Drie mannen en hun Noodlot De tewaterlating van het m.s. „Oranje" had Donderdag door H. M. de Koningin plaats. Een imposant overzicht. Inzet: H. M. verricht de plechtigheid FEUILLETON Naar het Engesch door A. J. HUISMAN. (Nadruk verboden). HOOFDSTUK I. In de duisternis. De prachtig aangelegde groote tuin lag als in een geheimzinnig zwijgen onder het stille licht der sterren. De donkere hagen hier en daar. de glinsterende witte beelden, de hoog- oprijzende cypressen, schenen met het vallen van den avond als met een sluier van nevelige onwerkelijkheid overtogen en iiets heel anders geworden te zijn dan ze in het klare heldere daglicht waren. Langs een der kiezelpaden wandelden een man en een vrouw zwijgend naast elkaar. Door de open tuindeuren achter hen viel de rozige schijn der lamp op dat gedeelte van het grasveld, dat het dichtst bij het huis was, maar hoe verder de twee gingen, hoe donkerder het daar werd. Onwillekeurig kwam de vrouw dichter bij haar metgezel en schoof haar hand onder zijn arm. Zacht vroeg zij: „Droom je, Terry?" „Het heeft er ten minste iets van, Louise antwoordde hij. „Maar na New-York met zijn geroezemoes schijnt het me hier de rust en vrede van het Paradijs toe!" Louise Chester drukte zijn arm zachtjes, ter ;wijl ze lachend zei: „Je bent en blijft een dichternatuur, al ben je ook een zakenman. En ik behoor ook bij dien Paradijs vrede? Ik ben niet zoo rustig hoor!" „De tuin is het beeld der rust en jij be lichaamt den vrede. En wat mijn zaken be treft, ik ben op het moment weer zonder werk", liet hij er een tikje spijtig op volgen „Terrance O'Malley!" berispte zij hem ern stig. „Je bent gewoon onmogelijk! Wat heb je nu weer uitgevoerd?" Als eenig antwoord lachte hij. „Gelukkig dat je financieel onafhankelijk bent", ging ze voort, „anders zou het raar met je loopen, Terry!" Een eigenaardige, weemoedige klank in haar stem trof O'Malley en keerde zich naar haar toe. Maar hij kon ternauwernood haar ge zicht van de in het wit gekleede gestalte naast hem onderscheiden. Toch zag hij in zijn verbeelding de koele schoonheid der oogen. het zuivere ovaal van het gelaat, omlijst door een weelde van koperglanzend bruin haar en haar gracieus figuur. En, niet voor de eerste maal. verwonderde hij zich. dat een zoo aantrekkelijke en lieftallige verschijning nog niet getrouwd was. Misschien raadde zij zijn gedachten; althans ze keerde zich bruusk van hem af. Maar dan. echt vrouwelijk, sprak ze luch tig: „Ik heb je nog niet eens bedankt, dat je me vanavond gezelschap kwam houden. Zie je, vader en ik zijn zulke goede kameraden niet met elkaar als we wel moesten zijn. Hij schijnt leelijke moeilijkheden in zaken te hebben en heeft mr. Schenk te logeeren ge vraagd om alles met hem te bespreken. Dit zou dus een heel saai weekend voor mij gewor den zijn, als jij er niet was om mij in mijn eenzaamheid te trooster.. Als ik jou niet zoo goed kende, zou ik je niet weggelokt hebben naar zulk een kalme omgeving. Is het niet al te egoïstisch en onbeleefd?" „Het zou onvergeeflijk zijn in gewone om standigheden". meende O'Malley vroolijk. „Maar ik ben een der bevoorrechte personen tegen wilh je net zoo onbeleefd mag zijn als je wilt". Ernstig voegde hij er aan toe: „Maar zeg me eens, Louise, hoe kom je aan de ge dachte, dat je vader over zijn zaken tobt? Mij schijnt hij net zoo als altijd. En dan, hij heeft toch zeker al meer dan genoeg ver diend? Ik denk ten minste altijd over jullie als mijn vrienden de millionnairs". „Het ergste met die millionairs is, Terry, dat ze nooit genoeg hebben. Ze willen steeds meer verdienen schijnt het". Het viel O'Malley weer op, met welk een verstandige, lieve manier zij zich uitdrukte en hoe ernstig ze de dingen bekeek. Dat was hij wel van haar gewend, maar toch was er nu iets bijzonders in, iets van ongeduld en lichte geprikkeldheid en de zucht die haar woorden volgde bewees, dat hij gelijk had. „Ze jagen steeds naar meer, totdat ze op een goeden dag alles verliezen, wat ze hebben, Terry! Niet, dat financieele tegenslagen mij zooveel zouden kunnen schelen, maar voor vader zou het verschrikkelijk zijn". Opeens greep ze zijn arm weer. Het is misschien niet goed van mij hierover te spreken. Maar natuurlijk mag niemand hier iets van hooren, dat vaders zaken niet zoo schitterend staan. En ik weet dat jij het niet vertellen zult". „Dat zal ik zeker niet", bevestigde O'Malley. „Maar ben je er wel zeker van? Heeft je vader zelf je verteld dat er iets niet in den haak is?" „Dat was niet noodig! Dacht je, dat ik zoo veel jaren