Drie mannen en hun Noodlot BIJZETTING DER ORANJE'S FEUILLETON Naar het Engesch door A. J. HUISMAN. (Nadruk verboden/. 6) HU ging in een gemakkelijken stoel zit ten om de heele situatie rustig te overden ken. Blijkbaar had de man met de pet het meisje aangevallen op last van den man met de gezwollen wang. En het scheen geen po ging tot gewone berooving tenzy het meisje iets van buitengewone waarde in haar taschje had. want anders zou hij haar alleen de tasch ontrukt hebben en er als de wind van door zijn gegaan, om die op een veilige plaats op zijn gemak na te snuffelen. Zou het soms juist om dien brief te doen zUn geweest? O'Malley keek weer naar de eenigszins ge kreukelde enveloppe. Het adres liet een be schaafd handschrift zien, ook de toevoeging van dat „Esq." wees er op dat de brief van iemand van opvoeding afkomstig moest zijn. Verder was het adres niet door een vrouw geschreven, daarvan was hij vrijwel zeker - daar was het schrift niet naar. Hij stond op, ging naar een van de tele fooncellen. sloeg in het boek de B op en vond een lange lUst van W. Barrets. Dat was niets gedaan, zoo kon hij toch de rechte man niet ontdekken. En zelfs al zou hij daar in slagen dan mocht hij den brief toch niet afgeven voor hij er zeker van was dat het meisje hem inderdaad bezorgd wou hebben. Hij hoopte dus maar, dat ze zich zijn adres zou herinneren en hem den brief terugvragen Dat zou de meest gewenschte oplossing zijn van het dilemma, want het beteekende dat hij haar weer zou zien. Het telefoontoestel vóór hem bracht zijn gedachten op de ge stoorde inbraak bij de Chesters. Die gingen nooit voor elven naar bed en het was nu pas half elf; dus besloot hij nog even naar Long Island op te bellen. Vóór dat hij in dit nieuwe voorval betrokken was, was zyn geest steeds vervuld geweest van die vreemde wor steling in het donker. Al gauw kwam de verbinding. „Ben jij het Louise", vroeg hij. „Ik was be nieuwd of ze den inbreker misschien al ge pakt hebben?" „Neen, over den inbreker is nog geen nieuws, Terry", was het geagiteerde antwoord. „Maar er is ander nieuws, verschrikkelijk nieuws!", vervolgde ze en hij hoorde dat er tranen in haar stem klonken. „Wat is het Louise", informeerde hy, zich dwingend kalm te spreken. „Terry, de brandkast blijkt op stuk van zaken toch opengemaakt Zondagnacht en er is voor meer dan honderdduizend dollar ge stolen. Vader zegt dat het iemand moet ge weest zyn. die de combinatie van het slot kende". „Wat zeg je, Louise! Dat is veschrikkelijk! Wat deed je vader met zoovel geld in huis?" „Het was niet alleen geld; een gedeelte er van, het meeste waren effecten en ze hoorden niet allemaal van hem, en tot over maat van ramp heeft hij niet eens de num mers". „Is hij niet verzekerd tegen diefstal?" „Alleen voor zyn persoonlijk bezit Maai :aar is dit niet mee gedekt". „Maar wat moest hij in vredesnaam mei zoo'n kapitaal doen?" „O Terry, ik kaïfje dat allemaal niet per telefoon uitleggen. En vader is heelemaal Kun je soms morgen aankomen? Ik heb iemand noodig, die „Natuurlijk", viel O'Malley in. „Direct mor genochtend of als je wilt vanavond nog". Een oogenblik was het stil. „Neen", klonk het daarop. „Het is nu te laai. Je kunt hier niet eerder dan ongeveer half een zijn. Maar morgenochtend graag. Ik zal je er heel dankbaar voor zijn". „Er gaat een trein tegen negen uur. Daar kom ik mee ik ben dan tegen half elf by je", verzekerde hij haar. .„Allright, ik kom je afhalen. Goeden- nacht". „Goeden nacht, Louise, en maak je niet al te bezorgd. We zullen het geld wel op een of andere manier terugkrijgen". Het was nog geen elf uur, maar daar hij den volgenden morgen bijtijds op moest, be sloot O'Malley naar huis te gaan. Hy woonde in de Vier en Zestigste straat op de boven ste étage van een deftig oud heerenhuis, dat in appartementen verdeeld was. Een echtpaar van middelbaren leeftijd had de middelste verdieping en de eigenares van het huis een zekere miss Hippy, woonde beneden. In het sousterrain huisde een Fransche familie. Elk appartement en ook de afzonderlijke kamers konden natuurlijk afgesloten worden, maar miss Hippy was heel voorzichtig in de keuze van haar huurders en deze waren door het lange samenwonen zoo vertrouwd met elkaar, dat ze er niet aan dachten tijdens hun af wezigheid hun deuren voor elkaar te sluiten. Toen O'Malley tegen kwart over elf zijn woning bereikte stond zyn hospita hem in de hall op te wachten „Wat jammer, mynheer O'Malley" begroet te zy hem. ..dat u niet even eerder bent ge komen Een jonge dame heeft hier wel een half uur op u zitten wachten. Ik maakte het haar hier beneden zoo goed mogelijk naar den zinhet was zoo 'n allerliefst meisje, maar een paar minuten geleden is ze heengegaan. Het scheen haar erg te spy ten dat ze u niet kon spreken" Zoo goed als hij kon verborg O'Malley zijn verwondering en teleurstelling onder een vriendelijken