aan den groo- ten weg, en waar in Satara gisteren een veer tigtal wagens passeerden, waren er hier twee. Onze tenten staan weer vlak achter zoo'n echt leeuwenhek van bijna 75 cM. hoog. Gister nacht is er een onder het draad door gekro pen, dat doen ze blijkbaar liever dan er over heen springen. Men wijst ons waar zijn haren aan het prikkeldraad zijn blijven zitten. En vertelt er bij, hoe in Rhodesia een goudzoeker midden in den nacht door een leeuw werd overvallen, die op de tent sprong en door het goed heen zijn slachtoffer in den arm beet en met tent en al daaraan voortsleurde. Maar de aangevallene zag kans, zijn revolver te vinden en won den overigens ongelijken strijd. Ik heb nieuwe elementen in mijn flash- ligt. Dat moet meestal ook voldoende zijn. Vóór de tent, achter het leeuwenhek, stroomt de Olfiantsrivier in haar breed dal, door grazige hellingen en lage heuvels omge ven, behalve vlak voor ons, waar aan steile rotswand een honderd meter omhoog rijst, met aan den voet weer een graslandstrook. Op dat grasland zie ik bruine en roestkleu rige stippen. Daar heb ik het wild al, daar komt een kudde impala's en een groote troep waterbokken omlaag om te drinken! Dat is een goed begin. De impala heeft liervormige horens, de waterbok kromme, sabelvormige waarvan de punt en de holle zijde naar voren gericht zijn. en de sabelantilope heeft soort gelijke horens, maar met punt en holle zijde naar achteren gericht. De sabel is bijna ge heel zwart op een paar witte vlekken aan den kop na. De waterbok is roestbruin en heeft door zijn dichte, lange beharing veel weg van een llama met ietwat kort uitgevallen hals. Maar mooie, elegante en krachtige dieren zijn het beide. De waterbokken gra zen beneden: 3 mannetjes en 22 wijfjes. Twee mooie sabelantilopen staan op den hoogen oever aan den overkant der rivier nieuwsgierig ons kamp op te nemen. Hier is blijkbaar heel wat te beleven. We beginnen met een wandeling stroomop. maar mogen niet alleen er op uit. Een agent van politie moet ons vergezellen. Een lange, slanke Zoe loe in keurige khaki uniformjas, khaki broek je, bloote knieën, puttees en sandalen, ge maakt uit oude autobanden. Daarbij een keu rige, aan één kant opgeklapte vilthoed met de letters K. N. P. en daaronder een heerlijk kwajongenssnuit. En.... in de rechterhand een assegaai: dat allergevaarlijkste stootwa- pen der Zoeloe's vormt de eenige bewapening der veldpolitie in Kruger Nationaal Park. Langzaam loopt hij voor ons uit spiedend en zoekend. Eerst wijst hij ons een leeuwenspoor dat dezen middag gezet moet zijn (het loopt nu tegen vieren). Dan toont hij ons de plek waar een groot nijlpaard uit het water gekomen is en den steiien wallekant opgeklauterd om riet te gaan smullen. Maar dat gebeurt altijd 's nachts. Even verder heeft een koedoe aan de wonderolieplanten geknaagd. Daar zijn ze dol op. Zeker last van verstopping van al dat droge gras. Even later wijst hij ons achter een rots het oor van een koedoe. Als u doorloopt kunt u hem heelemaal zien, maar als u voor bij dat struikje komt, springt hij weg. En zóó werd het gefilmd. Weer even later ziet hij, dat een steenklomp op een zandbank een kroko- dillenkop is. Vlak daarbij proest en snuift het ineens als een walvisch en komt een groote nijlpaardkop boven. Weer een geplas en gesnuif, nog een kop, maar een heel kleintje, zoo van een goeden halven meter, en daarnaast de reuzenkop van Pa! Het gelukkig