itltiül doé l
PER AUTO EN BOOT DOOR ZUID-AFRIKA.
„Ik calligrafeerde
een oorkonde voor
H.M. de Koningin"
I
ZATERDAG 10 SEPTEMBER 1938
HAARLEM'S DAGBITAD
7
Het ruïnecomplex Zimbabwe.
De baobab of broodboom, typisch voor Rhodesia, aan den kant van den met twee
asphaltstrepen verharden weg.
Door
Uren en uren lang heeft onze wagen weer
gedeind of gedenderd al naargelang de weg
zéér goed, dan wel goed was. Zeer goed be-
teekent in Rhodesia een macadamweg, waar
op twee streepen geasphalteerd zijn, elk van
een halven meter breed en zoowat net op den
afstand van de autowielen. Dat rijdt buiten
gewoon goed en plezierig en is natuurlijk een
betrekkelijk goedkoope methode. Goed zijn de
wegen als ze uit platgereden prairie gerooid
bosch of afgekrabde zand- en grindvelden
bestaan, waar je met een auto waarschijnlijk
wel door kunt komen. Rijden er veel auto's,
dan vormen zich van die heerlijke overdwarse
ribbels, net gegolfd plaatijzer in het groot, die
menigeen zich bijvoorbeeld nog van den weg
ApeldoornZwolle zal herinneren, en waar de
beste wagen in een paar honderd kilometer
uit elkaar rammelt. Slechte wegen zijn er niet
In Rhodesia. Dat heet nl. wildernis, maar daar
kun je dikwijls ook heel goed zoo maar dwars
door rijden. Een groot deel van het land is
vlak tot zwak glooiend en dan met boschstep
pe bezet. Zoo elke 25 of 50 meter een boom,
en gras daartusschen. Maar hier is het anders.
Overal steken merkwaardige gladgeschuurde
granietkoppen boven het verdere landschap
uit, die dadelijk aan gladschuren in een ijstijd
doen denken. En dat mag men hier ook doen,
maar dan geldt 't een ijstijd, die millioenen
jaren geleden is; die dit landschap moet heb
ben gevormd, nog voordat de steenkoolplan-
ten op aarde groeiden.
Thans staat mijn tentje weer rustig onder
een groep heerlijk geurende eucalyptusboomen,
waarvan de takken als treurwilgen neerhan
gen en donker afsteken tegen den nog don
kerden hemel. Zoolang het licht was, hebben
duizenden bijtjes voortdurend rondgezoemd
langs de honingrijke bloempjes. Toen dat ge
luid verstomde riep in de verte een uil, die al
spoedig met loomen wiekslag kwam Iangs-
scheren en thans boven mij zit te roepen, be
lust op de insecten, die worden aangetrokken
door het licht van mijn lamp. Millioenen ster
ren flonkeren aan den zwaren zuiderhemel en
den melkweg teekent zich scherp af. Het zui
derkruis staat in top. Dan wordt een licht
glans zichtbaar aan een wolkenstreepje even
boven den horizon; eerst wit, dan zilver, dan
helder geel klimt daar plots de maan boven
de duistere aarde uit. Ik zie ze omhoog gaan,
bijna loodrecht, geheel zichtbaar worden, zich
losmaken, en wanneer ze nog even hooger ge
stegen is, komt er al meer en meer zilveren
licht over het landschap en zie ik, dat ze is
opgekomen boven een van die vreemde gra
nietheuvels, die hier telkens weer de gelijk
matigheid van den horizon verbreken. Een
lage breede heuvel is het. die nu zoo helder
afsteekt tegen den door de maaii verlichten
hemel, dat ik mijn kijker grijp en geniet van
de boomsilhouetten, de bizarre rotsblokken,
die scherp, donker afsteken tegen de heldere
lucht. En daar. Ja, op een rechtlijnig, horizon
taal gedeelte, waaruit op regelmatige afstan
den kleine torentjes verrijzen, meest door een
rechtopstaand stuk steen gekroond. Dat moet
de groote muur zijn van het oeroude fort van
Zimbabwe, de Acropolis, zooals de Engelschen
het noemen, een ruinencomplex, waarover
zooveel gefabeld en geschreven is, dat het tot
de bekendste hoekjes van Afrika is gaan be-
hooren.
De maan stijgt snel hooger en laat den ho
rizon weer in duisternis terug zinken Ik sluit
uit voorzorg mijn tentdeuren (er lag een doode
pofadder op den autoweg vlak voor onze kamp
plaats) en droom van de goudschatten die de
muren van dit fort moeten hebben geherbergd.
