HET MYSTERIE VAN SUNNY SIDE. FEUILLETON Naar het Amerikaansch van HECTOR JENNINGS. 43) Ik wijdde me een half uur aan een her nieuwd onderzoek van den vloer, den schoor steenmantel en de haardplaat, maar slaagde niet beter dan bij mijn eerste poging. Dan het dak! zei ik bij mezelf. Ik ben geen bijzondere liefhebster van hoog punten. Bergtoppen en vergezichten van torens sla ik op reis als be zienswaardigheden altijd over. Maar nu klom ik naar het dak van Sunnyside zonder de ge ringste aarzeling. Toen ik eenmaal buïaen was, leek het ge makkelijk genoeg op het dak van het midden gebouw te komen door middel van een smalle ijzeren ladder van naar schatting een twaalf voet hoog, die aan den buitenmuur van de balzaal bevestigd was. Die afstand scheen klimpartij vieel heelemaal niet mee. Ik trok mijn zijden huisjapon strak om mij heen en slaagde er in den top van de ladder te berei ken. Toen was ik ook heelemaal buiten adem. Ik ging even zitten om uit te blazen. Ik kon de geluiden van beneden met opmer kelijke duidelijkheid onderscheiden. Ik hoor de den krantenjongen fluiten in de oprijlaan en ik hoorde ook nog iets anders, namelijk het doffe neerploffen van een steen, gevolgd door een erbarmelijk gemiauw van Beulah. Ik vergat mijn hoogtevrees en ook de voorzich tigheid. die mij eigenlijk gebood onzichtbaar te blijven bij deze onderneming en ik boog .piij naar voren. Hé daar, jongen!, schreeuwde ik naar beneden. De krantenjongen draaide zich om, keek her- ij derwaarts, maag zag niemand. Na een oogenblik evenwel ontdekte hij mij: een se conde stond hij doodstil, verlamd van schrik, toen slaakte hij een doordringenden gil, liet zijn kranten vallen en vloog als een wervel wind door de oprijlaan terug, met een vaart alsof duizend duivelen hem op de hielen zaten. Ik maak melding van dit incident, om een natuurlijke verklaring te geven van de „legen de van de dame in het grijs" die nog steeds in Casanova voortleefde. Ik geloof, dat de dorpelingen uit de verschijning van dit spook- beelop klaarlichten dag in ieder geval heb ben geleerd, dat het gevaarlijk is om steenen te gooien naar een zwarte kat. Maar nu Johny Sweeny als een stofwolk over den weg voort- dwarrelde en het weldra etenstijd zou zijn, moest ik een beetje voortmaken. Gelukkig was het een plat dak en ik kon iedere vierkante centimeter zonder moeite bekijken. Maar het succes loonde al mijn moeite niet Er was geen luik of glasruit te bekennen; het eenige wat ik ontdekte wa ren een paar smalle pijpen, die een eindje boven het dak uitstaken en waarop zich een kap bevond die het inregenen belette en het binnenkomen van versche lucht toeliet. Ik raapte een kiezelsteentje op en gooide het in een van de pijpen; ik hoorde het ergens aankomen met een scherp metaalachtig ge luid, maar ik kon niet vaststellen waar het was terecht gekomen. Toen gaf ik het maar weer op; ik klom weer langs het ijzeren laddertje naar beneden en slaagde er in ongezien door het raam van de balzaal weer naar binnen te komen. Ik ging terug naar de kofferkamer, ging op een kist zitten en overdacht opnieuw het pro bleem van den ingang op het dak van de geheime kamer Als de pijpen op het dak dienden voor de ventilatie daarvan en daar boven geen luik of zooiets was. dan moest de toegang zich ten slotte toch bevinden in een van de beide kamers, waartusschen de ver borgen ruimte lag, tenzij de ingang dichtge metseld was! De schoorsteen drong zich opnieuw onweer staanbaar aan mijn aandacht op. Hij was van hout, rijkelijk met snijwerk versierd en hoe meer ik er naar keek, hoe meer ik er mij over verbaasde dat het absurde van een der- gelijken schoorsteen in een kofferkamer, niet eerder ten volle tot mij was doorgedrongen. In zijn soort was het een kunststuk, vol guir landes en paneelen en ten slottehet was heusch meer geluk dan wijsheid betastte ik een van de paneelen en het schoof terzijde. Als je het eenmaal wist, was het eenvoudig genoeg! Het bewoog gemakkelijk en er achter bleek een koperen knop te zitten. Ik zal niet beschrijven met welk 'n mengsel van hoop en vrees ik aan dien knop begon te morrelen. Hij bewoog, maar er gebeurde niets. Eindelijk had ik het: ik dukte den knop met kracht naar één kant ende heele schoor steenmantel liet los van den muur. Er ont stond een ruimte, groot genoeg om een vol wassen mensch door te laten en voor mij zag ik een kelderachtig ruimte. Ik haalde diep adem, deed de deur van de kofferkamer dicht, gelukkig niet op slot en stapte de schoorsteenkamer binnen. Ik had tijd om* een vluchtig beeld te krijgen van een groote geldkist, een vurenhouten tafel en een stoelToen sloeg de schoorsteendeur achter mij dichten gleed in het slot. Een oogenblik bleef ik als aan den grond genageld in de duisternis staan; het drong niet direct tot me door wat er precies ge beurde. Maar toen draaide ik mij om én beukte met mijn vuist tegen de deur. Even wel: zij was stevig dicht en in het slot en mijn handen gleden in het donker over een gladhouten oppervlakte zonder iets wat op een knop of klink leek. Ik was vreeselijk nijdig, op mijzelf, op de deur, op iedereen. Ik was niet bang dat Ik stikken zou; voor