gezin duikt weer onder, wegzinken is het eigenlijk meer en dadelijk komt de kleine schat weer boven, ruggetje en al, misschien 2 meter lang en bruin behaard. Pa en Ma komen ook afwisselend eens kijken, af en toe geluiden slakend, die herinneren aan de wijze waarop een Arabier zijn gastheer te kennen geeft, dat hij goed en veel, eigenlijk te goed en te veel gegeten heeft. Eerst ko men meest de koddige oortjes boven, dan de oogen en eindelijk de op een verhooginkje staande neusgaten. In dezelfde volgorde zakt het geheel even later weer weg. Ik geef mijn kijker eens even aan onzen Zoeloevriend. Na eenig zoeken ziet hij daar dien vormeloozen kop bovenkomen en waarachtig, het beest knipoogt tegen hem, zooals een ouden beken de betaamt. Het oolijke snuit van den Zoeloe scheurt haast in tweeën in zijn breeden lach en hij grijpt met één hand vlak voor den kij ker, alsof hij het nijlpaard pakken wilde. Dat is altijd eenig om te zien, die kwajongens achtige vroolijkheid van die zwarte jagers, als zij het wild plotseling voor het grijpen nabij, vlak onder hun neus zien te voorschijn ko men! Hij stond er bij te dansen van plezier. Echt van die sprinkhaanvroolijkheid, zooals een Engelsch schrijver het uitdrukte. Terwijl we ons met dit edel drietal amuseeren, zijn aan den overkant weer een paar dozijn im pala's naar beneden gekomen,en we besluiten ons verdekt op te stellen om te zien of geen troepje van 't een of ander dicht langs ons omlaag wil-komen wandelen om aan de ri vier te gaan drinken. We zitten nauwelijks tien minuten onder de overhangende takken van een grooten boom, of daar verschijnt al een harige kop over den heuvelrand, zoo ha rig, dat ik dadelijk weet dat het een water bok is. Een wijfje helaas! De mannetjes zijn veel mooier door horens en gewei. Na den kop komt een hals, dan de romp, de pooten en tevens nog twee andere koppen. De voor ste schijnt een voorzichtige oude tante te zijn, want ze staat wel een minuut of tien vrijwel roerloos te kijken of alles veilig is. Dan komen de beide andere ook een stapje nader en maak ik mijn eerste opname. Maar zelfs het geluid van den contactsluiter op een 30 a 40 meter afstand doet hem oogenblikkelijk ver stijven. Toch is de wind tegen en de zon met ons mee. Eenige seconden later doet het ge- ruisch van mijn smalfilmcamera de twee voorste met een sprong omkeeren maar weg hollen doen ze nog niet. Zij toonen ons hun achterkwartier en daarop is een groote witte ring afgeteekend. De Transvaalsche boeren noemen ze daarom kringgatjes. Ze stonden stokstijf en ik moest er beweging in hebben voor de film maar of ik al riep: Vooruit met de geit het gaf niets. Dat heeft zeker weel een kwartier geduurd dat je in een alleronge- makkelijkste houding zoo'n dier zit te ver- wenschen dat kalm staat te herkauwen, om af te wachten wat er gebeuren zal. En toen gebeurde het werkelijk. Een honderd meter verder komt weer een kop over de helling, nu van een mannetje met een paar forsche ho rens. Even rond kijken, dan een paar stappen vooruit. Een kleine schok als zijn oog op on zen boom rust. Hij briescht, als om een ant woord uit te lokken. Kijkt dan even om, waar al brokstukken van een stuk of zes wijf jes en twee andere bokken zichtbaar zijn en wandelt kalm naar den waterkant. Steeds meer komt er over den heuvelrand, nu ook de sierlijke impala's. En dan, nog 25 meter ver der, een groote baviaan, die eerst weer een minuut of tien