Maar als de maan even door het zenith heen
is ben ik weer op. De rugzak met camera's
staat klaar en in het heldere maanlicht is de
weg gemakkelijk te vinden, die op den heuvel
aanloopt en zich al gauw splitst. De oude en
de nieuwe opgangsweg. De oude heet zeer
steil, de moderne gemakkelijker, wat met het
oog op het onzekere maanlicht aantrekkelij
ker lijkt. Een halsbrekend pad was het, zoo
lastig, dat ae lichte wolkenlagen in het Oosten
al bloedrood kleurden, toen we het uitzicht
punt aan den rand van den heuveltop bereik
ten.
Daar zaten we neer, stom geslagen door het
prachtige kleurenspel van rood en rose en
paars en leigrauw. met zeegroene diepten ver
op achtergrond. Vóór ons strekt zich de gol
vende vlakte uit. Boschsteppe, met weinig
bosch en veel steppe. Donker, zwartgroen staan
de boomen in het geel-bruine gras. De lage
gedeelten zijn met een nevellaag bedekt, alsof
daar een groote rivier stroomde. Boschies.
steenpunten. kleine bergjes, komen boven den
nevel uit. Helderder worden de kleuren, feller
het rood boven den horizon, warmer het geel
van het gras. Totdat het rood van de lucht in
geel en wit verandert en een felle lichtstraal
over de lage bergen schiet en ineens de dag
daar is. Het betooverende kleurenspel is uit,
maar de wondere tinten van geel en bruin en
groen in het landschap blijven enonze
aandacht valt nu eerst op de steenen rondom.
Steencn met een geschiedenis.
Ja, dat zijn steenen met een geschiedenis.
Als die spreken konden l
Daar liggen ze nu, de mooi vierkant afge
werkte granietblokken, keurig opeengesta
peld tot geweldige muren van meters hoog en
vele voeten dik of tot ronde torens, vaak door
rechtopstaande steenzuilen gekroond, als ge
tuigen van... Ja, waarvan? Er is tot nu toe in
de omgeving dezer ruïnen nog geen spoor van
letterschrift gevonden. Er leeft bij de bevol
king geen enkele sage meer, die er mee in
verband kon worden gebracht. Wat wij van
Zimbabwe meenen te weten, moeten we put
ten uit heel vreemde bronnen. Zoo hebben
bijvoorbeeld de Bosjesmannen ons teekenin-
gen achtergelaten van Chineezen en Egypte-
naren, maar ook van Babyloniërs of Assy-
riërs, allen kenbaar aan de typische kleedij
van hun tijd. Er zijn Arabische verhalen, die
op dit land betrekking kunnen hebben en er
zijn kaarten van gedeelten ervan in Voor-
Indië gevonden. De Portugeezen uit de 16e
eeuw meenden, met velen uit den tegen-
woordigen tijd, dat hier het beroemde Ophir
te vinden moest zijn, waar Salomo het goud
voor den tempel van Jeruzalem vandaan
kreeg.
De jacht naar goud.
En als we nu al deze meeningen kennen
en het voor en tegen gelezen en overwogen
hebben, dan vormt zich langzamerhand in
ons onderbewustzijn 'n beeld, dat duidelijker
en duidelijker wordt eneindelijk is het,
alsof de steenen spreken. Zij vertellen ons,
hoe zij eens deel uitmaakten van groote
granietheuvels, zooals die overal in het
Westen van Rhodesia in het landschap
zichtbaar zijn. Door de granietheuvels loo-
pen hier en daar kwartsbanden, soms weer
als begrenzing van oeroude leisteen-lagen,
en dit kwarts is goudhoudend. De oorspron
kelijke bewoners van het land, de Hottentot-
ten en later de Bantoe's hebben nooit veel
belangstelling gehad voor het mooi glanzen
de, maar om zijn zachtheid geheel onbruik
bare metaal, maar reeds een 3000 jaar gele
den kwamen lieden van over de zee, die geen
moeite te groot achtten om het te bemachti
gen. Zij drongen van de havens aan de oost
kust uit landwaarts in, tropenziekten en wil
de dieren trotseerende. Ze overwonnen door
betere bewapening de oorspronkelijke bewo
ners en dwongen hen, met primitieve hulp
middelen het harde kwartsgesteente uit den
bodem los te breken, het te verpoederen en
uit te wasschen om zoodoende het edele me
taal te bemachtigen. Door heel Zuid-Afrika
vinden we de sporen van deze Phoeniciërs of
Babyloniërs of wat het dan geweest zijn. Het
kwarts werd uitgedolven. Het granietgesteen
te er naast moest worden losgebroken, om het
goudhoudende kwartsrif beter toegankelijk te
maken en toen de hoeveelheid goud, die op
deze wijze gewonnen kon worden, groot ge
noeg leek, werd een vesting, een fort, ge
bouwd, om de schatten te bewaren, tot ze
over zee konden worden uitgevoerd. En als
bouwmateriaal voor dit fort en ook voor den
grooten tempel, waar de indringers hun go
den vereerden, werden de granietsteenen ge
bruikt, die in de mijnen op tientallen kilo
meters afstand van de centrale sterkte wer
den uitgehakt. In één muur van één tempel
is zoowat 100.000 ton steen verwerkt, maar
het is dan ook een muur van acht meter dik.
