itltiül doé l PER AUTO EN BOOT DOOR ZUID-AFRIKA. „Ik calligrafeerde een oorkonde voor H.M. de Koningin" I ZATERDAG 10 SEPTEMBER 1938 HAARLEM'S DAGBITAD 7 Het ruïnecomplex Zimbabwe. De baobab of broodboom, typisch voor Rhodesia, aan den kant van den met twee asphaltstrepen verharden weg. Door Uren en uren lang heeft onze wagen weer gedeind of gedenderd al naargelang de weg zéér goed, dan wel goed was. Zeer goed be- teekent in Rhodesia een macadamweg, waar op twee streepen geasphalteerd zijn, elk van een halven meter breed en zoowat net op den afstand van de autowielen. Dat rijdt buiten gewoon goed en plezierig en is natuurlijk een betrekkelijk goedkoope methode. Goed zijn de wegen als ze uit platgereden prairie gerooid bosch of afgekrabde zand- en grindvelden bestaan, waar je met een auto waarschijnlijk wel door kunt komen. Rijden er veel auto's, dan vormen zich van die heerlijke overdwarse ribbels, net gegolfd plaatijzer in het groot, die menigeen zich bijvoorbeeld nog van den weg ApeldoornZwolle zal herinneren, en waar de beste wagen in een paar honderd kilometer uit elkaar rammelt. Slechte wegen zijn er niet In Rhodesia. Dat heet nl. wildernis, maar daar kun je dikwijls ook heel goed zoo maar dwars door rijden. Een groot deel van het land is vlak tot zwak glooiend en dan met boschstep pe bezet. Zoo elke 25 of 50 meter een boom, en gras daartusschen. Maar hier is het anders. Overal steken merkwaardige gladgeschuurde granietkoppen boven het verdere landschap uit, die dadelijk aan gladschuren in een ijstijd doen denken. En dat mag men hier ook doen, maar dan geldt 't een ijstijd, die millioenen jaren geleden is; die dit landschap moet heb ben gevormd, nog voordat de steenkoolplan- ten op aarde groeiden. Thans staat mijn tentje weer rustig onder een groep heerlijk geurende eucalyptusboomen, waarvan de takken als treurwilgen neerhan gen en donker afsteken tegen den nog don kerden hemel. Zoolang het licht was, hebben duizenden bijtjes voortdurend rondgezoemd langs de honingrijke bloempjes. Toen dat ge luid verstomde riep in de verte een uil, die al spoedig met loomen wiekslag kwam Iangs- scheren en thans boven mij zit te roepen, be lust op de insecten, die worden aangetrokken door het licht van mijn lamp. Millioenen ster ren flonkeren aan den zwaren zuiderhemel en den melkweg teekent zich scherp af. Het zui derkruis staat in top. Dan wordt een licht glans zichtbaar aan een wolkenstreepje even boven den horizon; eerst wit, dan zilver, dan helder geel klimt daar plots de maan boven de duistere aarde uit. Ik zie ze omhoog gaan, bijna loodrecht, geheel zichtbaar worden, zich losmaken, en wanneer ze nog even hooger ge stegen is, komt er al meer en meer zilveren licht over het landschap en zie ik, dat ze is opgekomen boven een van die vreemde gra nietheuvels, die hier telkens weer de gelijk matigheid van den horizon verbreken. Een lage breede heuvel is het. die nu zoo helder afsteekt tegen den door de maaii verlichten hemel, dat ik mijn kijker grijp en geniet van de boomsilhouetten, de bizarre rotsblokken, die scherp, donker afsteken tegen de heldere lucht. En daar. Ja, op een rechtlijnig, horizon taal gedeelte, waaruit op regelmatige afstan den kleine torentjes verrijzen, meest door een rechtopstaand stuk steen gekroond. Dat moet de groote muur zijn van het oeroude fort van Zimbabwe, de Acropolis, zooals de Engelschen het noemen, een ruinencomplex, waarover zooveel gefabeld en geschreven is, dat het tot de bekendste hoekjes van Afrika is gaan be- hooren. De maan stijgt snel hooger en laat den ho rizon weer in duisternis terug zinken Ik sluit uit voorzorg mijn tentdeuren (er lag een doode pofadder op den autoweg vlak voor onze kamp plaats) en droom van de goudschatten die de muren van dit fort