met hem samen heb geleefd en nu nog niet zou weten wat er in hem omging? En dat ik niet weet, dat hij aan niets anders dan zijn zaken denkt en er niets anders kan zijn waarover hij tobt? Want", vervolgde zij op bitteren toon, „zijn zaken daarvoor leeft hij en voor niets anders ter wereld". Ze wachtte even. Toen: „Ik denk dat hij mr. Schenk hier heeft gevraagd om een beroep op zijn hulp te doen. Terry! En dat is het wat ik zoo verschrikkelijk vind". O'Malley begreep haar ineens. „Niet, omdat je hem niet graag geholpen zag", viel hij haar in de rede, „maar omdat je dien Schenk niet lijden mag. Is het dat niet, Louise?" Een oogenblik aarzelde zij en mompelde dan; „Terry je hebt eigenlijk teveel intuitie, dan dat een vrouw vertrouwelijk met je praten kan". In stilzwijgen gingen ze verder, maar ten laatste keerden ze om en wandelden terug. Hun vriendschap was van zoon ideale soort, dat ze ook zonder woorden elkaar verstonden: er was een zuiver geestelijke kameraadschap tusschen deze twee menschen. Louise Chester, nog steeds een mooie vrouw, hoewel ze den middelbaren leeftijd naderde, vond in het optimisme van O'Malley, zijn jeugdige stra lende veerkracht en opgewektheid een inspi ratie, die haar moed en kracht gaf, terwijl ze de jeugd zal wegslippen. De jonge Ier, op zijn beurt, hoewel kernge zond naar lichaam en geest, was van nature een droomer en juist in haar rustige, beza digde kijk op menschen en dingen en haar afkeer van al wat voos en overdreven en onrecht was. had een zeer gewaardeerde leerschool gevonden, een baken dat hem leidde. Haar gratie en beheersching waren het product van haar omgeving. Maar zij had iets bijzonder opens van zichzelf. O'Malley kende deze eerlijkheid en had er een hart grondige eerbied voor. Toen ze dichter bij het licht kwamen, dat op het grasveld bij het huis viel, bleef O'Malley verzonken in gedachten over de vrouw aan zijn zijde. Opeens stond hij stil en keek haar aan. Hij moest het haar zeggen. „Louise, misschien spreek je er liever niet over", begon hij, „en zeg het me dan maar. Ik heb het altijd zoo jammer gevonden, dat jij en je vader niet hartelijker voor elkaar kunnen zijn. Ik meen, jij bent zoo'n schat en je vader is zoo'n prachtige kerel! Ik denk. weet je. dat hij dat ook als een gemis moet voelen". Louise Chester keek hem een oogenblik zwjj- gend aan en zuchtte daarop, terwijl ze haar oogen neersloeg. Bij het zwakke licht, dat hen bescheen, merkte hij, dat haar gezicht heel bedroefd stond. Toen sprak ze langzaam; „Terry jaren geleden deed mijn vader iets, wrat ik hem nimmer heb kunnen ver geven, hoe ik er ook mijn best voor deed. Ik kan niet. Ik weet dat het hard en wreed is, maar ik kan niets voorwenden, dat ik niet voel". O'Malley knikte en vroeg alleen nog: „Was het iets dat met zijn zaken in verband stond?" „O ja, ja het stond in verband met zaken!" O'Malley keek neer op het afgewende hoofd en zuchtte. „Wat ellendig voor je, Louise!" hernam hij vol oprechte deelneming. „Dank je Terry", fluisterde ze terug. Een oogenblik later ging ze hem voor door de opendeuren naar de luxueus ingerichte bibliotheek. Daar vond O'Malley zijn gastheer, bezig de laatste teug uit zijn glas whiskey te drinken. Hij had een kort, stevig, eenigszins plomp figuur, kleine heldere oogen en een grijs snorretje; hij was het type van een joviaal goedgekleede zakenman. Zijn lichte dassen en grijze pantalons en zijn vlotte grappen gaven hem iets luchthartigs, maar zijn ongebreidelde eerzucht was als een verborgen, gevaarlijke onderstroom, ternauwernood door zijn gezond verstand in toom gehouden. Naast hem en een eind boven hem uit stekend stond de andere gast, Sam Schenk, een zware gespierde man met een stierennek een beursspeculant van beteekenis. Wei had er de laatste jaren meer dan één gerucht ge- loopen dat het mis met hem was, maar steeds was gebleken dat zijn vijanden te vroeg juichten, althans hij leefde nog steeds op de meest onbekrompen wijze. (Wordt vervolgd)^ De koninklijke sloep meert aan de werf van de Nederlandsche Scheepsbouwmaatschappij, terwijl de bemanning de riemen presenteert Aan den vlootschouw op het IJ ter gelegenheid van de tewaterlating van het m.s. .Oranje" werd door zeer vele vaartuigen deelgenomen. Vooral de gepavoiseerde oorlogsbodems boden een feestelijken aanblik De begroeting van H. M. de Koningin met H. K. H. Prinses Juliana en Z. K. H. Prins Bernhard bij aan komst aan de werf van de Ned. Scheepsbouw Mij. voor de tewaterlating van de .Oranje"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 8