En dit alles moest met de hand worden los-
gehakt, netjes vierkant afgebikt en dan nog
vervoerd over tientallen kilometers door
menschenkinderen, die het rad nog niet ken
den, misschien een slede, door ossen getrok
ken, zooals de Zoeloe's die nog wel gebruiken.
Maar dat er zwaar gewerkt moet zijn onder
de zweep van vreemde en wreede heerschers.
dat staat wel vast. Wie nu die vreemden ge
weest zijn, is nog altijd de groote vraag.
Waren het vreemden? De geleerden zijn het
er wel over eens, dat van de voorouders der
Bantoevolken, (de eenige, die vóór zoover
wij tot nu toe weten, hier in aanmerking
komen), eigenlijk niet kan worden verwacht,
dat ze zulke mooie bouwwerken zouden heb
ben achtergelaten. Maar het is even waar
dat tot nu toe nergens op aarde bouwwerken
gevonden zijn van het type van Zimbabwe.
De verklaring hiervan moet mijns inziens
wezen, dat het plan van tempel en fort door
de indringers is gemaakt, maar dat het door
zwarte handen, laten we maar zeggen, Ban
toes, is uitgevoerd, en dan is 't niet te ver
wonderen. dat deze er hun eigen stempel op
hebben gedrukt. De bij verschillende opgra
vingen gevonden voorwerpen geven helaas
ook geen uitsluitsel. Er komt nogal wat ijzer
voor in den vorm van houweelen en beitels...
maar ijzer en koper uit het erts smelten heb
ben de negers al heel lang geleden gedaan.
Gouden sieraden geven ook geen enkele tijds
aanduiding, glazen kralen evenmin, die wa
ren immers in oud-Egypt-Lschen tijd al be
kend. Maar er zijn porceleinscherven gevon
den, die zonder twijfel van Chineesch maaksel
zijn en zeer nauwkeurig kunnen worden
gedateerd. Ze lagen laten we maar zeggen,
op den vloer, in de oudste bewoonde lagen,
en dateeren uit de 12e en 13e eeuw. De
groote ruïnen van Zimbabwe kunnen dus
weinig ouder zijn en waren dus in de tijden
der groote Portugeesche ontdekkingsreizen
misschien nog bewoond. Maar daarmee is
niet gezegd, dat er niet al veel eerder goud
uit Afrika is weggehaald, misschien al in het
begin van onze jaartelling, misschien zelfs al
in de tijden van Salomo, dus nog een goede
duizend jaar eerder. Te bewijzen zal dat
echter moeilijk zijn. Er is nog zeer veel niet
ontgraven, dus er kunnen nog groote verras
singen komen, maar al wat nu vaststaat,
wijst op China en het tegenwoordige
Engelsch-Indië, laten we zeggen Hindoestan.
De eigenaardige Phallus-kultuur, sommige
planten, die typisch Vóór-Indisch zijn en ook
hier voorkomen, dat wijst allemaal op het
land van Shiwa, den oppergod der Hindoes.
Waar het goud be
waard werd.
Maar het wordt hoog tijd, dat ik u eens
vertel wat er nu in Zimbabwe eigenlijk te zien
is. We zaten den zonsopgang te bewonderen
van de transen van de Acropolis, het fort, dat
als bewaarplaats der schatten moet zijn ge
bouwd. Een vrijwel onneembare sterkte, maar
meer door de natuur dan door menschen-
handen zoo gemaakt. Hoofdzaak is een gra
nietheuvel van misschien honderd meter hoog
aan alle kanten zoo steil, dat gezocht móet
worden naar de plek, waar een opgang te ma-
ten laUsstkMdet
geeft een actueel
antivoord op onze
vraag.