stil zit rond te kijken; maar de kalm drinkende antilopen, die met langge- strekte ruggen aan den waterkant staan, schijnen hem gerust te stellen. Hij kijkt eens om en daar komen ze aan, mannetjes, wijf jes en jongen, met elkaar ook een 25 stuks kalm omlaag wandelend. De oude baas sluit zich bij een aantrekkelijk uitziend wijfje aan. maar blijft voorzichtig rondspeuren. Helaas is het heele geval buiten schootswijdte van mijn camera's. Dus kijkers klaar en overeind. Dat had je moeten zien, een sauve qui peut van wat ben je me. Ze liepen elkaar haast om ver en de apen maakten een helsch misbaar. 's Avonds in 't kamp niets te zien of te hooren behalve een prachtig zodiakaal licht en schitterende sterrenhemel. Als ik echter 's nachts wakker word, hoor ik naast mij snorken, zoo hevig onmeulodieus, dat ik mij haast niet kan denken, dat een van mijn reis- genooten zulke geluiden voortbrengen kan. Dan dringt een zacht rüischen tot mijn oor door, o ja, de Olifantsrivier: maar dan is de snorker een nijlpaard. En den volgenden mor gen stonden de reuzenvoetsporen weer vlak langs het kamp op het pad. Daarna was er nog een hyena vlak langs „het" hek geloo- pen, maar die had niets durven zeggen. Wij wandelen naar de kloof, de Gorge. Mooi plekje waar de rivier zich tusschen rotsen en rots wanden doorslingert in een reeks van kleine watervalletjes en stroomversnellingen met diepe poelen er tusschen. En in een van die poelen, tusschen steile rotswanden en tus schen twee stroomversnellingen in, duikt plots weer zoo'n reusachtige nijlpaardenkop op. En alsof ik, als de oppasser in Artis, gezegd had: „Bertus, doe je bek eens open", gaapt daar ineens de geweldige roze afgrond met de reuzentanden. We hoorden den bek dicht klappen en onze gapende vriend zonk weer omlaag en kwam weer eens boven. Merkwaar dig zooals het logge dier in dien sterken stroom toch vrijwel op dezelfde plaats bleef Plotseling zag of hoorde hij ons, kwam wat hooger uit het water en zonk weer weg, kwam weer boven en nog eens en nog eens, vol in teresse voor wat er gebeurde, een leuke ver tooning. Maar dat dit logge dier zich thuis en op zijn gemak kan voelen in een snelstroo- mende diepe rivier tusschen twee flinke stroomversnellingen, dat was weer wat nieuws. Een mensch is toch nooit te oud om te leeren. (Nadruk verboden). Nieuwe aanwinsten in Artis. Afltis mocht weer een paar interessante aanwinsten voor zijn levende have ontvangen. De heer L. Sohl bracht van Bobo Dioulasse (Fransche Congo) twee ichneumons of slan- gendooders mee. waarschijnlijk een locale on dersoort van de ïchneumonsoort die N.O.Afrika bewoont en bij de oude Egyptenaren als „kro- kodillendooder" een heilig dier was. In de „Pullmancar", maar dan aan de over zijde. is een andere aanwinst ondergebracht, een jonge Siamang, door mej. F. S. Heubel te Tandjong Karang (Oost-Sumatra) ge schonken. Voor het Zoölogisch museum ontving Artis als geschenk van mevrouw O. C. A. Burdet te Overveen eenige vogelnestjes van Lambarene, door professor dr. Albert Schweizer daar verzameld. De heer F. Schwarz en dr. A. J. A. Oosterbaan te Amsterdam schonken sier lijke zijde-aapjes, of oestiti's van Oost-Bra- zilië, terwijl de heer J. Mulder het apenhuis met een roodhand-tamarin of zijde-aapje-ver rijkte. GEVONDEN VOORWERPEN EN DIEREN. Inlichtingen aan het Bureau van Politie Smedetraat, uitsluitend tusschen 11 en 13 uur. Armbandje, Vissers, Pleiadenstraat 