moeten hebben geherbergd. Maar als de maan even door het zenith heen is ben ik weer op. De rugzak met camera's staat klaar en in het heldere maanlicht is de weg gemakkelijk te vinden, die op den heuvel aanloopt en zich al gauw splitst. De oude en de nieuwe opgangsweg. De oude heet zeer steil, de moderne gemakkelijker, wat met het oog op het onzekere maanlicht aantrekkelij ker lijkt. Een halsbrekend pad was het, zoo lastig, dat ae lichte wolkenlagen in het Oosten al bloedrood kleurden, toen we het uitzicht punt aan den rand van den heuveltop bereik ten. Daar zaten we neer, stom geslagen door het prachtige kleurenspel van rood en rose en paars en leigrauw. met zeegroene diepten ver op achtergrond. Vóór ons strekt zich de gol vende vlakte uit. Boschsteppe, met weinig bosch en veel steppe. Donker, zwartgroen staan de boomen in het geel-bruine gras. De lage gedeelten zijn met een nevellaag bedekt, alsof daar een groote rivier stroomde. Boschies. steenpunten. kleine bergjes, komen boven den nevel uit. Helderder worden de kleuren, feller het rood boven den horizon, warmer het geel van het gras. Totdat het rood van de lucht in geel en wit verandert en een felle lichtstraal over de lage bergen schiet en ineens de dag daar is. Het betooverende kleurenspel is uit, maar de wondere tinten van geel en bruin en groen in het landschap blijven enonze aandacht valt nu eerst op de steenen rondom. Steencn met een geschiedenis. Ja, dat zijn steenen met een geschiedenis. Als die spreken konden l Daar liggen ze nu, de mooi vierkant afge werkte granietblokken, keurig opeengesta peld tot geweldige muren van meters hoog en vele voeten dik of tot ronde torens, vaak door rechtopstaande steenzuilen gekroond, als ge tuigen van... Ja, waarvan? Er is tot nu toe in de omgeving dezer ruïnen nog geen spoor van letterschrift gevonden. Er leeft bij de bevol king geen enkele sage meer, die er mee in verband kon worden gebracht. Wat wij van Zimbabwe meenen te weten, moeten we put ten uit heel vreemde bronnen. Zoo hebben bijvoorbeeld de Bosjesmannen ons teekenin- gen achtergelaten van Chineezen en Egypte- naren, maar ook van Babyloniërs of Assy- riërs, allen kenbaar aan de typische kleedij van hun tijd. Er zijn Arabische verhalen, die op dit land betrekking kunnen hebben en er zijn kaarten van gedeelten ervan in Voor- Indië gevonden. De Portugeezen uit de 16e eeuw meenden, met velen uit den tegen- woordigen tijd, dat hier het beroemde Ophir te vinden moest zijn, waar Salomo het goud voor den tempel van Jeruzalem vandaan kreeg. De jacht naar goud. En als we nu al deze meeningen kennen en het voor en tegen gelezen en overwogen hebben, dan vormt zich langzamerhand in ons onderbewustzijn 'n beeld, dat duidelijker en duidelijker wordt eneindelijk is het, alsof de steenen spreken. Zij vertellen ons, hoe zij eens deel uitmaakten van groote granietheuvels, zooals die overal in het Westen van Rhodesia in het landschap zichtbaar zijn. Door de granietheuvels loo- pen hier en daar kwartsbanden, soms weer als begrenzing van oeroude leisteen-lagen, en dit kwarts is goudhoudend. De oorspron kelijke bewoners van het land, de Hottentot- ten en later de Bantoe's hebben nooit veel belangstelling gehad voor het mooi glanzen de, maar om zijn zachtheid geheel onbruik bare metaal, maar reeds een 3000 jaar gele den kwamen lieden van over de zee, die geen moeite te groot achtten om het te bemachti gen. Zij drongen van de havens aan de oost kust uit landwaarts in, tropenziekten en wil de dieren trotseerende. Ze overwonnen door betere bewapening de oorspronkelijke bewo ners en dwongen hen, met primitieve hulp middelen het harde kwartsgesteente uit den bodem los te breken, het te verpoederen en uit te wasschen om zoodoende het edele me taal te bemachtigen. Door