EEN huisschilder geeft het 12de antwoord
op onze vraag: „Wat doet u in uw
vrijen tijd?'' Een jubileumantwoord
dus. In een Jubileumtijd, namelijk nog juist
in de feestperiode van 't 40-jarige regeerings-
jubileum van onze Koningin. En het antwoord
staat eigenlijk ook rechtstreeks daarmee in
verband. Want deze huisschilder calligra
feerde een oorkonde voor H.M. de Koningin,
die hij Haar ter gelegenheid van Haar Jubi
leum toezond. Het is jammer dat de kleuren
niet op de foto van de oorkonde zichtbaar
zijn, want die geven het ding een levendig
aanzien. De preciese afwerking en de aller
aardigste lettervorm zijn echter wel goed er op
te onderscheiden.
Dit antwoord is niet alleen een jubileum
stuk in een Jubileumtijd, het vormt ook min
of meer een symbool voor den overgang tus-
schen zomer en herfst. De huisschilder Is na
melijk een functionaris, die ons het meest in
den zomer bij staat. Want dan krijgen onze
huizen een beurt. De schilder strijkt zijn kwast
langs deuren en vensters en voorziet onze wo
ning van een nieuwe huid.
Naar een prent in Haarlem's Dagblad schil
derde de huisschilder van Westerhoven
dit oude Haarlemsche stadsbeeld.
's Zomers is die man, die op een plank aan
twee draadjes langs vensters op en neer gaat,
of die op een heel lange ladder met een em
mer in de eene en een kwast in de andere
hand equilibreert, een met de zomersfeer ver
groeide figuur. We kunnen hem evenmin uit
het stads- of dorpsbeeld wegdenken als de
loodgieters op de daken en de ijsco-manne-
tjes in de straat. Hij is voor onze samenle
ving wat moeder-natuur is voor de planten.
Hij zet ons wat je noemt opnieuw in 't groen,
of het blauw en rood en geel. maar dat groen
is vanwege die vergelijking met de planten.
En nu we ons weer moeten opmaken om
afscheid te nemen van de kleuren in de na
tuur zullen we ons ook er op voor moeten be
reiden dat de schilder als zomersymptoom uit
het uiterlijke stadsbeeld gaat verdwijnen.
Maar niet alvorens we hem gevraagd hebben:
Wat doet u in uw vrijen tijd?
En het antwoord luidt: ..Schilderen!" Ja,
want dat calligrafeeren heeft de huisschilder
Chr. van Westerhoven eigenlijk alleen ter ge
legenheid van die oorkonde gedaan. Het is een
uitvloeisel van zijn algemeene liefhebberij:
schilderen. En dat klinkt vreemd. Heeft u ooit
van een zakenman, die in zijn vrijen tijd za
ken doet, of van een politie-agent die, als hij
vrijaf is, nog doorgaat met bekeuren, of van
een timmerman, die in zijn vrijen tijd tim
mert. gehoord?
Welnu hier is een schilder, die in zijn
vrijen tijdschildert! Ja maar zult u zeg
gen, voor zijn beroep schildert hij huizen. En
voor zijn liefhebberij dan? Schildert hij ook
huizen?
Het verschil tusschen de eerstgenoemde
huizen en de laatste is dat de eerste in de
openlucht staan en de laatsten binnenska-
mers op een schilderij.
En dat is nogal een groot verschil.
De meeste huisschilders schilderen wel hui
zen van buiten, maar om huizen te schilde
ren als onderdeel van een schilderij, dat is
een stap van de werkelijkheid in het land der
fantasie, die slechts weinigen ondernemen. En
die weinigen onderscheiden zich daardoor
Chr. van Westerhoven zet echter niet alleen
huizen op papier, maar ook heel andere din
gen. Aan de muren van de kamers van zijn
huis hangen veie platen achter glas; een hert
met jong, een kijkje in de plantenwereld
En zijn vrouw verraadt ons dat er aan den
achterkant van die schilderijtjes andere af
beeldingen staan! Maar die mogen nu met
hun aangezicht naar den muur hangen want
hun vervaardiger houdt van afwisseling van
programma. En als een prent eenigen tijd aan
de wand heeft geprijkt wordt zij uit het lijstje
ms
JSF»'
üfjorltotót
Jis «trttfAfit
C! jjjjfAriWn
•Ian
iriüjfüiitiui
attbfrUiiiimi
Ttr itfWmif riüci aanffMr j
De Oorkonde, die Chr. van Westerhoven ter
gelegenheid van het 40-jarig jubileum
voor de Koningin maakte.
gehaald omgedraaid en aan de andere zijde
beschilderd!