61; cein tuur, v. Meurs, Geweerstraat 26; hond (witte fox, Jans, Byzanthiumstraat 10 zw.; hond (bruin), Smit, Eemstraat 16; blauwe regen jas, Schouten, Diepenbrockstraat 21; spoor- weg-pensioenkaart t.n. A. v. Bool, Martens, Slachthuisstraat 78 zw.; blauwe drinkkruik Buurman, Zomerkade 75; zakmes, Hoender dos, Gasthuislaan 95; pakje inh. heerenjas en overhemd, Dijkzeul, Vergierdeweg 170; damesparaplui, Koehorst, Elsenplein 46; pakje inh. stalenboek tapijten, politiebureau Smede- straat; damesparapluie, Asten, Trompstraat 7; portemonnaie inh. 1 cent, Huyboom, Wever straat 2; hondenpenning no. 3341, De Jonge, Verspronckweg 40; rijwielplaatje, Vredenduin Damaststraat 4; rozenkrans in étui, Prickar- tez, Lange Heerenvest 110 rd.; actetasch inh. brood; In 't Veldt, Slachthuisstraat 76. EXAMENS. Geslaagd voor het examen Fransch L.O.: K. Middelbeek, Beverwijk, en W. Pieksma, Beverwijk. MÉf Waterbokken bij The Gorge in den Kruger Wildtuin. De Stem. door J. P. BALJé. pgewonden griste ze haar taschje van de tafel, tien voor acht was het al en om acht uur zou ze er zijn Tóch wierp ze nog even een twij felenden blik in den spiegel. Was het zoo wel goed? Ze merkte, dat ze een kleurtje van zenuwachtigheid op de wangen had en dat misstond haar niet, maar haar oogennee, die stonden te flauw. Ze had de raad van Beppie, haar collega, niet durven opvolgen, ze stond zoo vreemd tegenover al die kunst middeltjes en druppeltjes in je oogen, waar door ze gingen glinsterennee, dat had ze niet aangedurfd. En daarom had ze haar oogen ook maar niet aangezet met wat zwart, zooals Beppie haar dringend had geraden. Ze wist het wel, en de spiegel vertelde het haar nog eens heel duidelijk: haar gezichtje was onbeduidend, zooals zij gingen er dertien in een dozijn. Tja, en ze had toch een hart, dat zoo warm voor een ander kon kloppen, en dat al maandenlang in een versneld tempo klopte voor dien aardigen jongen van Klomp en Co., waarmee zij vrijwel dagelijks telefo neerde en die zulke leuke dingen zeggen kon. Buiten de zaken om. natuurlijk! En vandaag was het gebeurd! Ze had er al wekenlang van gedroomd. Als hij eens vragen zou, haar te ontmoeten.Gespeeld had ze met die gedachte, 's avonds, in bed, had ze er verzaligd van liggen droomen. zonder eigenlijk te gelooven dat het ooit zoou ge beuren. Maar vanmorgen kwam 't ineens. „Zeg Tine", zei hij, „kan ik je vanavond niet eens spre ken?" Ze tutoyeerden elkaar, ofschoon ze elkaar nog nooit gezien hadden, maar dat kwam zoo door die vertrouwelijke telefoongesprekken vanzelf. Ze was telegrafiste bij de Southern Union en hij gaf haar heel vaak telegram men op voor zijn firma. Langzamerhand wa ren ze elkaar gaan kennen, hielden ze ook wel eens even zoo'n klein speelsch ge sprekje. Toen hij het haar zoo plotseling vroeg, was ze even uit haar gewone doen. Ze wist niet zoo vlug, wat ze zou antwoorden, ze stot terde aan de telefoon, zij een telefoniste! Maar tenslotte waren ze het dan toch eens geworden: om acht uur in café Moderne. Ze zou het tafeltje rechts vlak bij de deur nemen en als herkenningsteeken had ze haar roode hoedje genoemd, „Dag Tineke, tot vanavond!", had hij zoo warm gezegd, dat de gloed haar naar de wangen was gestegen. En ze had zenuwachtig „Dag Ben!" teruggefluisterd. Tine ontwaakte uit haar dagdroom. Vijf voor acht al, sjonge, ze moest haastig voort maken. Ze rende de trap af, gelukkig, dat Café Moderne dichtbij was. op het