heel Zuid-Afrika vinden we de sporen van deze Phoeniciërs of Babyloniërs of wat het dan geweest zijn. Het kwarts werd uitgedolven. Het granietgesteen te er naast moest worden losgebroken, om het goudhoudende kwartsrif beter toegankelijk te maken en toen de hoeveelheid goud, die op deze wijze gewonnen kon worden, groot ge noeg leek, werd een vesting, een fort, ge bouwd, om de schatten te bewaren, tot ze over zee konden worden uitgevoerd. En als bouwmateriaal voor dit fort en ook voor den grooten tempel, waar de indringers hun go den vereerden, werden de granietsteenen ge bruikt, die in de mijnen op tientallen kilo meters afstand van de centrale sterkte wer den uitgehakt. In één muur van één tempel is zoowat 100.000 ton steen verwerkt, maar het is dan ook een muur van acht meter dik. En dit alles moest met de hand worden los- gehakt, netjes vierkant afgebikt en dan nog vervoerd over tientallen kilometers door menschenkinderen, die het rad nog niet ken den, misschien een slede, door ossen getrok ken, zooals de Zoeloe's die nog wel gebruiken. Maar dat er zwaar gewerkt moet zijn onder de zweep van vreemde en wreede heerschers. dat staat wel vast. Wie nu die vreemden ge weest zijn, is nog altijd de groote vraag. Waren het vreemden? De geleerden zijn het er wel over eens, dat van de voorouders der Bantoevolken, (de eenige, die vóór zoover wij tot nu toe weten, hier in aanmerking komen), eigenlijk niet kan worden verwacht, dat ze zulke mooie bouwwerken zouden heb ben achtergelaten. Maar het is even waar dat tot nu toe nergens op aarde bouwwerken gevonden zijn van het type van Zimbabwe. De verklaring hiervan moet mijns inziens wezen, dat het plan van tempel en fort door de indringers is gemaakt, maar dat het door zwarte handen, laten we maar zeggen, Ban toes, is uitgevoerd, en dan is 't niet te ver wonderen. dat deze er hun eigen stempel op hebben gedrukt. De bij verschillende opgra vingen gevonden voorwerpen geven helaas ook geen uitsluitsel. Er komt nogal wat ijzer voor in den vorm van houweelen en beitels... maar ijzer en koper uit het erts smelten heb ben de negers al heel lang geleden gedaan. Gouden sieraden geven ook geen enkele tijds aanduiding, glazen kralen evenmin, die wa ren immers in oud-Egypt-Lschen tijd al be kend. Maar er zijn porceleinscherven gevon den, die zonder twijfel van Chineesch maaksel zijn en zeer nauwkeurig kunnen worden gedateerd. Ze lagen laten we maar zeggen, op den vloer, in de oudste bewoonde lagen, en dateeren uit de 12e en 13e eeuw. De groote ruïnen van Zimbabwe kunnen dus weinig ouder zijn en waren dus in de tijden der groote Portugeesche ontdekkingsreizen misschien nog bewoond. Maar daarmee is niet gezegd, dat er niet al veel eerder goud uit Afrika is weggehaald, misschien al in het begin van onze jaartelling, misschien zelfs al in de tijden van Salomo, dus nog een goede duizend jaar eerder. Te bewijzen zal dat echter moeilijk zijn. Er is nog zeer veel niet ontgraven, dus er kunnen nog groote verras singen komen, maar al wat nu vaststaat, wijst op China en het tegenwoordige Engelsch-Indië, laten we zeggen Hindoestan. De eigenaardige Phallus-kultuur, sommige planten, die typisch Vóór-Indisch zijn en ook hier voorkomen, dat wijst allemaal op het land van Shiwa, den oppergod der Hindoes. Waar het goud be waard werd. Maar het wordt hoog tijd, dat ik u eens vertel wat er nu in Zimbabwe eigenlijk te zien is. We zaten den zonsopgang te bewonderen van de transen van de Acropolis, het fort, dat als bewaarplaats der schatten moet zijn ge bouwd. Een vrijwel onneembare sterkte, maar meer door de natuur dan door menschen- handen zoo gemaakt. Hoofdzaak is een gra nietheuvel van misschien honderd meter hoog aan alle kanten zoo steil, dat gezocht móet worden naar de