Met een variatie op een bekend spreekwoord
zouden we kunnen zeggen: Met zuinigheid met
vlijt maakt men schilderijen in z'n vrijen
tijd".
v. H.
Het dozijn antwoorden
is vol.
Maar ons vrije-tijd-lied
is nog niet uit!
p EN huisschilder geeft in bijgaand
Hm artikel het 12de antwoord op onze
vraag„Wat doet U in Uw vrijen
tijd?" Het dozijn is dus vol! Maar het
vrije-tijd-lied is daarmee nog niet ten
einde. Integendeel, wij hopen U nog vele
coupletten van dat lied in allerlei toon
aarden te kunnen laten hooren. „Vrije
tijd is blije tijd" zouden we boven het
lied kunnen zetten. En inderdaad, het
is verblijdend te ontdekken dat in de
zoogenaamde „massa" vele personen
schuilen, die zich door allerhand vrije-
tijd bezigheden, zonder dwang van bui
ten, onderscheiden in den zin, welke ons
menschen op dezen aardbodem eigenlijk
tot mènschen stempelt. Namelijk tot
levende wezens, die niet alleen leven om
dat 't nu eenmaal moet, maar ook omdat
zij een groot plezier in 't leven hébben.
In den zonier, die nu vlug verstreken
is, hebben ivij onze vraag: wat doet U in
Uw vrijen tijd? bijna niet gesteld. Niet
omdat er 's zomers geen vrye tijd is. De
vacanties vormen volop vrijen tijd. Maar
U zult het met ons eens zijn dat de
eigenlijke vrije-tijd-bezigheden na ge-
danen dagelijkschen arbeid pas in Sep
tember, als de vacanties voorbij zijn en
het regelmatige leven in de maatschappij
zich herstelt, weer uitgevoerd worden.
De kortende dagen, die de grijze sfeer
van den herfst en wintertijd oproepen,
ontnemen ons licht buiten maar geven
ons meer licht van binnen. En daarom
gaan we nu weer aan den slag met U
te vragenWat doet U in Uw vrijen tijd?"
En we hopen vele merkwaardige ant
woorden te krijgen
v. H. B. K.
De groote massieve toren in de Zimbabwe-
ruïnes.
ken zou zijn. De oude opgang bestaat dan ook
grootendeels uit steile steenen trappen, die
heelemaal door muren, vaak door reusach
tige natuurlijke granietblokken omgeven zijn.
Beneden aan de rots staan wat overblijfselen
van een schildwachten-woning, alles met
éénmanspassages. en op den weg naar boven
zijn zeker ook een dozijn plekken, waar één
man een leger zou kunnen tegenhouden. Bo
ven gekomen vindt men dan een vrij behoor
lijke ruimte, van laten we zeggen 30 meter
lang en tien meter breed, aan de eene zijde
begrensd door een noogen steenen muur. aan
den anderen kant weer door hooge natuur
lijke granietrotsen, waartusschen- en onder
door nauwe gangen toegang geven tot andere
ruimten, meest veel kleiner, waar overal
muurbrokstukken staan, ten teeken. dat alle
beschikbare ruimte, en dat was heel weinig,
is uitgebuit voor bergplaatsen of woonruim
ten of anderszins. Men denke dus niet aan de
pracht van het fort van Delhi, dat naleizen
en moskeeën en tempels met zijn muren om
vat. Het is allemaal heel klein en heel primi
tief en de menschen. die er leefden, zouden
op ons haast den indruk van holbewoners heb
ben gemaakt. De steenen zijn bijvoorbeeld
alle los opgestapeld zonder mortel.