pleintje, net om den hoek van de straat. Ze kon er nog voor acht uur zijn. Toen ze het café binnenstapte, was het er nog leeg. Een oud heertje zat aan de lees tafel achter een krantje gedoken. Dat kon Ben niet zijn. Ze lachte om die gedachte en ging aan het tafeltje, dat hij haar aangeduid had, zitten. Zoo, over een paar minuten zou hij wel komen. Missen kon hij haar nooit, want zoo groot was het café niet, ze kan het van haar plaats gemakkelijk heelemaal overzien. Ze bestelde een kop koffie en wachtte. Om vijf over acht stapte er een jongeman binnen, die even een blik op haar wierp, die haar hart sneller deed kloppen. Maar direct gleed zijn blik weer weg en hij nam een paar tafeltjes verder plaats. Het werd kwart over acht, voor er weer een tamelijk jonge man binnenkwam. Die keek heelemaal niet naar haar. Half negen. Ze zat nog steeds alleen. De blos was van haar wangen verdwenen en ze kneep zenuwachtig haar zakdoekje. Er waren verschillende bezoekers gekomen en gegaan, maar Ben had ze nog niet gezien. Negen uur. Het kon natuurlijk, dat Ben on verwacht moeilijkheden had gekregen, en dat hij later was. Maar het was nu toch wel héél laat. Tot half tien zou ze wachten als 1^" ar dan nog niet was, kwam hij zeker niet r- *Jif over half tien! Tine friemelt met be- venae vingers in haar portemonnaie, telt der tig cent neer voor een kellner, die sarcastisch toeziet. Vóór haar staat een kop onaange roerde grauwgrijze koffie. Zet is wit, als ze opstaat, en ze rilt als ze de deur opendoet en in de koude avondlucht treedt. Ze wist het wel! Het was natuurlijk weer haar stem geweest! Haar stem, die hem be- tooverd had. Het was het eenige mooie, dat dat ze bezat. Iedereen die met haar tele foneerde, had het haar gezegd: „Wat heb jij toch een frissche heldere stem, Tine!" Ook hij! .jieuke stem heb je zeg", had Ben eens brutaal opgemerkt en het was één van zijn eerste intimiteiten door de telefoon geweest Haar stem. Waarschijnlijk was hij vanavond in Café Moderne gekomen en toen hij haar had zien zitten, ten hij haar fletse oogen, haar onoog lijk gezichtje gezien had, was hij teleurgesteld geweest. Zóó zou het wel gegaan zijn. Haar eenige hoop, dat Ben door het één of ander verhinderd was geweest en daar door niet had kunnen komen, werd den vol genden morgen den bodem ingeslagen. Om tien uur kwam Klomp en Co. altijd aan de telefoon. Toen op dat uur het belletje schrilde, luisterde ze met kloppend hart. „Met Klomp en Co!", hoorde ze, „wilt u even een telegram opnemen?" Het was niet Ben's stem. Altijd, altijd kwam Ben aan de telefoon, behalve natuur lijk wanneer hij met vacantie was. En nu was het een ander. Zelfs dat wilde hij niet meer, bruut had hij een collega met haar laten spreken! Als hij tenminste nog de be leefdheid had gehad, een excuus te zoeken, maar zelfs dat niet Zelfs haar mooie stem wilde hij niet meer hooren dacht zij bitter. Ben Brandsma had danig het land. Frans Verharen, zijn collega bij Klomp en Co. had dit direct gezien, toen hij dien morgen bin nenkwam. „Wat heb je?", had hij na een half uurtje geïnformeerd, toen Ben nog altijd niets ge zegd had en met een gezicht als een donder wolk achter zijn lessenaar zat. „Kan jij je voorstellen, dat een meisje met een stem als een engel iemand een gemeene poets kan bakken?,, vroeg Ben. Frans Verhagen keek verwonderd. „Hm! deed hij peinzend. „Nou mij is dat overkomen. Een hartelooze coquette heeft me er leelijk