plek, waar een opgang te ma- ten laUsstkMdet geeft een actueel antivoord op onze vraag. EEN huisschilder geeft het 12de antwoord op onze vraag: „Wat doet u in uw vrijen tijd?'' Een jubileumantwoord dus. In een Jubileumtijd, namelijk nog juist in de feestperiode van 't 40-jarige regeerings- jubileum van onze Koningin. En het antwoord staat eigenlijk ook rechtstreeks daarmee in verband. Want deze huisschilder calligra feerde een oorkonde voor H.M. de Koningin, die hij Haar ter gelegenheid van Haar Jubi leum toezond. Het is jammer dat de kleuren niet op de foto van de oorkonde zichtbaar zijn, want die geven het ding een levendig aanzien. De preciese afwerking en de aller aardigste lettervorm zijn echter wel goed er op te onderscheiden. Dit antwoord is niet alleen een jubileum stuk in een Jubileumtijd, het vormt ook min of meer een symbool voor den overgang tus- schen zomer en herfst. De huisschilder Is na melijk een functionaris, die ons het meest in den zomer bij staat. Want dan krijgen onze huizen een beurt. De schilder strijkt zijn kwast langs deuren en vensters en voorziet onze wo ning van een nieuwe huid. Naar een prent in Haarlem's Dagblad schil derde de huisschilder van Westerhoven dit oude Haarlemsche stadsbeeld. 's Zomers is die man, die op een plank aan twee draadjes langs vensters op en neer gaat, of die op een heel lange ladder met een em mer in de eene en een kwast in de andere hand equilibreert, een met de zomersfeer ver groeide figuur. We kunnen hem evenmin uit het stads- of dorpsbeeld wegdenken als de loodgieters op de daken en de ijsco-manne- tjes in de straat. Hij is voor onze samenle ving wat moeder-natuur is voor de planten. Hij zet ons wat je noemt opnieuw in 't groen, of het blauw en rood en geel. maar dat groen is vanwege die vergelijking met de planten. En nu we ons weer moeten opmaken om afscheid te nemen van de kleuren in de na tuur zullen we ons ook er op voor moeten be reiden dat de schilder als zomersymptoom uit het uiterlijke stadsbeeld gaat verdwijnen. Maar niet alvorens we hem gevraagd hebben: Wat doet u in uw vrijen tijd? En het antwoord luidt: ..Schilderen!" Ja, want dat calligrafeeren heeft de huisschilder Chr. van Westerhoven eigenlijk alleen ter ge legenheid van die oorkonde gedaan. Het is een uitvloeisel van zijn algemeene liefhebberij: schilderen. En dat klinkt vreemd. Heeft u ooit van een zakenman, die in zijn vrijen tijd za ken doet, of van een politie-agent die, als hij vrijaf is, nog doorgaat met bekeuren, of van een timmerman, die in zijn vrijen tijd tim mert. gehoord? Welnu hier is een schilder, die in zijn vrijen tijdschildert! Ja maar zult u zeg gen, voor zijn beroep schildert hij huizen. En voor zijn liefhebberij dan? Schildert hij ook huizen? Het verschil tusschen de eerstgenoemde huizen en de laatste is dat de eerste in de openlucht staan en de laatsten binnenska- mers op een schilderij. En dat is nogal een groot verschil. De meeste huisschilders schilderen wel hui zen van buiten, maar om huizen te schilde ren als onderdeel van een schilderij, dat is een stap van de werkelijkheid in het land der fantasie, die slechts weinigen ondernemen. En die weinigen onderscheiden zich daardoor Chr. van Westerhoven zet echter niet alleen huizen op papier, maar ook heel andere din gen. Aan de muren van de kamers van zijn huis hangen veie platen achter glas; een hert met jong, een kijkje in de plantenwereld En zijn vrouw verraadt ons dat er aan den achterkant van die schilderijtjes andere af beeldingen staan! Maar die mogen nu met hun aangezicht naar den muur hangen want hun vervaardiger houdt van afwisseling van programma. En als een prent eenigen tijd aan de wand heeft geprijkt wordt zij uit het lijstje ms JSF»' üfjorltotót Jis «trttfAfit C! jjjjfAriWn •Ian