de gedachte daaraan op kwam had ik een glimpje van licht gezien doord ek lein luchtkokers, ide boven het dak u'tstaken. Dat gaf voldoende versche lucht, maar ook niet meer. De kamer zelf was pik donker en vrouwen tenminste oudere en niet-rookende exemplarenz ooals ik hebben nooit lucifers bij zich. Ik ging op den ongemakkelijken stoel zitten en dacht er over na hoe lang een mensch het zou kunnen uithouden zonder voedsel en water. Toen dat vervelend en zelfs een beetje pijnlijk werd, stond ik op en tastte mijn weg langs de wanden van mijn kerker, 't Was geen lange weg! Ik voelde niets anders dan ruwe planken en bij mijn pogingen om mijn stoel weer te bereiken, sloeg iets tegen mijn gezicht aan en viel met het geweld van een ontplof fende bom op den grond. Toen ik mijn zenu wen weer «een beetje de baas was, begreep ik dat het de lamp van een aan de zoldering slingerend electrisch lichtpunt moest zijn ge weest en dat, wanneer dit ongeval niet had plaats gehad, ik den hongerdood had kunnen sterven in een helderverlichte kelder! Ik moet ingedommeld zijn, ik weet zeker, dat ik niet ben flauwgevallen. Integendeel, ik geloof dat ik nooit in mijn leven zoo helder van geest ben geweest, als op dat oogenblik. Een paar keerde hoorde ik muizen en het gevolg daarvan was dat ik op de tafel ging zitten, met mijn voeten op den stoel. Ik ver beeldde mij dat ze in huis naar mij aan het zoeken waren en op een gegeven moment hoorde ik voetstappen in de kofferkamer. Ik hoorde ze heel duidelijk. In den schoorsteen! In den schoorsteen! Ik riep het uit alle macht en het eenige antwoord was een doordringende gilv an Liddy en een krachtig dichtslaan van de deur van de kofferkamer. Ik voelde me wat meer op mijn gemak nu dit gebeurd was. ofschoon de atmosfeer in mijn gevangenis drukkend was. Ik twijfelde er niet aan of ze zouden nu in de goede rich ting gaan zoeken en na een poosje viel ik op nieuw in slaap; of ik lang geslapen heb, weet ik niet. Het moet echter een heele tijd geweest zijn, want ik was doodmoe geweest na een drukken dag, dien ik had gehad en toen ik wakker werd, was ik stijf door de ongewone houding waarin ik had zitten slapen. Ik kon mij het eerste oogeoblik niet herinneren, waar ik was en mijn hoofd was zwaar en dof. Maar lang zamerhand wist ik alles weer en ik merkte dat ondanks de aanwezigheid van de lucht kokers, de atmosfeer bedorven was en steeds slechter werd. Mijn ademhaling ging moeilijk en mijn gezicht was vochtig en klam. Ik moest nu al een heelen tijd hier zijn, bedacht ik, en ongetwijfeld was mijn afwezigheid opge merkt, maak za zochten me natuurlijk bui tenshuis. Ze waren waarschijnlijk op het oogenblik de kreek aan het afSreggen of or ganiseerden een klopjacht in het struikgewas. Die koe van een Liddy had natuurlijk zoo vast geloofd dat de stem uit den schoorsteen die van den „geest" was, dat ze er geen mo ment aan had gedacht dien noodkreet met mijn verdwijning in verband te brengen! Ik besefte, dat ik als ik hier nog lang moest blijven, het bewustzijn zou verliezen en als ik niet meer in staat zou zijn te roepen was mijn eenige kans op redding verkeken. Het was de combinatie van onvoldoende frissche lucht en hitte, waardoor ik het te kwaad kreeg; de luchtkokers waren te smal om vol doende luchtverversching mogelijk te maken. Ik trachtte bij mijn positieven te blijven door mijn gevangenis ou en neer te loopen, maar ik had de kracht niet meer om dat vol te houden en ging maar weer op de tafel zitten, met mijn rug tegen den muur. Het was doodstil in huis. Eenmaal meenden mijn ingespannen-luisterende ooren een ge luid van beneden op te vangen. Het was vlak onder mij, waarschijnlijk in mijn eigen kamer: voetstappen! Ik greep naar den stoel en stampte daarmee als een dolle op den vloer. Maar er gebeurde niets en ik bedacht met bitterheid, dat zoo mijn noodsignaal al ge hoord was, het bij het geklop zou worden ge rekend bij de 'hier in huis langzamerhand ge wone verschijnselen! (Wordt vervolgd)! Piet van Nek, die vierde werd bij de wereldkampioen- Het peleton der amateurs op het Monumentplein te Valkenburg tijdens Aan boord van Hr. Ms. flottieljeleider „Tromp" tijdens de vlootschouw te èvea„PPvocrVOd0: Ö,°£en°wedstrijden om het wereldkempioenschap op den weg Scheveningen. In keurige formatie passeert een vlieg,uigeskader den oorlog,- Minister-president dr. H, Colijn op het terras van het Kurhaus te Scheveningen in gesprek met den sultan van Pontianak, tijdens den zeevaartdag, welke Zaterdag werd gehouden Het défilé voor de autoriteiten tijdens den grooten zeevaartdag, welke Zaterdag te Scheveningen is gehouden Op de schouders. - Een aardig snapshot van de huldiging der drie sterkste amateurs bij de wereldkampioenschappen wielrennen op den weg te Valkenburg. V.l.n.r.Demmenie, de wereldkampioen H. Knegt en Wagner, die tweede werd Het bekende Trippenhuis te Amster dam is tijdens de feesiweek fraai ge ïllumineerd Verschillende oor logsschepen heb ben in de Amster- damsche haven ligplaats genomen ter gelegenheid van het bezoek van H. M. de Koningin aan de hoofdstad

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 8