in laten loopen Spreek ik met haar af in het bekende café Moderne, je weet wel in de Keizerstraat, die geweldige zaak, waar op 't oogenblik die goede band speelt, maar al wie ik zie, niet haar. Ik denk, dat ze me verkeerd begrepen heeft, ik loop drie, vier keer de zaal door kijk in alle hoeken en gatengeen meisje met een rood hoedje. Tot tien uur heb ik ge wachtKan je begrijpen, dat ik vandaag niet te genieten ben? Frans Verhagen knikte met medegevoel, „O ja zeg", kwam Ben nog, zoo langs z'n neus weg, „doe me een plezier en telefooneer jij voortaan met Klomp en Co. Ik neem het kasboek wel van je over. Goed?" .Allright!" Zoo kwam het, dat Tine Hoek en Ben Brandsma elkaar niet kregen. Had Ben ge weten. dat het stille Café Moderne op het Marktplein bestond, of had Tine aan het mondaine café in de Keizerstraat gedacht dan zou alles misschien heel anders zijn ge- loopen (Nadruk verboden. Auteursrecht voorbehouden). Stephen R. Roberts. Het huis dat Hitler bouwde. Haarlem. Uitg Mij. Eigen Volk. De schrijver is Professor in de Nieuwe Ge schiedenis aan de Australische Universiteit van Sydney en vertoefde met introducties van bijzonderen aard tusschen November 1935 en Maart 1937 in het Nieuwe Duitschland om er zich. zonder vooroordeel, van den staat van zaken op de hoogte te stellen. Het re sultaat werd het in de Hollandsche vertaling vijf honderd pagina's dikke werk. dat in het Engelsch verscheen onder den titel „The House that Hitler built", een parafrase op een populair kinderrijmpje, waardoor de aardig- digheid van de vinding van een titel in de letterlijke Hollandsche vertaling eigenlijk verloren gaat. De schrijver, die erkent de gevoelens en neigingen van een democratisch individualist te hebben is wetenschappelijk natuurlijk vol doende getraind om een nieuwen maat- schappijvorm objectief maar even natuurlijk niet met doorioopende instemming te be schouwen en te beschrijven. Zeer goed blijk baar onderlegd wat de historische wording van het hedendaagsch Duitschland betreft, even goed onderricht over de wenschen en strevingen der tegenwoordige leiders, met een vrij nuchtere onbevangenheid de risico's en de gevaren van den nieuwen staatsvorm onder de oogen ziend en tevens niet blind voor wat er aan betrekkelijke grootschheld in die ontplooide massa-beheersching voor handen is, schijnt Stephen Roberts wel de man die den buitenstaander een niet aan al te groote vaagheid laboreerenden indruk kan bijbrengen over de be teekenis, zoowel als over de gevaren, die dien nieuwen staatsvorm eigen zijn. Een verheerlijking van het Natio naal Socialisme van Hitier zal men in dit boek niet verwachten, wel geeft het een ern- stigen en tot diep op den bodem doordrin genden kijk op de wording, de bedoelingen en de eventueele mogelijkheden van het onder Hitler's leiding staande régime. In een naschrift werd het werk tot op de gebeurte nissen van slechts een paar maanden geleden bijgewerkt en de conclusie is even weinig on verwacht als aangenaam om te hooren: dat de geheele strekking van de Nazi-leer en praktijk gaat in de richting van panger- mamsme, zoo noodig te bereiken door oor log. Hoe interessante lectuur overigens ook, wil len wij hier de karakteristieken die Prof. Roberts van de kopstukken der beweging geeft, onbesproken laten om op deel drie, vier en vijf de aandacht saam te vatten. Daarin worden achtereenvolgens de Econo mie, de Balans van en de Wereldreactie op het