iriüjfüiitiui attbfrUiiiimi Ttr itfWmif riüci aanffMr j De Oorkonde, die Chr. van Westerhoven ter gelegenheid van het 40-jarig jubileum voor de Koningin maakte. gehaald omgedraaid en aan de andere zijde beschilderd! Met een variatie op een bekend spreekwoord zouden we kunnen zeggen: Met zuinigheid met vlijt maakt men schilderijen in z'n vrijen tijd". v. H. Het dozijn antwoorden is vol. Maar ons vrije-tijd-lied is nog niet uit! p EN huisschilder geeft in bijgaand Hm artikel het 12de antwoord op onze vraag„Wat doet U in Uw vrijen tijd?" Het dozijn is dus vol! Maar het vrije-tijd-lied is daarmee nog niet ten einde. Integendeel, wij hopen U nog vele coupletten van dat lied in allerlei toon aarden te kunnen laten hooren. „Vrije tijd is blije tijd" zouden we boven het lied kunnen zetten. En inderdaad, het is verblijdend te ontdekken dat in de zoogenaamde „massa" vele personen schuilen, die zich door allerhand vrije- tijd bezigheden, zonder dwang van bui ten, onderscheiden in den zin, welke ons menschen op dezen aardbodem eigenlijk tot mènschen stempelt. Namelijk tot levende wezens, die niet alleen leven om dat 't nu eenmaal moet, maar ook omdat zij een groot plezier in 't leven hébben. In den zonier, die nu vlug verstreken is, hebben ivij onze vraag: wat doet U in Uw vrijen tijd? bijna niet gesteld. Niet omdat er 's zomers geen vrye tijd is. De vacanties vormen volop vrijen tijd. Maar U zult het met ons eens zijn dat de eigenlijke vrije-tijd-bezigheden na ge- danen dagelijkschen arbeid pas in Sep tember, als de vacanties voorbij zijn en het regelmatige leven in de maatschappij zich herstelt, weer uitgevoerd worden. De kortende dagen, die de grijze sfeer van den herfst en wintertijd oproepen, ontnemen ons licht buiten maar geven ons meer licht van binnen. En daarom gaan we nu weer aan den slag met U te vragenWat doet U in Uw vrijen tijd?" En we hopen vele merkwaardige ant woorden te krijgen v. H. B. K. De groote massieve toren in de Zimbabwe- ruïnes. ken zou zijn. De oude opgang bestaat dan ook grootendeels uit steile steenen trappen, die heelemaal door muren, vaak door reusach tige natuurlijke granietblokken omgeven zijn. Beneden aan de rots staan wat overblijfselen van een schildwachten-woning, alles met éénmanspassages. en op den weg naar boven zijn zeker ook een dozijn plekken, waar één man een leger zou kunnen tegenhouden. Bo ven gekomen vindt men dan een vrij behoor lijke ruimte, van laten we zeggen 30 meter lang en tien meter breed, aan de eene zijde begrensd door een noogen steenen muur. aan den anderen kant weer door hooge natuur lijke granietrotsen, waartusschen- en onder door nauwe gangen toegang geven tot andere ruimten, meest veel kleiner, waar overal muurbrokstukken staan, ten teeken. dat alle beschikbare ruimte, en dat was heel weinig, is uitgebuit voor bergplaatsen of woonruim ten of anderszins. Men denke dus niet aan de pracht van het fort van Delhi, dat naleizen en moskeeën en tempels met zijn muren om vat. Het is allemaal heel klein en heel primi tief en de menschen. die er leefden, zouden op ons haast den indruk van holbewoners heb ben gemaakt. De steenen zijn bijvoorbeeld alle los opgestapeld zonder mortel. Wanneer we nu van deze Acropolis (wat een groot woord!), onzen blik over de vlakte beneden ons laten gaan, steken overal uit het bruine gras steenstapelingen omhoog. Er ligt een compleet ruïnenveld aan den voet van den heuvel en daarachter verheft zich een ze ker tien meter hooge. glanzende muur. die een ovale ruimte omsluit, de beroemde elliptische tempel van Zimbabwe. Wij, zoogenaamd be schaafden, verbeelden ons. dat het maken van een ovaal ver boven de macht van een na tuurvolk gaat. In dit geval echter is deze el lips zoo keurig uitgevoerd, ziin de hoeken bij de