Wanneer we nu van deze Acropolis (wat
een groot woord!), onzen blik over de vlakte
beneden ons laten gaan, steken overal uit het
bruine gras steenstapelingen omhoog. Er ligt
een compleet ruïnenveld aan den voet van
den heuvel en daarachter verheft zich een ze
ker tien meter hooge. glanzende muur. die een
ovale ruimte omsluit, de beroemde elliptische
tempel van Zimbabwe. Wij, zoogenaamd be
schaafden, verbeelden ons. dat het maken van
een ovaal ver boven de macht van een na
tuurvolk gaat. In dit geval echter is deze el
lips zoo keurig uitgevoerd, ziin de hoeken bij
de ingangen zoo magnifiek afgerond, de trap
pen zoo sierlijk gebogen en aangepast aan de
lijn van het geheel, dat hier eerder aan het
werk van een geniaal bouwmeester, dan aan
een primitieve poging om iets grootsch te
scheppen moeten worden gedacht Toch valt
het inwendige weer hard tegen. Wat funda
menten en lage muurtjes, in een der uitein
den een blinde toren, een soort groot suiker
brood. dat is alles. De muur is het merkwaar
digste. vooral waar hij aan het oostelijk einde
dubbel is met een zeer nauwe gang er tus
schen. Daar. aan den oostkant is aan den
buitenkant van den muur. even onder den bo
venrand. een eenvoudige versiering zichtbaar,
zóó eenvoudig, dat ze ook al weer geen ver
gelijking met andere beroemde, of zelfs be
kende ruïnen, toelaat. Verder niets Geen in
scriptie. geen jaartal, geen afgods- of vor-
stenbeeld. net alleen die paar Chlneesche aar
dewerk scherven Ja, toch nog iets. Behalve
de reusachtige Phallusemblemen, die wij mee
nen te zien in den grooten toren van den el-
liptischen tempel, worden ook een groot aan
tal dergelijke voorwerpen gevonden, die uit
jadeiet zijn vervaardigd, dat we in China jade
en dat de Engelschen soapstor.c noemen, een
groene steensoort, die zich tamelijk makkelijk
laat bewerken. Uit dienzelfden steen vervaar
digd. vinden we nu ook nog eigenaardige sta
ven. misschien commandostaven of scepters of
zooiets, die alle aan het boveneinde de af
beelding dragen van een vogel, een roofvogel
waarschijnlijk, die door sommigen met Egyp
tische goden, die een vogelkop dragen, in ver
band wordt gebracht. Deze merkwaardige vo
gelfiguur vindt men overal in Rhodesia terug,
zoowel bij het werk der inboorlingen, als bij
menig wapen of stempel in dit land.
Zimbabwe bloeide dus waarschijnlijk zoo
van de tiende tot de \liftiende eeuw.
De Portugeezen vonden op hun eerste rei
zen in de haven van Sofala nog Arabische
schepen, die met goud waren geladen. En dat
was oorzaak, dat in 1569 Bareto werd uitge
zonden met een leger van duizend voetknech
ten om het Oohir van koning Salomo te zoe
ken. De expeditie koos een verkeerden weg en
bijna allen kwamen om door de moeraskoort
sen van het Zambezldal. Slechts "en naar In
landers werden gevonden, die kwarts stamp
ten en daaruit met heel veel moeite een klein
beetje zeer fijn goud wisten uit te wasschen!
En de verhalen gingen over goudklompen als
kinderhoofdjes!
Oude mijnen.
Toch komt er in de buurt van Zimbabwe
wel grof eoud voor. Ik heb natuurlijk ook de
oude mijnen bezocht en in sommige daarvan
wordt nog gewerkt. Vaak op nog even primi
tieve wijze als duizend jaar terug. Uitsluitend
handenarbeid met houweelen. Ik pikte er een
paar stukken kwarts op met goudklompjes
van een halve centimeter lang en waar die
voorkomen, worden wel grootere gevonden ook.
Toch geloof ik niet. dat het Ophir uit den
Bijbel in Zimbabwe te vinden is. Ik zoek het
altijd nog in het hartje van Sumatra. Dat
klopt allemaal veel beter met het bijbelsche
verhaal. De tijdsduur der reis. de dingen, die
nog meer werden meegebracht en vooral ook
de verhalen der oude Hindoes en Chineezen,
dat klopt beter met de schatten van Salomo.
En Zimbabwe kan hier tegenover alleen stel
len die eene teekening door een Bosjesman
van een Assyriër met een phrygische muts.
Maar de strijd blijft onbeslist. Dat weet ik
echter wel. als ik volgend jaar weer eens in
Indië kom. ga ik vast naar de sporen van
Salomo's knechten zoeken In de Boelangsicon-
cessie achter Padang. waar nu met man en
macht gewerkt wordt en dus de kans om wat
te vinden, belangrijk ls vergroot.
En wij trekken verder. Umvata. Gwelo. Bu-
lawayo, richting Livingstone, naar de water
vallen van de Zambezi rivier. Een der won
deren van de wereld!
(Nadruk verboden).