Hitlerisme behandeld. Om het even hoe men persoonlijk tegenover de verwikkelingen van onzen tijd staat, bevatten voor den lezer die deelen een schat van beschouwingen en conclusies op economisch en sociologisch terrein, die des te belangwekkender zijn om dat de schrijver, door den afstand tusschen hemzelf en het tooneel der gebeurtenissen, geacht kan worden het een zoowel als het ander vrijer en onbeïnvloed te bekijken. Zoo zal zijn visie op het Jodenvraagstuk en op den strijd tusschen staatsmacht en kerk gezag voor den lezer interessant blijken en zijn beschouwingen over de vraagstukken, die Duitschland in zijn buitenlandsche politiek zou wenschen op te lossen, dien lezer even zeer boeien. Resumeerend kan men zeggen dat Roberts' boek voor den ernstig belang stellende, die zonder voor-ingenomenheld, zich in die quaesties wil oriënteeren, een aan winst is. Wat er ook verder in de wereld moge staan te gebeuren, op den groei dier gebeur tenissen werpt ook dit boek een betrouw baar en gemakkelijk te volgen licht. Multatuli. De geschiedenis van Woutertje Pietcrsc. In een opnieuw door Prof. Dr. Donkersloot saamgc- lezen editie, uitgegeven door de Arbeiderspers N.V. Am sterdam. De Multatuli-lezers kennen de historie van Woutertje Pieterse zooals de schrijver ze door zijn Ideeënbundels heeft heengevloch- ten. Ze werd ook reeds vroeger daaruit ge licht en afzonderlijk, als samenhangend ge heel, in het licht gegeven. Professor Donker sloot (de dichter Anthonie Donker) heeft die samenvatting thans nogmaals ter hand ge nomen en zoo ligt dat beroemde verhaal, dat vijftig jaar geleden tot de meest besproken Hollandsche boeken behoorde, in een door de Arbeiderspers keurig verzorgde uitgaaf weer voor ons en roept herinneringen wakker aan den tijd dat wij met lezen aanvingen. Hier zullen juffrouw Laps en meester Pcnne- wip herleven voor de jeugd van heden, en zal deze bemerken dat er zeventig jaar ge leden een psychologische roman geschreven kon worden waartegen veel „moderns" het haastig moet afleggen. Er is niet zoo heel veel uit dien tijd dat door den onzen nog waarlijk „genoten" kan worden. Hoe vreemd de combinatie ook zijn moge: de Camera en Woutertje staan boven aan dat korte lijstje. Daarom zou het niet wonderlijk zijn zoo deze hernieuwde uitgaaf een succes bleek. De uitgevers-maatschappij Eigen Volk al hier zond ons ook nog een door Laurens van der Waals in het Nederlandsch bewerkte uit gaaf van een in Zwitserland verschenen boek: Loop naar den duivel, Jonn.v! door Jonny G. Rieger, 265 pag. Een levensverhaal van een zwerver uit vrijheidsdrang, een fel levend individualist, die in volle bewustheid zich op zijn onmaat schappelijkheid laat drijven en met een avon tuurlijk en rijk leven wordt schadeloos ge steld. Een vluchtige blik hier en daar in net boek deed ons vermoeden dat hier inderdaad een spannend, eerlijk boek werd aangeboden. J. H. DE BOIS. VERHOOG ING VAN MONOPOLIEHEFFING OP MAIS. Het Comité van Graanhandelaren en de Bond van Nederlandsche Graan- en Zaad importeurs hebben zich. naar aanleidir van den drang, welke op den minister wordt uit geoefend om de monopolieheffing op mais te verhoogen, telegrafisch tot den minister van Economische Zaken gewend en hem dringend verzocht geen verhooging in te stellen, ten einde de veehouders graanhandelaren en de graanindustrie niet nog zwaarder te belas ten. u

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 9