ingangen zoo magnifiek afgerond, de trap pen zoo sierlijk gebogen en aangepast aan de lijn van het geheel, dat hier eerder aan het werk van een geniaal bouwmeester, dan aan een primitieve poging om iets grootsch te scheppen moeten worden gedacht Toch valt het inwendige weer hard tegen. Wat funda menten en lage muurtjes, in een der uitein den een blinde toren, een soort groot suiker brood. dat is alles. De muur is het merkwaar digste. vooral waar hij aan het oostelijk einde dubbel is met een zeer nauwe gang er tus schen. Daar. aan den oostkant is aan den buitenkant van den muur. even onder den bo venrand. een eenvoudige versiering zichtbaar, zóó eenvoudig, dat ze ook al weer geen ver gelijking met andere beroemde, of zelfs be kende ruïnen, toelaat. Verder niets Geen in scriptie. geen jaartal, geen afgods- of vor- stenbeeld. net alleen die paar Chlneesche aar dewerk scherven Ja, toch nog iets. Behalve de reusachtige Phallusemblemen, die wij mee nen te zien in den grooten toren van den el- liptischen tempel, worden ook een groot aan tal dergelijke voorwerpen gevonden, die uit jadeiet zijn vervaardigd, dat we in China jade en dat de Engelschen soapstor.c noemen, een groene steensoort, die zich tamelijk makkelijk laat bewerken. Uit dienzelfden steen vervaar digd. vinden we nu ook nog eigenaardige sta ven. misschien commandostaven of scepters of zooiets, die alle aan het boveneinde de af beelding dragen van een vogel, een roofvogel waarschijnlijk, die door sommigen met Egyp tische goden, die een vogelkop dragen, in ver band wordt gebracht. Deze merkwaardige vo gelfiguur vindt men overal in Rhodesia terug, zoowel bij het werk der inboorlingen, als bij menig wapen of stempel in dit land. Zimbabwe bloeide dus waarschijnlijk zoo van de tiende tot de \liftiende eeuw. De Portugeezen vonden op hun eerste rei zen in de haven van Sofala nog Arabische schepen, die met goud waren geladen. En dat was oorzaak, dat in 1569 Bareto werd uitge zonden met een leger van duizend voetknech ten om het Oohir van koning Salomo te zoe ken. De expeditie koos een verkeerden weg en bijna allen kwamen om door de moeraskoort sen van het Zambezldal. Slechts "en naar In landers werden gevonden, die kwarts stamp ten en daaruit met heel veel moeite een klein beetje zeer fijn goud wisten uit te wasschen! En de verhalen gingen over goudklompen als kinderhoofdjes! Oude mijnen. Toch komt er in de buurt van Zimbabwe wel grof eoud voor. Ik heb natuurlijk ook de oude mijnen bezocht en in sommige daarvan wordt nog gewerkt. Vaak op nog even primi tieve wijze als duizend jaar terug. Uitsluitend handenarbeid met houweelen. Ik pikte er een paar stukken kwarts op met goudklompjes van een halve centimeter lang en waar die voorkomen, worden wel grootere gevonden ook. Toch geloof ik niet. dat het Ophir uit den Bijbel in Zimbabwe te vinden is. Ik zoek het altijd nog in het hartje van Sumatra. Dat klopt allemaal veel beter met het bijbelsche verhaal. De tijdsduur der reis. de dingen, die nog meer werden meegebracht en vooral ook de verhalen der oude Hindoes en Chineezen, dat klopt beter met de schatten van Salomo. En Zimbabwe kan hier tegenover alleen stel len die eene teekening door een Bosjesman van een Assyriër met een phrygische muts. Maar de strijd blijft onbeslist. Dat weet ik echter wel. als ik volgend jaar weer eens in Indië kom. ga ik vast naar de sporen van Salomo's knechten zoeken In de Boelangsicon- cessie achter Padang. waar nu met man en macht gewerkt wordt en dus de kans om wat te vinden, belangrijk ls vergroot. En wij trekken verder. Umvata. Gwelo. Bu- lawayo, richting Livingstone, naar de water vallen van de Zambezi rivier. Een der won deren van de wereld! (Nadruk verboden).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 13