glimlach. „En hoe heette die jongedame, miss Hippy?" „Ze verdween plotseling terwijl ik even naar mijn slaapkamer was gegaan en haar hier in de voorkamer had achtergelaten. Zonder iets te zeggen, anders had ik haar natuurlijk haar naam wel gevraagd. Ik hoorde de voor deur dichtslaan, ging kijken, maar weg was ze" „Heeft ze geen kaartje laten liggen of zoo iets?" „Niets! Ik had haar verteld dat u altyd tegen half twaalf thuis kwam, maar het wach ten begon haar zeker te vervelen". O'Malley maakte een gebaar van berusting, hoewel dat allesbehalve met zijn gemoedstoe stand in overeenstemming was. ,Ik dank u wel, miss Hippy. Ik hoop, dat er niets bijzonders is en het spijt me, dat u er zich voor hebt moeten öerangeeren". Na een paar beleefdheidsfraces van beide kanten wenschte O'Malley haar welterusten, doch zoodra haar deur zich achter hem sloot, vloog hij de trappen op naar boven. Zijn deur was dicht, maar niet op slot; in den zelfden toestand dus als toen hy was gegaan. Hij ging zyn zitkamer binnen, gooide zijn hoed op een stoel en sloot de deur. Daar na bleef hy stokstijf staan, alsof hy iets vreemds opmerkte. Als men van buiten komt neemt men altijd de eigenaardige geur waar, die karakteristiek is voor ieder kamer en O'Malley kende de typische lucht van déze kamer uit duizen den de reuk van pyptabaK en van een haard vuur domineerden daarin. Maar nu speurde zijn scherp reukzintuig een geur die hier nooit voorkwam. Hij draaide de lichten in zijn zitkamer op, liep door naar de slaapkamer, waar hij het zelfde deed en zette zyn onderzoekingstocht voort in de badkamer. Er viel in geen var, drieën iets te ontdekken dat niet in den haak was, maar die fyne, zwakke geur hing ook in zijn slaapkamer. Op zijn teenen sloop hij naar laatstge noemd vertrek terug, ging zachtjes op zijn diepe kleerkast toe en rukte de deur daarvar onverhoeds open. Daarbinnen hoorde hij eer verschrikte kreet en zag een plotselinge be weging. O'Malley deed een stap terzyde en uit de kast kwam het meisje te voorschijn, dat hij dien avond ter hulp gekomen was. Toen had diezelfde geur de geur van een fijne, dure parfum hem getroffen, hoewel hij zich dil nu pas realiseerde. Onwillekeurig moest hij lachen, toen hy zag dat ze in haar uitge strekte rechterhand een groote revolver had waarmee zij hem vastberaden bedeigde. „Handen omhoog!", beet ze hem toe, maai de stem was veel minder vast dan de hand en de jonge Ier voelde bij intuitie dat het meisje inwendig even angstig voor hem was als voor het moorddage wapen, waarvan de haan niet eens overgehaald was. Hij bleei dus rechtoop staan, strekte zyn hand naai de revolver uit en legde die kalm op den loop Met een onthutste zucht trachtte het meisje hem met haar andere hand tegen te houden doch hy duwde de loop zachtjes omhoog en begon daarop het wapen omzichtig maar be slist uit haar hand te wringen. Na een mo ment van vruchteloozen weerstand liet ze het met een kreet los en hield haar handen op den rug. O'Malley stak vervolgens de revolver in zyn zak en vroeg geamuseerd: „Zou u niet liever naar de voorkamer wil len gaan en even uitrusten?" Even staarde het meisje hem aan .daarna maakte ze een onwillekeurige beweging in de richting van de deur. O'Malley ging voor haar uit den weg. (Wordt vervolgd). Hoornsche bollen werden mr. Van Lanschot, den burgemeester van Den Bosch aangeboden, toen deze Woens dag een bezoek bracht aan de fokvee- tentoonstelling te Hoorn De Nederlandsche athleten, die aan het internationaal athletiekfeest te Oslo deelnemen, zijn Woensdag van Schip hol per vliegtuig derwaarts vertrokken Het nieuwe Duitsche luchtschip „LZ 130" is gereed. De laatste controle-werkzaamheden voor de eerste proefvlucht. Het gevaarte is 245 meter lang en heeft een gas-inhoud van niet minder dan 200.000 kubieke meter Een hevige brand heeft de Teolin-fabrleken te Breda verwoest - De ruïne van de geheel uitgebrande expeditie en opslagplaatsen De fundeering wordt gelegd voor het gebouw, waarin te Delft de afdeeling Chemie der Techni sche Hoogeschool gevestigd zal worden De fokvee-tenioonstelling te Hoorn genoot Woensdag de eer van het bezoek van den burgemeester van Den Bosch, mr. F. van Lanschot Jhr. L. E. M. von Fisenne, vertegenwoordiger van den commissaris der Koningin in Zuid Holland, heeft Woensdag de nieuwe hefbrug oyer de Gouwe te Alphen aan den Rijn officieel voor het verkeer opengesteld In de Prinsenkapel van de Groote Kerk te Breda, waarin zich de grafkelder van het huis Oranje Nassau bevindt, zijn Woensdag de kisten met het stoffelijk overschot van Anna van Egmond en haar dochtertje Maria opnieuw bijgezet Minister-president dr. H. Colijn en echtgenoote temidden der Indische vorsten, wien Woensdagavond door de Neder landsche regeering in de Ridderzaal te Den Haag een diner werd aangeboden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 14